Regeling vervallen per 26-01-2010

Standplaatsenverordening 1994

Geldend van 02-05-1994 t/m 25-01-2010

Intitulé

Standplaatsenverordening 1994

Artikel 1 - Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    weg:

    • 1.

      alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

    • 2.

      de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

    • 3.

      de voor publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;

    • 4.

      andere voor het publieke toegankelijke, al da niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.

  • b.

    standplaats: een ruimte op of aan de weg, aangewezen door bur-gemeester en wethouders voor de uitoefening van handel met uitzondering van een op grond van de marktverordening aangewezen standplaats;

  • c.

    standplaatshouder: een natuurlijk persoon aan wie door burgemeester en wethouders een vergunning is verleend voor het innemen van een als zodanig aangewezen standplaats;

  • d.

    permanente standplaats: een standplaats die voor onbepaalde tijd wordt toegewezen, doch voor ten hoogste een periode van één jaar;

  • e.

    tijdelijke standplaats: een standplaats die minimaal voor 1 dag en ten hoogste 2 maanden wordt toegewezen met uitzondering van tijdelijke standplaatsen voor de verkoop van kerstbomen en andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen artikelen;

  • f.

    verkoopinrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 15 van de verordening, waarmee het de standplaatshouder is toegestaan de standplaats in te nemen;

  • g.

    bestuursorgaan: burgemeester en wethouders;

  • h.

    maand: wordt gelijk gesteld met een kalendermaand.

Artikel 2 - Aanwijzing standplaats

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen het maximum aantal aan te wijzen standplaatsen in de gemeente (of voor gedeelten van de gemeente) vast.

  • 2. Het is verboden een standplaats in te nemen buiten een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor de uitoefening van handel.

  • 3.

    • a.

      Burgemeester en wethouders wijzen, na de commissie commerciële voorzieningen gehoord te hebben, de permanente standplaatsen aan en stellen de situering daarvan vast.

    • b.

      Een beslissing tot het aanwijzen van een standplaats wordt binnen vier maanden genomen. De beslissing kan met twee maanden worden verdaagd.

  • 4.

    • a.

      Burgemeester en wethouders wijzen, na de commissie commerciële voorzieningen geïnformeerd te hebben, tijdelijke standplaatsen aan en stellen de situering daarvan vast. In het besluit wordt de periode aangegeven gedurende welke het aanwijzingsbesluit geldt.

    • b.

      Een beslissing tot het aanwijzen van een tijdelijke standplaats wordt binnen vier maanden genomen. De beslissing kan met twee maanden worden verdaagd.

  • 5. Bij de verdeling van het aantal standplaatsen binnen het overeenkomstig lid 2 van dit artikel aangewezen maximum nemen burgemeester en wethouders een evenwichtige brancheverdeling in acht.

  • 6. Burgemeester en wethouders wijzen geen standplaatsen aan indien redelijkerwijs te verwachten is dat inneming daarvan:

    • a.

      in strijd is met de openbare orde;

    • b.

      in strijd is met het voorkomen of beperken van (te duchten) overlast;

    • c.

      in strijd is met de verkeersveiligheid en -vrijheid;

    • d.

      in strijd is met de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • e.

      een redelijk verzorgingsniveau voor de consument in de gemeente of in een deel van de gemeente in gevaar brengt;

    • f.

      in strijd is met het geldende bestemmingsplan en overwegende bezwaren bestaan tegen het herzien van het bestemmingsplan en een vereiste vrijstelling desgevraagd niet kan worden verleend;

    • g.

      niet mogelijk is omdat een op grond van de wet milieubeheer vereiste vergunning desgevraagd niet kan worden verleend.

  • 7. Een standplaats wordt niet aangewezen binnen een straal van 100 meter van respectievelijk een school, een gebouw voor de uitoefening van de eredienst, een begraafplaats, een mortuarium een ziekenhuis, of een verzorgingshuis.

  • 8. Een standplaats bestemd voor de handel in ter plaatse gebakken produkten wordt niet aangewezen binnen een straal van 50 m. van woningen.

  • 9. Een op grond van de leden 3 en 4 vastgesteld aanwijzingsbesluit kan (periodiek) door burgemeester en wethouders worden herzien.

  • 10. In het geval zich ten aanzien van een aangewezen standplaats zich alsnog omstandigheden voordoen als bedoeld in lid 6 van dit artikel dan kunnen burgemeester en wethouders het aanwijzingsbesluit in herzien.

Artikel 3 - Vereisten voor de standplaatshouder

  • 1. Om voor een standplaats in aanmerking te komen is vereist, dat de aanvrager aantoont dat hij/zij:

    • a.

      handelingsbekwaam is;

    • b.

      voldaan heeft aan alle voorgeschreven publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie;

    • c.

      van het bedrijf van handel zijn/haar hoofdberoep maakt;

    • d.

      genoegzaam verzekerd is tegen eisen tot het betalen van schadeloosstellingen waartoe hij/zij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebracht lichamelijk letsel en wegens beschadiging van eigendommen aan derden. Betrokkene dient jaarlijks over te leggen het bewijs, dat de door hem/haar ter zake verschuldigde premie is voldaan, een en ander behoudens in geval van gewetensbezwaren;

    • e.

      over geschikte stallingsruimte voor de verkoopinrichting beschikt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 1, onder b, c en d, in bijzondere gevallen, ontheffing verlenen.

  • 3. Een standplaatshouder wordt geacht aan het in lid 1, onder d, genoemde voorschrift te hebben voldaan, indien hij/zij een geldig bewijs van lidmaatschap van een organisatie, welke voor al haar leden een collectieve verzekering in lid 1, onder d bedoeld, heeft afgesloten, overlegt.

Artikel 4 - Wachtlijst van aanvragers

  • 1. Aanvragers voor een standplaats die voldoen aan alle in artikel 3 vermelde vereisten, worden - in volgorde van aanmelding - door burgemeester en wethouders categoriegewijs ingeschreven op respectievelijk lijst A (permanente standplaatsen) of lijst B (tijdelijke standplaatsen). Deze lijsten worden per categorie aangelegd en doorlopend genummerd.

  • 2. Jaarlijks worden de ingeschrevenen ingelicht omtrent de plaats welke zij op de lijst innemen.

  • 3. Geen inschrijving op één van de in het eerste lid bedoelde lijsten vindt plaats van personen aan wie reeds een standplaatsvergunning is verleend.

Artikel 5 - Volgorde van toewijzing.

  • 1. De houder van een vergunning tot het innemen van de permanente standplaats komt na het verstrijken van de periode waarvoor die vergunning is verleend, als eerste in aanmerking voor een vergunning voor het innemen van diezelfde standplaats in een aansluitende nieuwe periode. De aanvraag om vergunning dient uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende vergunning te worden ingediend.

  • 2. Voor de toewijzing van permanente standplaatsen, komen vervolgens in aanmerking de houders van een vergunning tot het innemen van een permanente standplaatsen, die aan burgemeester en wethouders de wens te kennen hebben gegeven van standplaats te willen veranderen.

  • 3. Daarna komen voor een vergunning voor het innemen van een permanente standplaats categoriegewijs in aanmerking degenen, die zich op de in artikel 4, lid 1, bedoelde lijst A hebben laten inschrijven, in volgorde van inschrijven.

  • 4. De houder van een vergunning voor het innemen van een tijdelijke standplaats komt na het verstrijken van de periode waarvoor de vergunning is verleend, als eerste in aanmerking voor de toewijzing van een standplaats voor een nieuwe periode met dien verstande dat die toewijzing niet betrekking mag hebben op dezelfde standplaats waarop de lopende vergunning betrekking had tenzij een periode van tenminste drie maanden is verstreken. De aanvraag om vergunning voor een aansluitende nieuwe periode dient uiterlijk een week voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende vergunning te worden ingediend.

  • 5. Voor de toewijzing van tijdelijke standplaatsen komen vervolgens in aanmerking degenen die, in voorafgaande jaren, een vergunning hebben gekregen om een tijdelijke standplaats in te nemen.

  • 6. Daarna komen voor een tijdelijke standplaats categoriegewijs in aanmerking degenen, die zich op de in artikel 4, lid 1, bedoelde lijst B hebben laten inschrijven, in volgorde van inschrijven op deze lijst.

  • 7. Aan een en dezelfde persoon wordt slechts twee keer per jaar een vergunning verleend voor het innemen van een tijdelijke standplaats.

Artikel 6 - Doorhaling op wachtlijst van gegadigden

  • 1. De inschrijving op de in artikel 4, lid 1, bedoelde lijsten van gegadigden voor een standplaats wordt doorgehaald:

    • a.

      wanneer door betrokkene de inschrijving niet langer wordt gewenst;

    • b.

      na overlijden van de ingeschrevene;

    • c.

      wanneer niet langer wordt voldaan aan een of meer van de eisen, genoemd in artikel 3, lid 1, welke recht gaven op de inschrijving op een lijst overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 1;

    • d.

      wanneer aan de ingeschrevene een standplaatsvergunning is verleend;

    • e.

      wanneer de ingeschrevene aan wie standplaatsvergunning is verleend zonder geldige redenen weigert de standplaats in te nemen;

    • f.

      wanneer burgemeester en wethouders om dringende redenen van oordeel zijn dat doorhaling moet plaatshebben.

  • 2. In afwijking van het gestelde in lid 2 onder b kunnen burgemeester en wethouders de naam van de echtgenoot/-note of van een wettig/erkend/natuurlijk of pleegkind in de plaats van de naam van de overledene stellen indien een daartoe strekkende aanvraag binnen zes maanden na overlijden wordt ingediend tenzij de betrokken persoon reeds beschikt over een standplaatsvergunning.

Artikel 7 - Standplaatsvergunning.

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een aangewezen standplaats in te nemen.

  • 2. Een standplaatsvergunning wordt geweigerd indien

    • a.

      de standplaats niet ingevolge artikel 2 als zodanig is aangewezen;

    • b.

      de aanvrager niet voldoet aan de vereisten voor de standplaatshouder zoals bepaald in artikel 3;

    • c.

      de aanvrager, behoudens het bepaalde in artikel 5 lid 1 of 2, niet voorkomt op de wachtlijst van gegadigden c.q. ingevolge het bepaalde in artikel 5, lid 3 respectievelijk lid 6 niet voor toewijzing van een standplaats in aanmerking komt;

    • d.

      aan de aanvrager reeds een standplaatsvergunning is verleend.

  • 3. De rechthebbende op het terrein waarop een standplaats aanwezig is die overeenkomstig artikel 2 is aangewezen, mag het innemen en het hebben van een standplaats slechts toestaan of toelaten voor de in lid 4 bedoelde personen en de vergunninghouder.

  • 4. Een standplaatsvergunning is niet overdraagbaar behoudens het bepaalde in artikel 10 lid 2 van de verordening.

  • 5. Een standplaatsvergunning wordt voor ten hoogste een aaneensluitende periode van één jaar voor het innemen van een en dezelfde overeenkomstig artikel 2 aangewezen permanente standplaats verleend.

  • 6. Het is verboden met vergunning standplaats in te nemen op een andere aangewezen standplaats dan de in de vergunning vermelde standplaats.

  • 7. Aan het verlenen van een vergunning kunnen geen recht voor het verlenen van volgende vergunning worden ontleend.

Artikel 8 - Vervallen van een standplaatsvergunning

De vergunning voor het innemen van een standplaats vervalt indien de periode waarvoor de vergunning is verleend is verstreken.

Artikel 9 - Intrekken en wijzigen van een standplaatsvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders trekken een standplaatsvergunning in:

    • a.

      op eigen aanvraag van de standplaatshouder;

    • b.

      na overlijden van de standplaatshouder;

    • c.

      wanneer niet langer wordt voldaan aan een of meer van de eisen, gesteld in artikel 3, lid 1;

    • d.

      indien een standplaats op grond van het bepaalde in artikel 2 niet opnieuw is aangewezen c.q. een besluit tot het aanwijzen van een standplaats is ingetrokken;

  • 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 onder b kunnen burgemeester en wethouders de vergunning tot het innemen van een permanente standplaats op naam stellen van echtgenoot/-note of van een meerderjarige wettig / erkend / natuurlijk of (pleeg)kind van de overleden persoon indien een daartoe strekkende aanvraag binnen zes maanden na overlijden wordt ingediend. Een overschrijving op naam van de in de aanvraag vermelde persoon vindt niet plaats indien aan die persoon reeds een standplaatsvergunning is verleend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen onverminderd het bepaalde in lid 1 een standplaatsvergunning wijzigen of intrekken indien:

    • a.

      de rechthebbende de in deze verordening opgenomen bepalingen over- treedt;

    • b.

      van de standplaats gebruik wordt gemaakt, strijdig met het doel waarvoor zij is bestemd;

    • c.

      de rechthebbende zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog als bedoeld in de artikelen 330 en 337 van het Wetboek van Strafrecht;

    • d.

      voor de uitvoering van werken en andere gewichtige redenen dit noodzakelijk is;

    • e.

      standplaatshouder zijn standplaats niet inneemt gedurende de in de vergunning genoemde uren c.q. dagen, zulks met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10, 11 en 12;

    • f.

      indien tengevolge van het gebruik van de standplaats zich een of meer van de in artikel 2, lid 6 genoemde omstandigheden voordoen.

Artikel 10 - Persoonlijk innemen van de standplaats

  • 1. De rechthebbende op een standplaats dient, behoudens het gestelde in de leden 2 en 3, de standplaats persoonlijk in te nemen.

  • 2. Hij/zij mag zich doen bijstaan of beperkt doen vervangen door gezinsleden van 18 jaar of ouder of personen van 18 jaar of ouder die door hem zijn aangesteld.

  • 3. Indien de standplaatshouder zich laat bijstaan of beperkt doet vervangen moet hij/zij hiervan schriftelijk mededeling doen aan burgemeester en wethouders.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven gedurende welke uren en dagen de standplaats in ieder geval niet door een vervanger mag worden ingenomen.

Artikel 11 - vakantie

  • 1. Zij, die wegens vakantie de standplaats niet kunnen bezetten, dienen daarvan tijdig onder opgave van de duur van de vakantie, met inachtneming van het hierna onder lid 2 bepaalde, schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De in artikel 10 vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige bezetting van een toegewezen standplaats teneinde de verkregen rechten op de plaats te behouden, blijft per kalenderjaar ten hoogste zes weken buiten werking, indien de rechthebbende, na te hebben voldaan aan het onder lid 1 genoemde voorschrift, wegens vakantie afwezig is.

  • 3. Zij, die wegens ziekte de standplaats niet kunnen bezetten, dienen zo spoedig mogelijk burgemeester en wethouders daarvan in kennis te stellen.

  • 4. Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte dient ten bewijze van deze verhindering iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan burgemeester en wethouders te worden overgelegd.

Artikel 12 - Vervanging op de standplaats

  • 1. In bijzondere omstandigheden kan door of vanwege burgemeester en wethouders aan de standplaatshouder aan de hand van een door hem daartoe gedaan schriftelijke aanvraag, tijdelijk ontheffing worden verleend van de in artikel 11 vermelde verplichting op de standplaats aanwezig te zijn.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in lid 1, alsmede in geval van ziekte kunnen burgemeester en wethouders aan de hand van een daartoe gedaan schriftelijke aanvraag de houder van een vaste standplaats vergunning verlenen zich te laten vervangen voor ten hoogste één jaar.

Artikel 13 - Legitimatie

Een ieder, die een standplaats bezet, dient zich te kunnen legitimeren door middel van een door een publiekrechtelijke instantie afgegeven, van een goed gelijkende foto voorzien, identiteitsbewijs. Hij/zij moet dit identiteitsbewijs op eerste aanvrage aan de in artikel 24 genoemde ambtenaren tonen.

Artikel 14 - Naambord

De standplaatshouders zijn verplicht gedurende de tijd, dat zij hun goederen of waren ten verkoop aanbieden, op een duidelijk zichtbare plaats aan hun verkoopgelegenheid een bord ter breedte van 40 cm. en ter hoogte van 20 cm. te hebben, waarop duidelijk leesbaar de voorletters en de naam van de rechthebbende op de betreffende standplaats zijn aangegeven. Het naambord moet ten genoegen van burgemeester en wethouders in goede staat worden gehouden.

Artikel 15 - Verkoopinrichting

  • 1. Een standplaatshouder dient een als zodanig aangewezen standplaats uitsluitend in te nemen met een verplaatsbare tafel, kraam en dergelijke of een verrijdbaar voertuig, die vooraf namens burgemeester en wethouders is goedgekeurd door of namens de directeur van gemeentewerken en, indien etenswaren worden verkocht, mede is goedgekeurd door of namens de directeur van de Keuringsdienst van Waren.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de in lid 1 bedoelde bestaande verplaatsbare verkoopinrichting.

  • 3. Het is de standplaatshouder, behoudens het bepaalde in artikel 16, verboden voorwerpen op de standplaats te hebben, langer dan een half uur voordat ter plaatse de handel wordt uitgeoefend en langer dan een half uur daarna.

Artikel 16 - Aansluiting gas, water en elektriciteit

Onverminderd elders daarvoor vastgestelde of vast te stellen voorschriften dient de standplaatshouder:

  • a.

    voor een eventuele aansluiting op het elektriciteitsnet en/of een aansluiting op het gasnet voor rekening van de standplaatshouder op een door de directeur van het desbetreffende nutsbedrijf goed te keuren plaats buiten de verkoopinrichting een stevige, deugdelijke, afsluitbare kast van door de directeur van het nutsbedrijf te bepalen afmeting en constructie voor het opstellen van de tot de aansluiting behorende apparatuur aangebracht;

  • b.

    voor een eventuele aansluiting op het waterleidingnet voor rekening van de standplaatshouder op een door de directeur van het nutsbedrijf goed te keuren plaats buiten de verkoopinrichting een waterput van door genoemde directeur te bepalen afmeting en constructie voor het ten genoege van de directeur het vorstvrij opstellen van de tot de aansluiting behorende apparatuur aangebracht.

Artikel 17 - Te verkopen artikelen

Het is de standplaatshouder verboden op de standplaats andere artikelen dan waarvan de verkoop op grond van de standplaatsvergunning is toegestaan in voorraad te houden, uit te stallen, ten verkoop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.

Artikel 18 - Prijsaanduidingen en weegschalen

  • 1. Onverminderd het bepaalde in het Besluit prijsaanduidingen goederen dient, indien de ten verkoop aangeboden goederen of waren geprijsd worden, de prijsaanduiding tot generlei misverstand aanleiding te kunnen geven en voor het publiek duidelijk leesbaar te zijn.

  • 2. De standplaatshouder, die zijn/haar goederen of waren per maat of gewicht verkoopt, is verplicht te zorgen dat zijn meet- of weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren en aan de wettelijke vereisten voldoen.

  • 3. Het weegwerktuig moet zodanig aan de naar het publiek gekeerde zijde van de standplaats zijn geplaatst of aangebracht, dat het daarop bij de weging aangegeven gewicht steeds voor het publiek duidelijk leesbaar is.

  • 4. Het is de standplaatshouder verboden om minder van de goederen of waren af te leveren dan op de verpakking is vermeld of mondeling is aangeprezen, dan wel is overeengekomen.

Artikel 19 - Hygiëne en veiligheid

  • 1. Standplaatshouders, wie het is toegestaan op hun standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken, dienen voor eigen rekening aan de voorzijde van hun verkoopinrichting een tweetal korven dan wel minicontainers van voldoende grootte te plaatsen ten genoegen van de directeur van de dienst Stadsbeheer.

  • 2. Voor zover zij daarbij gebruik maken van vet in vaste of vloeibare vorm, dienen zij de onderliggende bestrating afdoende te beschermen tegen vervuiling, zulks ten genoegen van de directeur van de dienst Stadsbeheer.

  • 3. Voorzover zij daarbij gasverbruikende toestellen gebruiken, mogen zij uitsluitend gebruik maken van goedgekeurde deugdelijke gasslangen, die met deugdelijke metalen klemmen op slangpilaren zijn bevestigd.

  • 4. De standplaatshouder aan wie is toegestaan eet- en drinkwaren te verkopen dient deze waren uitsluitend te bereiden, te verpakken, te bewaren en te vervoeren op zindelijke wijze en zodanig, dat verontreiniging wordt voorkomen en bederf wordt tegengegaan.

  • 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan vergunningen voorwaarden te verbinden in het belang van de hygiëne of de openbare gezondheid.

  • 6. Er moet in de inrichting een gelegenheid zijn om de handen met stromend water te kunnen wassen.

Artikel 20 - Schoonhouden standplaats en omgeving

De standplaatshouder is verplicht zorg te dragen dat etensresten en de van de door hem in voorraad gehouden of verkochte goederen afkomstige afvallen en verpakkingsmaterialen, welke zich op de weg bevinden binnen een afstand van 50 meter van de standplaats, tijdens het innemen van de standplaats en uiterlijk een half uur na de beëindiging van de verkoop worden opgeruimd.

Artikel 21 - Ontheffingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 2 lid 7 en 8, 4, 7, 15, 16, 17, 19 en 20.

Artikel 22 - Strafbaarheid en overtreding

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 7, 9, 10, 11, 12, 17, 18, 19 en 20 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

Artikel 23 - Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten wordt opgedragen aan de ambtenaren genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede aan de door burgemeester en wethouders aan te wijzen bijzondere opsporingsambtenaren.

Artikel 24 - Naam

Deze verordening kan worden aangehaald als "Standplaatsenverordening".

Artikel 25 - Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten inhoudende aanwijzingen tot standplaatsen op grond van de standplaatsenverordening, betrekking hebbende op bij deze verordening behorende bijlage II vermelde standplaatsen, blijven van kracht tot het tijdstip waarop ten aanzien van die standplaatsen een besluit op grond van het bepaalde in artikel 2, lid 9 onherroepelijk is geworden. De standplaats op het Mitchamplein wordt geacht een op grond van deze verordening aangewezen standplaats te zijn. Deze aanwijzing blijft slechts van kracht gedurende de periode dat de huidige ondernemer deze standplaats onafgebroken in gebruik heeft voor de duur dat het Mitchamplein in de huidige vorm gehandhaafd blijft. De aanwijzing eindigt eerder, indien aan de betrokken ondernemer eerder een standplaatsvergunning wordt verleend voor het innemen van een andere standplaats aangewezen op grond van artikel 2, lid 3 c.q. voor het innemen van een standplaats als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 2. De werkingsduur van standplaatsvergunningen vermeld op bijlage III, die voor het jaar 1992 op grond van de standplaatsenverordening zijn verleend, blijven van kracht tot het tijdstip waarop een nieuwe standplaatsvergunning op grond van artikel 6 is verleend doch ten hoogste gedurende een periode van een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Het bepaalde onder 2 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de door de heer H.J. Boomkamp te Borne ingenomen standplaats met dien verstande dat de standplaats kan worden ingenomen totdat de beslissing inzake de standplaatsvergunning onherroepelijk is.

  • 4. De op bijlage IV vermelde verkooppunten blijven in stand tot het tijdstip waarop een beslissing tot het aanwijzen van de betreffende verkooppunten op grond van artikel 2 onherroepelijk is geworden.

  • 5. De wachtlijsten, vastgesteld op grond van de standplaatsenverordening, nader aangeduid als bijlage V, VI, VII en VIII, worden geacht wachtlijsten A in de zin van artikel 4 van deze verordening te zijn. De wachtlijsten blijven van kracht en de daaraan te ontlenen aanspraken worden geëerbiedigd tot het tijdstip waarop met toepassing van deze verordening de volgorde op de wachtlijsten is gewijzigd.

  • 6. Aanvragen, die op de datum van inwerkingtreden van deze verordening nog in behandeling zijn, worden op basis van deze verordening verder afgehandeld.

Artikel 26 - Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Met ingang van die datum vervalt de bij besluit van de raad van 24 augustus 1982 vastgestelde "standplaatsenverordening".

Ondertekening

Aldus gedaan door de raad der gemeente Hengelo in zijn openbare vergadering van 29 maart 1994