Verordening vertegenwoordiging van gemeente in besturen

Geldend van 21-03-1991 t/m heden

Intitulé

Verordening vertegenwoordiging van gemeente in besturen

Verordening vertegenwoordiging van gemeente in besturen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een bestuur: het bestuur van een openbaar lichaam of een gemeenschappelijk orgaan van een gemeenschappelijke regeling, van een vennootschap, vereniging, stichting of een andere rechtspersoon danwel een raad of een commissie, waarin een vertegenwoordiger door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is benoemd.

Artikel 2

Bepalingen uit deze verordening zijn niet van toepassing indien respectievelijk voor zover in een gemeenschappelijke regeling over de informatie- en verantwoordingsplicht en het terugroepingsrecht afwijkende voorschriften zijn opgenomen.

Artikel 3

  • 1. Voor zover niet anders bepaald wordt een vertegenwoordiger benoemd voor een periode welke overeenkomt met de zittingsperiode van de gemeenteraad. Hij die tussentijds ophoudt raadslid te zijn, verliest daarmee ook zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger. Voor ambtenaren geldt bovendien dat wanneer hun dienstverband eindigt daarmee ook hun bestuurslidmaatschap eindigt.

  • 2. De vertegenwoordiger die een buiten de periodieke aftreding opengevallen plaats vervult, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou moeten aftreden.

Artikel 4

  • 1. Een vertegenwoordiger zal de gemeenteraad regelmatig ongevraagd informeren over het door hem ingenomen standpunt in een bestuur en de besluiten van dat bestuur.

  • 2. De informatie wordt verschaft aan de betrokken commissie van advies en bijstand.

  • 3. De vertegenwoordiger kan daarbij verzocht worden bepaalde stukken aan de commissie ter kennisneming te overleggen.

Artikel 5

  • 1. Ieder lid van de gemeenteraad kan een vertegenwoordiger van de gemeente schriftelijk vragen stellen over het standpunt dat deze inneemt of heeft ingenomen in een bestuur en over het functioneren van het bestuur waarin hij zitting heeft.

  • 2. Deze vragen worden schriftelijk bij de voorzitter van de betrokken commissie voor advies en bijstand ingediend, die deze vervolgens aan de vertegenwoordiger ter beantwoording toestuurt.

  • 3. De vragen worden met de antwoorden door de voorzitter aan de leden van de betrokken commissie meegedeeld.

  • 4. De vragensteller wordt tenslotte door de voorzitter van de antwoorden en het standpunt van de commissie op de hoogte gesteld.

Artikel 6

  • 1. Indien een lid van de gemeenteraad graag mondelinge informatie of een toelichting wil over een door een vertegenwoordiger in het bestuur ingenomen standpunt, kan hij de voorzitter van de betrokken commissie een verzoek doen dit op de agenda van de (eerstvolgende) commissievergadering te laten plaatsen.

  • 2. Dit geldt ook wanneer een lid van de gemeenteraad meent dat er aanleiding is om een vertegenwoordiger ter verantwoording te roepen.

  • 3. In beide gevallen geeft de verzoeker aan de voorzitter van de commissie schriftelijk op welke vragen hij wil stellen. De voorzitter stelt de andere commissieleden hiervan in kennis.

  • 4. Afhankelijk van het gewicht van het onderwerp kan de mondelinge informatie, toelichting of verantwoording in een vergadering van de gemeenteraad verschaft c.q. afgelegd worden.

Artikel 7

  • 1. Wanneer een vertegenwoordiger door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester is benoemd, worden inlichtingen ook aan hen verstrekt. In dat geval kunnen ook zij zo nodig de vertegenwoordiger vragen verantwoording af te leggen.

  • 2. De gevraagde informatie wordt in principe schriftelijk gegeven. Het college danwel de burgemeester kan ook beslissen dat een vertegenwoordiger in een vergadering van het college danwel in een vergadering van de betrokken commissie de toelichting geeft danwel verantwoording aflegt.

Artikel 8

  • 1. De bestuursorganen van de gemeente die de vertegenwoordiger in een bestuur hebben aangewezen, zijn bevoegd de vertegenwoordiger van de gemeente ontslag te verlenen indien hij het vertrouwen van de aanwijzende instantie niet meer bezit.

  • 2. Een vertegenwoordiger van de gemeente in een ander bestuur dan bedoeld in het eerste lid, legt zijn bestuursfunctie neer indien de organen die hem hebben aangewezen, voorgedragen of aanbevolen het vertrouwen in zijn functioneren hebben opgezegd, voor zover het orgaan niet de bevoegdheid toekomt hem te ontslaan.

  • 3. Een voorstel tot ontslag of tot het opzeggen van het vertrouwen kan gedaan worden door een of meer leden van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • 4. Dit voorstel wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de voorzitter van de raad. De betrokken vertegenwoordiger wordt in de gelegenheid gesteld in de commissie van advies en bijstand danwel in de raad zijn standpunt ten aanzien van het voorstel naar voren te brengen.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van zijn afkondiging.

Toelichting

Algemeen In zijn algemeenheid zij opgemerkt dat de informatie- en verantwoordingsplicht op grond van de Wgr ingewikkeld in elkaar steekt.

Er kunnen de volgende verschillende informatiestromen onderscheiden worden:

binnen de gemeenschappelijke regeling zelf:

Het D.B. (ook ieder D.B.-lid individueel) informeert het A.B.,

van gemeenschappelijke regeling naar de deelnemende gemeenten

  • -

    ieder individueel A.B.-lid informeert de eigen gemeente die hem heeft afgevaardigd (artikel 16, eerste lid)

  • -

    het bestuur van de gemeenschappelijke regeling informeert de deelnemende gemeenten (zowel A.B. als D.B., maar alleen als organen in hun geheel)

en de volgende verantwoordingslijnen:

binnen de gemeenschappelijke regeling:

-van D.B. in zijn geheel en ieder D.B.-lid individueel aan het A.B. (artikel 16, tweede lid)

naar de deelnemende gemeenten:

-ieder A.B.-lid individueel aan de eigen gemeente (artikel 16, derde lid)

Schematisch weergegeven, geldt zowel voor informatie als verantwoording:

DB-leden ---- AB-leden

gemeenten

Bovenstaande leidt tot de conclusie dat D.B.-leden noch individueel informatie hoeven te verschaffen noch ter verantwoording kunnen worden geroepen bij de afvaardigende gemeente. In het geval van het Gewest Zuid-Kennemerland wordt het politieke verantwoording afleggen in de gewest-fracties dus niet nog eens overgedaan in de eigen gemeenteraad.

Bovendien bestaan er voor de raad de volgende andere wettelijk vastgelegde controlemogelijkheden, die onverkort van toepassing zijn naast deze verordening.

  • -

    Recht van interpellatie (van collegeleden) op grond van artikel 129 Gemeentewet.

  • -

    Het tussentijds ontslaan van wethouders op grond van artikel 87a van de Gemeentewet.

  • -

    Artikel 46 van het Reglement van Orde van de gemeente Haarlem kent een schriftelijk vragenrecht van raadsleden aan burgemeester en wethouders.

Het betreft hier enkel rechten van raadsleden ten opzichte van collegeleden. Deze regelingen voorzien niet in de controlemogelijkheden van raadsleden ten opzichte van elkaar. Daar voorziet deze vertegenwoordigingsverordening wel in.

Met de term openbaar lichaam in artikel 1 wordt gedoeld op de publiekrechtelijke rechtspersoon. Immers, verenigingen, stichtingen etc. zijn privaatrechtelijke rechtspersonen.

Het openbaar lichaam kent een algemeen en een dagelijks bestuur.

Ten aanzien van privaatrechtelijke besturen is het zinvol de volgende nuancering aan te brengen.

De verordening geldt niet of slechts ten dele wanneer, door het strikt vasthouden aan de regels van de verordening, het functioneren van een vertegenwoordiger in een bestuur van een privaatrechtelijke organisatie onmogelijk wordt gemaakt.

Artikel 2

Hierin wordt duidelijk gemaakt dat indien een gemeenschappelijke regeling regels stelt ten aanzien van informatie- en verantwoordingsplicht, deze regeling boven de gemeentelijke verordening gaat. De gemeenschappelijke regeling is namelijk gebaseerd op de Wgr en is daarom een hogere wettelijke regeling dan de gemeentelijke verordening.

Artikel 3

Dit artikel wil de zittingsperiode in besturen zoveel mogelijk parallel laten lopen met die van de gemeenteraad. De regel dat vertegenwoordigers die ophouden raadslid te zijn ook hun bestuurslidmaatschap verliezen, is opgenomen vanwege de besturen van privaatrechtelijke rechtspersonen. Immers uit de Wgr vloeit al voort dat alleen raadsleden deel uit kunnen maken van besturen van gemeenschappelijke regelingen. Hoewel deze regel naar privaatrechtelijke instellingen formeel moeilijk afdwingbaar zal blijken, sluit deze verordening aan bij een reeds in de gemeente Haarlem bestaand "gentlemens agreement" dat men uit een bestuur stapt als men de hoedanigheid van raadslid verliest.

Ook wordt met name gedoeld op besturen die zelf niet de eis stellen dat hun leden raadsleden moeten zijn. De gemeente vaardigt een lid echter wel op grond van die hoedanigheid af. Om te voorkomen dat bestuursleden aan kunnen blijven als bestuurslid zonder dat zij raadslid zijn en daarmee de mogelijkheid frustreren dat de gemeente Haarlem een ander raadslid in het bestuur wenst af te vaardigen, is deze voorwaarde gesteld.

Een en ander geldt voor zover mogelijk ook voor ambtenaren. Houdt hun dienstverband bij de gemeente op dan dienen zij zich terug te trekken uit het bestuur.

Tot slot zij opgemerkt dat ten aanzien van vertegenwoordigers die op persoonlijke titel in een bestuur benoemd zijn, maar waarbij hun hoedanigheid als raadslid of wethouder een rol heeft gespeeld, ervan uit gegaan wordt dat ook zij deze regels zullen toepassen.

Artikelen 4, 5 en 6

Deze artikelen vinden hun wettelijke grondslag in de artikelen 16 en volgende van de Wgr. Zij zijn in die wet opgenomen om de vergaande verzelfstandiging van een samenwerkingsverband te voorkomen. Het inlichtingenrecht van artikel 5 omvat voornamelijk het recht allerlei informatie te vragen. Het verantwoordingsrecht van artikel 6 is het recht om uitleg of verklaring te vragen van bepaalde besluiten of gedragingen.

Er wordt gekozen voor het verschaffen van informatie en het afleggen van verantwoording in de betrokken commissies voor advies en bijstand. Indien in een commissie niet alle fracties uit de gemeenteraad zijn vertegenwoordigd, zal er zorg voor gedragen moeten worden dat ook deze fracties kennis nemen van vragen en antwoorden.

Mocht de commissie tot het oordeel komen dat de voorgelegde beleidskwesties dusdanige consequenties hebben, dat niet volstaan kan worden met het op de hoogte stellen van alleen de commissie, kan zij adviseren het punt in een vergadering van de gemeenteraad aan de orde te stellen.

Op grond van artikel 16, derde lid, Wgr komt alleen aan de raad c.q. college danwel burgemeester het recht toe de vertegenwoordiger ter verantwoording te roepen. Ook in dit geval ligt eerst behandeling in de commissie voor de hand.

Artikel 7

Dit artikel vloeit voort uit artikel 18 van de Wgr.

Artikel 8

De basis van het terugroepingsrecht van artikel 8 ligt in het niet meer vertrouwen hebben in een vertegenwoordiger. Een mogelijkheid die zonder deze verordening enkel alleen voor wethouders bestaat. Het wegvallen van het vertrouwen kan veroorzaakt worden door het slechte functioneren van de vertegenwoordiger, maar ook door omstandigheden buiten de vertegenwoordiger om. Voor de teruggeroepene staat Arob-beroep op de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State open. Omdat het indienen van een bezwaarschrift bij het orgaan dat de beslissing heeft genomen weinig zinvol wordt geacht, is deze mogelijkheid door de wetgever uitgesloten.

De Afdeling zal waarschijnlijk slechts de juistheid van de gevolgde procedure toetsen en niet ingaan op de inhoud van het besluit.

Ontslag is door de wet opgenomen als mogelijkheid. Natuurlijk betreft het hier een uiterst middel.

In het vierde lid wordt er in eerste instantie voor gekozen de vertegenwoordiger ten aanzien van het besluit tot ontslag zijn standpunt in de commissie naar voren te laten brengen. Dit is minder zwaar dan hem voor de gehele raad zijn mening te laten verwoorden.

SPELREGELS VOOR VERTEGENWOORDIGERS IN BESTUREN

  • 1.

    Een vertegenwoordiger zal in het bestuur van een gemeenschappelijke regeling of in een ander bestuur de belangen behartigen van de gemeenschappelijke regeling.

  • 2.

    De behartiging van de belangen van de gemeenschappelijke regeling zal dienen te geschieden vanuit de optiek van de gemeente Haarlem.

  • 3.

    Een vertegenwoordiger stelt zo mogelijk voor de gemeente belangrijke zaken binnen de gemeenschappelijke regeling vooraf aan de orde in de betrokken commissie van advies en bijstand.

  • 4.

    De gemeenteraad zal een vertegenwoordiger geen opdrachten verstrekken.

  • 5.

    De vertegenwoordiger zal zich bij stemming in een bestuur rekenschap geven van de opvattingen van de gemeenteraad.

  • 6.

    Afhankelijk van het aantal raadsleden, dat door de gemeenteraad in een bestuur is verkozen, zal de gemeenteraad het doorklinken van een minderheidsstandpunt van de gemeenteraad in de besluitvorming binnen het bestuur respecteren.