Regeling vervallen per 09-04-2022

Referendumverordening Haarlem

Geldend van 17-04-2009 t/m 08-04-2022

Intitulé

Referendumverordening Haarlem

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een stemming waarbij kiezers zich uitspreken over een voorgenomen raadsbesluit, een genomen raadsbesluit of een ander onderwerp, dat de hele stad aangaat.

  • b.

    referendumcommissie: door de raad in te stellen commissie als bedoeld in artikel 6.

  • c.

    kiezer: degene die kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van de Haarlemse gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor leden van de gemeenteraad.

Beslissing en initiatief

Artikel 2

  • 1. De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.

  • 2. Een verzoek aan de raad om te besluiten tot het houden van een referendum kan worden gedaan door een raadslid of door een kiezer.

Afwijzingsgronden

Artikel 3

Een referendum kan niet gaan over:

  • a.

    een besluit op bezwaar of beroep;

  • b.

    een besluit tot het voeren van een rechtsgeding;

  • c.

    een besluit over persoonlijke kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen of verlening van kwijtschelding en rechtspositionele regelingen;

  • d.

    een besluit over de vaststelling van gemeentelijke tarieven of belastingen, de gemeentelijke begroting en de jaarrekening van de gemeente;

  • e.

    een besluit in het kader van deze verordening;

  • f.

    een besluit om toe te treden tot, tot wijziging van of om uit te treden uit een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • g.

    een besluit dat zijn grondslag vindt in een besluit waarover al eerder een referendum heeft plaatsgevonden of kon worden gehouden;

  • h.

    een besluit waarbij het belang van het referendum naar het oordeel van de raad niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen;

  • i.

    een besluit waarbij de raad geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft.

Artikel 4

De raad kan een inleidend verzoek als bedoeld in artikel 8 ook afwijzen indien de raad van mening is dat er dringende redenen zijn om geen referendum te houden.

Referendumcommissie

Artikel 5

  • 1. Er is een referendumcommissie.

  • 2. De commissie bestaat uit drie leden. De leden zijn geen lid van een bestuursorgaan van of ambtenaar in dienst van de gemeente Haarlem.

  • 3. De leden worden benoemd door de raad, op voordracht van het college.

  • 4. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen terstond opnieuw worden benoemd.

  • 5. Een commissielid kan te allen tijde ontslag nemen en dient daartoe een verzoek in bij de raad. Het aftredende lid blijft in functie totdat in zijn opvolging is voorzien.

  • 6. de leden van de commissie ontvangen een vergoeding conform artikel 25 van de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden, wethouders, commissieleden en fracties.

Artikel 6

De referendumcommissie heeft tot taak:

  • a.

    de raad te adviseren over de formulering van de vraagstelling;

  • b.

    de raad een voorstel te doen om regels vast te stellen voor het verlenen van subsidies aan instellingen of organisaties die campagne voeren in het kader van een referendum;

  • c.

    het budget te beheren voor subsidies ten behoeve van deze campagnes;

  • d.

    het voorlichtingsmateriaal over het referendum dat de gemeente Haarlem verspreidt, te toetsen op objectiviteit en evenwichtigheid;

  • e.

    toezicht te houden op de toepassing van deze verordening;

  • f.

    de raad te adviseren bij geschillen tussen de gemeente en de initiatiefnemers.

Procedure inleidend verzoek

Artikel 7

  • 1. Kiezers kunnen schriftelijk een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum.

  • 2. Het verzoek moet worden ondersteund door ten minste 400 kiezers.

  • 3. In het verzoek wordt ten minste vermeld:

    • a.

      om welk raadsbesluit of om welk onderwerp en bijbehorende vraagstelling het gaat;

    • b.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de indiener of indieners van het verzoek;

    • c.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de kiezers die het verzoek ondersteunen;

    • d.

      een kopie van een legitimatiebewijs van de hoofdindiener.

  • 4. Voor het indienen van het verzoek dient de verzoeker gebruik te maken van de formulieren die de gemeente hiertoe verstrekt.

  • 5. Het verzoek moet bij de voorzitter van de raad worden ingediend uiterlijk vijf werkdagen voordat de raad het besluit zal nemen dat aan een referendum zou moeten worden onderworpen, danwel, indien het om een genomen raadsbesluit gaat, uiterlijk zes weken nadat de raad het besluit heeft genomen.

Artikel 8

  • 1. Indien het verzoek betrekking heeft op een voorgenomen raadsbesluit, toetst de voorzitter van de raad het verzoek aan de artikelen 3 en 7. Hij maakt uiterlijk een dag voor de raadsvergadering zijn bevindingen aan de raad bekend.

  • 2. Indien het verzoek voldoet aan de eisen genoemd in artikel 7 en geen van de afwijzingsgronden genoemd in artikel 3 noch artikel 4 van toepassing is, besluit de raad het voorgenomen besluit ten minste twee maanden te verdagen om de verzoeker de gelegenheid te bieden een definitief verzoek tot het houden van een referendum in te dienen.

Artikel 9

  • 1. Indien het verzoek betrekking heeft op een ander onderwerp dan een voorgenomen raadsbesluit, toetst de voorzitter van de raad het verzoek aan de artikelen 3 en 7. Hij maakt zijn bevindingen aan de raad bekend uiterlijk een dag voor de eerstvolgende raadsvergadering na indiening van het verzoek.

  • 2. Indien het verzoek voldoet aan de eisen genoemd in artikel 7 en geen van de afwijzingsgronden genoemd in artikel 3 noch artikel 4 van toepassing is, besluit de raad tijdens de eerstvolgende raadsvergadering na indiening van het verzoek de verzoeker de gelegenheid te bieden een definitief verzoek tot het houden van een referendum in te dienen.

  • 3. De raad kan zijn besluit één keer verdagen tot de volgende raadsvergadering.

Procedure definitief verzoek

Artikel 10

  • 1. Binnen zes weken na bekendmaking van het besluit van de raad dat het raadsbesluit of aangedragen onderwerp referendabel is, kan de verzoeker een definitief verzoek tot het houden van een referendum indienen bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het verzoek moet worden ondersteund door ten minste 4.000 kiezers.

  • 3. In het verzoek wordt ten minste vermeld:

    • a.

      om welk raadsbesluit of om welk onderwerp en bijbehorende vraagstelling het gaat;

    • b.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de indiener of indieners van het verzoek;

    • c.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de kiezers die het verzoek ondersteunen;

  • 4. Voor het indienen van het verzoek dient de verzoeker gebruik te maken van de formulieren die de gemeente hiertoe verstrekt.

Artikel 11

  • 1. Binnen vier weken na de ontvangst van het definitieve verzoek neemt de raad hierover een besluit.

  • 2. De raad wijst het verzoek alleen af indien niet binnen de in artikel 10, eerste lid, genoemde termijn het vereiste aantal kiezers het verzoek ondersteunt.

Verzoek door een raadslid

Artikel 12

  • 1. Een raadslid dient zijn verzoek om een referendum te houden in bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Indien het beoogde referendum gaat over een te nemen raadsbesluit, wordt het verzoek ingediend uiterlijk vijf werkdagen voordat de raad het aan een referendum te onderwerpen besluit zal nemen.

  • 3. De voorzitter van de raad toetst het verzoek aan artikel 3. Hij maakt uiterlijk een dag voor de raadsvergadering zijn bevindingen aan de raad bekend.

Artikel 13

  • 1. De raad neemt een besluit over het verzoek.

  • 2. Het raadsbesluit waarover het beoogde referendum gaat, wordt zonodig aangehouden totdat het besluit op het verzoek is genomen.

Opschorting besluit of uitvoering van besluit

Artikel 14

Indien de raad heeft besloten tot het houden van een referendum, wordt het besluit waar dat referendum over gaat, danwel de uitvoering daarvan, opgeschort tot de eerstvolgende raadsvergadering na het referendum.

Het referendum

Artikel 15

  • 1. De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden.

  • 2. Het referendum wordt gehouden uiterlijk twaalf maanden nadat de raad heeft besloten dat er een referendum zal plaatsvinden.

Artikel 16

  • 1. De raad stelt het budget vast voor de organisatie van het referendum.

  • 2. De raad stelt het budget vast voor subsidies aan instellingen of organisaties die campagne voeren in het kader van het referendum.

Artikel 17

  • 1. De raad stelt ten minste twaalf weken voor het referendum op voordracht van de referendumcommissie de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Uitvoering

Artikel 18

Het college is belast met de uitvoering van het besluit tot het houden van een referendum.

Artikel 19

De bepalingen van de Kieswet over de raadsverkiezingen zijn waar mogelijk en voorzover nodig van toepassing.

Drempels

Artikel 20

  • 1. Het referendum is geldig indien ten minste 30% van de kiesgerechtigden opkomt.

  • 2. De keuzemogelijkheid die de meeste stemmen heeft gekregen, omvat de referendumuitslag.

Artikel 21

Indien het referendum geldig is, neemt de raad in zijn eerstvolgende vergadering een besluit over het onderwerp van het referendum.

Strafbepaling

Artikel 22

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    oproepingskaarten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst, met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    oproepingskaarten of volmachtbewijzen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst, of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    oproepingskaarten of volmachten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    zich door gift of belofte tot het afgeven van een volmacht om namens hem te stemmen, laat omkopen.

Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 23

Deze verordening kan worden aangehaald als Referendumverordening Haarlem.

Artikel 24

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie in de Stadskrant.

Toelichting

Inleiding

In het coalitieakkoord van 2006 is besloten dat het mogelijk moet worden in Haarlem een referendum te houden. Dit biedt de Haarlemmers een extra mogelijkheid direct invloed uit te oefenen op besluiten van de gemeente en vormt zo een aanvulling op de mogelijkheid van het burgerinitiatief. Een burgerinitiatief houdt in dat burgers een bepaald onderwerp op de agenda van de gemeenteraad kunnen zetten. Het is erop gericht dat de raad over dat onderwerp spreekt, maar resulteert niet noodzakelijk in een inhoudelijk besluit. In het geval van een referendum wordt er in elk geval een besluit genomen. De raad neemt het besluit en mag zich daarbij niet binden aan de uitslag van een referendum, maar de uitslag vormt natuurlijk wel een heel zwaarwegend ‘advies’ van de bevolking.

De regels die gelden voor het houden van een referendum en voor de organisatie ervan zijn terug te vinden in deze verordening.

Er bestaan verschillende soorten referenda, waarvoor verschillende termen worden gebruikt: raadplegend vs. raadgevend, prealabel of correctief, bindend of niet bindend….. Over die laatste tegenstelling kunnen we kort zijn: een bindend referendum is in Nederland onder de huidige grondwet niet mogelijk; leden van de gemeenteraad stemmen zonder last of ruggespraak. Juridisch afdwingbare binding is daarom niet mogelijk. Wel mag een fractie of raadslid zich ‘politiek’ verbinden aan de uitslag.

In de Haarlemse referendumverordening is ervoor gekozen dat zowel Haarlemse burgers als raadsleden het initiatief kunnen nemen om een referendum te houden. De verordening geeft aan over welke onderwerpen in elk geval geen referendum kan worden gehouden. Verder geeft de raad bij elk besluit dat hij neemt aan of hierover in principe een referendum gehouden kan worden. Een verzoek hiertoe wordt dan – mits het ondersteund wordt door voldoende mensen – in principe toegewezen. Er kunnen echter omstandigheden zijn die de raad ertoe doen besluiten toch geen referendum te houden. De gemeenteraad houdt daarover het laatste woord. De raad zal een afwijzing van het verzoek dan uiteraard wel goed moeten motiveren.

Artikelsgewijze toelichting

Begripsbepalingen

Artikel 1

Gekozen is voor referenda over onderwerpen die voor alle inwoners van belang zijn. Dus niet over een onderwerp dat speelt op het niveau van stadsdeel, wijk of buurt. Daarvoor is het referendum een te zwaar instrument.

Om te bepalen wie mogen stemmen bij een referendum is aansluiting gezocht bij de regeling rond de gemeenteraadsverkiezingen., met dien verstande dat de leeftijdseis verlaagd is naar zestien jaar.

Beslissing en initiatief

Artikel 2

Het initiatief voor een referendum kan van twee kanten komen: of van de bevolking of vanuit de raad. De raad houdt als volksvertegenwoordiging het laatste woord over de vraag of er daadwerkelijk een referendum wordt gehouden.

Afwijzingsgronden

Artikel 3

Sommige zaken zijn naar hun aard niet geschikt om aan een referendum te onderwerpen. Die zijn opgesomd in artikel 3.

Artikel 4

Ook als de uitzonderingsgronden van artikel 3 niet van toepassing zijn, kunnen er in een concreet geval omstandigheden zijn waardoor de raad van mening is dat er geen referendum moet worden gehouden. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat er om politieke redenen een te grote tijdsdruk is komen te staan om een besluit te (definitief) nemen.

Referendumcommissie

Artikelen 5 en 6

Om de objectiviteit van de vraagstelling en organisatie van een referendum te waarborgen bestaat de referendumcommissie uit externen.

De commissie adviseert de raad over hoe de vraagstelling neutraal kan worden geformuleerd. Een zorgvuldige formulering is belangrijk om te vermijden dat hierin al onbewust een stellingname verborgen zou zitten.

De commissie adviseert ook over de criteria voor het verlenen van subsidies aan instellingen of organisaties die campagne voeren in het kader van het referendum. Per referendum stelt de raad hiervoor een budget beschikbaar. De commissie ziet bovendien toe op een evenwichtige verdeling van het geld tussen voor- en tegenstanders.

Het voorlichtingsmateriaal dat de gemeente zelf verspreidt, dient objectief te zijn. De commissie houdt daar toezicht op.

Inleidend verzoek

Artikelen 7, 8 en 9

Alle ‘kiezers’ zoals gedefinieerd in deze verordening kunnen een verzoek indienen om een referendum te houden.

Een referendum organiseren is een serieuze aangelegenheid, die bovendien veel tijd en geld kost. Om te voorkomen dat er lichtvaardig van dit instrument gebruik zou worden gemaakt, moet een verzoek om een referendum te houden, door voldoende mensen worden ondersteund.

Het verzoek bestaat uit twee stappen: een inleidend en vervolgens een definitief verzoek.

De eerste stap houdt dus in een inleidend verzoek. Hierin omschrijft de verzoeker waarover hij een referendum wenst. De raad besluit op dit verzoek of hij het aangedragen onderwerp geschikt vindt om aan een referendum te onderwerpen. De drempel om dit verzoek in te dienen is relatief laag gehouden; de verzoeker moet 400 mensen vinden die zijn verzoek steunen. Dat is ongeveer 0,3 % van het totale aantal potentiële kiezers. De ondersteuners moeten mensen zijn die zelf kiesgerechtigd zijn voor een referendum. Door deze drempel vrij laag te houden, weet een verzoeker vrij snel waar hij aan toe is en zal hij – zou de raad zijn verzoek weigeren – niet voor niets veel tijd steken in het verzamelen van alle handtekeningen die nodig zijn om een definitief verzoek in te dienen.

Definitief verzoek

Artikelen 10 en 11

Nadat de raad het inleidende verzoek heeft toegewezen, heeft de verzoeker zes weken de tijd om zijn definitieve verzoek in te dienen. Het verzoek moet worden ondersteund door 4.000 mensen die zelf kiesgerechtigd zijn voor een referendum. De drempel ligt hier hoger dan voor het inleidend verzoek: ongeveer 3,3 % van het totale aantal potentiële kiezers. Bij de bepaling van de hoogte is afgewogen dat het enerzijds niet te snel tot een referendum moet worden besloten. De organisatie van een referendum kost immers erg veel geld; evenveel als reguliere verkiezingen of iets minder als het tegelijk met reguliere verkiezingen gehouden kan worden. Aan de andere kant bestaat het instrument referendum niet voor niets. Als er reden en voldoende draagvlak voor is, moet er wel een reële mogelijkheid zijn om een referendum te houden.

De inhoudelijke toetsing of over het aangedragen onderwerp een referendum kan worden gehouden, heeft al plaatsgevonden bij de beoordeling van het inleidend verzoek. Dat betekent dat de raad het verzoek alleen nog kan afwijzen als het niet door voldoende mensen wordt ondersteund.

Verzoek door een raadslid

Artikelen 12, 13 en 14

Ook een raadslid kan de raad voorstellen een referendum te houden. In tegenstelling tot anderen hoeft een raadslid geen ondersteunende handtekeningen te verwerven. Die steun wordt verondersteld impliciet te bestaan door het feit dat hij als volksvertegenwoordiger is gekozen. Daar staat tegenover dat de raad vrijer is in zijn beoordeling van het verzoek. Hij mag het ook om andere dan ‘dringende’ redenen afwijzen.

Het referendum

Artikel 15

De raad bepaalt de datum waarop het referendum wordt gehouden. Indien mogelijk vindt het plaats tegelijk met een algemene verkiezing, omdat dat erg veel kosten scheelt. Omdat praktisch elk jaar wel een algemene verkiezing wordt gehouden, is ervoor gekozen dat er maximaal een jaar mag zitten tussen het moment dat wordt besloten dat er een referendum wordt gehouden en het moment dat het referendum daadwerkelijk plaatsvindt. Op die manier is er de ruimte gebruik te maken van het moment van algemene verkiezingen. Het is natuurlijk niet voor elk onderwerp mogelijk of raadzaam langere tijd te wachten. De raad zal die tijdsdruk afwegen tegen het voordeel van samenloop met de verkiezingen.

Artikel 16

Het budget voor de organisatie van een referendum en voor campagnesubsidies wordt pas vastgesteld op het moment dat daadwerkelijk besloten is tot het houden van een referendum. Aangezien het niet waarschijnlijk is dat er elk jaar een referendum wordt gehouden, is het niet nodig hiervoor op voorhand jaarlijks een budget te reserveren. Dat betekent echter wel dat voor het vrijmaken van voldoende budget een begrotingswijziging nodig is.

Artikel 17

De referendumcommissie doet de raad een voorstel voor de precieze, objectieve, formulering van de vraag en de antwoorden die mogelijk zijn.

Uitvoering

Artikelen 18 en 19

Het college zorgt ervoor dat het referendum daadwerkelijk wordt georganiseerd. Daarbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de regels en praktijk voor raadsverkiezingen.

Drempels

Artikelen 20 en 21

Om het referendum geldig te laten zijn, is een minimale opkomst nodig van 30%. Een lagere opkomst betekent niet per se dat de raad zich niets aan de uitkomst gelegen zal laten liggen. Wel dat er niet de plicht bestaat voor de raad een besluit te nemen over het onderwerp van het referendum.

Strafbepaling

Artikel 22

Een strafbepaling is nodig omdat dat voor een referendum – in tegenstelling tot raadsverkiezingen – niet wettelijk is geregeld.

Citeertitel en inwerkingtreding

Artikelen 23 en 24

Deze artikelen behoeven geen toelichting.