Regeling vervallen per 31-12-2019

Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 30-12-2019

Intitulé

Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2019

De raad van de gemeente Heerde;

gelezen het voorstel van het College, no. 8, d.d. 30 oktober 2018;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet; en de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, en artikel 2.1.5., 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 lid 4, en 2.6.6, eerste lid van de Wmo 2015; en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; gezien het advies van de Commissie Samenleving

– overwegende dat het Rijk middels de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en

– dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

– dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

– dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

– dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

– dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

– dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang; en

– dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving

Besluit:

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2019.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene voorziening: Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet of de Wmo 2015, op het gebied van zorg, onderwijs, of werk en inkomen;

    • c.

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wmo 2015;

    • d.

      cliënt: de persoon conform omschrijving artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 en de jeugdige en zijn ouders conform artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • e.

      college: het college van de gemeente Heerde;

    • f.

      familie: familieleden van de eerste en tweede graad, zijnde ouders, kinderen, grootouders, kleinkinderen, broers en zusters;

    • g.

      formele hulp: ondersteuning en zorg, uitgevoerd door een persoon die beroepsmatig of bedrijfsmatig werkzaam is in deze ondersteuning en zorg, wat blijkt uit de inschrijving van de Kamer van Koophandel van hemzelf of de organisatie waarvoor hij werkzaam is en die geen familie is van de cliënt;

    • h.

      gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking of mensen met een behoefte aan jeugdhulp en die niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

    • i.

      gezinsplan: het hulpverleningsplan betreffende de verlening van jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 en 4.1.3, van de Jeugdwet;

    • j.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet of behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wmo 2015;

    • k.

      individuele voorziening: op de cliënt toegesneden jeugdhulp voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt. Een individuele voorziening is niet vrij toegankelijk.

    • l.

      informele hulp: ondersteuning en zorg die blijkens de definitie van formele hulp niet voldoet aan de voorwaarden van formele hulp;

    • m.

      maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

      • i.

        ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

      • ii.

        ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

      • iii.

        ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

    • n.

      mantelzorg: langdurige en onbetaalde zorg voortkomend uit een sociale relatie tussen personen. Het gaat hierbij om meer dan de gebruikelijke zorg die in een huishouden aan elkaar wordt geleverd.

    • o.

      mantelzorgcompliment: de waardering van mantelzorg door de gemeente.

    • p.

      mantelzorger: persoon die 18 jaar of ouder is en minimaal acht uur per week en langer dan zes maanden in het betreffende kalenderjaar mantelzorg verleend aan de zorgvrager.

    • q.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Jeugdwet of artikel 2.3.2., eerste lid van de Wmo 2015;

    • r.

      ondersteuningsplan: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 achtste lid van de Wmo 2015;

    • s.

      overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wmo 2015 en artikel 2, eerste lid van de Jeugdwet;

    • t.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 1.1.1 van de Wmo 2015;

    • u.

      professional: persoon die betaalde zorg verleent aan een zorgvrager.

    • v.

      voordrager: persoon die een mantelzorger voordraagt voor het mantelzorgcompliment. De voordrager is altijd de zorgvrager of de professional.

    • w.

      voorliggende voorziening: iedere regeling of voorziening al dan niet op grond van een andere wet, waar inwoners gebruik van kunnen maken en waarmee de participatieproblemen of problemen bij het zelfstandig wonen verholpen kunnen worden.

    • x.

      Wmo: de Wmo 2015.

    • y.

      zaak: roerend hulpmiddelen of woningaanpassing dat bedoeld is om beperkingen in de zelfredzaamheid of de participatie te verminderen of weg te nemen.

    • z.

      zorgvrager: persoon die door zijn/haar fysieke, verstandelijke of psychische beperking(en) mantelzorg ontvangt van een naaste en/of gebruik maakt van een individuele voorziening Wmo of Jeugdhulp of zorg op basis van de Wet Langdurige Zorg.

Artikel 2. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger ten tijde van de melding op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

Artikel 3. Criteria voor een individuele en maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een individuele of maatwerkvoorziening als:

    • a.

      de cliënt op eigen kracht of met de hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      de cliënt geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening of;

    • c.

      de cliënt geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere, algemeen gebruikelijke of voorliggende voorziening.

  • 2.

    Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn handelen had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een individuele of maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Als een individuele of maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de adequate én meest goedkope voorziening.

  • 4.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten waarvoor door de cliënt na het maken van de kosten ondersteuning is aangevraagd, moet kunnen worden nagegaan of de voorziening noodzakelijk is en als adequate én meest goedkope voorziening aan te merken valt.

  • 5.

    Wanneer het vanwege technische afschrijving noodzakelijk is een door de gemeente toegekende voorziening te vervangen binnen de periode van 9 jaar, wordt deze automatisch door de aanbieder verstrekt.

  • 6.

    In het geval van door nalatigheid en/of verwijtbare veroorzaakte kosten wordt een reële bijdrage gevraagd aan de cliënt ten behoeve van het vervangen van de voorziening.

  • 7.

    Wanneer de cliënt geen gebruik meer maakt van een maatwerkvoorziening of woningaanpassing kan het college besluiten om de voorziening te beëindigen.

Artikel 4. Integrale bouwstenen

  • 1.

    De volgende individuele- of maatwerkvoorzieningen kunnen ingezet worden als Wmo- zowel als Jeugdhulpvoorziening:

    • a.

      Crisis

      • i.

        Wonen/verblijf Crisis Basis

      • ii.

        Wonen/verblijf Crisis Hoog

      • iii.

        Begeleiding Crisis

    • b.

      Begeleiding

      • i.

        Begeleiding Individueel Licht

      • ii.

        Begeleiding Individueel Basis

      • iii.

        Begeleiding Individueel Complex

    • c.

      Begeleiding Groep

      • i.

        Begeleiding Groep Licht

      • ii.

        Begeleiding Groep Basis

      • iii.

        Begeleiding Groep Complex

    • d.

      Wonen/Verblijf (excl. Crisis)

      • i.

        Wonen/verblijf Individueel met begeleiding Perspectief

      • ii.

        Wonen/verblijf Groep met begeleiding Perspectief

      • iii.

        Wonen/verblijf Groep met begeleiding Intensief

      • iv.

        Wonen/verblijf Groep met begeleiding Duurzaam

    • e.

      Overige integrale voorzieningen

      • i.

        Time-out voorziening

      • ii.

        Zorgcoördinatie

      • iii.

        Vervoer

      • iv.

        Vervoer Plus

      • v.

        Partnerplaats

      • vi.

        Opslag kindplaats

  • 2.

    De tarieven behorende bij de bouwstenen zijn vastgesteld in een regionaal inkoopproces, en zijn terug te vinden in bijlage 1.

Artikel 5. Toegang (maatwerk)voorzieningen Wmo en Jeugdhulp

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.2.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015 bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een algemene dan wel maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

  • 2.

    Het college stelt met inachtneming van artikel 2.9, onderdeel a van de Jeugdwet nadere regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Onderdeel van deze voorwaarden is op welke wijze in samenspraak met de jeugdige en/of ouders de vraag om toegang tot een individuele voorziening (juridisch) wordt geformaliseerd.

  • 3.

    Het college bepaalt met inachtneming van artikel 2.9, onderdeel b van de Jeugdwet dat de toegang tot en het toekennen van een individuele voorziening Jeugdhulp wordt afgestemd met reeds toegekende of toe te kennen voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

Artikel 6. Afwijzingscriteria

Er wordt geen individuele voorziening, maatwerkvoorziening of tegemoetkoming meerkosten verstrekt indien:

  • a.

    de cliënt niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Heerde;

  • b.

    er een voorliggende voorziening is;

  • c.

    de voorziening voor de cliënt gebruikelijk is;

  • d.

    het gebruik van een voorziening voor de cliënt zelf of voor derden onveilig is of gezondheidsrisico’s met zich meebrengt;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op reeds gemaakte kosten en niet meer is na te gaan of deingekochte voorziening noodzakelijk was;

  • f.

    er geen sprake is van aantoonbare meerkosten;

  • g.

    de maatwerkvoorziening uitsluitend therapeutische doeleinden heeft.

Artikel 7. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele of maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele of maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele of maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een door de cliënt te betalen bijdrage wordt hij daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 8. Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet of artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.1, tweede en vierde lid van de Jeugdwet en artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de Wmo 2015 verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan ten aanzien van de besteding van het pgb;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief gelijk waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      bedraagt voor formele hulp niet meer dan de 100 % van de geldende gemeentelijke inkooptarieven in natura;

    • d.

      bedraagt voor informele hulp een ander tarief dan voor formele hulp. Hierbij worden de volgende tarieven aangehouden:

      • i.

        individuele begeleiding niet meer dan € 20,00 per uur;

      • ii.

        dagbesteding niet meer dan € 5,00 per uur;

      • iii.

        persoonlijke verzorging of regie op gestructureerd huishouden niet meer dan € 20,00 per uur;

      • iv.

        hulp bij het huishouden niet meer dan €12,50 per uur;

      • v.

        deeltijdverblijf, logeeropvang en respijtopvang niet meer dan € 20,00 per 24 uur, exclusief hulpverlening, en;

    • e.

      bedraagt voor een materiële maatwerkvoorziening waaronder een hulpmiddel maximaal de kosten die het college verschuldigd is aan dezelfde voorziening in natura.

  • 4.

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

    • a.

      een zaak: op basis van de kostprijs van de zaak in natura en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

    • b.

      huishoudelijke hulp, Begeleiding Individueel (Licht, Basis en Complex) en Begeleiding Groep (Licht, Basis en Complex), door een daartoe opgeleid persoon (in het bezit van bijzondere deskundigheid) in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd voor een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      hulp door personen uit het sociale netwerk:

      • i.

        huishoudelijke hulp: op basis van ten minste het wettelijk minimumloon;

      • ii.

        individuele begeleiding of groepsbegeleiding: op basis van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg;

        • a.

          vervoer van en naar de dagbesteding: op basis van het tarief dat hiervoor wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg;

        • b.

          een autoaanpassing: op basis van de laagste offerte van de noodzakelijke aanpassingen blijkend uit drie aangeleverde offertes;

  • 5.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

    • a.

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat gelijk is aan het geldende wettelijk minimumloon, en

    • b.

      Tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

Artikel 9. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp

  • 1.

    Aanbieders die formele Wmo-hulp bieden, in natura of op basis van een pgb, voldoen kwalitatief aan hetgeen daarover is bepaald in de Wmo 2015 en in de meest recente voorwaarden voor de inkoop Wmo, zoals door het college vastgesteld.

  • 2.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 10. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan die belast is met het houden van toezicht op de algemene kwaliteitsvoorwaarden voor de inkoop Wmo, conform artikel 13 van de Wmo 2015, en de naleving van rechtmatige uitvoering van de Wmo, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de voorziening.

  • 2.

    Het college stelt in samenwerking met de regio nadere regels vast over de bevoegdheden van de toezichthouder voor Wmo en Jeugd.

  • 3.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar of aan de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen Jeugdhulp

Artikel 11. Bouwstenen Jeugd

  • 1.

    De volgende individuele voorzieningen kunnen ingezet worden als voorziening voor Jeugdhulp (voor tarieven zie bijlage 1):

    • a.

      Behandeling Jeugd

      • i.

        Behandeling Basis

      • ii.

        Behandeling Hoog

      • iii.

        Behandeling Groep

    • b.

      Behandeling Jeugd-SGGZ

      • i.

        Behandeling Basale stoornissen

      • ii.

        Behandeling Stabilisatie

      • iii.

        Behandeling EPA

    • c.

      Verblijf Jeugd

      • i.

        Verblijf gezinsgericht

      • ii.

        Verblijf Behandelgroep Jeugd

      • iii.

        Verblijf Driemilieu-voorziening Jeugd

      • iv.

        JeugdzorgPlus

    • d.

      Pleegzorg

    • e.

      Respijtopvang Jeugd

      • i.

        Respijtopvang Laag Jeugd

      • ii.

        Respijtopvang Basis Jeugd

    • f.

      Jeugdreclassering en Jeugdbescherming

      • i.

        Consultatie en advies

      • ii.

        Zicht op veiligheid (vrijwillig kader)

      • iii.

        Preventieve Jeugdbescherming

      • iv.

        Begeleiding tijdens Raadsonderzoek (BTR)

      • v.

        Nazorg

      • vi.

        Forza

    • g.

      Dyslexie

      • i.

        Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) Pre-screening

      • ii.

        Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) Diagnostiek

      • iii.

        Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) Behandeling

      • iv.

        Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED) Verlenging behandeling

    • h.

      overige Jeugdvoorzieningen

      • i.

        ADHD-zorg (traject van 1 jaar)

      • ii.

        Psychische en psychiatrische zorg (traject van 1 jaar)

  • 2.

    De tarieven behorende bij de bouwstenen zijn vastgesteld in een regionaal inkoopproces, en zijn terug te vinden in bijlage 1.

Artikel 12. Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat een cliënt een beroep kan doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college informeert de cliënt dat hij zich desgewenst kan laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen Maatschappelijke ondersteuning

Artikel 13. Bouwstenen Wmo

  • 1.

    De volgende maatwerkvoorzieningen kunnen ingezet worden als Wmo voorziening (voor tarieven zie bijlage 1):

    • a.

      Huishoudelijke hulp

      • i.

        Schoon Huis

      • ii.

        Regie op gestructureerd huishouden

    • b.

      Persoonlijke verzorging

    • c.

      Respijtopvang Wmo en Maatschappelijke Ondersteuning / Beschermd Wonen

      • i.

        Respijtopvang Thuis

      • ii.

        Respijtopvang Basis

      • iii.

        Respijtopvang Hoog

      • iv.

        Verpleging

  • 2.

    De tarieven behorende bij de bouwstenen zijn vastgesteld in een regionaal inkoopproces, en zijn terug te vinden in bijlage 1.

Artikel 14. Tegemoetkoming meerkosten

  • 1.

    Het college verstrekt aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    Een tegemoetkoming meerkosten is geen maatwerkvoorziening, zoals bedoeld wordt in de Wmo 2015.

  • 3.

    Het college stelt in het Besluit Jeugd en Maatschappelijke ondersteuning nadere regels ten aanzien van de tegemoetkoming meerkosten.

Artikel 15. Aanvullende criteria voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang

  • 1.

    In aanvulling op artikel 5, lid 1 van deze verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang als hij:

    • a.

      feitelijk dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek of na detentie, en;

    • b.

      beperkt redzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en;

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke dakloosheid kunnen opheffen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 5, lid 1 van deze verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

    • a.

      hij psychische of psychosociale problematiek heeft, en;

    • b.

      er sprake is van een noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychische of psychosociale problematiek, en;

    • c.

      hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels inzake toelating in de maatschappelijke opvang naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

Artikel 16a. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Voor de algemene voorziening: “een schoon en leefbaar huis” is de cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 2.

    De bijdrage in de kosten van de voorziening, zoals bedoeld in het lid 1, bedraagt maximaal €12,50 per uur.

Artikel 16b. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen in natura of als pgb

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb is verschuldigd zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruikt maakt dan wel gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 3.

    voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt aangesloten bij hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4.

    Het totaal van de bijdragen voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb gaat de kostprijs niet te boven.

  • 5.

    De bijdrage is verschuldigd per vier weken.

  • 6.

    De eigen bijdrage is verschuldigd voor alle maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo die de gemeente Heerde aanbiedt, met uitzondering van de rolstoel en kindvoorzieningen.

  • 7.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouders samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 16c. Bijdrage in de kosten van vervoer

  • 1.

    Collectief vraagafhankelijk vervoer is uitgesloten van de eigen bijdrage zoals bedoelt in artikel 14b van deze verordening. In plaats daarvan is de cliënt de een ritbijdrage verschuldigd voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer. De ritbijdragen voor en andere vervoersgerelateerde bijdragen zijn te vinden in bijlage 2.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van het jaar 2018 en worden na 2018 regionaal geïndexeerd. De basis van de index is bepaald in de inkoopdocumenten.

  • 3.

    Een cliënt is de eigen bijdrage verschuldigd (zoals bedoeld in artikel 16b van deze verordening) voor het gebruik van het trajectvervoer.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering individuele en maatwerk-voorzieningen door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.11 van de Jeugdwet en artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van overeenkomsten met derden; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede en derde lid, van de Jeugdwet en artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015.

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.13 van de Jeugdwet en artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015 tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid zij een overeenkomst aangaat.

  • 6.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren hulpmiddelen en overige maatwerkvoorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening;

      • iv.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 18. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele of maatwerkvoorzieningen en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet of de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet of de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet en artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2.3 of 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 2.3.5 of 2.3.6 van Wmo 2015.

  • 3.

    Onverminderd 8.1.4 van de Jeugdwet en artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2.3 of 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een pgb is aangewezen;

    • c.

      de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de individuele of maatwerkvoorziening al dan niet in de vorm van een pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

    • f.

      de cliënt aanspraak blijkt te kunnen maken op de Wet langdurige zorg.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 19. Opschorting betaling uit pgb

Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d, of e, van de Jeugdwet en artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.

Artikel 20. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid

Het college kan onderzoek verrichten, al dan niet steekproefsgewijs, naar het gebruik van individuele of maatwerkvoorzieningen in natura of in de vorm van een pgb met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Hoofdstuk 5 Klachten, medezeggenschap en waardering

Artikel 21. Klachtenregeling

  • 1.

    Het college behandelt klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Verordening behandeling klachten gemeente Heerde.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en door het verrichten van een periodiek cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22. Medezeggenschap bij aanbieders

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 23. Betrekken van inwoners bij beleid

  • 1.

    Het college betrekt inwoners van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt inwoners en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 24. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het mantelzorgcompliment voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente wordt jaarlijks door het college vastgesteld en heeft een waarde van maximaal €100 per mantelzorgcompliment.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over de procedure omtrent het mantelzorgcompliment.

Hoofdstuk 6. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 25. Evaluatie

Het door het college gevoerde beleid kan, naast het gebruik maken van alle overige evaluatie instrumenten, apart geëvalueerd worden.

Artikel 26. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening als een strikte toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 28. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018, waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018, wordt beslist met inachtneming van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2018, die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht houdt.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2019”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 26 november 2018.

Griffier, Voorzitter,