Beleidsregel uitwegen Helmond 2013

Geldend van 18-06-2013 t/m 17-06-2013

Intitulé

BELEIDSREGEL UITWEGEN HELMOND 2013

College van burgemeester en wethouders van Helmond

b e s l u i t

  • 1.

    vast te stellen de Beleidsregel uitwegen in Helmond 2013

  • 2.

    in te trekken Beleidsregel voor de beoordeling van vergunningsaanvragen voor uitwegen in Helmond

    (december 2011)

Inleiding

In 2002 zijn de Beleidsregels voor de beoordeling van vergunningsaanvragen voor uitritten in Helmond (Beleidsregel) in werking getreden.

Op 1 januari 2008 is de Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 (APV) in werking getreden en is het voorschrift met betrekking tot uitwegen (voorheen ‘uitritten’) gewijzigd. Daarnaast is op 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.

In 2011 is de oorspronkelijke beleidsregel uit 2002 aangepast aan de huidige regelgeving. Dit betrof een technische aanpassing. Inmiddels bestaat de behoefte om de beleidsregel ook inhoudelijke aan te passen. Indien er sprake is van een aan huis gebonden beroep kan voortaan een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een tweede uitweg worden verleend. Dit is geregeld in artikel 2 onder paragraaf 2 “voorwaarden bij woonhuizen”.

Juridisch kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.2

Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:

a ………..

e een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen;

f ……

geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Algemene plaatselijke verordening Helmond 2008 (APV 2008)

Artikel 2.5.3.1 (Omgevings)vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door

    de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement Noord-

    Brabant.

Beleidscriteria

Inleiding

Nederland kende in 1999 6.276.000 auto's In 1986 waren dat er nog 4.642.000. Iedereen kent de problematiek die deze miljoenen auto's met zich mee brengen: milieuverontreiniging, files, verkeersongevallen. Maar ook op andere wijze leveren auto's problemen op, ze moeten namelijk ook ergens geparkeerd worden.

Deze uitgave van de gemeente Helmond beschrijft de manier waarop de gemeente omgaat met een specifiek onderdeel van parkeren, de uitweg. Met andere woorden, het traject waarop particulier eigendom (een perceel) vanaf de openbare weg bereikt of ontsloten kan worden. Als bewoners en bedrijven in Helmond een uitweg bij hun huis of bedrijf willen, moeten ze hiervoor een vergunning aanvragen. De voorwaarden die de gemeente stelt, zijn onderwerp van deze beleidsregels.

De beleidsregels geven (potentiële) aanvragers van een uitwegvergunning en de medewerkers die de vergunning behandelen inzicht in wanneer wel of niet een vergunning verleend mag worden.

In paragraaf 1 'Ambitie' staan de overwegingen van de gemeente die een rol spelen bij uitwegvergunningen, zoals het behoud van bomen of verkeersveiligheid. In paragraaf 2 en 3, respectievelijk 'Voorwaarden bij woonhuizen' en 'Voorwaarden bij bedrijven', worden de verschillende voorwaarden benoemd waaraan uitwegen moeten voldoen. Paragraaf 4 beschrijft hoe de gemeente omgaat met uitwegen waarvoor geen vergunning verleend is.

§ 1. Ambitie

Deze beleidsregels verwezenlijken de volgende ambitie: de gemeente wil de voorwaarden die gelden bij het verlenen van vergunningen voor uitwegen bundelen en op elkaar afstemmen. Hierdoor ontstaat zowel voor de bewoners als voor de gemeente meer duidelijkheid.

Hieronder staat beschreven hoe de gemeente Helmond te werk gaat bij aanvragen voor de uitwegvergunningen. Eerst worden hier de uitgangspunten genoemd die de gemeente gebruikt bij de vergunningverlening.

De gemeente vindt het belangrijk om bij het wel of niet toekennen van een uitwegvergunning rekening te houden met de volgende zaken:

Kwaliteit en esthetiek van de openbare ruimte

De gemeente wil een nette en functionele stad en 'wildgroei' in de vormgeving van uitwegen voorkomen. Alle uitwegen moeten op soortgelijke wijze gemaakt worden, zodat er een zekere eenheid ontstaat in het straatbeeld. Deze uitwegen hebben een breedte van maximaal 3.75 meter bij woonhuizen en maximaal 8 meter bij bedrijven. Ze zijn bij woonhuizen gemaakt van hetzelfde materiaal als het materiaal van het trottoir. Indien de situatie dat noodzaakt (bijvoorbeeld in verband met draaicirkels van voertuigen), kan afgeweken worden van de norm van maximaal 3,75 meter breedte. Dit is een beoordeling van de gemeente en zal zeer zelden het geval zijn.

Bijkomend voordeel van de standaardisering van de uitwegen is dat de uitweg de aanvrager minder kost. Overigens geldt dat deze voorwaarden alleen van toepassing zijn op het stuk uitweg dat ligt in de openbare ruimte, bijvoorbeeld het trottoir. Op het eigen terrein kunnen bewoners en bedrijven zelf het materiaal bepalen.

Alleen als het bestemmingsplan dit toestaat of voorschrijft, mag er in de voortuin geparkeerd worden. Auto's in voortuinen die daar eigenlijk geen ruimte toe bieden, doen het straatbeeld geen goed.

Omdat uitwegen ertoe leiden dat er over bijvoorbeeld het trottoir gereden wordt, en er aanpassingen gemaakt moeten worden in het trottoir, beperkt de gemeente het aantal uitwegen per perceel tot één. Deze beperking heeft dus ook te maken met de kwaliteit van de openbare ruimte. In het geval van grote voortuinen kan de gemeente een aanvraag voor een tweede uitweg in behandeling nemen. Ook kan de gemeente een vergunning verlenen voor een gecombineerde uitweg. Dat wil zeggen één uitweg voor twee woonhuizen. Op deze manier wordt de groenstructuur maar een keer onderbroken in plaats van twee keer.

Het behoud van verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming

Een uitweg mag er niet toe leiden dat de verkeersveiligheid of de verkeersdoorstroming negatief beïnvloed wordt.

Het behoud van bomen

De gemeente is van mening dat er alles aan gedaan moet worden om bijzondere, waardevolle, beeldbepalende en structuurbepalende bomen te behouden.

Het behoud van groenvoorzieningen

Uitgangspunt van de gemeente is dat openbaar groen zo weinig mogelijk versnipperd mag worden en dat groenvoorzieningen met speeltoestellen of andere functies, bijvoorbeeld een honden-uitlaat-zone of een trapveld, behouden moeten blijven.

Het behoud van openbare parkeervakken

De aanleg van een uitweg mag er niet toe leiden dat het totaal aantal openbare parkeervakken verminderd wordt.

De toegang tot leidingen en kabels

De bewoner die een uitwegvergunning ontvangt, zal altijd moeten toestaan dat de gemeente en opdrachtnemers van de gemeente toegang hebben tot leidingen en kabels die in de grond onder de uitweg liggen.

Waarom stelt de gemeente deze voorwaarden bij de vergunningverlening van uitwegen?

Omdat de gemeente als lokale overheid verantwoordelijk is voor de openbare ruimte in Helmond. En daarom moet de gemeente verzoeken van bewoners om een uitweg in balans brengen met wensen van bewoners voor bijvoorbeeld bomen in de straat of een verkeersveilige straat. Hoe de gemeente dit precies doet, is beschreven op de volgende pagina's.

§ 2. Voorwaarden bij woonhuizen

Omdat de gemeente rekening moet houden met bijvoorbeeld de verkeersveiligheid, mag niet iedereen zomaar een uitweg aanleggen. Er worden eisen gesteld aan verzoeken van bewoners om een uitweg. In Artikel 2.5.3.1 (Omgevings)vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg APVis vastgelegd dat het zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden is een uitweg te maken naar de weg. Deze vergunning kan worden aangevraagd via het ‘Omgevingsloket Online’, te bereiken via het webadres www.omgevingsloket.nl, kijk voor meer informatie op www.helmond.nl/omgevingsvergunning. Het algemene informatienummer is 14-0492. Een 'woonhuis' wordt hier gedefinieerd met de omschrijving 'een gebouw met de hoofdfunctie wonen'.

Een vergunning voor een uitweg bij woonhuizen wordt verleend, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1.

    Het terrein waartoe de uitweg aangelegd moet worden, is eigendom van de aanvrager of de aanvragerheeft schriftelijke toestemming van de eigenaar om een uitweg aan te vragen;

  • 2.

    Op het terrein of het perceel waartoe de uitweg aangelegd moet worden, bevindt zich geen andere uitweg. Per perceel verleent de gemeente, als aan alle voorwaarden voldaan wordt, een vergunning

    voor één uitweg. De gemeente kan besluiten om een vergunning voor twee uitwegen te verlenen indien:

    • -

      De zijde van het perceel aan de openbare ruimte, waar de uitweg op uitkomt, langer is dan 30m;

      of

    • -

      Er sprake is van een “aan huis gebonden beroep”.

  • 3.

    De uitweg leidt er niet toe dat voertuigen tussen de straat en de voorkant van het woonhuis, met andere woorden in de voortuin, geparkeerd moeten worden, omdat daardoor het uiterlijk aanzien van de omgeving aangetast wordt. Uitzonderingen zijn situaties waarvan het bestemmingsplan parkeren in de voortuin toestaat of voorschrijft en tuinen met een carport of garage;

  • 4.

    Het terrein waartoe de uitweg aangelegd moet worden, dient minimaal 6 meter diep te zijn of er moet een garage of carport aanwezig zijn. Deze minimale diepte moet er zijn, omdat het terrein groot genoeg moet zijn om voertuigen, waarvoor de uitweg nu en in de toekomst bestemd is, te kunnen parkeren. Het voertuig mag niet oversteken op openbaar terrein;

  • 5.

    De uitweg bevindt zich niet direct aan een stroomweg en niet direct aan een ontsluitingsweg, type A (een toelichting op deze termen staat in de bijlagen). Voor ontsluitingswegen, type A, kan een

    uitzondering worden gemaakt als de bestaande wegenstructuur geen andere ontsluitingsmogelijkheid mogelijk maakt;

  • 6.

    De uitweg bevindt zich op ontsluitingswegen B niet binnen 5 meter van een kruispunt. Hierbij wordt gerekend vanaf de hoek (met andere woorden, het einde van de bochtstraal), en niet vanaf het hart van het kruispunt;

  • 7.

    De uitweg bevindt zich niet direct aan een stroomweg en niet direct aan een ontsluitingsweg, type A (een toelichting op deze termen staat in de bijlagen). Voor ontsluitingswegen, type A, kan een

    uitzondering worden gemaakt als de bestaande wegenstructuur geen andere ontsluitingsmogelijkheid mogelijk maakt;

  • 8.

    De uitweg brengt de verkeersveiligheid op geen enkele andere wijze dan genoemd in 4 tot en met 6 in gevaar, bijvoorbeeld doordat de uitweg dicht bij een stopstreep van een verkeerslicht ligt;

  • 9.

    Als de aangevraagde uitweg uitkomt in een openbaar parkeervak, waardoor in het parkeervak niet meer geparkeerd kan worden, moet het mogelijk zijn binnen een straal van 100 meter een ander parkeervak te creëren. Bij het vervallen van meerdere parkeervakken, dient een even groot aantal vakken in dezelfde straal gecreëerd te kunnen worden. Alle meerkosten voor het creëren van één of meerdere nieuwe parkeervakken dienen te worden betaald door de aanvrager;

  • 10.

    Als in het traject van de uitweg een bushokje, elektriciteitskast of andere voorziening staat, moet het mogelijk zijn die voorziening te verplaatsen binnen de directe omgeving (de meerkosten hiervan dienen te worden betaald door de aanvrager);

  • 11.

    Als de aangevraagde uitweg uitkomt in een groenvoorziening met een speelfunctie of andere gebruiksfunctie, moet het mogelijk zijn binnen de directe omgeving een groenvoorziening met dezelfde

    functie te creëren. Alle meerkosten voor het creëren van deze voorziening komen voor rekening van de aanvrager;

  • 12.

    Als er twee naast elkaar gelegen garages bij twee woonhuizen staan, kan de gemeente een uitwegvergunning verlenen voor een gecombineerde uitweg. Bij een gecombineerde uitweg delen twee

    woningen één uitweg. Aan de straatzijde is de uitweg 4 meter breed, aan de erfgrens is de uitweg 3.75 meter per woning (zie tekening in bijlage).

Korte toelichting op de voorwaarden

De voorwaarden 4 tot en met 7 hebben te maken met de verkeersveiligheid. Uitwegen vlak bij kruispunten, in bochten of drukke wegen verhogen de kans op ongevallen. Voorwaarde 6 leidt er ook toe dat het in- en uitrijden van uitwegen de doorstroming van het verkeer op drukke wegen niet belemmert. Wat precies stroomwegen en ontsluitingswegen zijn en waar die wegen in Helmond aanwezig zijn, staat beschreven in de bijlagen.

Voorwaarde 8 voorkomt dat er openbare parkeerplaatsen verloren gaan door de aanleg van een uitweg. Zoals in de inleiding al genoemd, stijgt het aantal auto's in Nederland. Dit betekent dat vooral in oudere wijken, maar ook in de nieuwere stadsdelen, het aantal parkeerplaatsen vaak onvoldoende is, omdat toen deze wijken gebouwd werden het aantal auto's aanzienlijk lager was. Natuurlijk leidt een uitweg ertoe dat bewoners hun auto op eigen terrein parkeren, echter, het eigen terrein is niet openbaar. Er vindt op particulier terrein geen uitwisseling plaats. Vandaar dat de gemeente geen parkeerplaats verloren mag laten gaan als gevolg van het aanleggen van een uitweg.

Voorwaarde 10 past bij het voornemen van de gemeente om openbaar groen zoveel mogelijk te behouden.

Voor bomen geldt overigens een andere procedure. Als een boom voor de aanleg van een uitweg moet wijken, zal onderzocht moeten worden of de betreffende boom op de bomenlijst voorkomt en voor de kap van de boom een ontheffing van het kapverbod gevraagd moet worden (artikel 4.3.1 – 4.3.8 APV 2008). Een kapontheffing kan in dezelfde aanvraag voor een omgevingsvergunning worden gedaan als de aanvraag voor de uitweg.

Als voor de aanleg van een uitweg een of meerdere bomen moeten wijken dan zal voor de kap van de boom c.q. bomen mogelijk een omgevingsvergunning gevraagd moeten worden. De omgevingsvergunning voor het kappen van de boom/bomen kan in dezelfde aanvraag omgevingsvergunning worden gedaan als die voor de uitweg. Een aanvraag omgevingsvergunning voor het kappen van een of meerdere bomen wordt getoetst aan de regeling voor het bewaren van houtopstanden. Deze staat in artikel 4.3.1 – 4.3.8 APV 2008 en de Beleidsregel bescherming bomen in Helmond 2010.

Voorwaarde 11 beschrijft de gecombineerde uitweg. Het doel van het combineren van twee uitwegen is om zoveel mogelijk openbaar groen te sparen. Groene bermen langs wegen zorgen voor kwaliteit in de openbare ruimte. Als op veel plaatsen de groen bermen onderbroken worden, wordt het groen erg versnipperd. Dit is niet mooi en duurder in onderhoud.

Als er binnen het traject van de uitweg een lantaarnpaal of een put in het trottoir aanwezig is, wordt deze, indien mogelijk, verplaatst. De kosten hiervoor zijn verrekend in de standaardbedragen die de gemeente berekent.

§ 3. Voorwaarden bij bedrijven

Ook bedrijven moeten een uitwegvergunning aanvragen via het ‘Omgevingsloket Online’, te bereiken via het webadres www.omgevingsloket.nl, kijk voor meer informatie op www.helmond.nl/omgevingsvergunning. Het algemene informatienummer is 14-0492.

De gemeente heeft bij de vergunningverstrekking voor uitwegen bij bedrijven dezelfde ambitie als bij uitwegen bij woonhuizen. En houdt dus rekening met de kwaliteit en esthetiek van de openbare ruimte, de verkeersveiligheid en verkeersdoorstroming, bomen, groenvoorziening en openbare parkeerplekken. Ook bedrijven moeten altijd zorgen dat de gemeente toegang heeft tot leidingen en kabels onder de uitweg.

Helemaal vergelijkbaar zijn bedrijfsuitwegen en uitwegen bij woonhuizen niet. Vandaar dat de gemeente de volgende eisen stelt aan bedrijfsuitwegen.

Een vergunning voor een uitweg bij een bedrijf wordt verleend, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1.

    Het terrein waartoe de uitweg aangelegd moet worden, is eigendom van de aanvrager of de aanvrager heeft schriftelijke toestemming van de eigenaar om een uitweg aan te vragen;

  • 2.

    Op het terrein of het perceel waartoe de uitweg aangelegd moet worden, bevindt zich geen andere uitweg. De aanvrager dient, bij een aanvraag voor een tweede, derde of daaropvolgende uitweg, aan te tonen dat de aangevraagde uitweg noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. De gemeente beoordeelt deze noodzaak en weegt het af tegen bijvoorbeeld de verkeersveiligheid;

  • 3.

    De uitweg die aangevraagd wordt, is niet breder dan 8 meter. De aanvrager dient, bij een aanvraag voor een bredere uitweg, aan te tonen dat de breedte noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. De

    gemeente beoordeelt deze noodzaak en weegt het af tegen onder andere de verkeersveiligheid en de aanwezigheid van groenstroken;

  • 4.

    Het terrein moet groot genoeg zijn om het voertuig, waarvoor de uitweg bestemd is, te kunnen parkeren. Bij laden en lossen mag een vrachtwagen (of een gedeelte daarvan) niet op de openbare

    ruimte staan;

  • 5.

    De uitweg bevindt zich niet binnen 5 meter van een kruispunt. Hierbij wordt gerekend vanaf de hoek (met andere woorden, het einde van de bochtstraal), en niet vanaf het hart van het kruispunt;

  • 6.

    De uitweg bevindt zich niet direct aan een stroomweg en niet direct aan een ontsluitingsweg, type A (een toelichting op deze termen staat elders in de bijlagen). Voor ontsluitingswegen, type A, kan een

    uitzondering worden gemaakt als vanuit de wegenstructuur geen andere ontsluiting bereikt kan worden;

  • 7.

    De uitweg brengt de verkeersveiligheid op geen enkele andere wijze dan genoemd in 2 tot en met 6 in gevaar;

  • 8.

    Als de aangevraagde uitweg uitkomt in een openbaar parkeervak, waardoor in het parkeervak niet meer geparkeerd kan worden, moet het mogelijk zijn binnen een straal van 100 meter een ander parkeervak te creëren. Bij het vervallen van meerdere parkeervakken, dient een even groot aantal vakken

    gecreëerd te kunnen worden. Alle meerkosten voor het creëren van een of meerdere nieuwe parkeervakken dienen te worden betaald door de aanvrager;

  • 9.

    Als in het traject van de uitweg een bushalte, elektriciteitskast of andere voorziening (zoals een verkeersvoorziening) staat, moet het mogelijk zijn die voorziening te verplaatsen binnen de directe

    omgeving (de meerkosten hiervan dienen te worden betaald door de aanvrager);

  • 10.

    Als de aangevraagde uitweg uitkomt in een groenvoorziening met een speelfunctie of andere gebruiksfunctie, moet het mogelijk zijn binnen de directe omgeving een groenvoorziening met dezelfde

    functie te creëren. Alle meerkosten voor het creëren van deze voorziening komen voor rekening van de aanvrager.

Voor bomen geldt overigens een andere procedure. Als een boom voor de aanleg van een uitweg moet wijken, zal onderzocht moeten worden of de betreffende boom op de bomenlijst voorkomt en voor de kap van de boom een ontheffing van het kapverbod gevraagd moet worden (artikel 4.3.1 – 4.3.8 APV 2008). Een kapontheffing kan in dezelfde aanvraag voor een omgevingsvergunning worden gedaan als de aanvraag voor de uitweg.

De uitwegen bij bedrijven worden gemaakt van Betonstraatstenen Keiformaat (BSS Kf), met tenminste 25.0 cm puinfundering en opsluitbanden 12 x 25 cm.

§ 4. Niet vergunde uitwegen

Als de gemeente constateert dat een uitweg wordt aangelegd zonder dat daarvoor een vergunning is verleend, dient de uitvoering onmiddellijk te worden stilgelegd. De gemeente kan dit afdwingen door middel van het toepassen van bestuursdwang. Wel zal bezien moeten worden of de situatie gelegaliseerd kan worden. In ieder geval zal niet worden toegestaan dat van gemeentegrond gebruik wordt gemaakt ten behoeve van een uitweg. Alle kosten die de gemeente moet maken om de openbare ruimte (bijvoorbeeld het trottoir of de straat) in de oude staat terug te brengen (als er geen vergunning verstrekt wordt) of een standaarduitweg aan te kunnen leggen, komen ten laste van de bewoner.

Wie nu de stad inloopt, kan meerdere uitwegen vinden waarvoor geen vergunningen verleend zijn, onder andere in gebieden die ten tijde van de aanleg van de uitweg buiten de gemeentegrenzen van Helmond vielen en een aantal uitbreidingswijken. Indien de gemeente van mening is dat een niet vergunde uitweg de verkeersveiligheid in gevaar brengt, zal de gemeente hiertegen optreden en zonodig bestuursdwang toepassen. Bij herinrichting van straten zal worden bezien of een bestaande niet vergunde uitweg gehandhaafd kan worden. Zo ja, dan kan alsnog op verzoek een vergunning verleend worden.

Bewoners die een uitwegvergunning aanvragen kunnen geen rechten ontlenen aan de aanwezigheid van bestaande uitwegen op andere locaties, bijvoorbeeld omdat hun situatie vergelijkbaar is. Vergunningsaanvragen voor uitwegen worden vanaf het moment van vaststelling getoetst aan de beleidsregels die in deze uitgave beschreven staan.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking 3 dagen na bekendmaking.

Ondertekening

Besloten op 11 juni 2013, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft.

De burgemeester,

Mevr. P.J.M.G. Blanksma - van den Heuvel.

en

Burgemeester en wethouders van Helmond

De burgemeester,

Mevr. P.J.M.G. Blanksma - van den Heuvel

De secretaris,

Dhr. A.A.M. Marneffe RA

Bekend gemaakt op:

17 juni 2013

De gemeentesecretaris,

Dhr. A.A.M. Marneffe RA