Verordening Burgerinitiatief gemeente Hellevoetsluis 2010.

Geldend van 07-10-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening Burgerinitiatief gemeente Hellevoetsluis 2010.

Nummer: 16-09-10/7

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

gehoord de commissie algemene zaken en middelen;

gelezen het voorstel van de voorzitter en de griffier van 9 augustus 2010, nummer: 16-09-10/7;

besluit:

vast te stellen de Verordening Burgerinitiatief gemeente Hellevoetsluis 2010.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad : gemeenteraad van Hellevoetsluis;

  • b.

    presidium : presidium van de gemeenteraad van Hellevoetsluis;

  • b.

    college : college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis;

  • c.

    burgerinitiatief : een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

  • 1. Na ontvangst van een daartoe door een initiatiefgerechtigde ingediend geldig verzoek vervaardigt het presidium een behandelvoorstel voor de raad van een burgerinitiatief

  • 2. Een verzoek is niet ontvankelijk indien het:

    • a.

      niet door ten minste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat; of

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn ingezetenen en belanghebbenden, die kiesgerechtigd zijn voor de leden van de gemeenteraad alsmede ingezetenen en belanghebbenden van de gemeente van zestien jaar en ouder, die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigheid is voldaan, is de situatie op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

  • 1. Een burgerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp, dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een bestuit van het gemeentebestuur; of

    • e.

      een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode - waarin indiening van het voorstel plaatsvindt - door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden;

    • f.

      het benoemen of functioneren van personen.

  • 2. Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, zal door de raad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het college of naar de burgemeester in de hoedanigheid van portefeuillehouder.

  • 3. Het college of de burgemeester zal een onderwerp of voorstel als bedoeld in lid 2 behandelen als ware het een burgerinitiatief.

Artikel 5

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger; en

    • d.

      een lijst met de achternamen, voornamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden, die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Formulieren voor indiening van het verzoek zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen - na invulling - weer bij diezelfde griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

Artikel 6

  • 1. De raad besluit, gehoord het behandelvoorstel van het presidium, over de wijze van agendering van het burgerinitiatief, indien het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 5.

    Er dient ten minste twee weken te liggen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatief en de dag van de vergadering waarin over het burgerinitiatief wordt beslist.

  • 2. De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 3. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 4. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.

  • 5. De initiatiefnemer wordt daarna ingelicht over de vervolgstappen inzake de uitwerking van het burgerinitiatief.

  • 6. Indien een burgerinitiatief is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hoofdstuk 6 en 7 Awb) waartegen bezwaar en beroep open staat.

Artikel 7

De burgemeester brengt in het burgerjaarverslag verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8

  • 1. De griffie is belast met het verstrekken van informatie en het geven van advies aan inwoners over de toepassing van deze verordening.

  • 2. In de gevallen waarin de griffie adviseert een onderwerp niet als burgerinitiatief in te dienen, wordt daarvan verslag opgemaakt en middels de lijst van ingekomen stukken ter kennis gebracht van de raad.

Artikel 9

  • 1. De verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De Verordening Burgerinitiatief gemeente Hellevoetsluis 2004 van 1 april 2004 wordt op de dag van inwerkingtreding van de nieuwe verordening ingetrokken.

Artikel 10

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Burgerinitiatief gemeente Hellevoetsluis 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 september 2010.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
H.J. van der Wel. C.A. Kleijwegt.

Toelichting bij de verordening burgerinitiatief gemeente Hellevoetsluis 2010

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BURGERINITIATIEF GEMEENTE HELLEVOETSLUIS 2010

ALGEMEEN

Het burgerinitiatief is een instrument om de positie van de raad te versterken, omdat het de legitimiteit van raadsbesluiten vergroot en omdat het de betrokkenheid van burgers bij de gemeentelijke politiek wezenlijk inhoud geeft.

Het burgerinitiatief tast in zekere mate de bevoegdheid van de gekozen raad aan om de eigen agenda vast te stellen. Het is daarom gerechtvaardigd het initiatief aan voorwaarden te binden.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Er is gekozen de term “burgerinitiatief” te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat bij de gemeenteraad kan worden ingediend. “Voorstel” moet in deze verordening worden gelezen als een ruim begrip. Aan de initiatiefnemers wordt de mogelijkheid geboden een onderwerp aan te dragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Overigens hebben de initiatiefnemers hierbij uiteraard ook de mogelijkheid een concreet voorstel aan te bieden.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval moeten uitspreken over het burgerinitiatief.

Over de wijze van behandeling door de raad doet het presidium een voorstel waarover de raad beslist.

Van een geldig verzoek is sprake als het verzoek door ten minste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd en aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Artikel 3

Het initiatiefrecht wordt toegekend aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om inwoners bij de besluitvorming van de raad te betrekken en te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgesteld in artikel B3 van de Kieswet. In de verordening is er voor gekozen het aantal kiesgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar 16 jaar. Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. De controle van het feit of initiatiefgerechtigden voldoen aan het gestelde in artikel B3 van de Kieswet wordt door afdeling Burgerzaken verzorgd.

Artikel 4

De beperkingen, die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief vloeien voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is weinig efficiënt de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft.

Het is aan de initiatiefnemer om aan te tonen, dat het initiatief een nieuw voorstel betreft, dat nog geen onderwerp van een raadsbesluit is geweest (lid 1e.).

Een burgerinitiatief, dat wordt doorgezonden naar het college of de burgemeester als portefeuillehouder, is geen burgerinitiatief meer volgens de definitie van artikel 1 van deze verordening. Lid 3 is bedoeld om te voorkomen, dat het college of de burgemeester een initiatief om die reden terzijde kan schuiven.

Artikel 5

Het ligt voor de hand om het burgerinitiatief bij de voorzitter van de raad te laten indienen. Om de voortgang van het burgerinitiatief ordelijk te laten verlopen, is het onvermijdelijk dat aan het verzoek een aantal minimumeisen wordt gesteld. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam, dat indiening van een burgerinitiatief plaatsvindt door middel van een standaardformulier. Op dit formulier zal de initiatiefnemer naast het voorstel en een toelichting in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook initiatiefgerechtigden, die het verzoek ondersteunen zullen vermeld moeten worden. Ter voorkoming van fraude met namen kan gevraagd worden naar personalia, zoals adressen en geboortedata.

Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het initiatief de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Er is een termijn gekozen, die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat er onvoldoende tijd is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college of de burgemeester als portefeuillehouder.

Met het derde tot en met vijfde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raad.

Op grond van het vijfde lid wordt de indiener/initiatiefnemer altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een inhoudelijk besluit zijn of de mededeling dat het verzoek is afgewezen.

Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatief door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatief te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad, het college of de burgemeester naar aanleiding van een burgerinitiatief besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

In deze verordening is uitgegaan van de overweging dat de raad niet direct plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt wel voor de hand dat in de raadsvergadering wordt beslist over het te volgen traject, het presidium stelt daartoe een voorstel op. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan. De indiener/initiatiefnemer zal hoe dan ook steeds over het vervolgtraject worden ingelicht en waar nodig en mogelijk erbij worden betrokken.

Artikel 7 tot en met 10

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.