Exploitatieverordening gemeente Heerde 1996

Geldend van 13-02-1996 t/m heden

Intitulé

Exploitatieverordening gemeente Heerde 1996

De raad der gemeente Heerde;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Heerde d.d. 13 februari 1996;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht alsmede artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening, houdende de voorwaarden waaronder de gemeente medewerking zal verlenen aan het in exploitatie brengen van gronden.

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Artikel 1. Algemene begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden:het door of met medewerking van de gemeente treffen van voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken gebaat worden;

  • b.

    exploitatiegebied: een als zodanig door de gemeenteraad aangewezen gebied, dat gebaat is door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

  • c.

    exploitant: de eigenaar, erfpachter of rechthebbende van een in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaak welke door het treffen van voorzieningen van openbaar nut gebaat is;

  • d.

    exploitatieovereenkomst: de overeenkomst, onder welke naam dan-ook gesloten, waarin de gemeente met een exploitant de voorwaarden overeenkomt waaronder de gemeente voorzieningen van openbaar nut zal treffen of daaraan medewerking zal verlenen;

  • e.

    aangevuld bekostigingsbesluit: een besluit van de gemeenteraad waarin niet alleen overeenkomstig artikel 222 Gemeentewet wordt besloten in welke mate de aan de voorzieningen verbonden lasten zullen kunnen worden verhaald op een daarbij aangeduid gebied, maar waarin ook een omschrijving van de voorzieningen van openbaar nut en een begroting van kosten en opbrengsten is opgenomen;

  • f.

    voorzieningen van openbaar nut, waardoor de in het exploitatiegebied gelegen onroerende zaken geschikt of beter geschikt worden voor bebouwing dan wel anderzins in een voordeliger positie komen te verkeren:

    • 1.

      riolering, met inbegrip van bijbehorende werken;

    • 2.

      wegen, parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voeten rijwielpaden, straatmeubilair, waterpartijen, watergangen, bruggen, tunnels en andere rechtstreeks met de aanleg en inrichting van deze voorzieningen en kunstwerken verband houdende werken;

    • 3.

      plantsoenen en andere groenvoorzieningen, waaronder begrepen de aanleg en inrichting van openbare speelplaatsen en speelweiden alsmede de sierende elementen welke rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgd bestemmingsplan;

    • 4.

      openbare verlichting^randkranen met de nodige aansluitingen;

    • 5.

      waterhuishoudkundige voorzieningen, met inbegrip van drainagevoorzieningen;

    • 6.

      alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende aanleg van voorzieningen van openbaar nut.

    • 7.

      de aanleg van de onder 1 tot en met 6 vermelde werken buiten het exploitatiegebied, voor zover deze werken direkt danwel indirekt profijt opleveren voor de binnen het exploitatiegebied liggende onroerende zaken.

  • g.

    afstand van gronden aan de gemeente: eigendomsoverdracht van gronden aan de gemeente.

Artikel 2.Kosten van exploitatie

Voor de berekening ten behoeve van de begroting van kosten en ten behoeve van de vaststelling van exploitatiebijdragen, wordt onder de kosten verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van grond in elk geval begrepen:

  • 1

    De inbrengwaarde van alle binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, zijnde:

    • a

      de waarde van de grond;

    • b

      de waarde van de opstallen die voor de verwezenlijking van de bestemming niet gehandhaafd kunnen worden;

    • c

      de kosten van het vrijmaken van de gronden van opstallen;

    • d

      de kosten van vrijmaken van de grond van zich in de grond bevindende resten, zoals funderingen, leidingen en kabels, en van persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht, zakelijke lasten alsmede de kosten van schadevergoedingen.

  • 2

    De kosten van aanleg binnen een exploitatiegebied door de gemeente van de onder artikel 1, onder f omschreven voorzieningen van openbaar nut.

  • 3

    De kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied voor zover de binnen het exploitatiegebied liggen onroerende zaken door deze voorzieningen direkt dan wel indirekt gebaat zijn.

  • 4

    De kosten van:

    • a

      het dempen van sloten en het verrichten van grondwerken met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven;

    • b

      het verrichten van bodemonderzoek en -sanering, voor zover het de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut betreft en voor zover verhaal van de daarmee verband houdende kosten niet in de rede ligt;

    • c

      in verband met de milieuwetgeving of milieutechnische noodzakelijke maatregelen en voorzieningen ter uitvoering van een bestemmingsplan;

    • d

      de verwerving van de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied;

    • e

      het slopen van opstallen op de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut buiten het exploitatiegebied;

    • f

      alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, in ieder geval:

      • 1

        de kosten van planontwikkeling, - voorbereiding,-beheer en toezicht. Onder deze kosten wordt onder meer verstaan: de kosten verband houdende met het opstellen van struktuur- en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwerkingen of wijzigingen, het vervaardigen van besluiten tot het verlenen van vrijstellingen van een bestemmingsplan alsmede van overige planologische maatregelen voor zover deze nodig zijn voor het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

      • 2

        de kosten verband houdende met onderzoeken, voorbereiding en toezicht ten behoeve van de voorzieningen van openbaar nut voor zover deze verband houden met het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied;

      • 3

        de kosten van het gemeentelijk apparaat, voor zover die rechtstreeks aan het in exploitatie brengen van gronden kunnen worden toegerekend;

      • 4

        de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met renteopbrengsten;

      • 5

        de kosten van tijdelijk beheer van de ondergrond van openbare voorzieningen, zijnde de kosten die ten gevolge van een noodzakelijk aktief verwervingsbeleid worden gemaakt en niet dan wel niet geheel door middel van tijdelijke verhuur worden gedekt;

      • 6

        overige kosten,die in beginsel ten laste van de grondexploitatie behoren te worden gebracht.

Hoofdstuk 2: In exploitatie brengen op initiatief van de gemeente

Artikel 3. Uitvoering van voorzieningen van openbaar nut.

  • 1.

    De in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut worden uitsluitend door de gemeente aangelegd, tenzij deze behoren tot de taken van een ander publiekrechtelijk lichaam .

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de gehele of gedeeltelijke uitvoering van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut aan de exploitant over te laten, indien vaststaat dat een tijdige en kwalitatieve goede uitvoering c.q. nakoming van de feitelijke en financiële verplichtingen door exploitant is gewaarborgd.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het tweede lid, is het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Vaststelling (aangevuld) bekostigingsbesluit.

  • 1

    Voordat met het treffen van voorzieningen van openbaar nut in een exploitatiegebied wordt aangevangen, wordt door de gemeenteraad besloten of en zo ja, op welke wijze en tot welke omvang de aan die voorzieningen verbonden kosten worden verhaald.Het besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet.

  • 2

    Het in het eerste lid genoemde besluit bevat onder meer de volgende onderdelen:

    • a

      aanduiding van het exploitatiegebied en aanwijzing van de daarin gelegen onroerende zaken die gebaat zijn door de aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

    • b

      aanduiding van de mate waarin de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, op de genothebbenden van de in het vorige lid bedoelde onroerende zaken worden verhaald;

    • c

      omschrijving van de van gemeentewege uit te voeren voorzieningen van openbaar nut en daarmee verband houdende werkzaamheden;

    • d

      in het besluit, als bedoeld in het eerste lid wordt aangegeven dat, voor wat betreft de door de gemeente in eigendom verkregen en in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken, het verhaal van kosten zoveel mogelijk plaatsvindt via gronduitgifte.

    • e

      de bepaling dat, voor wat betreft de niet door de gemeente in eigendom verkregen en in het exploitatiegebied liggende onroerende zaken, het verhaal van kosten in beginsel plaatsvindt op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 7 van deze verordening. Tevens wordt daarbij aangegeven dat, ingeval op enigerlei wijze niet kan worden gekomen tot het aangaan van een overeenkomst, als bedoeld in artikel 7 van deze verordening, het kostenverhaal in daarvoor in aanmerking komende gevallen zal kunnen plaatsvinden^door middel van de heffing van een baatbelasting als bedoeld in artikel 222 der Gemeentewet of enige daarvoor in de plaats komende belasting;

    • f

      een begroting van de ten laste van de onroerende zaken in het exploitatiegebied komende kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van grond en van de ten gunste van het in exploitatie nemen van gronden komende opbrengsten. De opbrengsten bestaan uit:

      • 1

        subsidies.

      • 2

        verkoop van gronden.

      • 3

        bijdragen in de kosten van aanleg van voorzieningen van openbaar nut, hetzij via overeenkomst hetzij via baatbelasting.

      • 4

        overige bijdragen. Van deze begroting maakt eveneens deel uit de wijze van toerekening van de totale kosten en opbrengsten aan de onroerende zaken in het exploitatiegebied, zoveel mogelijk naar de mate van het profijt dat de onroerende zaken hebben van het samenhangend geheel van voorzieningen van openbaar nut.

  • 3

    Voor de berekening van de in artikel 2 bedoelde kosten wordt er van uitgegaan dat het exploitatiegebied in zijn geheel door de gemeente in exploitatie zal worden gebracht.

  • 4

    Periodiek wordt nagegaan of optredende loon-en/of prijswijzigingen dan wel andere optredende wijzigingen met betrekking tot het in exploitatie brengen van gronden binnen het exploitatiegebied aanleiding geven om de begroting van kosten, als bedoeld in artikel 2 te herzien.

  • 5

    Het in het eerste lid genoemde besluit wordt aan alle kadastrale geregistreerde eigenaren en erfpachters van gronden in het exploitatiegebied gezonden.

Artikel 5. Wijze van toerekening naar mate van profijt.

  • 1.

    Voor de toerekening van het profijt wordt als rekeneenheid gebruikt het gemiddelde bedrag van de ten nutte van het exploitatiegebied gemaakte of te maken kosten per m2 grondoppervlakte.

  • 2.

    Onder de grondoppervlakte wordt verstaan de kadastrale oppervlakte van de onroerende zaken, waar mogelijk ingedeeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojekteerde kavels (bouw) grond, vermenigvuldigd met faktoren van ligging en bestemming en objectieve gebruiksmogelijkheden, waarin het profijt van de van gemeentewege getroffen voorzieningen van openbaar nut tot uitdrukking komt.

  • 3.

    Ingeval de toerekening op basis van m2 grondoppervlakte onvoldoende uitdrukking geeft aan de in het exploitatiegebied opgenomen verschillen in toerekening van profijt, geschiedt de toerekening op basis van een nader door burgemeester en wethouders te bepalen grondslag, welke voorziet in de aanwezige verschillen in profijt.

Artikel 6. Vaststelling exploitatiebijdrage.

  • 1.

    De exploitant betaalt als bijdrage in de kosten, verband houdende met het verlenen van medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden, het bedrag dat volgens de in het besluit- als bedoeld in artikel 4, eerste lid -uitgewerkte wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, vermeerderd met de kosten op de afstand van de gronden bestemd voor de aanleg en/of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut vallende en de kosten van kadastrale uitmeting, en verminderd met de inbrengwaarde van de bij de exploitant in eigendom zijnde en voor exploitatie bedoelde gronden en van de gronden welke zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van openbaar nut en door exploitant aan de gemeente worden afgestaan.

  • 2.

    De waarde van de in het eerste lid bedoelde grond die door exploitant is ingebracht, wordt door de gemeente en de exploitant gezamenlijk door middel van taxatie vastgesteld. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt deze waarde vastgesteld door een kommissie van drie deskundigen, van wie één aan te wijzen door de gemeente, één door de exploitant en een derde door de beide reeds aangewezen deskundigen of, indien zij het daarover niet eens kunnen worden, door de terzake bevoegde kantonrechter.

  • 3.

    Indien de exploitant zelf konform de in artikel 3, lid 2 bedoelde voorzieningen van openbaar nut aanlegt, bestaat de exploitatiebijdrage uit de bijdrage zoals deze op grond van het eerste lid van dit artikel wordt bepaald, verminderd met de kosten van de door exploitant uit te voeren werkzaamheden, voor zover deze kosten korresponderen met de begroting van kosten zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid onder f.

Artikel 7. Inhoud exploitatieovereenkomst.

  • 1

    Het verhaal van kosten van het treffen van voorzieningen van openbaar nut vindt, voor wat betreft de in het exploitatiegebied liggen onroerende zaken welke niet in eigen -dom zijn van de gemeente, plaats op basis van een exploitatieovereenkomst met inachtneming van de voorgaande artikelen. Van de exploitatieovereenkomst wordt een akte opgemaakt. Indien de exploitatieovereenkomst mede een grond -transaktie - als bedoeld in het derde lid onder d - betreft, is dit een notariële akte.

  • 2

    Burgemeester en wethouders beslissen tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst slechts nadat een besluit als bedoeld in artikel 4, lid 1 is vastgesteld.

  • 3

    De exploitatieovereenkomst bevat in ieder geval bepalingen over:

    • a

      de aard, omvang en kwaliteit van de door de gemeente of exploitant aan te leggen voorzieningen van openbaar nut;

    • b

      het tijdvak waarbinnen deze voorzieningen worden uitgevoerd ;

    • c

      de ten laste van de exploitant komende bijdrage;

    • d

      in voorkomende gevallen de afstand van gronden aan de gemeente, voor zover die gronden zijn bestemd voor de aanleg of aanpassing van voorzieningen van openbaar nut, en in deze gevallen het verrichten van onderzoek naar bodemverontreiniging op kosten van exploitant;

    • e

      in voorkomende gevallen een bankgarantieregeling;

    • f

      een betalingsregeling;

    • g

      in voorkomende gevallen een taakverdeling;

    • h

      in voorkomende gevallen een regeling voor gewijzigde omstandigheden, wanprestatie, aansprakelijkheid en faillissement.

  • 4

    Indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in artikel 3, tweede lid, bevat de overeenkomst, onverminderd het gestelde in het derde lid, onder meer de volgende bepalingen:

    • a

      ten behoeve van de door exploitant uit te voeren werken wordt een aannemingsovereenkomst gesloten, waarin de gemeente als opdrachtgever en de exploitant als aannemer wordt aangemerkt. De gemeente zal op basis van deze overeenkomst tevens worden belast met de direktievoering en het dagelijks toezicht.

    • b

      de aanneemsom van de onder a genoemde overeenkomst bedraagt f. 1,—

    • c

      op de aanneemovereenkomst zijn de voorwaarden en bepalingen van de UAV-AVW 1989, danwel de hierna verschenen en nog te verschijnen aanpassingen, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. In exploitatie brengen op verzoek van exploitant

Artikel 8. Indienen aanvraag voor medewerking.

  • 1

    Een belanghebbende kan bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen voor medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden.

  • 2

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan het op aanvraag van exploitant in bouwexploitatie brengen van gronden krachtens een exploitatieovereenkomst.

  • 3

    Bij de aanvraag dient in ieder geval te worden gevoegd:

    • a

      een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te brengen onroerende zaken;

    • b

      gegevens, waaruit blijkt dat de belanghebbende de eigendom van of het erfpachtsrecht op de in exploitatie te brengen onroerende zaken heeft verkregen of kan verkrijgen;

    • c

      gegevens waaruit blijkt dat belanghebbende financieel in staat is tot exploitatie over te gaan en de benodigde zekerheden dienaangaande te stellen.Artikel 7,derde lid onder e is van overeenkomstige toepassing.

    • d

      gegevens omtrent de door belanghebbende te treffen (bouw) werkzaamheden.

  • 4

    Ingeval door burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwvergunning, eventueel in kombinatie met een aanvraag voor vrijstelling, wordt ontvangen, waarbij in geval van verlening van de vrijstelling en/of bouwvergunning van gemeentewege voorzieningen van openbaar nut moeten worden getroffen, wordt hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de beslissing op de aanvraag mededeling gedaan aan de aanvrager. Daarbij zal een zo nauwkeurig mogelijke raming van de voor rekening van de exploitant komende kosten, verband houdende met het in exploitatie brengen van gronden, worden verstrekt. Tevens zal daarbij aan de aanvrager de gelegenheid worden gegeven tot het indienen van een aan -vraag voor medewerking.

Artikel 9. Beslissing op de aanvraag

  • 1

    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om medewerking, hetzij met een weigering hetzij met de aanbieding van een konsept-overeenkomst, binnen zes maanden na de dag waarop het verzoek is ontvangen.

  • 2

    De medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft niet te worden verleend indien:

    • a

      de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt;

    • b

      de door de exploitant aangegeven (bouw) werkzaamheden of de daartoe benodigde voorzieningen van openbaar nut zouden leiden tot strijd met het bestemmingsplan of de Woningwet;

    • c

      het treffen van voorzieningen, hoewel overeenkomstig een bestemmingsplan, anderzins zou leiden tot strijd met belangen van een doeltreffende uitbreiding van bebouwing of herinrichting;

    • d

      het in bouwexploitatie brengen van grond anderzins zou leiden tot ten laste van de gemeente blijvende kosten van voorzieningen van openbaar nut of tot bezwaren ten aanzien van het doeltreffend voorzien in watervoorziening, openbare verlichting, riolering en andere voorzieningen van openbaar nut;

    • e

      exploitant geen afstand wil doen van gronden ten behoeve van de aanleg van voorzieningen van openbaar nut;

    • f

      exploitant niet bereid of in staat is om sluitende waarborgen te stellen voor een tijdige en kwalitatief goede uitvoering c.q. nakoming van zijn feitelijke en financiële verplichtingen, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

    • g

      exploitant de ondergrond van voorzieningen van openbaar nut niet wil onderzoeken op de aanwezigheid van (mogelijke) bodemverontreiniging dan wel de bodem niet wil saneren wanneer dat noodzakelijk mocht blijken te zijn.

  • 3

    De beslissing op een aanvraag kan worden aangehouden:

    • a

      ingeval de procedure tot goedkeuring van een van toepassing zijnd bestemmingsplan of een herziening daarvan nog niet is afgerond, tot vier weken na het onherroepelijk worden van (het betreffende deel van) het bestemmingsplan of de herziening daarvan;

    • b

      ingeval voorzienbaar is dat de in het tweede lid genoemde belemmeringen binnen afzienbare tijd zullen kunnen worden weggenomen, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

  • 4

    Indien een aanvraag is ingekomen met betrekking tot een onroerende zaak, voor welke werken in het daarbij behorende exploitatiegebied reeds een bekostigingsbesluit is genomen, maken burgemeester en wethouders dit aan de exploitant bekend.

  • 5

    Naast de hiervoor genoemde bekendmaking wordt aan exploitant tevens een ontwerp-exploitatieovereenkomst aangeboden.

Hoofdstuk 4. Relatie gronduitgifte en andere kostenverhaalinstrumenten.

Artikel 10. Relatie baatbelasting.

  • 1

    In een gebied waarvoor een besluit als bedoeld in artikel 4, lid 1, is genomen, zal indien de exploitant een exploitatieovereenkomst aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat, met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut, geen aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende zaak zal plaatsvinden.

  • 2

    Indien een exploitant in een gebied waarvoor een bekostigingsbesluit als bedoeld in artikel 4 is genomen, niet bereid is tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst, maken burgemeester en wethouders aan exploitant bekend dat het kostenverhaal kan plaatsvinden doormiddel van een baatbelasting, zulks overeenkomstig de bepalingen als opgenomen in het bekostigingsbesluit.

Artikel 11. Voorzieningen van ondergeschikt belang.

De artikelen 4,6 en 7, eerste en tweede lid, van deze verordening zijn niet van toepassing voor voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang, zoals een uitweg op de openbare weg of een aansluiting op het openbare riool.

In dergelijke gevallen besluiten burgemeester en wethouders onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut door of met medewerking van de gemeente zullen worden aangelegd.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 12. Overgangsbepalingen.

Ten aanzien van exploitatiegebieden waarvoor geldt dat op het moment van inwerkingtreding van deze verordening de te treffen voorzieningen van openbaar nut niet in gebruik zijn genomen en/of voltooid en waarvoor geen bekostigingsbesluit als bedoeld in artikel 4 is genomen, vinden de bepalingen in deze verordening toepassing op een voor zoveel nodig aan de afwijking van artikel 4 van deze verordening aangepaste wijze. In elk geval geldt daarbij dat, indien binnen een zodanig exploitatiegebied wordt gekomen tot een exploitatie-overeenkomst als bedoeld in artikel 7, de vaststelling van de daarin op te nemen financiële bijdrage geschiedt op basis van een door de gemeenteraad vast te stellen kostenbegroting, als bedoeld in artikel 4, tweede lid onder f.

Het besluit tot vaststelling van de kostenbegroting wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet en wordt toegezonden aan alle kadastraal geregistreerde eigenaren en erfpachters van gronden in het betreffende exploitatiegebied.

Artikel 13. Inwerkingtreding.

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de bekendmaking ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden. De verordening wordt bekend gemaakt nadat gedeputeerde staten de verordening hebben goedgekeurd.

  • 2

    Op hetzelfde tijdstip vervalt de "Exploitatieverordening 1994 ", zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 1993.

Artikel 14. Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als Exploitatieverordening gemeente Heerde 1996.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 april 1996

de voorzitter. de secretaris,

Exploitatieverordening+gemeente+Heerde+1996..pdf

Artikelsgewijze toelichting op de exploitatieverordening.pdf