ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016

Geldend van 22-11-2016 t/m heden

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 juli 2015, voorstelnummer 1449540

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT 2016

INHOUDSOPGAVE

Begripsomschrijvingen 4

Artikel 2. Reikwijdte 4

Artikel 3. Subsidieregelingen 4

Artikel 4. Europees steunkader 5

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 5

Artikel 6. Aanvraag 5

Artikel 7. Aanvraagtermijn 6

Artikel 8. Beslistermijn 6

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden 6

Artikel 10. Verantwoording 7

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger 7

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen 7

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000 7

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000 8

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000 8

Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer 9

Artikel 17. Subsidievaststelling 9

Artikel 18. Hardheidsclausule 9

Artikel 19. Slotbepalingen 10

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HENDRIK-IDO-AMBACHT 11

Artikel 1. Begripsomschrijvingen 11

Artikel 2. Reikwijdte 11

Artikel 3. Subsidieregelingen 11

Artikel 4. Europees steunkader 12

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud 12

Artikel 6. Aanvraag 13

Artikel 7. Aanvraagtermijn 13

Artikel 8. Beslistermijn 13

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden 13

Artikel 10. Verantwoording 13

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger 13

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen 14

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000 14

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000 14

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000 15

Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer 15

Artikel 17. Subsidievaststelling 15

Artikel 18. Hardheidsclausule 15

Artikel 19. Slotbepalingen 15

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    De algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • b.

    de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • c.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • d.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • e.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in 4.23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regelingen (hierna te noemen: subsidieregelingen) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijk steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen, waarbij de wijze van verdeling van de betrokken subsidies wordt vastgelegd in een Uitvoeringsprogramma Subsidies Maatschappelijke ontwikkeling en ondersteuning; het beleidskader Maatschappelijke ontwikkeling en ondersteuning is hierbij het uitgangspunt.

  • 2. De raad kan bij de definitieve vaststelling van de subsidieplafonds van het onder 1 vastgestelde subsidieplafond afwijken als:

    • a.

      bij de vaststelling van de gemeentebegroting is besloten dat de subsidies worden aangepast;

    • b.

      er minder budget beschikbaar wordt gesteld in de begroting voor subsidies in verband met bezuinigingen.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van aanpassing naar boven of beneden, conform lid 2 van dit artikel.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt digitaal dan wel schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      de relatie met het beleidskader Maatschappelijke ontwikkeling en ondersteuning.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 april, voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk acht weken, voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in rtikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen dertien weken nadat de volledige aanvraag is ingediend, maar in ieder geval voordat de activiteiten plaatsvinden.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan 100.000 euro, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Bij subsidies hoger dan 100.000 euro wordt de subsidiebeschikking afgegeven onder de voorwaarde dat er met de betreffende organisatie een prestatieovereenkomst wordt afgesloten over de te leveren producten, activiteiten en/of prestaties.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met 5.000 euro worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en - tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen acht weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, door middel van een inhoudelijk verslag. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen zes weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste 5.000 euro wordt aanstonds een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan 5.000 euro en ten hoogste 25.000 euro dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag en een verklaring van de kascontrolecommissie, waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en de subsidie daarvoor is ingezet.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

  • 4. Indien wenselijk kan een uitgebreidere financiële controle worden verricht.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000

  • 1.

    Bij subsidies tussen 25.000 en 100.000 euro dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

2.

De aanvraag bevat:

  • a.

    een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

  • b.

    een overzicht van de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c.

    een verklaring van een kascontrolecommissie.

    • 3.

      Indien wenselijk kan een uitgebreidere financiële controle worden verricht.

    • 4.

      bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer

  • 1.

    Bij subsidies van 100.000 euro en meer dient de subsidieontvanger:

    • a.

      voor 1 september van het subsidiejaar een halfjaarrapportage in te dienen;

    • b.

      Een aanvraag tot vaststelling in te dienen:

­ in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

­ in andere gevallen uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de sociale interventies/activiteiten zijn verricht volgens de afspraken in de prestatie-overeenkomst;

    • b.

      een overzicht van de ingezette middelen (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijke accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd. Ook kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de eisen waaraan de accountant moet voldoen.

Artikel 17. Subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen vier maanden na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld, zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid en 16, eerste lid onder b, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of

    • -

      ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht van 9 mei 2005 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht van 9 mei 2005 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Hendrik-Ido-Ambacht 2016

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 september 2015

De Griffier, De voorzitter,

drs. ing. G.H. Logt J. Heijkoop

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

HENDRIK-IDO-AMBACHT

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn begripsbepalingen opgenomen, die volgen uit het ‘staatssteunproof’ maken van de concept ASV. Andere begripsbepalingen, zoals ‘college’ en ‘raad’ zijn overbodig. ‘College’ omdat gesproken kan worden van burgemeester en wethouders en ‘raad’ omdat deze term aansluit bij het normale spraakgebruik.

De begrippen ‘eenmalige subsidie’ en ‘jaarlijkse subsidie’ zijn losgelaten. In de praktijk bleek dat deze begrippen elkaar overlappen. Wel is een onderscheid gemaakt bij de artikelen over de aanvraag- en beslistermijnen en daarbij vermeld voor wat voor type subsidie welke termijn geldt.

De begripsbepalingen gelden ook voor de subsidieregeling.

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de concept ASV van toepassing is. Deze delegatie omvat de bevoegdheid om te besluiten over het gehele subsidieproces.

V.w.b. de reikwijdte geeft de Model-ASV drie varianten. Gekozen is voor de variant dat het om alle beleidsterreinen gaat. Dit is het meest praktische en geeft de meeste duidelijkheid aan subsidieaanvragers.

De andere twee varianten zijn a. aan te geven over welke beleidsterreinen het bij de subsidieverstrekking gaat (dat kunnen er ook een paar zijn) en b. wanneer het om bijna alle beleidsterreinen gaat, de uitzonderingen te noemen.

Subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is zijn begrotingssubsidies (dit zijn subsidies wanneer de subsidieontvanger en het subsidiebedrag in de begroting zijn opgenomen) en incidentele subsidies (dit zijn beperkte subsidies voor een beperkt aantal jaren; in de regel maximaal 4 jaren).

Met lid 2 kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat voor begrotingssubsidies en incidentele subsidies de concept ASV geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel verplicht de raad burgemeester en wethouders om in nadere regels de te subsidiëren activiteiten te bepalen.

In andere artikelen van de concept ASV worden andere bevoegdheden aan burgemeester en wethouders gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling, het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 4. Europees steunkader

Staatssteun is in principe verboden. Er is sprake van staatssteun als financiële steun aan een onderneming voldoet aan de criteria uit het staatssteunverbod. Wanneer sprake is van staatssteun, maar een gemeente toch bepaalde activiteiten door middel van subsidie wil bevorderen omdat die activiteiten goed aansluiten bij het gemeentelijk beleid, is het vaak mogelijk om steun te verstrekken, mits wordt voldaan aan het Europees steunkader. Overigens is het zo dat wanneer activiteiten worden verricht die puur lokaal van aard zijn, de staatssteunregels niet van toepassing zijn.

In principe zouden staatssteunregels moeten worden toegepast op de subsidiëring van bijvoorbeeld een regionale bibliotheek of een regionale muziekschool.

Deze organisaties moeten volgens de Europese Commissie worden gezien als een onderneming omdat zij bepaalde economische activiteiten uitvoeren ( in het geval van een bibliotheek bijvoorbeeld door het verhuren van cd’s of dvd’s, het aanbieden van horeca of het optreden als een cultureel podium waar allerlei culturele activiteiten plaatsvinden). Wanneer de bibliotheek of muziekschool echter alleen op lokaal niveau actief zijn, zijn – zoals hiervoor vermeld - de staatssteunregels niet van toepassing.

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen, moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er wordt afgeweken van de concept ASV of dat deze wordt aangevuld. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd. Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van een eis van de Europese Commissie, terwijl het vierde en vijfde lid voor zichzelf spreken.

(Europese regels zijn vaak complex. Het Kenniscentrum Europa decentraal is daarom in het leven geroepen om gemeenten, provincies en waterschappen kosteloos over de toepassing van Europees recht en beleid te adviseren en te informeren).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Model-ASV zijn twee varianten aangegeven voor de regeling van het vaststellen van subsidieplafonds en het maken van begrotingsvoorbehoud. Bij de ene variant stellen burgemeester en wethouders de plafonds vast, bij de andere variant doet de raad dat. Gekozen is voor de variant dat de raad de plafonds vaststelt. De reden hiervan is dat het vaststellen van de subsidieplafonds tot de kaderstelling voor het subsidiebeleid kan worden gerekend en zodoende tot de bevoegdheid van de raad behoort. De subsidieverdeling per beleidsterrein/thema met de bijbehorende subsidieplafonds wordt uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma maatschappelijke ontwikkeling en ondersteuning en wordt bij de vaststelling van de begroting eveneens vastgesteld.

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voor ingang van de periode waarop het betrekking heeft. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering kunnen worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Daarom wordt het vastgestelde subsidieplafond met de verdeling volgens het Uitvoeringsprogramma MOO uitgangspunt voor de subsidie-aanvragen voor het daaropvolgende jaar.

Het vierde lid heeft betrekking op het gegeven dat de gemeente in sommige gevallen haar begroting ter goedkeuring moet voorleggen aan de provincie.

Artikel 6. Aanvraag

De aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk worden ingediend. Voor het digitaal indienen worden de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar gesteld op de website van de gemeente.

De leden 2, 3 en 4 spreken voor zichzelf.

Indien een aanvraag door een onderneming wordt ingediend, dient de aanvrager te voldoen aan een tweetal extra vereisten, te weten een overzicht van verkregen steun en een de-minimisverklaring.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidies. Onderscheid wordt gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij andersoortige subsidies gaat het om subsidies die worden verstrekt voor bepaalde concreet omschreven en vaak in de tijd nauwkeurig afgebakende activiteiten, bijvoorbeeld het opknappen van een sportveld.

Artikel 8. Beslistermijn

Ook de beslistermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidies.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het kader van het ‘staatssteunproof’ maken van de concept ASV zijn de in lid 1 genoemde verplichte weigeringsgronden opgenomen.

De onderdelen a, d en e van lid 2 spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob (wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) niet kan doorstaan.

Bij deze weigeringsgrond is het niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd subsidiabel zijn; het gaat hierbij louter om de integriteit van de aanvrager.

Naast de subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (lid 3).

De onderdelen f en g van lid 2 spreken eveneens voor zichzelf, evenals lid 4.

Artikel 10. Verantwoording

Artikel 10 spreekt voor zichzelf.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

De in het eerste lid genoemde meldingsplicht is een uitvloeisel van het vertrouwensbeginsel dat ten grondslag ligt aan de concept ASV en dat zich onder andere uit in het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot en met 5.000 euro, het vragen van minder tussenrapportages en automatische voorschotten.

Zowel de meldingsplicht als de in lid 2 genoemde informatieplicht gelden voor alle subsidieontvangers. Ook hier kan bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk de melding worden gedaan.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Afhankelijk van m.n. de hoogte van de subsidie kunnen burgemeester en wethouders bij de toekenning van de subsidie nadere (bijzondere) verplichtingen stellen als bedoeld in lid 1. Dit zullen in de regel op de subsidieontvanger toegesneden verplichtingen zijn. Deze verplichtingen kunnen in de verleningsbeschikking worden opgenomen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het afsluiten van een verzekering, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, good governance, reservevorming, het aanstellen van toezichthouders en de inrichting van de administratie. De Awb maakt het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden.

De in lid 2 genoemde verplichting kan bij voorkeur digitaal maar ook schriftelijk worden gedaan.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Voor subsidies tot en met 5.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen en wordt direct verleend en ambtshalve vastgesteld. Wel wordt een verantwoording achteraf gevraagd in de vorm van een kort verslag. Er geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. In bijzondere gevallen kan steekproefsgewijze controle plaatsvinden.

Verder wordt het voorschot in één termijn verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 25.000

Voor subsidies van meer dan 5.000 euro en ten hoogste 25.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van een verantwoording over de prestatie. De subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Een inhoudelijk verslag is derhalve vereist, met een kascontroleverklaring. Zo nodig kan uitgebreidere controle plaatsvinden. Ingevolge artikel 10 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Het in lid 2 genoemde inhoudelijk verslag kan bestaan uit bijvoorbeeld bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld publicaties). Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.

Met het derde lid wordt beoogd dat ook voor subsidies van meer dan 5.000 euro maar ten hoogste 25.000 euro een inhoudelijk verslag niet altijd nodig is. Te denken valt hierbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend dat nadere verantwoording overbodig maakt (bijvoorbeeld huurkosten van een gebouw).Burgemeester en wethouders kunnen verder bepalen dat ook andere stukken en bewijzen dan gebruikelijk kunnen worden overgelegd (bijvoorbeeld een foto of een krantenartikel).

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tussen € 25.000 en € 100.000

Voor subsidies van meer dan 25.000 en ten hoogste 100.000 euro wordt subsidie verleend op basis van een verantwoording door middel van een inhoudelijk verslag en een financieel verslag met een verklaring van een kascontrolecommissie. Indien nodig kan uitgebreidere controle plaatsvinden.

Artikel 16. Tussen- en eindverantwoording subsidies van € 100.000 en meer

Voor subsidies van meer dan 100.000 euro wordt de subsidie verleend op basis van een verantwoording over de prestatie (inhoudelijk verslag) én een financiële verantwoording in de vorm van een financieel verslag of jaarrekening (de traditionele afrekening).

Hiernaast dient de subsidieontvanger een controleverklaring te overleggen, opgesteld door een onafhankelijke accountant (lid 2).

Het derde lid biedt de basis om - vanuit het oogpunt van lastenverlichting - in een subsidieregeling te bepalen dat ook andere, waaronder minder gegevens kunnen worden gevraagd (bijvoorbeeld bij steekproefsgewijze controle of verantwoording in de jaarrekening).

Artikel 17. Subsidievaststelling

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 18. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifiek uitgezonderde artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de ASV of een subsidieregeling te worden opgenomen.

Artikel 19. Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.