Regeling vervallen per 01-01-2019

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019

Geldend van 24-11-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019

Nijverdal, 20 november 2018 Nr. 18INT02519

Burgemeester en wethouders van Hellendoorn;

Gelet op artikelen 8.1, derde lid, 9.5, tweede lid, 11.2, tweede lid en 15.2, derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019;

B e s l u i t e n:

Vast te stellen

het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      maatwerkvoorziening; naast de definitie van de maatwerkvoorziening, zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015, wordt ook een individuele voorziening bedoeld, zoals omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • b.

      verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015, de Jeugdwet, het uitvoeringsbesluit, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

HOOFDSTUK 2 ALGEMEEN

Artikel 2 Keuzevrijheid cliënt

Indien het college meerdere aanbieders heeft gecontracteerd voor het leveren van een bepaalde maatwerkvoorziening in natura wordt de cliënt in beginsel de mogelijkheid geboden om hieruit een aanbieder te kiezen.

Artikel 3 Niveaus ondersteuningsbehoeften

Binnen de ondersteuningsbehoeften, zoals genoemd in hoofdstuk 4 van de verordening, worden onderstaande niveaus onderscheiden, betrekking hebbend op de cliënt of het gezinssysteem:

  • a.

    niveau A: stabiele situatie en gemotiveerde cliënt of gezinssysteem;

  • b.

    niveau B: enige kans op risicovolle situaties en/of escalatie en de cliënt of het gezinssysteem heeft een wisselende motivatie;

  • c.

    niveau C: wisselende en onvoorspelbare situatie, hoog risico op escalatie en de cliënt of het gezinssysteem is niet tot nauwelijks gemotiveerd.

HOOFDSTUK 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 4 Besteding van pgb

  • 1.

    De budgethouder besteedt het pgb uitsluitend aan een passende maatwerkvoorziening en de daarmee gepaard gaande noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Onder de met de maatwerkvoorziening gepaard gaande noodzakelijke kosten als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval verstaan: alle bijkomende kosten voor zorgverleners, waaronder werkgeverslasten voor zorgverleners met een arbeidsovereenkomst en wettelijk toegestane vergoedingen. Bij wettelijke vergoedingen gaat het onder meer om reiskostenvergoedingen, verlofregelingen en pensioenvoorzieningen.

  • 3.

    Onder de met de maatwerkvoorziening gepaard gaande noodzakelijke kosten als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval niet verstaan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor het uitvoeren van de taken behorende bij een pgb;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb;

    • d.

      contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo;

    • e.

      kosten voor het volgen van opleidingen dan wel het bestellen van informatiemateriaal over het pgb;

    • f.

      maatwerkvoorziening ingekocht buiten EU-landen;

    • g.

      kosten voor het betalen van de bijdrage in de kosten.

Artikel 5 Verantwoording pgb

  • 1.

    De budgethouder zorgt voor een goede en controleerbare administratie en houdt deze gedurende zeven jaar beschikbaar vanaf de ingangsdatum van de toekenning van het pgb.

  • 2.

    De budgethouder verantwoordt desgevraagd de besteding van het pgb. In de beschikking wordt vermeld wat de budgethouder aan het college verstrekt, zoals:

    • a.

      de factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een opdrachtbevestiging;

    • c.

      een kopie van een arbeidsovereenkomst;

    • d.

      overige bescheiden die het college voor de verantwoording noodzakelijk acht.

  • 3.

    De budgethouder is verplicht de in het tweede lid genoemde stukken op verzoek aan het college te verstrekken.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 6 Woonvoorzieningen

  • 1.

    Wanneer de kosten van een woningaanpassing meer bedragen dan € 7.500,--, wordt afgewogen of verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning als goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Onderstaande woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard worden uitsluitend in eigendom verstrekt:

    • a.

      douche- en toiletstoelen eenvoudig op poten + toiletbrillen/-verhogers met armleuningen;

    • b.

      drempelhulpen van 0-10 centimeter.

  • 3.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten is gebaseerd op de daadwerkelijk te maken kosten, met een maximum van € 2.269,--.

  • 4.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten aan personen die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een persoon met beperkingen, woonruimte ontruimen, is gebaseerd op de daadwerkelijk te maken kosten.

  • 5.

    Indien een cliënt te maken heeft met dubbele woonlasten, kan voor een periode van maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten van tijdelijke huisvesting in verband met het aanpassen van de huidige woonruimte van de cliënt of het aanpassen van de door cliënt nog te betrekken woonruimte. De financiële tegemoetkoming voor de kosten van tijdelijke huisvesting wordt uitsluitend verleend als de cliënt redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele lasten heeft. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Bij niet-zelfstandige woonruimte bedraagt de financiële tegemoetkoming de helft van de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

  • 6.

    In geval van huurbeëindiging van een woonruimte, die aangepast is voor een bedrag van € 10.000,-- of meer, kan het college voor een periode van maximaal zes maanden de kosten voor de kale huur van de woonruimte, met een maximum gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag vergoeden aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten.

  • 7.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening in de vorm van het bezoekbaar maken van een woonruimte is gebaseerd op de daadwerkelijk te maken kosten.

Artikel 7 Pgb woonvoorziening - terugbetaling bij verkoop

Het pgb, als genoemd in artikel 7.6 van de verordening, voor een woningaanpassing moet, met inachtneming van de zelf betaalde bijdrage in de kosten, worden terugbetaald indien de woning binnen tien jaar na gereedmelding van de woningaanpassing wordt verkocht en de hoogte van het pgb meer bedraagt dan € 7.500,--.

De hoogte van het terug te betalen bedrag wordt vastgesteld, overeenkomstig onderstaand afschrijvingsschema:

  • -

    voor het eerste jaar 100% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het tweede jaar 90% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het derde jaar 80% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het vierde jaar 70% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het vijfde jaar 60% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het zesde jaar 50% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het zevende jaar 40% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het achtste jaar 30% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het negende jaar 20% van de woningaanpassing;

  • -

    voor het tiende jaar 10% van de woningaanpassing.

HOOFDSTUK 5 VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 8 Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De voorzieningen voor de lokale verplaatsingen, zoals beschreven in artikel 4.1 onder 6 van de verordening, bestaan uit:

    • a.

      een Wmo-vervoerpas, waarmee tegen gereduceerd tarief 3.000 km per jaar gereisd kan worden;

    • b.

      een voorziening in natura in de vorm van een verplaatsingsmiddel;

    • c.

      een pgb te besteden aan een voorziening als bedoeld onder b.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid onder a genoemde voorziening niet leidt tot het te bereiken resultaat, kan het college een van de volgende voorzieningen verstrekken:

    • a.

      een pgb voor de kosten van een taxi die maximaal € 3.330,-- per jaar bedraagt. Daarnaast kunnen het starttarief en het tijdtarief gedeclareerd worden. Voor het starttarief geldt een maximum van € 3,02 per keer. Voor het tijdtarief geldt een maximum van € 0,37 per minuut;

    • b.

      een pgb voor de kosten van een rolstoeltaxi die maximaal € 4.185,-- per jaar bedraagt. Daarnaast kunnen het starttarief en het tijdtarief gedeclareerd worden. Voor het starttarief geldt een maximum van € 6,13 per keer. Voor het tijdtarief geldt een maximum van € 0,42 per minuut;

    • c.

      een pgb voor de kosten van het aanpassen van een eigen auto, vastgesteld conform artikel 7.7, tweede lid van de verordening.

  • 3.

    Indien de omvang van de voorzieningen zoals genoemd in het eerste lid onder a en het tweede lid onder a en b aantoonbaar niet toereikend is, kunnen de hierin genoemde kilometers, c.q. bedragen, met uitzondering van de genoemde starttarieven, worden verruimd tot maximaal een verdubbeling van de genoemde kilometers c.q. bedragen.

  • 4.

    Indien de in het eerste lid onder a en de in het tweede lid genoemde voorzieningen, alsmede de in het derde lid geboden uitbreiding van deze voorzieningen naar het oordeel van het college niet leiden tot het te bereiken resultaat, kan het college één van de volgende voorzieningen verstrekken:

    • a.

      een voorziening in natura in de vorm van:

      • i.

        een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

      • ii.

        een al dan niet aangepaste auto;

    • b.

      een pgb te besteden aan een voorziening als bedoeld onder a.

HOOFDSTUK 6 HUISHOUDELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 9 Huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning kan bestaan uit:

    • a.

      de basismodule huishoudelijke ondersteuning;

    • b.

      de module extra hygiëne;

    • c.

      de module wasverzorging;

    • d.

      de module regie;

    • e.

      de module maaltijdverzorging;

    • f.

      de module zorg voor minderjarige kinderen.

  • 2.

    Met de inzet van de modules genoemd in het eerste lid worden de volgende resultaten bereikt:

    • a.

      de basismodule huishoudelijke ondersteuning en de module extra hygiëne: het kunnen beschikken over een leefbaar huis;

    • b.

      de module wasverzorging: het kunnen beschikken over schone en draagbare kleding en beddengoed;

    • c.

      de module regie: het kunnen voeren van regie over het huishouden;

    • d.

      de module maaltijdverzorging: het kunnen beschikken over de benodigde dagelijkse maaltijden;

    • e.

      de module zorg voor minderjarige kinderen: het thuis kunnen zorgen voor de kinderen die tot het gezin behoren.

HOOFDSTUK 7 KOSTPRIJZEN

Artikel 10 Kostprijs maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Met inachtneming van het gestelde in artikel 2.1.4, derde lid van de Wmo 2015 en artikel 9.5 van de verordening, wordt de kostprijs van een bruikleenvoorziening, die valt onder één van de vier categorieën bruikleenvoorzieningen als genoemd in het tweede lid van dit artikel, berekend op basis van de gemiddelde kosten die de gemeente moet maken voor de betreffende categorie bruikleenvoorzieningen over een periode van vier weken.

  • 2.

    Voor de volgende categorieën bruikleenvoorzieningen wordt de kostprijs per vier weken vastgesteld voor de duur van het gebruik van de voorziening:

    • a.

      verplaatsingsmiddel in de vorm van een scootmobiel: € 30,--;

    • b.

      ander verplaatsingsmiddel: € 25,--;

    • c.

      woonvoorziening: € 15,--;

    • d.

      traplift: € 35,--.

  • 3.

    De kostprijs voor huishoudelijke ondersteuning in natura bedraagt voor:

    • a.

      de basismodule huishoudelijke ondersteuning: € 46,60 per week;

    • b.

      de basismodule huishoudelijke ondersteuning in combinatie met de module regie: € 54,24 per week;

    • c.

      de module extra hygiëne: € 23,08 per uur;

    • d.

      de module extra hygiëne in combinatie met de module regie: € 26,86 per uur;

    • e.

      de module wasverzorging: € 23,08 per uur;

    • f.

      de module wasverzorging in combinatie met de module regie: € 26,86 per uur;

    • g.

      de module maaltijdverzorging: € 23,08 per uur;

    • h.

      de module maaltijdverzorging in combinatie met de module regie: € 26,86 per uur;

    • i.

      de module regie: € 26,86 per uur;

    • j.

      de module zorg voor minderjarige kinderen: € 26,86 per uur.

  • 4.

    De kostprijs voor ondersteuningsbehoeften (OB) bedraagt voor:

    • a.

      ondersteuningsbehoefte 1 A: € 0,77 per minuut;

    • b.

      ondersteuningsbehoefte 1 B: € 0,82 per minuut;

    • c.

      ondersteuningsbehoefte 1 C: € 0,89 per minuut;

    • d.

      ondersteuningsbehoefte 2 A: € 0,89 per minuut;

    • e.

      ondersteuningsbehoefte 2 B: € 0,94 per minuut;

    • f.

      ondersteuningsbehoefte 2 C: € 1,02 per minuut;

    • g.

      ondersteuningsbehoefte 1 A groep: € 37,58 per dagdeel;

    • h.

      ondersteuningsbehoefte 1 B groep: € 39,47 per dagdeel;

    • i.

      ondersteuningsbehoefte 1 C groep: € 42,63 per dagdeel;

    • j.

      ondersteuningsbehoefte 2 A groep: € 42,31 per dagdeel;

    • k.

      ondersteuningsbehoefte 2 B groep: € 44,51 per dagdeel;

    • l.

      ondersteuningsbehoefte 2 C groep: € 47,68 per dagdeel.

  • 5.

    De kostprijs voor de module wonen en verblijf bedraagt voor:

    • a.

      dakje 1: € 70,-- per etmaal;

    • b.

      dakje 2: € 120,-- per etmaal.

HOOFDSTUK 8 INFORMATIEPLICHT EN CONTROLE

Artikel 11 Informatieplicht

De cliënt doet aan het college op verzoek of onmiddellijk uit eigen beweging, maar in ieder geval binnen 14 werkdagen, mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van de beslissing tot toekenning van de maatwerkvoorziening in natura of het pgb.

Artikel 12 Controle

Controle vindt plaats conform het interne controleplan.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag, volgende op die van de bekendmaking.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,