Regeling vervallen per 20-07-2016

Verordening op het beheer van de begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 19-07-2016

Intitulé

Verordening op het beheer van de begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht 2012

De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 november 2011, nr. 670283;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en de artikelen 149 en 216 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer van de begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht 2012

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats(en): de begraafplaatsen ‘Waalhof’ en ‘Achterambacht’;

  • b.

    graf: zandgraf of keldergraf

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats met een afmeting van 1 x 2 m; bestemd als graf of van 1,10 x 2,50 bestemd als grafkelder, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as.

  • g.

    algemeen graf: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats van 1 x 2 m, bestemd als graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • h.

    algemeen kindergraf: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats van 0,70 x 1,70m, bestemd als graf, bij de gemeente in beheer, voor overledenen van ten hoogste 12 jaar.

  • i.

    particulier urnengraf/urnenplaats: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats maximaal 0,60 x 0,60m, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het onder of bovengronds plaatsen van een asbus met of zonder urn.

  • j.

    urnencolumbarium: een locatie waar urnen bovengronds kunnen worden bijgezet;

  • k.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • l.

    foetus: een na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijk vrucht;

  • m.

    foetusveld: een daarvoor aangewezen gedeelte van de begraafplaats, bij de gemeente in beheer, waarin aan een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een foetus;

  • n.

    strooiveld: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • o.

    grafbedekking: gedenkteken of grafbeplanting op een graf;

  • p.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • q.

    rechthebbende: een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier kindergraf, een particulier urnengraf of een particuliere urnenplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • r.

    gebruiker: een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie het recht tot gebruik van een grafruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

  • s.

    belanghebbende: de belanghebbende van een graf of een urnenruimte.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier kindergraf, particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere urnenplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen kindergraf.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk van 10.00 tot 16.00 uur.

  • 2. In verband met werkzaamheden en ter handhaving van de orde en rust en op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten. Deze toestemming kan mondeling worden gegeven.

  • 2. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten en daarmee gelijk te stellen personen, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 3. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het tweede lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 4. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het vierde lid.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze zes dagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. 1.Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2. De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begravingen van foetussen mag slechts geschieden indien van tevoren een verklaring van een arts is overlegd waarin staat dat de foetus jonger dan 24 weken is.

  • 4. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 5. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 6. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 09.00 tot 16.00 uur; op zaterdag van 09.00 tot 14.00 uur;

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats en kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen;

    • c.

      particuliere urnenplaats.

    • d.

      particuliere kindergraf

    • e.

      algemeen graf

    • f.

      algemeen kindergraf

  • 2.

    Op de begraafplaatsen is een gedeelte aangewezen waarin aan een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een foetus. Voor een begraven foetus is de instandhoudingtermijn vijf jaar.

Artikel 12 Aantal overledenen in graven

  • 1. In een algemeen graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven. In de algemene graven wordt gelegenheid gegeven om lijken of asbussen met of zonder urn te begraven.

  • 2. De particuliere graven worden uitgegeven voor de tijd van twintig of dertig jaren en zijn bestemd voor het ten hoogste;

    • a.

      begraven van twee lijken

    • b.

      plaatsen cq. begraven van vier asbussen, met of zonder urn;

    • c.

      begraven van één lijk en het plaatsen cq. begraven van twee asbussen, met of zonder urn.

  • 3. De particuliere urnengraven worden uitgegeven voor de tijd van twintig jaren, bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste twee asbussen, met of zonder urn;

  • 4. De particuliere urnenplaatsen worden uitgegeven voor de tijd van twintig jaren, bestemd voor het daarop plaatsen van ten hoogste twee asbussen, met urn.

  • 5. De urnennissen worden uitgegeven voor de tijd van twintig jaren, bestemd voor het daarin bijzetten van ten hoogste twee asbussen, met of zonder urn.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 14 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15 Termijnen graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van vijftien jaar recht op een algemeen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig of dertig jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 3. Het in het tweede lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf jaar, tien jaar, vijftien jaar of twintig jaar mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

Artikel 16 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het

    college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. GEDENKTEKEN / GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 19 Vergunning gedenkteken/grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college. Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning tot het hebben van een gedenkteken behoort een werktekening te worden ingediend. Op deze werktekening dienen ten minste voor te komen:

    • a.

      een boven-, voor- en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, dikte- en lengtematen;

    • b.

      de soort, kleur en bewerking van het te gebruiken materiaal;

    • c.

      de vermelding of de letters etc. ingehakt, opgehakt of van metaal zijn;

    • d.

      de woordindeling van het opschrift en de plaats van figuratie(s);

    • e.

      het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. De beslissing op de aanvraag wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk medegedeeld. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

    • e.

      Na het beëindigen van de werkzaamheden op de begraafplaatsen door personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten en daarmee gelijk te stellen personen dienen alle sporen van het werk ten genoegen van de beheerder te zijn verwijderd.

Artikel 20 Gedenkteken

  • 1.

    Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort. De lengte en de breedte van het gedenkteken mogen die van het graf niet overschrijden en de onderdelen moeten vast aan het gedenkteken zijn verbonden. Los grind is toegestaan binnen de omranding van het graf uitsluitend op een gesloten fundatieplaat. Grind op een worteldoek en buiten de omranding van een graf is niet toegestaan.

  • 2.

    Op een algemeen graf mag op een ondergraf een staand of liggend gedenkteken worden geplaatst.Op een bovengraf mag uitsluitend een liggend gedenkteken worden geplaatst.

  • 3.

    Liggende gedenktekenen op een algemeen graf mogen de afmetingen van breed 80 cm, en lang 90 cm en staande gedenktekenen mogen niet breder zijn dan 80 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 90 cm.

  • 4.

    Liggende gedenktekenen op een algemeen kindergraf mogen de afmetingen van breed 40 cm, lang 60 cm en dik 10 cm niet te boven gaan en staande gedenktekenen mogen niet breder dan 40 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 60 cm zijn;

  • 5.

    Liggende gedenktekenen op een particulier kindergraf mogen de afmetingen van breed 60 cm, lang 160 cm en dik 10 cm niet te boven gaan en staande gedenktekenen mogen niet breder dan 60 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 120 cm zijn.

  • 6.

    Op een particulier graf mag zowel een staand als een liggend gedenkteken worden geplaatst of een combinatie van beiden.

  • 7.

    Liggende gedenktekenen op een particulier graf mogen niet groter zijn dan lang 180 cm en breed 80 cm, terwijl de hoogte van de roef maximaal 25 cm mag zijn. Staande gedenktekenen op een particulier graf mogen niet breder dan 80 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 120 cm.

  • 8.

    Op een particulier urnengraf of particulier urnenplaats met een afmeting van 60 x 60 cm mag zowel een staand als een liggend gedenkteken worden geplaatst. Liggende gedenktekenen mogen de afmetingen van breed 50 cm, lang 50 cm en dik 10 cm niet te boven gaan en staande gedenktekenen mogen niet breder dan 50 cm en inclusief sokkel niet hoger dan 100 cm zijn.

  • 9.

    Op een particulier graf mag een ornament worden geplaatst die de afmetingen van 50 cm dik, 80 cm breed en 120 cm hoog niet te boven gaat.

  • 10.

    De onderdelen moeten vast aan het gedenkteken zijn verbonden.

  • 11.

    Gedenktekenen moeten aan de rechter zijkant worden voorzien van een grafnummer.

  • 12.

    Gedenktekenen moeten zodanig worden gefundeerd, dat verzakking naar het oordeel van de beheerder niet mogelijk is; de constructie moet zodanig zijn, dat zij uit en in elkaar kunnen worden gezet zonder cementvoegen te verbreken.

  • 13.

    Gedenktekenen, welke het openen van een graf bemoeilijken, moeten door de eigenaar tijdelijk worden verwijderd op een door de beheerder aan te geven uur en wijze. De gedenktekenen kunnen eventueel door de gemeente en op haar kosten, doch buiten haar aansprakelijkheid, worden verwijderd.

  • 14.

    Gedenktekenen, welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders ten gevolge van breuk en dergelijke ontsierend zijn voor de begraafplaats dienen door de eigenaar op aanzegging van burgemeester en wethouders binnen drie maanden te worden verwijderd. Indien aan een dergelijke aanzegging geen gevolg wordt gegeven zullen deze werkzaamheden van gemeentewege geschieden en worden de gemaakte kosten op de eigenaar verhaald.

Artikel 21 Aanvraag vergunning afdekplaatje urnennis

  • 1. Bij de schriftelijke aanvraag voor een vergunning tot het hebben van een afdekplaatje behoort een werktekening te worden ingediend.

  • 2. Op de werktekening dienen ten minste voor te komen:

    • a.

      een vooraanzicht met de maten;

    • b.

      de soort, kleur, bewerking van het te gebruiken materiaal;

    • c.

      de vermelding of de letters e.d. ingehakt, opgehakt of van metaal zijn;

    • d.

      de woordindeling van het opschrift en de plaats van figuratie(s).

  • 3. Voor het afdekplaatje mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen of een verduurzaamde houtsoort.

  • 4. De maat van het afdekplaatje is 56,8 x 40 cm, zodat er aan de voorzijde 11 cm beschikbaar blijft als bloemenrand.

Artikel 22 Sierurn

  • 1. Er mogen geen vochtopnemende materialen worden gebruikt. Voor keramische urnen betekent dit dat de scherf niet poreus is (op ca. 1285 ºC tot 1300 ºC gebakken).

  • 2. Condenswater moet vanuit de urn kunnen wegvloeien.

  • 3. Het ontwerp moet afwaterend zijn.

  • 4. Dekselontwerp dient zodanig te zijn dat er geen water in de urn loopt.

  • 5. Voor plaatsing buiten, dienen de gebruikte materialen weer- en windbestendig te zijn.

  • 6. Voor plaatsing buiten geen corroderende materialen te gebruiken, zoals ijzerhoudende metalen, of zoals daar zijn snelverterende urnen.

  • 7. Bevestiging van de urnen in nissen moet kunnen plaatsvinden met lijm of schroeven.

  • 8. Deksels dienen te worden verzegeld, dan wel worden verlijmd met b.v. zuurvrije siliconenkit.

  • 9. Bij plaatsing op graven of in urnentuinen moet in de voetplaat en in de urn de mogelijkheid voor gebruik van een urnengrondanker voorzien zijn

  • 10. Bij levering dient de urn van een plaatsingsvoorschrift voorzien te zijn.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

  • 1. Het college voorziet in het één maal per jaar schoonmaken van het gedenkteken en in de zorg voorde winterharde beplantingen.

Artikel 24 Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de

    begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 25 Voorziening

Afkoopsommen voor onderhoud van graven worden opgenomen in een egalisatiereserve. Het afkopen van onderhoud van graven kan worden overgeheveld naar de voorziening voor de begraafplaatsen, waaraan jaarlijks een deel van de onderhoudskosten kunnen worden ontrokken.

Artikel 26 Grafbeplanting

  • 1. Op een graf kunnen potplanten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is toegestaan op een graf losse bloemen te leggen.

  • 2. Op een graf mogen eenjarige gewassen worden geplant. De winterharde gewassen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden of moeten door snoeien binnen de oppervlakte kunnen worden gehouden.

  • 3. Beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende vier weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 27 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 28 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE

GRAFBEDEKKING

Artikel 29 Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 8. INRICHTING REGISTER

Artikel 30 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK 9. KLACHTEN

Artikel 31 Indiening

Ingezetenen en in de gemeente een belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij het college een schriftelijke klacht indienen.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Bijzondere gevallen

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college terwijl in bijzondere gevallen door burgemeester en wethouders ontheffing kan worden verleend van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 33 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de beheersverordening begraafplaatsen 2011 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de beheersverordening begraafplaatsen 2011 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 34 Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 4 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 35 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening begraafplaatsen Hendrik-Ido-Ambacht 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Hendrik-Ido-Ambacht in zijn openbare vergadering van
8 december 2011.
De griffier, De vice-voorzitter,
B.C.A. Poiesz L.P. Platschorre