Regeling vervallen per 01-01-2020

Reisregeling 1996

Geldend van 11-08-2016 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Reisregeling 1996

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    ambtenaren:

  • 2.

    dienstreis:

    • a.

      voor de toepassing van artikel 10 (verblijfskosten binnenland): een opgedragen verplaatsing buiten de plaats van tewerkstelling, dan wel buiten het voor hem geldende rayon;

    • b.

      voor de toepassing van de artikelen 6 en 8 (reiskosten binnenland): elke opgedragen verplaatsing buiten dan wel binnen de plaats van tewerkstelling;

    • c.

      voor de toepassing van artikel 12 en 16 (reis- en verblijfskosten buitenland): een opgedragen verplaatsing in verband met het verrichten van werkzaamheden buiten Nederland alsmede het hiermee verband houdende verblijf, met uitzondering van de reis die in Nederland is begonnen en waarbij het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is of waarbij de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland.

Artikel 2

Degene, die in het kader van werkgelegenheidsbeleid door de gemeente wordt ingeleend, krijgt bij dienstreizen een vergoeding gegeven naar de normen van dit besluit. De voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de plaats van tewerkstelling het beginpunt en het eindpunt is van de dienstreis.

Paragraaf 2 Reis- en verblijfskosten binnenland

Artikel 4

  • 1. De klasse, waarin de ambtenaar bij dienstreizen gerechtigd is voor rekening van de gemeente te reizen met een openbaar vervoermiddel, is eerste klasse.

  • 2. De vergoeding strekt zich mede uit tot de kosten van vervoer van reis- en dienstbenodigdheden.

Artikel 5

Het gebruik tegen vergoeding van een eigen motorvoertuig of bromfiets, mag slechts geschieden, indien de dienstreizen, die hiermee worden ondernomen, naar het oordeel van het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college, niet of niet op doelmatige wijze met openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht.

Artikel 6

  • 1. De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig bedraagt € 0,28 netto per netto afgelegde kilometer.

  • 2. Medewerkers, van wie het dagelijks werkgebied de gemeentegrens overschrijdt en voor medewerkers van wie de aanstelling een werkgebied omvat dat de gemeentegrens overschrijdt zullen voor het gebruik van een eigen motorvoertuig een extra vergoeding ontvangen, zodanig dat de totale vergoeding resulteert in € 0,37 netto per afgelegde kilometer.

  • 3. De vergoeding voor het gebruik van een eigen bromfiets bedraagt € 0,28 netto per afgelegde kilometer.

Artikel 7

  • 1. Voor dienstreizen kan een dienstauto ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Bij gebruik van een dienstauto voor dienstreizen worden de parkeer-, veer- en tolgelden vergoed.

Artikel 8

Voor dienstreizen per fiets dient in principe gebruik te worden gemaakt van een dienstfiets. Indien deze niet beschikbaar is bedraagt de vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets € 0,09 netto per afgelegde kilometer. De kosten van stalling worden vergoed, zowel bij gebruik van een eigen fiets als van een dienstfiets.

Artikel 9

Indien het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college van oordeel is dat het dienstbelang er mee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de aan dat taxigebruik verbonden kosten volledig vergoed.

Artikel 10

  • 1. De vergoeding wegens verblijfkosten voor dienstreizen met een duur van tenminste vier uren omvat voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van € 4,66 voor kleine uitgaven (dagcomponent) alsmede een bedrag van € 13,91 voor kleine uitgaven ’s avonds (avondcomponent) vermeerderd met:

    • a.

      € 14,62 voor een lunch (lunchcomponent);

    • b.

      € 22,12 voor een avondmaaltijd (dinercomponent);

    • c.

      € 90,14voor logies (logiescomponent);

    • d.

      € 8,80 voor een ontbijt (ontbijtcomponent).

  • 2. De aanspraak op de onder het eerste lid onder a, b, c en d bedoelde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daartoe bestemde gelegenheid.

  • 3. Bij aansluitende dienstreizen kan de avondcomponent als bedoeld in het eerste lid niet langer dan voor de eerste acht avonden worden toegekend. Voor ieder volgend etmaal dat binnen de dienstreizen valt, wordt het bedrag van de avondcomponent gehalveerd.

  • 4. Voor een resterend gedeelte van een etmaal dan wel voor een incidentele dienstreis van kortere duur dan een etmaal worden de uit te keren bedragen voor verblijfkosten berekend overeenkomstig het eerste, het tweede en het derde lid, met dien verstande dat:

    • a.

      de dagcomponent slechts wordt toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat ten minste 4 uren in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • b.

      de avondcomponent en de ontbijtcomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat een overnachting in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

    • c.

      de lunchcomponent respectievelijk de dinercomponent slechts wordt toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat de tijd tussen 12.00 uur en 14.00 uur respectievelijk tussen 18.00 uur en 21.00 uur geheel in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt.

  • 5. Wanneer de werkelijke verblijfkosten lager zijn dan de geldende normvergoeding wordt het lagere bedrag toegekend.

Artikel 11

De bedragen genoemd in de artikelen 6, 8 en 10 van dit reglement zullen jaarlijks automatisch worden aangepast aan de bedragen, genoemd in de artikelen 2, 4 en 5 van de Reisregeling binnenland van het Rijk en als bijlage bij dit Reisreglement worden opgenomen.

Paragraaf 3 Reis- en verblijfskosten buitenland

Artikel 12

  • 1. Vergoed worden de kosten die gemaakt zijn voor openbaar vervoer, vliegreizen en bootreizen.

  • 2. Voor reizen per trein mag gebruik worden gemaakt van de eerste klasse, voor reizen per vliegtuig komt reizen in de eerste klasse, of een daarmee vergelijkbare klasse, niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. De volgende kosten worden eveneens vergoed:

    • a.

      Kosten van vervoer van het station, de haven of het vliegveld van aankomst naar de plaats van bestemming op de heenreis en de terugreis

    • b.

      Kosten van luchthavenrechten

    • c.

      Kosten voor een kruier.

Artikel 13

Het gebruik tegen vergoeding van een eigen motorvoertuig in het buitenland mag slechts geschieden, indien de dienstreizen, die hiermee worden ondernomen, naar het oordeel van het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college, niet of niet op doelmatige wijze met openbare middelen van vervoer kunnen worden verricht. Artikel 6 wordt overeenkomstig toegepast.

Artikel 14

Indien voor een binnen Nederland verlopen gedeelte van de dienstreis dat aansluit op een reisgedeelte per openbaar vervoer, vliegtuig, of boot naar het oordeel van het afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college gebruik gemaakt wordt van een eigen motorvoertuig, wordt artikel 6 overeenkomstig toegepast.

Artikel 15

Indien naar het oordeel van de afdelingshoofd, dan wel de concerndirecteur, namens het college het dienstbelang ermee is gebaat dat tijdens een dienstreis gebruik wordt gemaakt van een gehuurd vervoermiddel of een taxi, worden de aan dat gebruik verbonden kosten volledig vergoed.

Artikel 16

  • 1. Voor de berekening van de vergoeding voor verblijfskosten wordt uitgegaan van de in de bijlage van de Reisregeling Buitenland van het Rijk opgenomen tarieflijst (Tarieflijst logies- en overige kosten bij dienstreizen buitenland) voor de verschillende gebieden waarin wordt gereisd, met dien verstande dat voor een binnen het Europees deel van Nederland verlopend gedeelte van een dienstreis van vier uur of langer dat aansluit op een reis of reisgedeelte per vliegtuig of boot, artikel 10 overeenkomstig wordt toegepast.

  • 2. De vergoeding voor verblijftkosten bestaat uit:

    • a.

      Een vergoeding voor kleine uitgaven (urencomponent) ter grootte van 1,5 procent van het bedrag voor overige kosten opgenomen in de tarieflijst, voor ieder uur dat de dienstreis duurt;

    • b.

      Een vergoeding van de werkelijk gemaakte logieskosten (logiescomponent) tot maximaal per overnachting het daarvoor opgenomen bedrag in de tarieflijst, met dien verstande dat indien niet een bewijsstuk kan worden overlegd een bedrag wordt vergoed van € 11,34 per overnachting tot een maximum van vier overnachtingen per dienstreis;

    • c.

      Een ontbijtvergoeding ter grootte van 12 procent van het bedrag voor overige kosten opgenomen in tarieflijst;

    • d.

      Een lunchvergoeding (lunchcomponent) ter grootte van 20 procent van het bedrag voor overige kosten in de tarieflijst;

    • e.

      Een dinervergoeding (dinercomponent) ter grootte van 32 procent van het bedrag voor overige kosten in de tarieflijst.

  • 3. De aanspraak op de onder de in het tweede lid onder c, d en e bedoelde vergoedingen bestaat slechts voor zover het verkrijgen van een ontbijt, lunch respectievelijk diner kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid.

  • 4. Indien een bewijsstuk voor logies en ontbijt wordt overgelegd waaruit niet blijkt welk deel van de kosten voor logies en welk deel van de kosten voor ontbijt zijn gemaakt, worden de op het bewijsstuk vermelde kosten vergoed, voor zover deze niet meer bedragen dan de som van de vergoedingen genoemd in het tweede lid onder b en c.

Artikel 17

De in verband met een dienstreis gemaakte kosten voor interlokale en internationale telefoongesprekken ten behoeve van dienstdoeleinden alsmede de noodzakelijk gemaakte kosten voor vaccinatie, een cursus, representatie en voor inschrijving voor een conferentie worden op basis van overgelegde bewijsstukken volledig vergoed.

Artikel 18

De bijlage genoemd in artikel 16, eerste lid, van dit reglement zal halfjaarlijks worden aangepast door het Rijk en als bijlage bij dit Reisreglement worden opgenomen.

Paragraaf 4 Overige en slotbepalingen

Artikel 19

Op aanvraag van de ambtenaar kan hem een voorschot worden verleend tot ten hoogste het bedrag dat naar schatting overeenkomstig de bepalingen van dit besluit in rekening zal mogen worden gebracht ter zake van één of meer dienstreizen.

Artikel 20

Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft, wordt de declaratie ingediend, onder overlegging van de vereiste bewijsstukken.

Artikel 21

Het college is bevoegd te beslissen, in afwijking van het in dit reglement bepaalde in die gevallen, waarin deze regeling naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorziet.

Artikel 22

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Reisregeling 1996’ en treedt in werking op de dag volgende op die van bekendmaking.

  • 2. Op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit vervallen:

    'Het Gemeentelijk Reisbesluit 1971' d.d. 4 augustus 1971, nr. 15877 PZ, sedertdien gewijzigd;

    ‘De regeling voor de toekenning van een vergoeding aan personeelsleden voor het gebruik van een eigen rijwiel ten behoeve van de dienst’ d.d. 26 september 1975, nr. 23.192, sedertdien gewijzigd;

    ‘De regeling voor de toekenning van een vergoeding aan ambtenaren voor het gebruik van eigen bromfiets ten behoeve van de dienst’ d.d. 26 september 1975, nr. 23.193, sedertdien gewijzigd en ‘Het reglement autovergoedingen’ d.d. 10 oktober 1980, nr. 23012 PZ.

Ondertekening

Vastgesteld bij B&W-besluit d.d. 5 december 1995. Datum bekendmaking: 26 juni 1996. Datum inwerkingtreding: 27 juni 1996. Gemeenteblad 2003-02.

Reisregeling 1996

Overzicht wijzigingen vanaf 5 december 1995.

Vastgesteld bij B&W-besluit d.d. 5 december 1995.

Datum bekendmaking: 26 juni 1996.

Datum inwerkingtreding: 27 juni 1996.

Gemeenteblad 2003-02

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2004.

Gemeenteblad 2004-08

Laatstelijk gewijzigd bij collegebesluit d.d. 21 december 2004, nr. 6e.

Wijziging in artikel 6.

Datum bekendmaking: 11 februari 2005.

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2004.

Gemeenteblad 2005-11

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2005. 

 

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2006. 

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2007.

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2008.

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2009.

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2010.

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2011.

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2012.

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2013.

 

Datum inwerkingtreding 1 januari 2014.

 

Laatstelijk gewijzigd bij collegebesluit: 10 februari 2015, nr. 3d.

Datum bekendmaking: 21 mei 2015.

Datum inwerkingtreding: 22 mei 2015 en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Gemeenteblad 2015-58

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2016.