Regeling vervallen per 01-01-2015

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014

verordening

“verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014”

(verordening parkeerbelastingen 2014)

Artikel 1

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren:

    het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder:

degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

c.parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2

Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning of ontheffing voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3

Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

  • 1.

    indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

  • 2.

    indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onder a, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt. Indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning of ontheffing heeft aangevraagd.

  • 5.

    Vrijstelling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt verleend aan de bestuurder van een auto waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, op een gehandicaptenparkeerplaats, voor een maximum van 3 uren. Burgemeester en wethouders stellen nadere uitvoeringsmodaliteiten vast.

Artikel 4

Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabellen.

Artikel 5

Wijze van heffing

1.De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften;

2.De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte;

Artikel 6

Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren;

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7

Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning of ontheffing wordt verleend.

  • 3.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8

Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9

Kosten naheffingsaanslag

De kosten van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a. bedragen € 58,00.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening parkeerbelastingen 2013’ van 7/8 november 2012, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking;

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014;

  • 4.

    De verordening kan worden aangehaald als ‘verordening parkeerbelastingen 2014’.

Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 6/7 november 2013.

griffier, voorzitter,

TARIEVENTABEL

behorende bij de verordening Parkeerbelastingen Heerlen 201 4

Onderdeel I:

Tarief van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de belastingverordening.

Bij parkeerapparatuur met een maximale parkeerduur van :

Eenheid

Tarief

1.een uur:

·in het stadscentrum en ’t Loon

per uur

€ 2,00

2.twee uur:

·in het stadscentrum en ’t Loon

·buiten het centrum van de stad

per uur

per uur

€ 2,00

€ 1,80

3.twaalf uren:

per uur

€ 1,80 met een maximum van

€ 5,40

Onderdeel II:

Tarief van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de belastingverordening.

Parkeervergunning voor:

Eenheid

Tarief

Het parkeren op bepaalde aangewezen terreinen, wegen of gedeelten van wegen en/of bepaalde tijden:

1.voor bewoners

2.voor bedrijven

per kalendermaand

per kalendermaand

€ 10,30

€ 14,50

Parkeerontheffing voor:

Eenheid

Tarief

Een ontheffing voor het parkeren bij parkeerapparatuur

Per dag

€ 13,50

Aldus besloten tijdens de vergadering van de raad der gemeente Heerlen van 6/7 november 2013.

griffier, voorzitter,