Regeling vervallen per 01-01-2015

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren (4.26)

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2014

Intitulé

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren (4.26)

Onderwerp: Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren

Samenvatting

Deze verordening bevat regels over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand en misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren.

De gemeenteraad van Haaksbergen;

voorstel van het college van: 17 november 2009

wettelijke basis: bepalingen van de Wet werk en bijstand (artikel 8a) en de Wet investeren in jongeren (artikel 12), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Begrippen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wwb: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    Abw: Algemene bijstandswet;

  • c.

    algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • d.

    bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wwb;

  • e.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen;

  • g.

    belanghebbende: persoon die bijstand heeft aanvraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gehuwde betreft, wordt onder belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan;

  • h.

    WIJ: Wet investeren in jongeren.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Voorlichting, communicatie en controle bij aanvraag.

Artikel 2

  • 1.

    Het college stelt periodiek een beleidsplan vast over Hoogwaardig Handhaven waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel van dit laatstgenoemde beleidsplan zijn de relevante deelplannen. Daarin wordt vastgelegd hoe het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden.

  • 2.

    Het beleidsplan Hoogwaardig Handhaven is ook van toepassing op jongeren die een voorziening hebben of hebben gehad op grond van de WIJ.

Validering van gegevens

Artikel 3

Het college voert bij de aanvraag bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Op grond hiervan kunnen bijstandsuitkeringen na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.

Hoofdstuk 3 Terugvordering

Terugvordering

Artikel 4

  • 1.

    Het college vordert de kosten van bijstand of de inkomensvoorziening boven een nader door het college vast te stellen bedrag terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de Wwb en de artikelen 54 en 55 van de WIJ zijn aangegeven, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2.

    De kosten van bijstand of een inkomensvoorziening onder het in het eerste lid bedoelde bedrag worden wel teruggevorderd indien de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wwb en artikel 44, eerste lid, van de WIJ binnen een periode van twaalf maanden meer dan één keer niet is nagekomen.

  • 3.

    Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels en beleidsregels (bijgevoegd) vast omtrent de terugvordering van brutokosten van bijstand, kosten van invordering en wettelijke rente.

Invordering en kwijtschelding

Artikel 5

  • 1.

    Het college stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand optimaal in te vorderen, voorzover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet.

  • 2.

    Het college kan besluiten om van gehele of gedeeltelijke (verdere) invordering af te zien indien de belanghebbende:

    • a.

      een minnelijke regeling analoog aan de Wet schuldsanering natuurlijke personen heeft getroffen;

    • b.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • c.

      gedurende vijf jaar weliswaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog uit eigener beweging binnen die periode heeft betaald;

    • d.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

    • e.

      een voor het college acceptabel voorstel tot afkoop doet;

    • f.

      een beroep doet op de aanwezigheid van dringende redenen en dit beroep door het college is gehonoreerd.

  • 3.

    De in het tweede lid, onder ben c,genoemde termijn is drie jaar indien de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wwb en artikel 44, eerste lid, van de WIJ.

  • 4.

    Het college stelt voorwaarden aan de kwijtschelding, zoals bedoeld in het tweede lid, onder atot en met f. Deze voorwaarden worden in beleidsregels of interne richtlijnen nader uitgewerkt.

  • 5.

    Het college ziet niet af van (verdere) invordering indien de terugvordering meer dan één keer het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wwb en artikel 44, eerste lid, van de WIJ.

  • 6.

    Het college stelt in een heronderzoeksplan of controleplan criteria vast voor categorieën van vorderingen, personen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek op vorderingen.

Hoofdstuk 4 Controle

Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand of van de voorzieningen op grond van de WIJ

Artikel 6

  • 1.

    Het college voert (her)onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren, alsmede onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering binnen door het college nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 2.

    Het college voert (her)onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de voorziening op grond van de WIJ te controleren, alsmede onderzoeken naar de reden van beëindiging van de voorziening op grond van de WIJ binnen door het college nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de voorziening op grond van de WIJ en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Controlemiddelen

Artikel 7

  • 1.

    In het beleidsplan Hoogwaardig Handhaven en de relevante deelplannen beschrijft het college ten minste de wijze van controle, de handelwijze bij inconsistenties alsmede het gebruik van risicoprofielen bij de beoordeling van inlichtingen die door belanghebbende zijn verstrekt.

  • 2.

    Het college maakt ter controle voorts gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voorkomen.

  • 3.

    Het college onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.

Hoofdstuk 5 Gevolgen bij fraude

Verlaging van de uitkering

Artikel 8

Vervallen

Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Artikel 9

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de Wwb of artikel 41, eerste lid, van de WIJ leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Hardheidsclausule

Artikel 10

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Inwerkingtreding

Artikel 11

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 2.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 21 maart 2007vastgestelde Handhavingsverordening Wet werk en bijstand ingetrokken.

Citeertitel

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als Handhavingsverordening WWB en WIJ.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2009

mr. G. Raaben drs. K.B. Loohuis

griffier voorzitter

Toelichting op de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren

Algemeen

In de Wet werk en bijstand (Wwb) is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die gelden in de huidige Algemene bijstandswet (Abw), losgelaten en omgezet in een “kanbepaling”. Hiermee krijgt de gemeente de bevoegdheid om haar eigen regels te bepalen omtrent handhaving.

De raad stelt op hoofdlijnen het beleid rond handhaving vast door middel van de Handhavingverordening Wet werk en bijstand en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.

Deze verordening heeft ook betrekking op handhaving volgens de WIJ.

De verordening sluit zoveel mogelijk aan op de huidige wet en gemeentelijk beleid. Bij het bepalen van de beleidsregels en in de beleidsnotitie Hoogwaardig Handhaven 2004 zal een verdieping plaatsvinden van de verordening, die zal zijn toegespitst op een sluitende aanpak van fraude.

In deze toelichting wordt per hoofdstuk nader ingegaan op de Handhavingverordening WWB en WIJ.

Hoofdstuk 2

Dit hoofdstukgaat over fraudepreventie. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op bijstand. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte in de bijstand komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de dienst.

Controle op de aanvraag wordt onder andere vorm gegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)-net, waarin actuele gegevens staan van potentiële klanten met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.

Nieuw is het gebruik van risicoprofielen. Aan de hand hiervan kan beter worden ingeschat of een klant fraudegevoelig is. In het beleidsplan Hoogwaardig Handhaven en de daarbij behorende deelplannen wordt nader invulling gegeven aan het gebruik van risicoprofielen.

Hoofdstuk 3

Dit hoofdstuk bepaalt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand of een inkomensvoorziening terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag. Hier wijzigt niets ten opzichte van de huidige situatie. De toevoeging bij artikel 4, eerste lid, is opgenomen omdat het principe om, daar waar mogelijk, tot terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is de desbetreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen omtrent verjaring in het Burgerlijk Wetboek (BW) of de bepalingen rond het wettelijke traject van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Deze opsomming is echter niet limitatief, en aangezien toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen, is gekozen voor een algemene formulering.

De zogenaamde dringende reden om af te zien van terugvordering is gelegen in de immateriële omstandigheden van de debiteur, bijvoorbeeld als terugvordering of verhaal tot onaanvaardbare consequenties zou leiden, in relatie tot de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de belanghebbende.

Dit hoofdstuk regelt ook de wijze van incasso. Regel is dat het optimale wordt gedaan om in te vorderen. Het incassobeleid kan in beleidsregels nader worden vormgegeven. Ook kunnen daarbij voorwaarden voor kwijtschelding worden aangegeven.

Dit hoofdstuk bepaalt ten slotte de mogelijkheid om kosten die verbonden zijn aan incasso, terug te vorderen, alsook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt verhoogd bij wanbetaling.

In beleidsregels kunnen deze kosten en rente worden vastgelegd.

Reeds afgedragen belastingen over de bijstand of inkomensvoorziening en betaalde ziekenfondspremies worden eveneens teruggevorderd.

Hoofdstuk 4

Dit gaat over de controle tijdens de bijstandsuitkering of de voorziening op grond van de WIJ en na de beëindiging. In het controleplan van de afdeling zullen de termijnen waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht en de voorwaarden waaronder, worden beschreven.

Verder bepaalt dit hoofdstuk de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkering. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen met de belastingen en het Inlichtingenbureau. Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Zodoende kunnen voor de koppeling klanten worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel.

Hoofdstuk 5

Artikel 6 is vervallen omdat de Afstemmingsverordening en de Afstemmingsverordening WIJ dit regelen.

Artikel 7 regelt dat aangifte van fraude wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte worden afgestemd met het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 6

Dit hoofdstuk geeft de slotbepalingen weer.