Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Parkeerbelastingen 2011

Geldend van 25-02-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2011

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2010, (GR 10.2464057);

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

HEEFT BESLOTEN:

de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2011 vast te stellen.

Parkeerbelastingen

Artikel 1

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Begripsomschrijvingen

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren : het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder : degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stbl. 1935, 554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur : parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

  • d.

    artsenplaats : Een aan één of meerdere artsen specifiek toegewezen plaats volgens art. 3, lid 3 sub f van de parkeerverordening. Deze plaats wordt aangeduid door middel van het bord E09 uit bijlage I van het RVV 1990 met op het onderbord aangegeven het kenteken.

  • e.

    GPP : Gehandicapten ParkeerPlaats.

    Een aan een gehandicapte specifiek toegewezen plaats volgens art. 3, lid 3, sub g van de parkeerverordening.

    Deze plaats wordt aangeduid door middel van het bord E06 uit bijlage I van het RVV 1990 met op het onderbord aangegeven het kenteken.

Belastingplicht

Artikel 3

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

      • 3.

        De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

      • 4.

        De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld

Artikel 4

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren indien wordt geheven door middel van het inbellen bij de centrale computer van het bedrijf waarmee de gemeente Groningen een overeenkomst heeft gesloten voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Tarief, tijd en maatstaf van heffing

Artikel 5

Het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2011.

Wijze van heffing en termijn van betaling

Artikel 6

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het inbellen bij de centrale computer van het bedrijf waarmee de gemeente Groningen een overeenkomst heeft gesloten voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Ontheffing van parkeerbelasting

Artikel 7

  • 1. Indien de belastingplicht, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, in de loop van het jaar waarvoor de vergunning is verleend eindigt, wordt op aanvraag ontheffing verleend over de nog niet ingetreden volle kwartalen waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 2. Terugbetaling van reeds betaalde belastingsommen geschiedt vanaf € 10.

Vrijstelling gehandicapten

Artikel 7a

Houders van een geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart, landelijke invalidenparkeerkaart (zowel voor bestuurders als passagiers), gewestelijke invalidenparkeerkaart of buitenlandse invalidenparkeerkaart zijn vrijgesteld mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde, in combinatie met een parkeerschijf waarop de aankomsttijd is ingesteld, op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dienen de vergunning en de parkeerschijf op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht.

Bevoegdheid tot naheffingsaanslag, wielklem en wegsleepregeling

Artikel 8

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 1, onder deel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Kosten

Artikel 9

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, bedragen € 52.

Kwijtschelding

Artikel 10

Bij invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 11

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Inwerkingtreding en citeertitel

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 12

  • 1. De ‘Verordening parkeerbelastingen’ van 26 juni 1991, nr. 18, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 27 januari 2010, nr. 9b, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2011’.

Ondertekening

Gedaan te Groningen ter openbare raadsvergadering van 15 december 2010.
 
 
De griffier,                                                        De voorzitter,
 
 
 
 
mr. L.A.M. (Leo) Aarden.                                    dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.

De tarieventabel, als bedoeld in artikel 5 van de verordening parkeerbelastingen

De tarieventabel, als bedoeld in artikel 5 van de verordening parkeerbelastigen