Regeling vervallen per 13-07-2016

Welstandsnota Heerhugowaard 2013

Geldend van 26-12-2013 t/m 12-07-2016

Intitulé

Welstandsnota Heerhugowaard 2013

Nr.RB2013201

de Raad van de gemeente Heerhugowaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 oktober 2013;

gelet op het advies van de commissie Stadsontwikkeling d.d. 5 november 2013;

b e s l u i t

de Welstandsnota Heerhugowaard 2013 vast te stellen ter vervanging van de Welstandsnota Heerhugowaard 2006

1 Inleiding

Welstandsnota

Heerhugowaard is een dynamische en aantrekkelijke plaats om te wonen, te werken en te leven. De gemeente spant zich ondermeer via het welstandsbeleid in om de kwaliteit te behouden en te versterken en streeft voor alle gebieden naar behoud van het karakter en van de beeldkwaliteit. Veranderingen in de stad gaan soms snel en soms geleidelijk. Door kleinere en grote bouwinitiatieven is Heerhugowaard constant in ontwikkeling. De welstandsnota is geen geïsoleerd instrument maar maakt onderdeel uit van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid van de gemeente, waarin de aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van ontwikkelingen en (ver)bouwplannen. Mede door het welstandsbeleid worden bestaande kwaliteiten gewaarborgd en wordt ruimte geboden aan nieuwe initiatieven.

Met de herziene welstandsnota geeft de gemeente Heerhugowaard invulling aan de wens om het welstandsbeleid, daar waar dat kan, te vereenvoudigen en te versoepelen. Het nieuwe beleid sluit beter aan op het vergunningvrije bouwen zoals dat is vastgelegd in het Rijksbeleid. Daarnaast is het aantal welstandsgebieden verminderd en zijn de toetsingscriteria vereenvoudigd en verbeterd. Meer onderdelen zijn, onder voorwaarden, welstandsvrij. Om dit te kunnen bereiken zijn er soms extra toetsingscriteria toegevoegd. Het resultaat is dat er daardoor meer welstandsvrije bouwmogelijkheden zijn. In het vernieuwde welstandsbeleid heeft ambtelijke toetsing een grotere rol en wordt de welstandscommissie meer gericht ingezet. Hierdoor kunnen kleinere bouwplannen sneller worden vergund.

Leeswijzer

Na een korte inleiding over de inhoud en werking van het vernieuwde welstandbeleid zijn in de hoofdstukken 2 tot en met 5 de feitelijke toetscriteria uitgewerkt. Hierin worden per gebied en per onderdeel de geldende criteria weergegeven.

Nieuw in de welstandsnota is dat de toelichting als bijlage bij de nota is gevoegd. De toelichting is bedoeld om achtergrondinformatie te geven over de specifieke kwaliteiten die de beschreven gebieden kenmerken.

Welstandsbeleid

Het welstandsbeleid anno 2013 legt een grotere verantwoordelijkheid bij de bewoners en gebruikers zelf doordat er meer bouwmogelijkheden zijn die zonder vergunning kunnen worden gerealiseerd mits aan de betreffende criteria wordt voldaan. Voor de veel voorkomende kleine bouwplannen zijn hiervoor apart criteria opgenomen.

De kern van de welstandsnota wordt gevormd door de toetscriteria. De adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit (welstandcommissie) toetst een ontwerp op zichzelf en aan de inpassing in de omgeving aan de hand van de toetscriteria in de nota. De toetscriteria zijn onderverdeeld in criteria voor gebieden, criteria voor objecten zoals stolpen en agrarische bedrijfsgebouwen en sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Voor deze laatste categorie geldt dat mits aan de voorwaarden wordt voldaan deze zonder vergunning kan worden gerealiseerd.

De toelichting bij de nota geeft, indien gewenst, aanvullende informatie over de omgeving waarin een bouwplan zich bevindt door middel van korte kenschetsen van de beschreven gebieden.

Een gebiedsgerichte aanpak voor het welstandsbeleid blijft van toepassing maar dan met minder deelgebieden. Daarvoor is het aantal gebieden teruggebracht van 21 tot 10. De gebieden zijn samengevoegd op basis van ruimtelijke kenmerken en mate van samenhang en voorzien van passende toetsingscriteria. Een aantal deelgebieden is welstandsvrij.

De welstandsniveaus maken geen onderdeel meer uit van de het nieuwe welstandsbeleid. In het herziene beleid wordt enkel het onderscheid gemaakt tussen gebieden die wel, en gebieden die niet welstandsplichtig zijn, en ontwikkelgebieden. De indeling is uitgewerkt in de kaart en geeft een overzicht van de gebieden. De welstandsplichtige gebieden beslaan het grootste deel van het grondgebied van Heerhugowaard. Hier is welstandstoezicht van toepassing en wordt getoetst aan de nota. In de welstandsvrije gebieden worden plannen niet getoetst aan de welstandsnota. Voor ontwikkelgebieden wordt gewerkt met beeldkwaliteitplannen en/of supervisie. Na gereedkomen van een ontwikkelgebied wordt deze regulier getoetst aan de criteria behorend bij het gebied waar het onderdeel van uitmaakt.

Welstandstoezicht

Iedereen die iets nieuws wil bouwen of iets aan een bestaand gebouw wil veranderen, moet vooraf nagaan of hiervoor een omgevingsvergunning nodig is. Wanneer voor een bouwplan een vergunning nodig is, zal de gemeente een aanvraag op welstand moeten beoordelen. Afhankelijk van de inhoud van een aanvraag kan dit of ambtelijk worden getoetst of worden voorgelegd aan de adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit (welstandscommissie) voor een toets aan de welstandsnota.

Het welstandstoezicht vindt plaats op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid dat in de welstandsnota is uitgewerkt. De nota bevat criteria en kaders waaraan het uiterlijk van een bouwplan moet voldoen. Het college van B&W voert het welstandsbeleid uit en heeft hiervoor de adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit (welstandscommissie) aangesteld. De samenstelling, werkwijze en verantwoordelijkheden zijn in een overeenkomst geregeld (reglement van orde). De adviescommissie ruimtelijke kwaliteit (welstandscommissie) in Heerhugowaard is onderdeel van de regionale Stichting Welstandszorg Noord-Holland.

Welstandstoetsing van ontwikkelingen en (ver)bouwplannen geschiedt op basis van de criteria uit de welstandsnota. Het reclamebeleid vormt onderdeel van de welstandsnota.

Het college van B&W volgt in de regel het welstandsadvies maar heeft de mogelijkheid om hier gemotiveerd van af te wijken.

De adviescommissie ruimtelijke kwaliteit (welstandscommissie) werkt in volle openbaarheid aan de hand van de vastgestelde welstandsnota die voor iedereen beschikbaar is. De agenda van de vergaderingen van de commissie is vooraf in te zien. Initiatiefnemers en/of architecten en ontwerpers kunnen altijd een afspraak maken om bij de behandeling van hun bouwplan in de vergadering aanwezig te zijn of een toelichting te geven. Belangstellenden kunnen als toehoorder een adviesvergadering bijwonen.

Voor een initiatiefnemer bestaat er ook de mogelijkheid om een plan in ontwikkeling voor te leggen aan de adviescommissie en te laten beoordelen op welstandsaspecten. Dit kan door een verzoek in te dienen tot vooroverleg. Hierbij kan op basis van een schetsplan door de commissie of de secretaris op hoofdlijnen worden aangegeven of een te zijner tijd in te dienen definitief plan aan redelijke eisen van welstand kan gaan voldoen.

Wanneer de commissie een negatief advies over een aanvraag heeft gegeven, kan een zogenaamd collegiaal overleg worden aangevraagd. Tijdens dit informele overleg licht de commissie het welstandsadvies toe en bestaat de mogelijkheid om een gewijzigd voorstel te bespreken. Het collegiale overleg helpt een aanvrager bij het wijzigen van een (bouw)plan en versoepelt een verdere afhandeling.

Kan-bepaling

De Rijksoverheid heeft met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010 de categorie ‘licht vergunningplichtige bouwwerken’ laten vervallen. Hiermee verviel ook automatisch de mogelijkheid van een ambtelijke welstandstoets voor dit type bouwwerken.

Met ingang van 1 maart 2013 is een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden waarmee de ‘kan-bepaling’ is geregeld. Dit houdt in dat het verplichte advies van de adviescommissie (welstandscommissie) of stadsbouwmeester, is vervangen door de keuzemogelijkheid van een onafhankelijk advies, of een ambtelijke toets. Op grond hiervan heeft het college van B&W ervoor gekozen om welstandstoetsing op onderdelen ambtelijk te laten uitvoeren. Dit betekent vereenvoudiging van welstandstoetsing en minder regeldruk.

2 ALGEMEEN

2.1 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

Toelichting

De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op universele kwaliteitsprincipes [1].

De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling.

In bijzondere situaties – wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn – kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het zijn omgeving negatief zal beïnvloeden.

Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving, maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in een dergelijk geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

In het volgende worden de algemene welstandscriteria stuk voor stuk beschreven. En dat zijn:

- Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

- Relatie tussen bouwwerk en omgeving

- Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context

- Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

- Schaal en maatverhoudingen

- Materiaal, textuur, kleur en licht

Noot 1: De algemene welstandscriteria zijn opgesteld in samenwerking met prof. ir Tj. Dijkstra en gebaseerd op de notitie ‘Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid’ die hij schreef als Rijksbouwmeester in 1985 en die in 2001 werd uitgegeven door 010 Uitgevers.

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm.

Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong.

Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm meer is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de gevels van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.

Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders al aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.

Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.

De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.

Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.

De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen samen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tastbare kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

2.2 Welstandscriteria bij excessen

Handhaving

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. De gemeente Heerhugowaard zal tevens prioriteit geven aan het handhavingsbeleid, illegale bouwwerken en reclames (of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan) actief opsporen en daar tegen optreden.

Excessen

Ook al is een bouwactiviteit vergunningvrij of welstandsvrij, we willen buitensporigheden voorkomen. Artikel 12 van de Woningwet biedt het College van Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Om daadwerkelijk te kunnen optreden dient er in de welstandsnota een excessenregeling te worden opgenomen. Met deze regeling kunnen buitensporigheden worden aangepakt die de kwaliteit van de stad echt aantasten. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard.

Een dergelijk systeem past goed bij een gemeente die grote verantwoordelijkheid wil toekennen aan burgers en ondernemers, maar niet wil uitsluiten dat correctief wordt opgetreden.

Deze ‘excessenregeling’ is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan, maar om een minimale kwaliteit te waarborgen.

Voordat de gemeente overgaat tot een aanschrijving zal de welstandscommissie verzocht worden het bouwwerk te beoordelen. Het advies wordt schriftelijk gemotiveerd en wordt gebaseerd op de criteria genoemd in de excessenregeling.

Criteria bij excessen

De gemeente Heerhugowaard hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Er is in ieder geval sprake van een exces bij:

* Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, zoals het afdichten van gevelopeningen.

* Het beplakken/dichtplakken van ruiten met folie, reclames met plakletters, etsglas etc. bij winkels en bedrijven, die zich juist naar de openbare ruimte dienen te presenteren met een optimale transparantie.

* Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, waaronder ook aantasting van de kenmerkende hoofdvorm van karakteristieke bebouwing.

* Armoedig materiaalgebruik bij gevelbetimmeringen en dakbedekkingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte. Voorbeelden van armoedig materiaalgebruik zijn bijvoorbeeld industriële beplating en betonplaten met steenmotief tussen beton staanders in woonwijken.

* (Technische) installaties die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte.

* Toepassing van felle of contrasterende kleuren op gevels en daken die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte.

* Opdringerige reclames die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte en LCD/LED schermen en lichtkranten.

* Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria).

Indien één van deze aspecten aan de orde is, kan met gebruikmaking van de overige informatie uit de welstandsnota een motivering worden opgezet die bij de aanschrijving wordt toegepast.

Ook kan de gemeente de excessenregeling van toepassing verklaren indien er sprake is van het nalaten van bepaald handelen waardoor er ernstige strijd met redelijke eisen van welstand ontstaat. Het gaat daarbij om de volgende situaties:

* Bij gedeeltelijke afbraak, instorting of verwaarlozing (achterstallig onderhoud) van een bouwwerk.

* Indien een bouwwerk aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk in ernstige mate is beschadigd.

* Indien de detaillering van gevels in ernstige mate wordt verstoord door (onderdelen van) installaties of andere toevoegingen.

Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand.

2.3 HARDHEIDSCLAUSULE

Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het College van B&W afwijken van de welstandsnota. Bijvoorbeeld als het bouwwerk of reclame een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving, maar niet voldoet aan beleidsregels.

In de Welstandsnota zijn daarvoor ‘Algemene Welstandscriteria’ opgenomen. Deze ‘Algemene welstandscriteria’ kunnen niet klakkeloos worden gebruikt. Ze zijn voor onverwachte, experimentele of bijzondere objecten. Stelregel is dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap, naarmate het bouwwerk of reclame zich nadrukkelijker van haar omgeving onderscheidt. Alleen voldoen aan ‘redelijke eisen van welstand’ is dus niet genoeg. De Welstandscommissie moet een positief advies altijd schriftelijk motiveren.

Om af te kunnen wijken van de nota moet het plan voorzien zijn van:

Een positief advies (schriftelijk gemotiveerd) van de welstandscommissie.

Bij reclames dient het plan ook voorzien te zijn van:

Een positief advies (schriftelijk gemotiveerd) van de gemeentelijke verkeersdeskundige.

3 GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA

afbeelding binnen de regeling

3.1 BUITENGEBIED EN LINTBEBOUWING

WELSTANDSNIVEAU

Het buitengebied en de op de kaart aangegeven lintbebouwing vallen onder welstandstoezicht. Het welstandsbeleid is hier vooral gericht op het in stand houden en bij nieuwe ontwikkelingen versterken van het karakter en de eenheid van de lintbebouwing langs de weg. De mogelijkheid blijft open tot vernieuwen binnen de bestaande context met behoud van de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

* Bij de lintbebouwing gaat het om het behouden en herstellen van het kleinschalige, diverse en ruimtelijke karakter.

* Opbouw en ordening van gebouwen op een erf of kavel is samenhangend en past binnen de karakteristiek van het lint terplekke.

* Bebouwing is in positie en massa afgestemd op de verkavelingsrichting.

* Binnen de samenhang van het lint zijn gebouwen individueel en afwisselend.

* In het geval van erven is er sprake van een compositie van gebouwen waarbij een hiërarchisch onderscheid wordt gemaakt tussen het hoofdgebouw en bijgebouwen.

* In een lintbebouwing staan de objecten vrij en zijn gericht op de weg.

* Tussen de objecten is onbebouwde ruimte, waardoor doorzichten mogelijk blijven. Uitzondering hierop zijn de centrum- en winkelgebieden aan de Middenweg en in ‘t Kruis.

* Karakteristieke bebouwingselementen in dit gebied - bijvoorbeeld bruggen naar de woningen - handhaven en herstellen.

* Bestaande verspringingen in de rooilijn worden behouden. Erkers en verbijzonderingen aan de gevels zijn mede bepalend voor het straatbeeld in de linten.

* Voorgevel en publieksgerichte functieszijn gericht op de straat.

* Er dient rekening gehouden te worden met een evenwichtige samenhangtussen de diverse gebouwen op het erf.

* Er wordt niet gebouwd tegen gebouwen die in vorm en massa afwijken. In uitzonderlijke gevallen wordt samengevoegd via een tussenlid met platte afdekking.

Massa

* De gebouwen zijn individueel en afwisselend.

* Per kavel is er één hoofdmassa met een eenduidige hoofdvorm.

* Gebouwen bestaan uit een onderbouw met een hellend dak niet afgeplat (zadeldak, mansardekap).

* Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa. Nokhoogte van bijgebouwen zijn minimaal 1 meter lager dan het hoofdgebouw. Indien de goothoogte van de woning op de eerste verdiepingsvloer ligt, moet het boeideel van het bijgebouw op gelijke hoogte of lager liggen. Uitzondering hierop zijn de agrarische bedrijven en woonboerderijen, hier geldt dat bijgebouwen in positie en uitwerking ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.

* In geval van een dwarskap is bij vervangende nieuwbouw de oorspronkelijke richting van de kap maatgevend.

* Schaalvergroting is niet gewenst: samenvoeging van woningen/panden is in principe niet toegestaan.

* Samenvoeging van woningenmag in incidentele gevallen met instandhouding van de korrelgrootte van het lint (de verhoudingen tussen de verschillende bouwvolumes in de directe omgeving moeten visueel intact blijven).

* Bij hoeksituaties gericht naar het openbaar gebied is er ontwerpaandacht voor de naar het openbaar gebied gerichte gevels. Gevels zijn niet compleet gesloten, maar voorzien van raampartijen.

Detaillering

* Renovaties, aan- of verbouwing worden in stijl aangepast aan het oude gebouw: hedendaagse interpretatie op historische kenmerken is mogelijk.

* Er wordt aandacht geschonken aan de zorgvuldige vormgeving van de entrees, erkers, dakkapellen, kroonlijsten en dergelijke.

* Vormgeving, kleur en materiaalgebruik worden afgestemd op het karakter van het pand of de omgeving, zoals baksteen en pannendak. In het algemeen zijn niet toegestaan: wit/grijze betonsteen/ kalkzandsteen, beton-, kunststof- of aluminiumbeplating, geglazuurde dakpannen.

* Stucwerk van vrijstaande gemetselde woningen is in uitzonderlijke situaties mogelijk.

* Kozijnen, ramen en deuren van kunststof zijn alleen toegestaan als de uitstraling en detaillering vergelijkbaar is met de uitstraling en detaillering van hout.

* Winkelpuien en straatgerichte gevels van bedrijven en maatschappelijke functies hebben een open karakter, zijn transparant en representatief.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

* Voor agrarische gebouwen, oorspronkelijk agrarische stolpboerderijen en reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in de objectcriteria.

* Voor veelvoorkomende kleine bouwwerken gelden tevens de sneltoetscriteria (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, dakkapellen, dakopbouwen, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, antennes, technische installaties).

3.2A BESTAANDE WOONWIJKEN

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU

De bestaande woonwijken vallen onder welstandstoezicht. De gemeente stelt geen bijzondere eisen aan de kwaliteit van de gebouwen en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied.

Voor de binnenstedelijke herstructureringslocaties zijn aparte criteria opgesteld. Herstructureringslocaties zijn zo beeldbepalend en ingrijpend in de huidige structuur, dat een extra kwaliteitsinspanning gewenst is. Zodra de herstructurering afgerond is, valt deze locatie weer onder de criteria van de bestaande woonwijken.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

* De opbouw en ordening van gebouwen moet passen binnen het stedenbouwkundige patroon van de straat of het gebied.

* Er moet worden aangesloten op ritme, oriëntatie, vormgeving en ontsluiting van de bestaande bebouwing in de directe omgeving.

* De kwaliteit van de ingrepen moet aansluiten bij de kwaliteit van de architectuur van het pand of belendende panden.

* De bebouwing heeft aan de kant van de openbare ruimte representatieve gevels.

* Bij woningcomplexen maakt de terreininrichting onderdeel uit van de ontwerpopgave.

Massa

* Er wordt aangesloten bij massa, opbouw en hoofdvorm binnen een samenhangend cluster, op het niveau van het blok, de straat of de buurt/wijk.

* Gebouwen met een bijzondere functie kunnen in massa, opbouw en vorm afwijken.

* De eenheid van de totale compositie van de rij wordt bewaakt, maar daarbinnen is variatie van individuele woning mogelijk.

* Bij hoeksituaties is er ontwerpaandacht voor de naar het openbaar gebied gerichte gevels.

* Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa. De nokhoogte van bijgebouwen is minimaal 1,0 meter lager dan het hoofdgebouw. Indien de goothoogte van de woning op de eerste verdiepingsvloer ligt, moet het boeideel van het bijgebouw op gelijke hoogte of lager liggen.

* Bij rijtjeswoningen worden de ritmische delen van de voorgevels in het blok in stand gehouden (de individuele woning is herkenbaar).

* Winkels in een groter blok worden in de compositie opgenomen als plint.

* Op begane grond niveau worden geen gesloten gevels gericht op de openbare ruimte.

* Bij maatschappelijke en publieksgerichte functies is er aandacht voor gebouwentrees in relatie tot de omgeving.

Detaillering

* De vormgeving en materialisatie van gevels en dak worden afgestemd op de karakteristiek van het pand of de belendende panden.

* Het kleurgebruik wordt per blok of deelgebied afgestemd (hoofdkleur gevels handhaven). Het toevoegen van kleuraccenten door variatie in de kleur van kozijnen en/of panelen en dergelijke is mogelijk. Geglazuurde dakpannen zijn niet toegestaan.

* Kozijnen, ramen en deuren van kunststof zijn alleen toegestaan als de uitstraling en detaillering vergelijkbaar is met de uitstraling en detaillering van hout.

* Winkelpuien en straatgerichte gevels van bedrijven en maatschappelijke functies hebben een open karakter, zijn transparant en representatief.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

* Voor veelvoorkomende kleine bouwwerken gelden tevens de sneltoetscriteria (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, dakkapellen, dakopbouwen, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, antennes, technische installaties).

* Voor reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in de objectcriteria.

AANVULLENDE WELSTANDSCRITERIA BINNENSTEDELIJKEHERSTRUCTURERINGSLOCATIES

Herstructureringslocaties zijn zo beeldbepalend en ingrijpend in de huidige structuur, dat een extra kwaliteitsinspanning gewenst is. Naast de criteria van het deelgebied gelden voor de herstructureringslocaties de volgende criteria:

* De historische verkavelingsstructuur wordt bij voorkeur gehandhaafd.

* Schaalvergroting is alleen mogelijk indien de korrelgrootte in stand wordt gehouden (de verhoudingen tussen de verschillende bouwvolumes in de directe omgeving moeten visueel intact blijven). Bij vervangende nieuwbouw en de invulling van leegtes en bij de wandvorming door grotere volumes, wordt aandacht geschonken aan de geleding van de gevels en vormgeving van de ‘koppen’.

* Voorgevel en publieksgerichte functies zijn gericht op de straat.

* Aan de verschijningsvorm van meerzijdig georiënteerde gebouwen worden hoge architectonische eisen gesteld.

* Gebouwen bestaan uit een onderbouw van één of meer lagen met een hellend dak of een terugliggende verdieping.

* Geen gesloten gevels op straatniveau.

* Accentuering in bouwhoogte van hoeken is mogelijk indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt beargumenteerd kan worden en indien passend in de compositie.

* De schaal van de bebouwing wordt aangesloten bij de gewenste wandvorming. Speciale aandacht is er in geval van aansluiting op de historische lintbebouwing, bijvoorbeeld door middel van lagere bebouwing.

* Bij complexmatige ontwikkelingen maakt de terreininrichting onderdeel uit van het architectonische ontwerp.

Detaillering

* Afwisseling van gebouwen met hedendaagse of historische detaillering en materiaalgebruik is mogelijk.

* Er is bijzondere aandacht voor de vormgeving van de ingangen.

* Kleuraccenten zijn mogelijk indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt beargumenteerd kan worden en indien passend in de compositie.

* Waar achtererfafscheidingen grenzen aan openbaar gebied, wordt deze mee ontworpen.

* Voor reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in de objectcriteria.

Zodra de herstructurering afgerond is, valt deze locatie weer onder de criteria van de bestaande woonwijken.

3.2B WOONWAGENTERREINEN

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU

In de gemeente zijn aan de Diamant, Kopermolen, Van Veenweg en Tijm woonwagenterreinen gelegen. Deze terreinen kenmerken zich door de toename van permanente bouwwerken dicht op elkaar, op een terrein dat vroeger een semi-permanent karakter had. De terreinen geven over het algemeen een rommelige indruk. In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om op deze plekken een woning te bouwen.

Als gekozen wordt voor de bouw van een locatievaste woonwagen of woonhuis dan valt deze onder welstandstoezicht.

WELSTANDSCRITERIA WOONWAGENS

Massa

* Aan het gebouw is afleesbaar wat de functie is.

Detaillering

* Eenvoudige gevels zijn het meest wenselijk.

* Er geldt een terughoudend kleur- en materiaalgebruik. De gebruikelijke kleuren: wit voor de gevels en zwart voor het dak.

Aandachtspunten voor kleine bouwwerken

* Bijgebouwen worden achter op de kavel gesitueerd, uitgevoerd in de kleuren van het hoofdgebouw of terughoudend kleurgebruik.

WELSTANDSCRITERIA WONINGEN

Massa

* De woningen zijn voorzien van een zadeldak met goot en nok.

* De gekozen architectuurstijl van de woning wordt consequent uitgewerkt.

Detaillering

* r geldt een terughoudend kleur- en materiaalgebruik. De gebruikelijke kleuren: wit voor de gevels en zwart voor het dak.

* Detaillering is afgestemd op de gebruikte architectuurstijl.

* Hellende daken worden voorzien van keramische- of betonpannen, niet geglazuurd.

3.2C NIEUWE WOONWIJKEN

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU

Voor nieuwe woonwijken zoals de Draai, Broekhorn en Noordereiland is welstandstoezicht van toepassing en zijn door de raad beeldkwaliteitplannen vastgesteld.

WELSTANDSCRITERIA

In de beeldkwaliteitplannen zijn de criteria opgenomen die tijdens de ontwikkelingsfase fungeren als kader voor de toets van ‘redelijke eisen van welstand’.

Als een deelgebied of de wijk is afgebouwd, wordt daarna getoetst aan deelgebied ‘2A Bestaande woonwijken’.

3.3 CENTRUMZONE: STADSHART, STATIONSGEBIED, CENTRUMWAARD

WELSTANDSNIVEAU

De centrumzone valt onder welstandstoezicht vanwege de centrale ligging en centrumfunctie voor Heerhugowaard. Het welstandstoezicht is gericht op het, binnen de diversiteit van de bebouwingsvormen, behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.

Gebaseerd op de uitgangspunten voor de ontwikkeling van de verschillende gebieden zijn welstandscriteria opgesteld die de gewenste ruimtelijke kwaliteit ondersteunen.

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

* De opbouw en ordening van gebouwen moet passen binnen het stedenbouwkundige patroon van de straat of het gebied.

* Voorgevel en publieksgerichte functies zijn gericht op het openbaar gebied.

* Gebouwen zijn zo in de omgeving geplaatst, dat een aangename openbare ruimte tussen de verschillende gebouwen ontstaat die als straat, steeg of voetgangers- of langzaamverkeerszone gebruikt kan worden.

* Eigen terreininrichting maakt onderdeel uit van de ontwerpopgave.

Massa

* Gebouwen zijn individueel en afwisselend, met een heldere krachtige hoofdvorm.

* Maat en schaal van de gebouwen sluit aan bij de belendende panden.

* Bij functiemenging op gebouwniveau zijn functies afleesbaar in de gevelopbouw.

* Gebouwen met een bijzondere functie kunnen in massa, opbouw en vorm afwijken.

* Winkels in een groter blok worden in de compositie opgenomen als plint.

* De hoofdingangen van de gebouwen zijn gelegen aan de voorzijde/straatzijde en zijn duidelijk herkenbaar in het gevelbeeld.

* Bij grote gevelvlakken wordt de gevel van het gebouw opgedeeld in kleinere verticale zichtbare elementen smaller dan de gevelhoogte.

* Aan de verschijningsvorm van de voorgevel en in het zicht zijnde zijgevels wordt extra ontwerpaandacht gevraagd.

* Op beganegrond niveau worden geen gesloten gevels gericht op de openbare ruimte.

* Bijgebouwen ontbreken of zijn in opzet en schaal sterk ondergeschikt. Deze worden bij voorkeur ondergebracht in het hoofdgebouw.

* Bebouwing in Centrumwaard heeft een kapvorm of kap is terugliggend met een gevel vormgegeven.

* Toegangen naar parkeergarages, parkeergarage-inritten, opslagruimten, laad- en losruimten en andere utilitaire ruimten moeten van hoge kwaliteit zijn en passen bij de architectuur van het totale gebouw.

Detaillering

* Kleuraccenten zijn mogelijk indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt beargumenteerd kan worden en indien passend in de compositie.

* Winkelpuien hebben een open karakter, zijn transparant en representatief.

* Materialen en detaillering zijn van hoge kwaliteit.

* Materiaal en kleurgebruik worden afgestemd op het gebouwontwerp en de omgeving. Bijzondere functies/situaties kunnen hiervan afwijken.

* Afvoerkanalen (lucht/rookgas/ventilatie) worden in hoogte beperkt. Er worden geen buizen langs de gevel aangebracht. Afvoerkanalen worden bij voorkeur uitgevoerd als filter, waarmee de hoogte minimaal kan blijven. Voor de plaatsing van het filter gelden de sneltoetscriteria voor technische installaties.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

* Voor veelvoorkomende kleine bouwwerken gelden tevens de sneltoetscriteria (aan-, en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dakkapellen, dakopbouwen, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, rolluiken, luiken, rolluiken, antennes, technische installaties).

* Voor reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in de objectcriteria.

3.4A ZANDHORST I, II & III, DE FRANS, HARLINGERSTRAAT

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU

* De bedrijventerreinen vallen onder welstandstoezicht dat vooral gericht is op het behouden van de kwaliteit van de aanwezige gebouwen.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

* De opbouw en ordening van gebouwen moet passen binnen het stedenbouwkundige patroon van de straat of het gebied.

* Als er sprake is van meerdere gebouwen op één perceel dan wordt aandacht gevraagd voor samenhang en positie tussen de gebouwen en de inrichting van het terrein.

* Gevels zichtbaar vanaf doorgaande hoofdroutes dienen als voorgevel uitgevoerd te worden. Bijvoorbeeld langs Westerweg en Westtangent, waar bebouwing een tweezijdige oriëntatie heeft.

* Er is ontwerpaandacht voor naar het spoor gerichte gevels.

* De bebouwing die de bebouwingsgrens (rooilijn) overschrijdt, levert in kwalitatief opzicht een meerwaarde voor het straatbeeld op.

Massa

* De hoofdingangen van de gebouwen zijn gesitueerd aan de voorzijde/ straatzijde en zijn duidelijk herkenbaar in het gevelbeeld.

* Representatieve ruimtes worden zoveel mogelijk aan de voorzijde gesitueerd.

* Op beganegrond niveau worden geen gesloten gevels gericht op de openbare ruimte.

* Bij grote gevelvlakken wordt de gevel van het gebouw opgedeeld in kleinere verticale zichtbare elementen smaller dan de gevelhoogte.

* Technische installaties op het gebouw worden geïntegreerd vormgegeven.

* Losgeplaatste bijgebouwen, zoals fietsenstallingen en technische ruimtes, zijn ondergeschikt en tonen verwantschap met het ontwerp en het materiaalgebruik van het hoofdgebouw.

Detaillering

* Het materiaalgebruik van het kantoorgedeelte wijkt af van de (productie-)hal.

* Per bedrijfspand wordt één hoofdkleur gebruikt.

* De dakranden worden zodanig geconstrueerd dat vochtplekken in de gevel worden voorkomen.

* Bij de inrichting van het buitenterrein met parkeerplaatsen is altijd sprake van een groenzone met ruimte voor beplantingen en /of bomen.

* Hekwerken worden bij voorkeur gecombineerd met groene hagen of beplanting in beperkte hoogte en op eigen terrein.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

* Voor veelvoorkomende kleine bouwwerken gelden tevens de sneltoetscriteria (bijgebouwen en overkappingen, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, antennes, technische installaties, containers).

* Voor reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in de objectcriteria.

3.4B Beveland

WELSTANDSNIVEAU

* Beveland valt onder welstandstoezicht dat vooral gericht is op de ontwikkeling van een aantrekkelijk bedrijventerrein. De nadruk in het welstandsbeleid ligt op het bewaken van de samenhang op het terrein en de bebouwing. Hierin zijn naast het karakter van het gebied zelf de toekomstige ontwikkelingen van RTIC en het Stationsgebied mede bepalend.

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

* De gebouwen zijn vormgegeven als zelfstandige elementen en ruim op de kavel gesitueerd.

* Er is één helder vormgegeven hoofdgebouw per kavel.

* Er is samenhang tussen de gebouwen en de inrichting van het terrein

* Gevels zichtbaar vanaf doorgaande hoofdroutes (Westtangent en spoorzijde), dienen als voorgevel uitgevoerd te worden. (De betreffende bebouwing heeft een tweezijdige oriëntatie.)

* Bij de inrichting van het buitenterrein met parkeerplaatsen is altijd sprake van een groenzone met ruimte voor beplantingen en /of bomen.

Massa

* Er is diversiteit in vormgeving. Elk gebouw heeft een eigen vormgeving met aandacht voor architectonische kwaliteit en representatie.

* De hoofdingangen van de gebouwen zijn gesitueerd aan de voorzijde/ straatzijde en zijn duidelijk herkenbaar in het gevelbeeld.

* Representatieve ruimtes worden zoveel mogelijk aan de voorzijde gesitueerd.

* Er worden geen gesloten gevels gericht op het openbaar gebied.

* Technische installaties op het gebouw worden geïntegreerd vormgegeven.

* Bij grote gevelvlakken wordt de gevel van het gebouw opgedeeld in kleinere verticale zichtbare elementen smaller dan de gevelhoogte.

Detaillering

* Materiaaltoepassing en kleurgebruik is op basis van één hoofdmateriaal en hoofdkleur per bedrijfspand.

* Detaillering wordt afgestemd op de gebruikte architectuurstijl.

* Losgeplaatste bijgebouwen, zoals fietsenstallingen en technische ruimtes, tonen verwantschap met het ontwerp en de materialisering van het hoofdgebouw.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

* Voor veelvoorkomende kleine bouwwerken gelden tevens de sneltoetscriteria (bijgebouwen en overkappingen, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, antennes, technische installaties).

* Voor reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in de objectcriteria.

3.4C OVERTOOM

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU

Vanwege de geïsoleerde ligging en autonome ontwikkeling van deze locatie acht de gemeente welstandstoezicht hier minder zinvol.

De gemeente heeft dit gebied dan ook als welstandsvrij aangewezen en stelt geen welstandseisen aan de bebouwing zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.

WELSTANDSCRITERIA

Indien de gemeente wil meewerken aan een plan dat niet past binnen het bestemmingsplan, zal in ieder geval goedkeuring van de welstandscommissie nodig zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de algemene welstandscriteria.

RECLAMES

Voor reclames geldt de Landschapsverordening van de provincie Noord-Holland. De criteria van deze verordening zijn opgenomen in paragraaf 4.4: Reclames, deelgebied 4C: Overtoom.

EXCESSEN

Ook al is een bouwactiviteit of een reclamevoering vergunningvrij of welstandsvrij, we willen buitensporigheden voorkomen.

De Woningwet biedt het college de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Om daadwerkelijk te kunnen optreden is er in de welstandsnota een excessenregeling met bijbehorende criteria opgenomen. Met deze regeling kunnen buitensporigheden worden aangepakt die de ruimtelijke kwaliteit aantasten. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard.

Voordat de gemeente overgaat tot een aanschrijving zal de Welstandscommissie verzocht worden het bouwwerk te beoordelen. Het advies wordt schriftelijk gemotiveerd en wordt gebaseerd op de criteria genoemd in de excessenregeling.

3.4D DE VAANDEL EN RTIC

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU DE VAANDEL

Het bedrijventerrein de Vaandel is nog in ontwikkeling.

Door de raad is een beeldkwaliteitplan vastgesteld.

WELSTANDSCRITERIA DE VAANDEL

Tijdens de ontwikkelingsfase fungeert het beeldkwaliteitplan als toetsingskader voor het welstandstoezicht. In het beeldkwaliteitplan zijn kwaliteitszones benoemd en criteria opgenomen aan de hand waarvan een supervisieteam een bouwplan beoordeeld.

Zodra de ontwikkeling van de locatie is afgerond en alle kavels bebouwd zijn zal het welstandtoezicht conform het nabij gelegen bedrijventerrein Zandhorst van toepassing worden.

Er zal dan getoetst worden aan de criteria van deelgebied 4A Bedrijventerreinen.

RECLAMES

Voor reclames zijn er aanvullende objectcriteria opgenomen in paragraaf 4.4: Reclames, deelgebied 4, bedrijventerreinen 4A, 4B en 4D.

WELSTANDSNIVEAU RTIC

RTIC is het gebied in het verlengde van deelgebied 4B Beveland.

Voor dit gebied is een beeldkwaliteitplan vastgesteld.

WELSTANDSCRITERIA RTIC

Tijdens de ontwikkelingsfase fungeert het beeldkwaliteitplan als toetsingskader voor het welstandstoezicht.

Zodra de ontwikkeling van de locatie is afgerond en alle kavels bebouwd zijn zal het welstandtoezicht conform het nabij gelegen bedrijventerrein Beveland van toepassing worden.

Er zal dan getoetst worden aan de criteria van deelgebied 4B Beveland.

RECLAMES

Voor reclames zijn er aanvullende objectcriteria opgenomen in paragraaf

4.4: Reclames, deelgebied 4, bedrijventerreinen 4A, 4B en 4D.

3.5 KASSENCONCENTRATIEGEBIED: ALTON I & II

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU

Vanwege de autonome ontwikkelingen van deze locaties acht de gemeente welstandstoezicht hier minder zinvol. Aan de randen van dit gebied zijn beperkingen opgelegd in het kader van het bestemmingsplan. Daarbinnen zijn de agrarische ontwikkelingen het voornaamste uitgangspunt.

De gemeente stelt geen welstandseisen aan de bebouwing op deze locatie zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan en heeft dit gebied als welstandsvrij aangewezen.

WELSTANDSCRITERIA

Indien de gemeente wil meewerken aan een plan dat niet past binnen het bestemmingsplan, zal in ieder geval goedkeuring van de welstandscommissie nodig zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de algemene welstandscriteria.

RECLAMES

Voor reclames geldt de Landschapsverordening van de provincie Noord-Holland. De criteria van deze verordening zijn opgenomen bij paragraaf 4.4: Reclames, deelgebied 5: Kassenconcentratiegebied.

EXCESSEN

Ook al is een bouwactiviteit of een reclamevoering vergunningvrij of welstandsvrij, we willen buitensporigheden voorkomen.

De Woningwet biedt het college de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Om daadwerkelijk te kunnen optreden is er in de welstandsnota een excessenregeling met bijbehorende criteria opgenomen. Met deze regeling kunnen buitensporigheden worden aangepakt die de ruimtelijke kwaliteit aantasten. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard.

Voordat de gemeente overgaat tot een aanschrijving zal de Welstandscommissie verzocht worden het bouwwerk te beoordelen. Het advies wordt schriftelijk gemotiveerd en wordt gebaseerd op de criteria genoemd in de excessenregeling.

3.6 SPORT-, RECREATIE- EN GROENE

TERREINEN

afbeelding binnen de regeling

WELSTANDSNIVEAU

De sport-, recreatie- en groene gebieden vallen onder welstandstoezicht. De gemeente stelt geen aanvullende eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied. Die basiskwaliteiten worden beschreven in enkele gebiedsgerichte welstandscriteria.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in omgeving

* Vorm en compositie van de gebouwen dienen te passen binnen het stedenbouwkundige karakter van het gebied.

* Vormgeving en materiaalgebruik zorgt voor samenhang tussen de diverse gebouwen op het terrein.

* Publieksgerichte functies (kantine etc.) zijn gericht naar de locatie waar de activiteiten plaatsvinden.

* Gevels die zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied dienen met zorg te worden vormgegeven.

* Indien het terrein duidelijk zichtbaar is vanaf het openbare gebied, dient dit zorgvuldig te worden ingericht.

Massa

* De opbouw gebeurt in heldere volumes op basis van een eenduidige hoofdvorm.

* De entree van het gebouw wordt helder vormgegeven en uitgewerkt in relatie tot de buitenruimte.

* Aan het gebouw is afleesbaar wat de functie is.

Detaillering

* Terughoudend kleur- en materiaalgebruik, passend in de groene, landschappelijke omgeving.

* Detaillering afgestemd op de gebruikte architectuurstijl.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

* Bij sportterreinen is opslag van materialen een gegeven. Per vereniging mag maximaal 1 container worden geplaatst. De eisen aan de container staan vermeld in paragraaf 5.11: Sneltoetscriteria voor containers.

* Voor veelvoorkomende kleine bouwwerken gelden tevens de sneltoetscriteria (bijgebouwen en overkappingen, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, antennes, technische installaties, containers).

* Voor reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in paragraaf 4.4:

Reclames, deelgebied 6: Overige gebieden.

4 OBJECTGERICHTE WELSTANDSCRITERIA

4.1 BESTAANDE STOLPBOERDERIJEN

WELSTANDSNIVEAU

De bestaande oorspronkelijke agrarische stolpen vallen onder welstandstoezicht. Inzet voor het beleid is het behoud van de structuur van het gebouw en het bedrijfsmatig karakter met de daarmee samenhangende inrichting van het erf. Onderstaande welstandscriteria zijn in overleg met de Boerderijenstichting Noord-Holland opgesteld. Deze criteria zijn niet bedoeld voor de moderne stolpwoning.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging

* De stolp is in hiërarchisch opzicht het belangrijkste object op het erf.

Massa

* De hoofdvorm, één lage beganegrondlaag plus pyramidevormig dak, geldt als uitgangspunt.

* De maat van de stolp varieert van klein, bij een plattegrond van 12 bij 12 meter, tot groot, bij een plattegrond van 20 bij 20 meter.

* De voorgevel is gericht op de weg.

* Aan- of uitbouwen zijn in maatvoering ondergeschikt aan het hoofdvolume.

* Bij aan- of uitbouwen wordt de dakhelling van het hoofdvolume overgenomen.

* De tegenstelling tussen het open muurwerk en het gesloten, massieve dak wordt behouden.

* Grote ingrepen die de oorspronkelijke beeldkwaliteit aantasten worden zoveel mogelijk geconcentreerd aan de achterzijde.

* Een dakkapel in de vorm van een dakopbouw vanuit de goot mag alleen op de voorgevel worden geplaatst.

* Loggia’s zijn alleen aan de achterkant toegestaan.

* Splitsing van de stolp is onder bepaalde beleidsvoorwaarden toegestaan.

Detaillering

* Bij restauratie / verbouwing dienen materialen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de oorspronkelijke materialen (hout, betimmering, deuren, ramen, kozijnen, voegspecie, gevelstenen).

* Het ‘ouder’ maken van de stolp door het toevoegen van elementen of details die horen bij een voorbije stijlperiode en nooit onderdeel van het gebouw geweest zijn, is ongewenst.

* Het toepassen van riet op een dak dat voor de restauratie met pannen was gedekt is toegestaan.

* De voorgevel is in hiërarchie belangrijker en heeft een rijker karakter dan zij- en achtergevel.

* De volgende materialen zijn niet toegestaan: wit/grijze betonsteen/ kalkzandsteen, beton, kunststof of aluminium beplating, dakpanplaten, rolluiken en spiegelende vlakke plaatdeuren.

* Kozijnen, ramen en deuren van kunststof zijn alleen toegestaan als de uitstraling en detaillering vergelijkbaar is met de uitstraling en detaillering van hout.

* Signaalkleuren zijn niet toegestaan.

* Extra aandacht is vereist voor: voordeuren, garagedeuren, hekwerk, gootbakken, boeiboorden, windveren, dakkapellen, kozijnen en raamindelingen.

* Een bestaand reliëf in de gevel door middel van neggen, kozijnhout, onderdorpels, gootlijst etc., wordt gehandhaafd.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

Voor agrarische bedrijfsgebouwen en reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in de paragrafen:

  • -

    4.2: Agrarische bedrijfsgebouwen, deelgebied 6: Overige gebieden.

  • -

    4.4: Reclames, deelgebied 1: Buitengebied, deelgebied 2: Woonwijken.

4.2 AGRARISCHE BEDRIJFSGEBOUWEN

WELSTANDSNIVEAU

Agrarische bedrijfsgebouwen vallen onder welstandstoezicht.

Doorzichtige glaskassen zijn welstandsvrij.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

* De bebouwing op het bedrijfsperceel dient zoveel mogelijk compact te blijven om te grote uitwaaiering te voorkomen.

* Agrarische complexen en andersoortige bebouwing hebben een ingetogen uitdrukking ten opzichte van het omringende landschap, in vorm, massa en kleur.

* Een heldere ordening van verschillende gebouwen op het erf is belangrijk. * Ontwerpen dienen altijd rekening te houden met het ensemble van alle bebouwing op het erf, waarbij wordt gestreefd naar ingetogenheid en doorzichten mogelijk blijven.

* Bedrijfsgebouwen worden achter de woonzone met haar bijgebouwen gesitueerd, zodat er sprake is van een woon- en een bedrijfszone.

* De terreininrichting maakt onderdeel uit van het architectonische ontwerp. Het omgeven van het erf met inheemse en bij het landschap passende beplanting is een middel om nieuwe bouwwerken niet te laten domineren.

* De lengte van de bedrijfsgebouwen staat haaks op de richting van de weg.

* Er wordt niet gebouwd tegen gebouwen die in vorm en massa afwijken. In uitzonderlijke gevallen kan worden samengevoegd via een tussenlid met platte afdekking.

Massa

* Bedrijfsgebouwen bestaan uit een onderbouw van één laag met een hellend dak dat niet is afgeplat (zadeldak, schilddak). Kleine schuren kunnen ook voorzien zijn van een mansardekap.

* Afwijkende stalvormen zijn slechts in die gevallen denkbaar, waar ze in plaatsing, richting, vorm en geveluitwerking goed aansluiten bij de bestaande bebouwing en een beperkte invloed hebben op de karakteristiek van het open landschap, waarbij in verband met het minder massieve silhouet enkelvoudige vormen zoals boogstallen de voorkeur verdienen boven serrestallen.

* Bedrijfsgebouwen hebben óf een horizontale geleding óf een verticale geleding, waarbij de bovenzijde van de kopgevel (de driehoek) kan afwijken.

Detaillering

* Detaillering is eenvoudig en zorgvuldig waarbij aansluiting gezocht wordt bij de bestaande bebouwing.

* Materiaal: baksteen, hout, metaal- of eternietgolfplaat, betonplaten met steenmotief,

* Beton of kunststof voor grote vlakken is niet toegestaan.

* Agrarische bedrijfsbebouwing is uitgevoerd met windveren en dakgoten.

* Kleur van de gevels is gedekt en traditioneel, natuurlijke tinten passend in het landschap en op het erf.

* Signaalkleuren, wit en lichtgrijs zijn niet toegestaan. Lichtgrijs voor daken is mogelijk, maar niet lichter dan RAL 7040.

* Doorzichtige glaskassen zijn welstandsvrij. Dichte kassen en verwerkingsruimten dienen te voldoen aan bovenstaande criteria.

OVERIGE WELSTANDSCRITERIA

* Voor reclames zijn er aanvullende criteria opgenomen in 4.4: Reclames, deelgebied 1: Buitengebied.

4.3 KUNSTWERKEN:HOOFDWEGENSTRUCTUUR EN BEELDENDE KUNST

WELSTANDSNIVEAU

De kunstwerken vallen onder welstandstoezicht.

WELSTANDSCRITERIA VOOR HOOFDWEGENSTRUCTUUR

Het gaat om de civieltechnische kunstwerken die vanwege hun maat en schaal van grote invloed kunnen zijn op de beleving naar en vanuit de omgeving. Dit onderwerp vraagt met de toekomstige aanpassingen in de hoofdwegenstructuur en de realisatie van grootschalige kunstwerken om de nodige aandacht. Het is van belang om naast civieltechnische en verkeerskundige aspecten ook inpassing- en vormgevingaspecten te kunnen beoordelen. Daarbij gaat het om de kwaliteit van de kunstwerken zelf maar ook om de uitwerking op de omgeving. Beeldende kunst, toegepast binnen civieltechnische kunstwerken, is een instrument om de identiteit van de stad te versterken.

Ligging in de omgeving

* Kunstwerken worden zorgvuldig landschappelijke ingepast.

* Kunstwerken worden zo compact mogelijk vormgegeven, zowel in oppervlakte als hoogte.

* Kunstwerken maken onderdeel uit van een reeks gekoppeld aan een route.

Massa

* Kunstwerken hebben eenvoudige krachtige hoofdvormen.

* Er is sprake van een geïntegreerd ontwerp: verkeersfunctie afstemmen op landschappelijk en civieltechnisch ontwerp, verlichting, leuningen etc.

* Objecten worden zo transparant mogelijk vormgegeven.

* Er is aandacht voor overzichtelijkheid en lichtniveau van langzaamverkeerroutes.

* Gevels langs fietspaden worden schuin achteroverhellend uitgevoerd, minimaal onder een hoek van 30 graden.

* Transparante geluidschermen worden schuin uitgevoerd, onder een hoek van 10 graden achteroverhellend.

* Begroeide geluidschermen worden schuin uitgevoerd, aan beide zijden onder een hoek van 10 graden achteroverhellend.

* Achterkanten van geluidschermen in de richting van woningen worden mee ontworpen.

WELSTANDSCRITERIA VOOR BEELDENDE KUNST

Objecten in de openbare ruimte kunnen zowel een functie in een groter stedelijk en landschappelijk verband hebben (ondersteuning van structuren, bijvoorbeeld bijzonder straatmeubilair of thematische kunstprojecten), als locatiegebonden, individuele kunstobjecten zijn.

Ligging in de omgeving

Kunstobjecten zijn passend gesitueerd in de omliggende openbare ruimte en ten opzichte van de omliggende bebouwing.

4.4 RECLAMES

Voor het maken van reclame bestaan er tal van mogelijkheden, bijvoorbeeld via de media. Juist deze veelheid aan alternatieve mogelijkheden is een reden om de openbare ruimte niet te zeer te belasten met reclame-uitingen.

Het betreft hier alleen die reclames die definitief worden bevestigd op een gefixeerde plek op een pand of reclamezuilen.

Mobiele en verplaatsbare reclames vallen niet onder deze regelgeving. Hiervoor wordt doorverwezen naar het ‘objectenbeleid’ van de gemeente.

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR ALLE GEBIEDEN

Basis uitgangspunten

* De zichtbaarheid van reclame dient beperkt te blijven tot de straat waar het bedrijf gevestigd is.

* Reclame mag niet groter zijn dan voor een goede leesbaarheid nodig is.

* De reclame moet een duidelijke relatie hebben met het bedrijf.

* De reclame moet in plaats, maat, vorm, kleur, sfeer en detaillering, rekening houden met de stedenbouwkundige situatie. Zij moet afgestemd worden op de architectonische kwaliteit van het pand.

* Het toepassen van losse letters en het aanlichten van reclameteksten verdienen de voorkeur boven lichtbakken.

* Reclame moet aan goede technische en constructieve eisen voldoen. Zij moet gemaakt zijn van duurzaam materiaal en goed onderhouden worden.

Reclame onmiddellijk achter ramen of deuren, met uitstraling naar buiten, wordt als reclame-uiting aangemerkt.

* Per deelgebied gelden er eigen reclameregels.

Ontoelaatbare reclame in alle deelgebieden:

* Reclame die niets te maken heeft met de activiteit in of rond het pand.

* Reclamebakken buiten de bouwmassa van het gebouw op daken en in goten.

* Merkreclames voor meer dan één product. Dit om wildgroei van reclame te voorkomen.

* Reclame die het uitzicht vanuit de aangrenzende gebouwen belemmert.

* Mechanisch bewegende reclame.

* Lichtreclame met veranderend of knipperend licht.

* Lichtkranten en led-schermen met bewegende tekst of beelden.

* Daglichtreflecterende reclame.

* Reclame die niet loodrecht of niet vlak tegen de gevel is geplaatst, maar bijvoorbeeld schuin op de gevel.

* Lichtstrengen om een reclameobject of de contouren van een gebouw te benadrukken.

* Screens (een frameconstructie waartussen doek met reclameteksten) geplaatst voor de gevel of op het terrein om extra reclames of tijdelijke reclame acties onder de aandacht te brengen.

Reclame in de nabijheid van woningen

Bij reclame die grenst aan de bestaande woonomgeving kan, in het kader van lichthinder en overlast, per geval worden bepaald dat tussen 22:00 uur en 07:00 uur de verlichting van het reclameobject uitgeschakeld is.

Bebouwde kom

Door de vele woningbouwprojecten in Heerhugowaard, wijzigt de bebouwde kom grens regelmatig. Uitgangspunt is de laatst vastgestelde versie.

TOETSINGSCRITERIA PER DEELGEBIED

Deelgebied 1 Buitengebied en de lintbebouwing buiten de bebouwde kom

Lintbebouwing binnen de bebouwde kom valt onder deelgebied 2: Woonwijken.

Reclame – en vooral de verlichte reclame – past niet bij het karakter van de omgeving in het buitengebied. Bij agrarische bedrijven is het mogelijk om op eigen terrein kleine bordjes te plaatsen (bijvoorbeeld ‘rozen te koop’). Bovendien is één naamsaanduiding op de stal, kas of bedrijfsruimte mogelijk. Ook bij positief bestemde niet-agrarische bedrijven is één aanduiding toelaatbaar. In dit gebiedsdeel is niet de APV maar de Landschapsverordening van de provincie Noord-Holland van toepassing.

Alleen in uitzonderlijke gevallen kan er toestemming verleend worden voor grotere reclames, bijvoorbeeld bij benzinestations en restaurants langs provinciale wegen.

Bij de lintbebouwing buiten de bebouwde kom en het buitengebied mag de reclame-uiting alleen worden uitgevoerd volgens de uitgangspunten zoals deze zijn omschreven in de Landschapsverordening van de provincie Noord Holland. Voor deze reclames is geen vergunning nodig.

Vergunningsvrij (volgens de Landschapsverordening)

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:

* De reclame moet betrekking hebben op het product of dienst die wordt verleend of het bedrijf of het beroep dat wordt uitgeoefend in of op de onroerende zaak.

* Eén onverlichte reclame met een maximaal oppervlakte van 0,50 m2 met geen grotere afmeting in één richting dan 1,50 meter.

* Reclame op een gebouw mag niet (geheel of gedeeltelijk) boven de dakrand worden geplaatst. Wanneer zij niet aan de gevel wordt aangebracht, mag de reclame zich niet meer dan 1,50 meter boven het maaiveld bevinden, gemeten vanaf het hoogste punt.

* Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast opgericht. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

Deelgebied 2 Woonwijken

inclusief de lintbebouwing binnen de bebouwde kom en de woonwagenterreinen

Bij woonwijken gelden de volgende criteria:

* In een gebied waar hoofdzakelijk wordt gewoond, hoort eigenlijk geen reclame. Er ontbreekt immers een relatie tussen het wonen en reclame. Uitzonderingen zijn huizen met een praktijkruimte of hiermee vergelijkbare functies. In dergelijke gevallen is een bescheiden aanduiding aanvaardbaar op of aan de gevel, bij voorkeur bij de voordeur of bij de toegangsdeur van het bedrijf.

* De reclame-uitingen mogen alleen worden uitgevoerd volgens de uitgangspunten zoals deze zijn omschreven in de APV. Voor deze reclames is geen vergunning nodig.

Bedrijven en winkels in woonwijken

Reclame uitingen in dit deelgebied hebben grotere beperkingen dan die in winkelgebieden en bedrijventerreinen. De toegestane afmetingen zullen dan ook altijd kleiner zijn dan de genoemde maatvoeringen in die deelgebieden. Voor bedrijven, winkels en ook instellingen in een woonomgeving, die als zodanig in het bestemmingsplan passen, gelden de volgende criteria:

* Per gebouw mag in principe niet meer dan één reclameobject worden aangebracht. Uitzondering hierop kan gemaakt worden voor gebouwen die gevels aan meer dan één straat hebben. Het aantal objecten blijft dan één per straatgerichte gevel, doch de reclamevoering op de gevel waar zich geen entree bevindt moet ondergeschikt zijn aan die van de reclame van de hoofdentree.

* Bij bedrijfsverzamelgebouwen is één verzamelobject mogelijk, geplaatst bij de toegangzijde van het gebouw dan wel bij de inrit van het terrein, waarop op eenvormige manier de gebruikers worden vermeld. Het maximale formaat is 2,50 meter hoog en 1,00 meter breed.

* Reclamezuilen per bedrijf zijn niet toegestaan.

* Indien het pand verder dan 10 meter vanaf de voorerfgrens is geplaatst, is een naamsaanduiding op een zuiltje toegestaan, mits verticaal uitgevoerd en geplaatst bij de inrit van het terrein. Het maximale formaat is 1,50 meter hoog, 0,80 meter breed, 0,10 meter dik. Er worden geen afwijkingen in de maximale hoogte van deze reclamezuiltjes toestaan. Op het pand kan in dit geval tevens een reclamebord aangebracht worden die voldoet aan de vergunningsvrije criteria binnen de bebouwde kom.

* Losse letters op dakranden en dakgoten zijn niet toegestaan.

* Het per bedrijf plaatsen van meer dan één vlaggenmast is niet toegestaan. Een aantal bedrijven samen, bijvoorbeeld via een winkeliersvereniging, kan een overzichtsplan maken voor het totale gebied dat door de gemeente en welstandscommissie wordt beoordeeld.

* Lichtreclame bij winkels en bedrijven waarboven zich huizen bevinden, mag geen licht via de bovenzijde uitstralen.

Vergunningsvrij

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:

* De reclame heeft uitsluitend betrekking op de naam van het bedrijf en de dienst die wordt verleend of het beroep dat wordt uitgeoefend in of bij het pand.

* Geen van alle uitingen mag een grotere afmeting in één richting hebben dan 1,00 meter.

* De reclame-uitingen mogen samen geen groter oppervlakte hebben dan 0,50 m2.

* De opschriften en aankondigingen zijn niet verlicht.

* De reclame is aangebracht op een plat bord dan wel losse letters tegen de gevel op de begane grond.

* Binnen een bestaande, met vergunning geplaatste, lichtbak kan de naam van een bedrijf of winkel worden gewijzigd zolang aan alle (overige algemene en gebiedsgerichte) criteria wordt voldaan.

*Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast opgericht. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling vergunningsvrij bouwen’).

Deelgebied 3 Centrumgebieden

In gebieden met een uitgesproken winkel en/of promenade karakter zijn de mogelijkheden om reclame te maken ruimer. Gezien het afwisselende aanzien van de winkelcentra, is het niet mogelijk waterdichte richtlijnen te geven welke reclames aanvaardbaar of onaanvaardbaar zijn.

Uitgangspunt is dat reclame bij winkels op de begane grond moet worden geplaatst. Daardoor ontstaat een logische relatie tussen de commerciële aanprijzing en het bedrijf. Bovendien wordt de overlast ingedamd voor eventuele huizen boven de winkel.

Aandachtspunt

Bij Winkelcentrum Middenwaard zijn er door de eigenaar-beheerder van het winkelcentrum aan de binnen- en buitenzijde aanvullende regels opgesteld voor het aanbrengen van reclame. Deze staan los van de onderstaande gemeentelijke criteria en kunnen eventueel strenger zijn. Hiervoor dient u contact op te nemen met de eigenaar-beheerder.

Bij winkelgebieden gelden de volgende criteria

* Reclame moet loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan de gevel worden geplaatst.

*Reclame mag niet worden aangebracht op verdiepingen met een woondoel of verdiepingen met een bedrijfsbestemming zonder publieksfunctie.

* Lichtreclame bij winkels en bedrijven waarboven zich huizen bevinden, mag geen licht via de bovenzijde uitstralen.

* In de voorgevel moet de reclame als zelfstandig element zijn vormgegeven. Formaat en detaillering moeten zijn afgestemd op de oorspronkelijke gevel. De reclame valt daardoor niet uit de toon.

* De samenhang en ritmiek van de straatwand mag door de reclame niet worden verstoord.

* Reclame moet worden opgenomen in de bouwstijl en beperkt tot het hoogst noodzakelijke.

* Aan de voorgevel komen ten hoogste twee reclames per gebruiker. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

* Bij hoekpanden mogen aan de voorgevel ten hoogste twee reclames worden geplaatst en aan een naar het openbare gebied gerichte zijgevel één reclame. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

* Reclamezuilen die losstaan van de gevel zijn niet toegestaan.

* Losse reclameletters op de dakrand mogen alleen aangebracht worden bij grotere gebouwen waarin meerdere winkels zijn gevestigd. De reclame moet bij de hoofdingang van het gebouw komen. Bijvoorbeeld de naam van het winkelcentrum.

* Voorbedrukte reclames op zonneschermen zijn toegestaan.

* Het per bedrijf plaatsen van meer dan één vlaggenmast is niet toegestaan. Een aantal bedrijven kan samen voor het totale winkelgebied een overzichtsplan maken dat door de gemeente en welstandscommissie wordt beoordeeld.

* De gevels op de beganegrond richting de openbare ruimte mogen niet gesloten zijn.

* Het geheel dichtplakken van ramen en deuren is niet toegestaan.

Vergunningsvrij

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:

* Er wordt voldaan aan de algemene voorwaarden en aan bovenstaande eisen van centrumgebieden.

* Plaatsing van de gehele reclame onder de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping.

* Binnen een bestaande, met vergunning, geplaatste lichtbak kan de naam van een bedrijf of winkel worden gewijzigd zolang aan alle (overige algemene en gebiedsgerichte) criteria wordt voldaan.

Bij plaatsing van een platte gevelreclame gelden de volgende eisen:

* Er geldt een maximale hoogte van 0,60 meter, maximale breedte van 3,50 meter, en maximale dikte van 0,20 m. Een verdere beperking is dat de gevelreclame niet breder mag zijn dan 75% van de breedte van de gevel.

* Aan de voorgevel komen ten hoogste twee reclames per gebruiker. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

* Bij hoekpanden mogen aan de voorgevel ten hoogste twee reclames worden geplaatst en aan een naar het openbare gebied gerichte zijgevel één reclame. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

Bijplaatsing haaks op de gevel gelden de volgende eisen:

* De plaatsing is niet lager dan 2,30 meter boven de stoep of maaiveld gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject.

* De maximale afmeting is 0,50 x 0,70 meter, de maximale dikte 0,20 m.

* De maximale uitsteekmaat van het bord is 0,90 meter, inclusief bevestigingsconstructie.

* De afstand tot de rijbaan is minimaal 0,60 meter, horizontaal gemeten.

* Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast opgericht. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

* Bij plaatsing van vlaggenmasten gelden de volgende eisen:

* Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast geplaatst. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

Deelgebied 4 Bedrijventerreinen 4A, 4B en 4D

Het gaat in dit gebied om een grote concentratie van bedrijven, waardoor ook meer reclame in het straatbeeld aanwezig is. Uitgangspunt van de gemeente blijft dat de reclame op een logische plaats tegen de gevel aangebracht dient te worden, bijvoorbeeld bij de ingang. Reclame moet ook in dit geval passen bij het gebouw. Verticale reclamezuilen zijn mogelijk als ze een plaats krijgen aan de kant van de ingang van het bedrijf.

Bij bedrijfsverzamelgebouwen is plaatsing van de naam van het gebouw op de dakrand mogelijk. Uitgangspunt zijn kleine losse letters. De plaats van de belettering is boven de ingang van het bedrijfsverzamelgebouw. Huurders/gebruikers van het bedrijfsverzamelgebouw wordt aangeraden om samen een vrijstaande reclamezuil bij de hoofdingang te plaatsen.

Bij bedrijventerreinen gelden de volgende uitgangspunten:

* Reclame moet loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan de gevel worden aangebracht.

* In de voorgevel moet de reclame als zelfstandig element zijn vormgegeven.

* Het formaat en de details moeten harmoniëren met de oorspronkelijke gevel.

* De reclame mag in de voorgevel de samenhang en ritmiek van de straatwand niet verstoren.

* Reclame moet worden geïntegreerd in de bouwstijl en zich beperken tot het hoogst noodzakelijke.

* Aan de voorgevel komen ten hoogste twee reclames per gebruiker. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

* Bij hoekpanden mogen aan de voorgevel ten hoogste twee reclames worden geplaatst en aan een naar het openbare gebied gerichte zijgevel één reclame. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

* Losse reclameletters op de dakrand zijn alleen toegestaan voor grotere gebouwen waarin meerdere bedrijven zijn gevestigd. Zij moeten gerelateerd zijn aan de hoofdentree van het pand. Bijvoorbeeld de naam van het bedrijfsverzamelgebouw.

* Reclame op luifels en zonneschermen worden toegestaan als zij bestaan uit losse, geschilderde letters of plakletters.

Reclamezuilen

* Er wordt maximaal één reclamezuil opgericht, mits verticaal uitgevoerd en geplaatst bij de toegang van het bedrijf of bij de inrit van het terrein.

* Kenmerkend voor een zuil is de verhouding hoogte/breedte. Deze is vastgesteld op 2,5/1. Bijvoorbeeld: een zuil van 2,50 meter hoog mag maximaal 1,00 meter breed zijn.

* De hoogtemaat is maximaal 3,80 meter. De breedtemaat is maximaal 1,50 meter. Binnen deze maatvoering moet het voor bedrijven mogelijk zijn hun huisnummer, bedrijfsnaam en soort werkzaamheden te vermelden.

* Bij bedrijfsverzamelgebouwen is één reclamezuil mogelijk waarop op eenvormige manier de gebruikers worden vermeld. Plaatsing van de zuil bij de entree van het gebouw dan wel bij de inrit van het terrein. De maximale hoogte is 5,00 meter.

In zeer uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van deze hoogtemaat. Gedacht wordt dan aan de grote afstand van het pand ten opzichte van de openbare weg in combinatie met een hogere toegestane snelheid dan 50 km/h op die weg. De breedtemaat mag in geen geval breder zijn dan 1,50 meter.

* Een uitzondering wordt gemaakt voor de zuilen bij benzinestations waarop het logo van de benzinemaatschappij en de literprijzen zijn vermeld. Per benzinestation is één reclamezuil toegestaan. Het maximale formaat is 6,60 meter hoog, 2,00 meter breed en 0,40 meter dik.

Reclame vlaggenmasten en banieren

Reclamevlaggen en banieren bij een bedrijf zijn toegestaan. Vanuit de openbare ruimte gezien is het belangrijk dat er samenhang wordt gerealiseerd. Dit houdt in dat de vlaggenmasten niet willekeurig over het hele perceel geplaatst worden en het mogen er niet teveel zijn. Dit veroorzaakt een rommelige uitstraling. Door de vlaggenmasten op één lijn langs de erfgrens te plaatsen en het aantal te reguleren wordt dit opgelost.

Criteria vlaggenmasten en banieren

* De vlaggenmasten worden uitsluitend geplaatst op het eigen perceel, zo dicht mogelijk langs de voorerfgrens binnen 0,50 meter (voor de Vaandel geldt een afstand van 1,50 meter) en evenwijdig aan de voorerfgrens op één lijn. De vlag kan hierdoor op gemeentegrond en over het trottoir wapperen. De vlag mag echter niet over de openbare weg en fietspad wapperen.

* Aan de zijerfgrens met het buurperceel mag de vlag niet over de erfgrens van het buurperceel wapperen. De breedtemaat van de vlag bepaald dus de afstand naar het buurperceel.

* Hoogte gemeten vanaf het maaiveld: mastlengte minimaal 5,00 meter, maximaal 8,00 meter.

* De vlaggenmasten worden per perceel op één hoogte gehouden. De vlaggen hebben per perceel één afmeting.

* De vlag moet in verhouding zijn met de mastlengte, zie onderstaande tabel:

Mastlengte boven maaiveld

Vlag HxB (m)

Banier HxB (m)

5 meter

1,20x1,80

2,50x1,00

6 meter

1,50x2,25

3,00x1,20

7 meter

1,50x2,25

3,50x1,20

8 meter

2,00x3,00

4,00x1,50

* De onderzijde van de vlag bevindt zich minimaal 3,00 meter boven het maaiveld.

* De vlaggen moeten in een bepaald ritme geplaatst worden, bijvoorbeeld onderling op gelijke afstand. Het is ook mogelijk de vlaggenmasten te clusteren per twee of meer.

* Hoekpercelen hebben ook een zijdelingse erfgrens gericht naar het openbaar gebied. Voor deze zijde gelden dezelfde regels.

* Aantal: de breedte van de percelen op de industrieterreinen zijn overal verschillend en variëren tussen minimaal 10 tot ongeveer 100 meter. Om een logische verdeling van het maximum aantal vlaggenmasten te regelen is dit in onderstaande tabel per perceelbreedte aangegeven. Uitgangspunt is één vlaggenmast per 10 meter. Voor bedrijven met een kleine perceelsbreedte worden drie vlaggenmasten toegestaan. Bedrijven met een perceelsbreedte van meer dan 100 meter mogen maximaal tien vlaggenmasten plaatsen.

Perceelbreedte (m)

Aantal

< 40

3

40 - < 50

4

50 - < 60

5

60 - < 70

6

70 - < 80

7

80 - < 90

8

90 - < 100

9

100 en meer

10

Vergunningsvrij

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:

* Er wordt voldaan aan de algemene voorwaarden en aan bovenstaande eisen van bedrijventerreinen.

* Plaatsing van de gehele reclame onder de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping.

* Binnen een bestaande, met vergunning geplaatste, lichtbak kan de naam van een bedrijf of winkel worden gewijzigd zolang aan alle (overige algemene en gebiedsgerichte) criteria wordt voldaan.

Bij plaatsing van een platte gevelreclame gelden de volgende eisen:

* De reclame heeft een maximale hoogte van 0,60 meter, maximale breedte van 3,50 meter, maximale dikte van 0,20 m. Een verdere beperking is dat de gevelreclame niet breder mag zijn dan 75% van de breedte van de gevel.

* Aan de voorgevel komen ten hoogste twee reclames per gebruiker. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

* Bij hoekpanden mogen aan de voorgevel ten hoogste twee reclames worden geplaatst en aan een naar het openbare gebied gerichte zijgevel één reclame. Deze reclames mogen zowel plat als haaks worden uitgevoerd.

Bij plaatsing haaks op de gevel gelden de volgende eisen:

* De plaatsing is niet lager dan 2,30 meter boven de stoep of maaiveld gemeten vanaf de onderzijde van het reclameobject.

* De maximale afmeting is 0,50 x 0,70 meter, de maximale dikte is 0,20 m.

* De maximale uitsteekmaat van het bord is 0,90 meter, inclusief bevestigingsconstructie.

* De afstand tot de rijbaan is minimaal 0,60 meter, horizontaal gemeten.

Bij plaatsing van vlaggenmasten gelden de volgende eisen:

* Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast geplaatst. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

Deelgebied 4C Overtoom

In dit gebiedsdeel is niet de APV maar de Landschapsverordening van de provincie Noord-Holland van toepassing.

Welstandsniveau

Vanwege de geïsoleerde ligging en autonome ontwikkeling van deze locatie acht de gemeente welstandstoezicht hier minder zinvol.

De gemeente stelt geen welstandseisen aan de bebouwing op deze locatie zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan en heeft dit gebied als welstandsvrij aangewezen.

Vergunningsvrij

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:

* De reclame moet betrekking hebben op het product of dienst die wordt verleend, of het bedrijf of het beroep dat wordt uitgeoefend in of bij het pand.

* Er is één onverlichte reclame met een maximaal oppervlakte van 0,50 m2 met een afmeting in één richting niet groter dan 1,50 meter.

* Reclame op een gebouw mag niet geheel of gedeeltelijk boven de dakrand worden geplaatst. Wanneer zij niet aan de gevel wordt aangebracht, mag de hoogte zich niet meer dan 1,50 meter, gemeten van het hoogste punt, boven het maaiveld bevinden.

* Binnen een bestaande, met vergunning geplaatste, lichtbak kan de naam van een bedrijf of winkel worden gewijzigd zolang aan alle (overige algemene en gebiedsgerichte) criteria wordt voldaan.

* Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast opgericht. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

Excessen

Ook al is een bouwactiviteit of een reclamevoering vergunningvrij of welstandsvrij, we willen buitensporigheden voorkomen.

De Woningwet biedt het college de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Om daadwerkelijk te kunnen optreden is er in de welstandsnota een excessenregeling met bijbehorende criteria opgenomen. Met deze regeling kunnen buitensporigheden worden aangepakt die de ruimtelijke kwaliteit aantasten. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard.

Voordat de gemeente overgaat tot een aanschrijving zal de Welstandscommissie verzocht worden de reclame te beoordelen. Het advies wordt schriftelijk gemotiveerd en wordt gebaseerd op de criteria genoemd in de excessenregeling.

Deelgebied 5 Kassenconcentratiegebied

In dit gebiedsdeel is niet de APV maar de Landschapsverordening van de provincie Noord-Holland van toepassing.

Welstandsniveau

Vanwege de autonome ontwikkelingen van deze locaties acht de gemeente welstandstoezicht hier minder zinvol. Aan de randen van dit gebied zijn beperkingen opgelegd in het kader van het bestemmingsplan. Daarbinnen zijn de agrarische ontwikkelingen het voornaamste uitgangspunt.

De gemeente stelt geen welstandseisen aan de bebouwing op deze locatie zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan en heeft dit gebied als welstandsvrij aangewezen.

Vergunningsvrij

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht:

* De reclame moet betrekking hebben op het product of dienst die wordt verleend, of het bedrijf of het beroep dat wordt uitgeoefend in of bij het pand.

* Er is één onverlichte reclame met een maximaal oppervlakte van 0,50 m2 met een afmeting in één richting niet groter dan 1,50 meter.

* Reclame op een gebouw mag niet geheel of gedeeltelijk boven de dakrand worden geplaatst. Wanneer zij niet aan de gevel wordt aangebracht, mag de hoogte zich niet meer dan 1,50 meter, gemeten van het hoogste punt, boven het maaiveld bevinden.

* Binnen een bestaande, met vergunning geplaatste, lichtbak kan de naam van een bedrijf of winkel worden gewijzigd zolang aan alle (overige algemene en gebiedsgerichte) criteria wordt voldaan.

* Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast opgericht. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

Excessen

Ook al is een bouwactiviteit of een reclamevoering vergunningvrij of welstandsvrij, we willen buitensporigheden voorkomen.

De Woningwet biedt het college de mogelijkheid om repressief tegen excessen op te treden. Om daadwerkelijk te kunnen optreden is er in de welstandsnota een excessenregeling met bijbehorende criteria opgenomen. Met deze regeling kunnen buitensporigheden worden aangepakt die de ruimtelijke kwaliteit aantasten. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard.

Voordat de gemeente overgaat tot een aanschrijving zal de Welstandscommissie verzocht worden de reclame te beoordelen. Het advies wordt schriftelijk gemotiveerd en wordt gebaseerd op de criteria genoemd in de excessenregeling.

Deelgebied 6 Overige gebieden

Sport-, recreatie- en groene terreinen

Sportterreinen

De sportterreinen in Heerhugowaard bevinden zich in een ‘groene’ omgeving. Een aantal grenst aan een woonwijk. Bij deze sportterreinen valt meer overlast voor bewoners te verwachten.

Het aanbrengen van reclame voor derden, waarbij de teksten niet gericht zijn op het complex zijn niet aanvaardbaar. Naamsreclame voor de sportvereniging is in verband met de bereikbaarheid wel toegestaan. De naamsaanduiding moet wat betreft maat, vormgeving en kleur zijn afgestemd op de omgeving.

Reclameborden van sponsors op het complex zelf zijn gebruikelijk, Dit is aanvaarbaar zolang de teksten niet naar het omliggende gebied gericht zijn, maar alleen naar het complex zelf. Een op zichzelf staand digitaal scorebord langs het speelveld is toegestaan zolang er geen hinder ontstaat voor de directe woonomgeving.

Ontoelaatbare reclame

* Reclameborden met de tekst van sponsors die hoger zijn aangebracht dan 1,20 meter boven het maaiveld.

Vergunningsvrij

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht.

* Er wordt voldaan aan de algemene voorwaarden.

* Borden rond de sportvelden, de reclame gericht op het veld, met een maximale hoogte gerekend vanaf het maaiveld van 1,20 m.

* Borden in de tribune met de tekst naar het veld gericht (geen beperkingen qua afmetingen).

* Club naamsaanduiding op de kantine, niet buiten het silhouet van het gebouw (niet op daken en in goten) .

één vlaggenmast maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

Recreatie- en groene terreinen

Recreatie-, en groene terreinen zijn gebieden waar hoofdzakelijk wordt gerecreëerd en heeft reclame geen toegevoegde waarde. Uitzonderingen zijn gebouwde voorzieningen voor dagrecreatie, wellness, een crematorium en hiermee vergelijkbare functies. In dergelijke gevallen zijn aanduiding aanvaardbaar op of aan de gevel, bij voorkeur bij de entree of bij de toegang van het terrein. Hiervoor zijn geen standaard criteria opgenomen, omdat in de praktijk blijkt dat elke situatie anders is. Wel zijn er de standaard vergunningsvrije criteria van de APV van toepassing.

Vergunningsvrij

Als aan alle onderstaande criteria wordt voldaan kan de reclame zonder vergunning worden aangebracht.

* De reclame moet betrekking hebben op het product of dienst die wordt verleend, of het bedrijf of het beroep dat wordt uitgeoefend in of bij het pand.

* De reclames mogen samen geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2.

* Geen van de reclames mag een grotere afmeting in één richting hebben dan 1,00 meter.

* De reclames zijn niet verlicht.

* De reclames zijn aangebracht op een plat bord, dan wel losse letters, tegen de gevel op de begane grond.

* Per perceel wordt niet meer dan één vlaggenmast opgericht. Deze is maximaal 6 meter hoog (volgens de Bor: regeling ‘vergunningsvrij bouwen’).

Deelgebied 7 Openbare buitenruimte

De eisen aan reclame in Heerhugowaard zijn bedoeld om de kwaliteit van de omgeving te behouden. De gemeente geeft als eigenaar en beheerder van de openbare buitenruimte ook gelegenheid om reclame te maken. Hiervoor zijn verschillende, soms langdurige contracten afgesloten met hierin gespecialiseerde bedrijven.

De reclames variëren van lichtmastborden, route-, verwijzingsborden, reclames op abri’s, stadsplattegronden, infoborden etc. De contracten hebben alleen betrekking op de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom is de Landschapsverordening Provincie Noord-Holland van toepassing.

Het is logisch dat ook aan deze reclames binnen de bebouwde kom beperkingen worden gesteld naar soort, plaats en vorm. Eenvormigheid en kwaliteit zijn belangrijk. Dit om de openbare buitenruimte in de gemeente te vrijwaren van een wirwar van borden. Daarnaast is de verkeersveiligheid een belangrijk punt. Om deze elementen zeker te stellen is het belangrijk dat de gemeente per reclamesoort slechts één bedrijf de opdracht gunt en verantwoordelijk stelt.

Indien een nieuwe vorm van reclamevoering in de openbare ruimte wordt voorgesteld, stelt de gemeente de randvoorwaarden op die beoordeeld worden door de welstandscommissie.

Lichtmastreclames

Onder deze reclame verstaan we verlichte reclamebakken die, binnen de bebouwde kom, aan lantaarnpalen worden bevestigd. Vaak gaat het om uitingen langs doorgaande wegen. Meestal verwijzen deze borden naar een in de omgeving van het bord gevestigd bedrijf.

De reclamebakken hebben standaard afmetingen en mogen de verkeersveiligheid niet belemmeren.

Abri’s

Abri’s zijn bushaltehokjes bij haltes van het openbaar vervoer. Om de kwaliteit en uniformiteit te waarborgen wordt er gekozen voor één model. Het bedrijf dat de abri’s plaatst, heeft de verplichting deze te onderhouden en schoon te maken. In ruil daarvoor mag het bedrijf reclame maken in de abri. Dat mag met één verlichte tweezijdige vitrine in de zijgevels of in de achterwand.

Stadsplattegronden

Bij de toegangswegen in Heerhugowaard zijn bij parkeerstroken verlichte stadsplattegronden geplaatst. Om de kwaliteit en uniformiteit te waarborgen wordt er gekozen voor één model. Het bedrijf dat de stadsplattegronden plaatst, heeft de verplichting deze te onderhouden en schoon te maken. In ruil daarvoor mag het bedrijf reclame maken. Dat mag aan de achterzijde van de stadsplattegrond.

Digitale voorlichtingsborden

Bij de toegangswegen in Heerhugowaard richting het centrum zijn digitale voorlichtingsborden geplaatst. Hierop wordt met lopende tekst aangegeven welke activiteiten binnenkort in Heerhugowaard plaatsvinden. Het betreft mededelingen van algemeen nut en geen reclameteksten. Om de kwaliteit en uniformiteit te waarborgen wordt er gekozen voor één model. Het bedrijf dat de voorlichtingsborden plaatst, heeft de verplichting deze te onderhouden en schoon te maken. In ruil daarvoor mag het bedrijf reclame maken. Dat mag aan de onderzijde van het voorlichtingsbord door middel van een vastgesteld element waarop de reclame is aangebracht.

Route-, verwijzingsborden (binnen de bebouwde kom)

Op de bedrijventerreinen wordt in overleg met de gemeente en de Bedrijfskring route-, en verwijzingsborden geplaatst.

Permanente Plakplaatsen (binnen de bebouwde kom)

De APV verbiedt om in de openbare ruimte aanplakbiljetten aan te brengen. Dat mag alleen op plaatsen waar dat is toegestaan door burgemeester en wethouders.

De gemeente heeft op meer dan tien plaatsen plakzuilen geplaatst, waarop vrij kan worden geplakt. Buiten deze plaatsen is het verboden aanplakbiljetten aan te brengen.

In de aanloop naar de verkiezingen geldt een uitzondering voor politieke partijen. De gemeente plaatst dan enkele grote verkiezingsborden op plaatsen waar veel voorbijgangers langskomen.

Reclame op schakelkasten

Liander is eigenaar van schakelkasten die op openbare grond staan. Liander heeft toestemming gegeven aan een bedrijf om de schakelkasten te voorzien van wissellijsten. In deze lijsten wordt ideële en culturele reclame aangebracht. Als tegenprestatie verwijdert het bedrijf andere affiches en graffiti van deze objecten.

Reclames op rotondes

Het onderhoud van alle rotondes in de gemeente wordt uitbesteed aan een extern bedrijf. Als tegenprestatie wordt door het bedrijf reclame gevoerd op de rotonde. De reclame is zichtbaar vanaf elke toegangsweg naar de rotonde. Belangrijke voorwaarde is dat de verkeersveiligheid niet in het geding komt.

5.0 SNELTOETSCRITERIA VOOR KLEINE BOUWPLANNEN

5.1 aan- of uitbouw woning

Aan de achtergevel of aan een niet naar openbaar toegankelijk gebied [2] gekeerde zijgevel van de woning

Standaardplan: een aan- of uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is en er is sprake van een aan- of uitbouw aan de achtergevel of aan een zijgevel die niet aan openbaar toegankelijk gebied ligt, dan voldoet de uitbouw aan de redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* De uitbouw bevindt zich op minimaal 1 meter van het voorerf.

* Als de uitbouw een plat dak heeft, dan is deze niet hoger dan:

  • a)

    4 meter, gemeten vanaf het maaiveld en

  • b)

    0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en

  • c)

    de woning of het woongebouw.

* Als de uitbouw een schuin dak heeft, dan wordt deze niet hoger dan:

  • a)

    4 meter, gemeten vanaf het maaiveld

  • b)

    de onderzijde van de onderdorpel van het kozijn op eerste verdieping van het hoofdgebouw

  • c)

    geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw

  • d)

    Indien buren een aanbouw met schuin dak hebben, dan wordt deze dakschuinte overgenomen.

* De aan- of uitbouw is zodanig uitgevoerd dat naastliggende panden daarop aan kunnen sluiten.

* Secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld uitbouw aan uitbouw of bijgebouw) wordt niet toegestaan indien deze zichtbaar is vanaf het openbaar gebied.

* Als de aan- of uitbouw zichtbaar is vanaf het openbaar gebied, wordt deze uitgevoerd in metselwerk of hout of materiaal afgestemd op het hoofdgebouw.

* Indien de uit- of aanbouw zichtbaar is vanaf het openbaar gebied dan wordt opvallend kleurgebruik niet toegestaan.

Aan de voorgevel of aan een naar openbaar toegankelijk gebied [3] gekeerde zijgevel van de woning

Deze bouwwerken zijn voornamelijk bedoeld voor een uitbreiding van de woonkamer of keuken in de vorm van een erker of een uitbreiding van de entree-hal.

Het bestemmingsplan geeft een keuzemogelijkheid. Of uitbreiden door middel van een erker aan de woonkamer-keuken of uitbreiden aan de entree-hal. Maar één van de twee opties is mogelijk.

Standaardplan: een aan- of uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is en er is sprake van een aan- of uitbouw aan de voorgevel of aan een zijgevel die aan openbaar toegankelijk gebied ligt, dan voldoet de uitbouw aan de redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* De aan- of uitbouw wordt gebouwd aan:

  • a)

    de oorspronkelijke voorgevel, of

  • b)

    een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 meter van het voorerf.

* De aan- of uitbouw is niet hoger dan:

  • a)

    4,0 meter, gemeten vanaf het maaiveld en

  • b)

    0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en

  • c)

    de woning of het woongebouw

* Een erker aan de woonkamer-keuken aan de voorgevel is niet breder dan 2/3 van de voorgevel.

* Een uitbouw van de entree-hal is niet breder dan 1/3 van de voorgevel.

* De diepte van de aan- of uitbouw is maximaal 1,50 meter.

* De plattegrond van de aan- of uitbouw is rechthoekig, eventueel met afgeschuinde hoeken.

* Een aanbouw aan de voorgevel wordt vormgegeven als een erker:

  • -

    Een lage gemetselde plint van maximaal 0,70 meter hoog. Indien een aanrecht wordt toegepast is een gemetseld plint van maximaal 1,00 meter hoog toegestaan;

  • -

    Daarboven kozijnen met glasvulling en een boeideel;

  • -

    De wand op de erfgrens met de buren mag uitgevoerd worden als een gemetselde wand.

* De gevelgeleding wordt afgestemd op het hoofdgebouw.

* De aan- of uitbouw heeft een plat dak.

* De aan- of uitbouw heeft een overstek van niet meer dan 0,20 meter.

* De aan- of uitbouw mag niet leiden tot een doorgetrokken dakvlak vanaf de kap van het hoofdgebouw.

* De goot van de aanbouw mag niet hoger liggen dan de goot van het hoofdgebouw (wel gelijk).

* Bij een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag de voor- en zijgevel van de aanbouw niet geheel gesloten zijn.

* Een secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld uitbouw aan uitbouw of bijgebouw) wordt niet toegestaan.

* Het materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen wordt afgestemd op het hoofdgebouw.

* In geval van een luifel geldt het volgende:

  • -

    Als gekozen wordt voor een uitbreiding van de woonkamer-keuken, is een luifel

    • boven de voordeur mogelijk:

      • o

        met een breedte van maximaal 1/3 van de voorgevel;

      • o

        van maximaal 0,75 meter uit oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw;

  • -

    Bij een uitbreiding van de entree-hal met de maximale dieptemaat van 1,50 m, is een luifel niet toegestaan.

  • -

    Indien de entree-hal een dieptemaat heeft van minder dan 1,50 meter is een luifel mogelijk tot een maximale diepte van 0,75 meter en niet meer dan 1,50 meter uit de oorspronkelijke voorgevel.

Noot 2: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

Noot 3: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

5.2 Bijgebouw of overkapping

Op het achtererf of op een niet naar het openbaar toegankelijk [4] gebied gekeerd zijerf

Standaardplan: een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de achter- of zijkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* Bijgebouw of overkapping:

  • a)

    wordt gebouwd op het achtererf, of

  • b)

    wordt gebouwd op een niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zij-erf op meer dan 1 meter van het voorerf;

  • c)

    staat los van het hoofdgebouw.

* De dakvorm is plat of hellend dak, niet afgeplat (zadeldak, mansardekap).

* Als bijgebouw of overkapping op het zijerf is zichtbaar is vanaf het openbaar toegankelijk gebied, dan is de kaprichting haaks op de weg.

* Het materiaalgebruik is als volgt:

  • -

    Indien zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied wordt bijgebouw of overkapping uitgevoerd in metselwerk of hout of materiaal afgestemd op het hoofdgebouw.

  • -

    Kunststof geveldelen worden alleen toegestaan indien deze in kleur en detaillering niet van hout te onderscheiden zijn.

  • -

    Geprofileerde dakpanplaten worden alleen toegestaan indien deze niet van dakpannen te onderscheiden zijn.

  • -

    (Transparante) golfplaten zijn toegestaan.

* Het kleurgebruik is onopvallend.

Op het voorerf of een naar HET OPENBAAR toegankelijk GEBIED gekeerd zijerf

Een bijgebouw of overkapping op het voorerf of een naar openbaar gebied gekeerd zijerf wordt vrijwel nooit toegestaan vanuit planologische overwegingen. Voor de uitzonderlijke situaties dat het bestemmingsplan wel ruimte biedt voor een bijgebouw of overkapping, zijn de onderstaande welstandscriteria van toepassing.

Standaardplan: een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw of overkapping aan de voorkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* Bijgebouw of overkapping wordt gebouwd op:

  • a)

    het voorerf op meer dan 1,50 meter van de weg of het openbaar groen, of

  • b)

    een naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 meter van het voorerf en op meer dan 0,50 meter van de weg of openbaar groen.

* Het ontwerp is afgestemd op het hoofdgebouw.

* Het ontwerp is duidelijk rechthoekig en heeft geen opvallende details.

* Een secondair bijgebouw aan een bijgebouw is niet toegestaan.

* De dakvorm is plat of hellend, niet afgeplat (zadeldak, mansardekap).

* In geval van een plat dak is de hoogte maximaal 3,00 meter.

* Een carport of fietsenstalling mag voorzien zijn van (transparante) gebogen kunststof dakelementen, maar niet van golfplaten.

* Het overstek is niet meer dan 0,20 meter.

* De hoogte van het boeiboord is maximaal 0,25 meter.

* Een overkapping heeft niet meer dan drie dichte zijden.

* Een zijgevel aan openbaar gebied mag niet geheel gesloten zijn.

* Het materiaalgebruik is als volgt:

  • -

    Bijgebouw of overkapping wordt uitgevoerd in metselwerk of hout (bij voorkeur rabatdelen) of materiaal in overeenstemming met het hoofdgebouw.

  • -

    Toepassing van beton, betonplaten met steenmotief tussen beton staanders, rietmatten of vlechtschermen is niet toegestaan.

  • -

    Kunststof geveldelen worden alleen toegestaan indien deze in kleur en detaillering niet van hout te onderscheiden zijn.

* De kleur is afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, geen opvallend kleurgebruik.

Noot 4:Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

5.3 Dakkapel op woningen

Standaardplan: een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

OP HET ACHTERDAKVLAK OF EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED [5] GEKEERD ZIJDAKVLAK

* Bij een dakvlak dat doorloopt over twee verdiepingen wordt de dakkapel geplaatst in het onderste dakvlak (niet toegestaan in bovenste dakvlak).

* De dakkapel wordt voorzien van een plat dak.

* Bij een vrijstaande woning is een dakkapel met een schuin (aangekapt) dak toegestaan. De dakkapel die als eerste op een dakvlak van de woning is uitgevoerd is ook bepalend voor de dakkeuze voor de andere dakkapel op hetzelfde dakvlak.

* Bij een twee-onder-één-kapwoning kan een keuze gemaakt worden tussen een dakkapel met plat of schuin dak. De dakkapel die als eerste is uitgevoerd is ook bepalend voor de dakkeuze voor een dakkapel van de andere woning.

* Een dakkapel heeft tussen de zijgevels van de dakkapel één kozijn dat zo transparant mogelijk wordt ingevuld, minimaal 75% glas, met eventuele paneelvullingen in het kozijn.

* Boven het kozijn bevindt zich de dakconstructie met een maximaal overstek van 0,15 meter. De onderzijde van het kozijn sluit direct aan op de dakhelling.

* De hoogte, gemeten vanaf de voet tot bovenkant dakrand van de dakkapel, is maximaal 1,75 meter.

* De afstand tussen de onderzijde van de dakkapel en de dakvoet is meer dan 0,50 meter.

* De afstand tussen de bovenzijde van de dakkapel en de daknok is meer dan 0,50 meter. Bij een schuin dak dient de bovenzijde van het schuine dak minimaal 0,50 meter onder de nok uit te komen.

* De plafondhoogte is minimaal 2,10 meter en maximaal 2,60 meter gemeten vanaf de bovenkant van de betreffende verdiepingsvloer.

* Als de dakkapel grenst aan een buurwoning, dan is de afstand van de zijkant van de dakkapel tot het hart van de bouwmuur meer dan 0,50 meter.

* Als de dakkapel grenst aan de kopgevel, dan is afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak meer dan 0,50 meter.

* Een dakkapel op een zijdakvlak (zijgevel) wordt minimaal 0,50 meter van de voordakrand en minimaal 0,50 meter van de achterdakrand geplaatst.

OP HET VOORDAKVLAK OF EEN NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED[6] GEKEERD ZIJDAKVLAK

* Bij een dakvlak dat doorloopt over twee verdiepingen wordt de dakkapel geplaatst in het onderste dakvlak (niet toegestaan in bovenste dakvlak).

* De dakkapel wordt voorzien van een plat dak.

* Bij een vrijstaande woning is een dakkapel met een schuin (aangekapt) dak toegestaan. De dakkapel die als eerste op een dakvlak van de woning is uitgevoerd is ook bepalend voor de dakkeuze voor de andere dakkapel op hetzelfde dakvlak.

* Bij een twee-onder-één-kapwoning kan een keuze gemaakt worden tussen een dakkapel met plat of schuin dak. De dakkapel die als eerste is uitgevoerd is ook bepalend voor de dakkeuze voor een dakkapel van de andere woning.

* Een dakkapel heeft tussen de zijgevels van de dakkapel één kozijn dat zo transparant mogelijk wordt ingevuld, minimaal 75% glas, met eventuele paneelvullingen in het kozijn.

* Boven het kozijn bevindt zich de dakconstructie met een maximaal overstek van 0,15 meter. De onderzijde van het kozijn sluit direct aan op de dakhelling.

* De hoogte, gemeten vanaf de voet tot bovenkant dakrand van de dakkapel, is maximaal 1,50 meter.

* De afstand tussen de onderzijde van de dakkapel en de dakvoet is meer dan 0,50 meter.

* De afstand tussen de bovenzijde van de dakkapel en de daknok is meer dan 0,50 meter. Bij een schuin dak dient de bovenzijde van het schuine dak minimaal 0,50 meter onder de nok uit te komen.

* De plafondhoogte is minimaal 2,10 meter en maximaal 2,60 meter gemeten vanaf de bovenkant van de betreffende verdiepingsvloer.

* Als de dakkapel op het voordakvlak of zijdakvlak wordt geplaatst, dan is deze niet breder dan 2/3 van de breedte van het betreffende dakvlak inclusief dakoverstek.

* Als de dakkapel grenst aan een buurwoning, dan is de afstand van de zijkant van de dakkapel tot het hart van de bouwmuur meer dan 0,50 meter.

* Als de dakkapel grenst aan de kopgevel, dan is afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak meer dan 1,00 meter.

* Materiaal, kleur en detaillering zijn afgestemd op het hoofdgebouw.

* Kozijnen en ramen van kunststof zijn alleen toegestaan als de uitstraling en detaillering vergelijkbaar is met de uitstraling en detaillering van hout.

Noot 5: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

Noot 6: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

5.4 DAKOPBOUW OP AANEENGEBOUWDE WONINGEN MET EEN SYMMETRISCH ZADELDAK

Standaardplan: Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een eerder voor het betreffende bouwblok door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurde en als zodanig aangewezen standaardplan. Deze kan afwijken van de hieronder opgegeven sneltoetscriteria.

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakopbouw op aaneengebouwde woningen met een symmetrisch zadeldak in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* Een dakopbouw is niet toegestaan bij een doorlopende kap over meerdere verdiepingen.

* De sneltoetscriteria voor dakkapellen staan in deze situatie een dakkapel niet toe.

* De dakopbouw is de enige oplossing om een verblijfsruimte op de bovenverdieping te kunnen realiseren. Hier gelden de minimale eisen van het Bouwbesluit voor een verblijfsruimte bij het niveau van verbouw:

  • -

    hoogte minimaal 2,10 meter;

  • -

    breedte minimaal 1,80 meter;

  • -

    oppervlakte minimaal 5 m2.

* Een dakopbouw mag alleen aan de achterzijde worden geplaatst. Het dakvlak wordt aan de voorzijde verlengd en de nok verhoogd. Aan de voorzijde kan daardoor een dakkapel geplaatst worden. Zie hiervoor de sneltoetscriteria voor een dakkapel.

* De plafondhoogte in de verblijfsruimten is afgestemd op het minimale niveau van verbouw volgens het Bouwbesluit: 2,10 meter.

* De onderkant van het kozijn bevindt zich 0,90 meter boven de verdiepingsvloer en minimaal 0,50 meter boven de dakvoet.

* Het kozijn is maximaal 1,45 meter hoog.

* Als op het betreffende blok al een goedgekeurde dakopbouw staat moeten de hoogtematen van deze dakopbouw aangehouden worden.

* De goot is maximaal 0,15 meter hoog.

* In geval van een tussenwoning mag de dakopbouw het hart van de bouwmuren (de woningscheidende gevels) aan weerszijden niet overschrijden.

* In geval van een hoekwoning of twee-onder-één-kapwoning:

  • -

    mag zijde 1 van de dakopbouw het hart van de bouwmuur (de woningscheidende wand) niet overschrijden, en;

  • -

    wordt zijde 2 minimaal 0,50 meter uit de zijgevel geplaatst.

* De dakhelling van de dakopbouw is gelijk aan dakhelling van de woning.

* De dakopbouw heeft tussen de zijgevels van de dakopbouw één kozijn dat zo transparant mogelijk wordt ingevuld, minimaal 75% glas, met eventuele paneelvullingen in het kozijn.

* Boven het kozijn bevindt zich de dakconstructie met een maximaal overstek van 0,15 meter. De onderzijde van het kozijn sluit direct aan op de dakhelling.

* Materiaal, kleur en detaillering zijn afgestemd op het hoofdgebouw.

* Kozijnen en ramen van kunststof zijn alleen toegestaan als de uitstraling en detaillering vergelijkbaar is met de uitstraling en detaillering van hout.

5.5 gevelwijziging

Aan de achtergevel of aan een niet naar het openbaar toegankelijk gebied[7] gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw of een gevel van een bijbehorend bijgebouw

Welstandsvrij: De gemeente stelt geen welstandseisen aan de bebouwing zolang gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.

Aan de voorgevel of aan een naar een openbaar toegankelijk gebied gerichte zijgevel van een hoofdgebouw

Standaardplan: een gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging aan de voorkant in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* De gevelwijziging leidt niet tot een wijziging van een bestaande gevelopening.

* Materiaal, detaillering, indeling en kleur van de kozijnen, ramen en deuren zijn afgestemd op de oorspronkelijke gevel, geen opvallend kleurgebruik.

* Toepassing van kunststof of aluminium is alleen toegestaan als de uitstraling en detaillering vergelijkbaar is met de uitstraling en detaillering van de oorspronkelijke kozijnen.

* Indien er samenhang en ritmiek in het blok aanwezig is mag dit door een incidentele gevelwijziging niet worden verstoord.

Noot 7: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

5.6 Erfafscheiding

Op het achtererf of een niet naar het openbaar toegankelijk gebied [8] gekeerd zijerf

Welstandsvrij: De gemeente stelt geen welstandseisen aan de erfafscheiding zolang deze gebouwd wordt binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.

Op het voorerf of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijerf

Standaardplan: Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* De erfafscheiding is niet hoger dan 1,00 meter.

* De erfafscheiding is uitgevoerd als een volledig te begroeien metalen rasterwerk, indien volgens het bestemmingsplan een erfafscheiding aan de voorzijde en bij hoeksituaties hoger mag zijn dan 1,00 meter.

* De erfafscheiding is niet hoger dan 2,00 meter en gebouwd op meer dan 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn.

* De erfafscheiding bestaat bij voorkeur uit haagplanten, zoals liguster of haagbeuken, of een volledig te begroeien gazen hekwerk. In andere gevallen wordt gekozen voor materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal.

* Toepassing van beton, betonplaten met steenmotief tussen beton staanders, kunststof, en metalen damwandprofielen is niet toegestaan.

* De erfafscheiding is qua kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, geen opvallend kleurgebruik.

* In de (historische) lintbebouwing is ter plaatse van de inrit een transparante toegangspoort mogelijk met een:

breedte van maximaal 20% van de perceelsbreedte, met een maximum van 4,50 meter;

hoogte van maximaal 1,50 meter.

Noot 8: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

5.7 Rolhek, luik of rolluik in winkelgebied

Standaardplan: Een rolhek, luik of rolluik voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als dit identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is, voldoet een rolhek, luik of rolluik in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* Een geheel gesloten (rol)luik is alleen toegestaan als dit wordt aangebracht op een afstand van minimaal 1,00 meter achter de winkelpui. Tussen winkelpui en (rol)luik wordt een etalage aangebracht.

* Aan de buitenzijde of direct achter de gevel moet de voorziening een open structuur hebben, voor minimaal 70% bestaande uit glasheldere doorkijkopeningen.

* De rolhekken, luiken of rolluiken en de geleidingen moeten zo goed mogelijk in de architectuur van de gevel worden ingepast. Uitstekende kasten op plaatsen waar inbouw mogelijk is zijn niet aanvaardbaar.

* Kleuren zijn afgestemd op de gevel, geen opvallend kleurgebruik.

5.8 ANTENNES

Hieronder vallen de volgende installaties:

* antenne-installatie: Een installatie voor mobiele telecommunicatie bestaande uit antenne(s), antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast(en) met bijbehorende bevestigingsconstructie.

* antenne-installatie voor de C2000-infrastructuur: Een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de C2000-infrastructuur voor de mobiele communicatie door hulpverleners.

De gemeente stelt ten behoeve van de visuele inpasbaarheid aan de bovenstaande antenne-installaties de volgende eisen:

* De kleur van de techniekkast, de kleur van het zichtbare deel van de bekabeling en kabelgoten en de kleur van eventuele gevelantennes moet worden aangepast aan de kleur van de omgeving of het bouwwerk waarop deze wordt aangebracht. Zo valt de antenne-installatie zoveel mogelijk weg tegen zijn omgeving of tegen het bouwwerk. Daartoe kan het noodzakelijk zijn af te wijken van de standaardkleur.

Sneltoetscriteria voor spriet-, staaf of schotelantennes

Hieronder vallen de volgende installaties:

* overige antennes: De schotel- of staafantennes voor het zenden of ontvangen van signalen ten behoeve van particulier, hobbymatig of bedrijfsmatig gebruik, ter uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting zoals is bedoeld in artikel 10 van het Verdrag van Rome.

Een spriet-, staaf- of schotelantenne voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* De antenne wordt niet aangebracht op het perceel van, op of aan monumenten.

* De antenne wordt niet aangebracht aan de voorzijde van bouwwerken c.q. gebouwen.

* Materiaal, kleur en detaillering zijn onopvallend en in relatie tot de omgeving.

Indien het een schotelantenne betreft:

* De doorsnede van een schotelantenne is niet meer dan 2,00 meter.

* De hoogte van de antenne met antennedrager is maximaal 3,00 meter vanaf de voet.

* De antenne is niet voorzien van tuidraden.

Indien het een andere antenne betreft:

* De hoogte van de antenne met antennedrager gemeten vanaf de voet, of indien deze is bevestigd aan de gevel, gemeten vanaf het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist, is maximaal 5,00 meter.

* De antenne is niet voorzien van tuidraden.

5.9 TECHNISCHE INSTALLATIES

Standaardplan: Technische installaties (koelunits, luchtbehandelings-units, zonnepanelen en dergelijke) zijn bijna nooit identiek aan een eerder voor het betreffende gebied door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Een technische installatie voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

TECHNISCHE INSTALLATIES NIET ZICHTBAAR VANAF HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED [9]

* Technische installaties worden niet aangebracht op of aan monumenten.

* Alle overige situaties zijn welstandsvrij: De gemeente stelt geen welstandseisen aan de technische installaties zolang deze gebouwd worden binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan.

TECHNISCHE INSTALLATIES WEL ZICHTBAAR VANAF HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED

* Dakopbouwen voor liften of andere technische installaties en zonnepanelen moeten geïntegreerd worden in de bouwmassa en onderdeel zijn van de architectuur van het gebouw.

* Technische installaties bij gestapelde woningbouw, bedrijven en winkels worden op het platte dak geplaatst.

* Op een plat dak is de afstand tot de zijkanten van het dak minstens gelijk aan de hoogte van de technische installatie.

* Airco’s zijn, voor zover zichtbaar vanuit het openbaar gebied, niet toegestaan.

* Meerdere installaties worden als één geheel vormgeven.

* Rookgasafvoeren worden geïntegreerd in de architectuur.

* Materiaal, kleur en detaillering zijn onopvallend en aanvaardbaar in relatie tot de omgeving, dus geen felle contrasterende kleuren, maar antraciet of donker grijs.

* Technische installaties worden niet aangebracht op of aan monumenten.

Noot 9: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

5.10 BESCHOEIINGEN

aan de voorkant of aan de naar openbaar TOEGANKELIJK gebied [10] gekeerde zij- of achterkant

Standaardplan: Een beschoeiing voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie of gemandateerd ambtenaar goedgekeurd plan.

Als er geen standaardplan is, voldoet een beschoeiing in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

Lintbebouwing:

* De beschoeiing mag het open karakter met doorzichten van de lintbebouwing niet belemmeren.

*Vormgeving: een lage beschoeiing met een, vanaf deze beschoeiing, oplopend talud.

* Hoogte: maximaal 0,70 meter boven het gemiddelde waterpeil ter plaatse.

* Materiaal: hardhouten delen.

Bestaande stad:

* De hoogte van de beschoeiing kan variëren, maar is niet hoger dan het bestaande maaiveld.

* Het materiaalgebruik is overeenkomstig een goedgekeurde aangrenzende beschoeiing. In alle andere gevallen wordt gebruik gemaakt van hardhouten delen.

* Kleur: donkere kleurtinten, geen opvallend kleurgebruik.

Noot 10: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

5.11 CONTAINERS VOOR PERMANENTE OPSLAG

Aan het einde van deze paragraaf is door middel van een tekening in beeld gebracht waar plaatsing wel en niet mogelijk is. Dit ter verduidelijking van onderstaande regels.

IN DE VOLGENDE SITUATIES ZIJN CONTAINERS NIET TOEGESTAAN EN WORDEN GEZIEN ALS EXCES:

* Bij monumenten.

* In centrumgebieden, woonwijken, lintbebouwing, landelijk gebied, ontwikkelingsgebieden en bedrijventerrein 4B Beveland.

* In deelgebied 4A Bedrijventerreinen:

  • -

    op het voorerf tot 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw;

  • -

    op een naar het openbaar gebied gekeerd zijerf tot 1,00 meter achter die zijgevel van het hoofdgebouw;

  • -

    op een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd achtererf. Een uitzondering hierop is alleen mogelijk als voldaan wordt aan de sneltoetscriteria.

IN DE VOLGENDE SITUATIES ZIJN CONTAINERS WEL TOEGESTAAN EN WELSTANDVRIJ:

* In de welstandsvrije gebieden (4C Overtoom, 5 Alton I en Alton II).

* In deelgebied 4A Bedrijventerreinen indien geplaatst achter het verlengde van het hoofdgebouw, mits het zijerf en achtererf niet aan openbaar toegankelijk gebied grenzen.

SNELTOETSCRITERIA VOOR CONTAINERS ZICHTBAAR VANAF HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED [11]

Een container voor permanente opslag, wordt bij plaatsing niet gezien als een exces als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

* Geplaatst in deelgebied 4A Bedrijventerreinen en deelgebied 6 Overige gebieden.

* Geplaatst minimaal 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

* Geplaatst minimaal 1,00 meter achter de zijgevel van het hoofdgebouw bij een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijerf.

* Indien aan meerdere zijden van het hoofdgebouw volgens bovenstaande criteria plaatsing mogelijk is, mag maximaal aan één zijde (vrije keuze) containers geplaatst worden.

Indien het achtererf grenst aan het openbaar gebied:

  • -

    plaatsing minimaal 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn van ernaast gelegen panden en;

  • -

    minimaal 13 meter uit de achtererfgrens die grenst aan het openbaar gebied.

*In deelgebied 4A Bedrijventerreinen zijn maximaal twee containers toegestaan die niet gestapeld mogen worden.

* In deelgebied 6 Sport-, recreatie- en groene terreinen is maximaal één container toegestaan en gelden ook de gebiedsgerichte criteria.

* Er dient rekening gehouden te worden met een evenwichtige samenhang tussen de containers en de overige bebouwing op het perceel.

* De containers staan met de smalste zijde naar het openbaargebied gericht.

* Geen armoedig materiaalgebruik.

* Het kleurgebruik is passend bij het hoofdgebouw of terughoudend, geen felle of contrasterende kleuren.

Noot 11: Openbaar toegankelijk gebied: Een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

afbeelding binnen de regeling

Heerhugowaard, 26 november 2013

De Raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,