Regeling vervallen per 31-12-2022

Financiële Verordening Heusden 2017

Geldend van 18-11-2016 t/m 30-12-2022

Intitulé

Financiële Verordening Heusden 2017

FINANCIËLE VERORDENING HEUSDEN 2017

De raad van de gemeente Heusden;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 september 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de navolgende ‘Financiële Verordening Heusden 2017’:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • ·

    cluster: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college; inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • ·

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • ·

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • ·

    prioriteit: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie.

  • ·

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten/taakvelden uit artikel 186 GW de onderverdeling van de programma’s vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt voor 1 juni van het begrotingsjaar aan de raad een voorjaarsnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het krediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de financiële realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De verantwoording in de tussentijdse rapportages vindt plaats op het niveau van de programma’s.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van producten/taakveld en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 100.000, voorzover hier in de door de Raad geautoriseerde begroting en investeringskredieten niet in is voorzien;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen groter dan € 100.000,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa met een meerjarig nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2. Investeringen in materiële vaste activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 15.000 worden niet geactiveerd, met uitzondering van gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 3. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 4. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad periodiek een nota reserves en voorzieningen aan en actualiseert deze indien hiertoe aanleiding is. Het college biedt deze evaluatie tenminste éénmaal in de vier jaar aan de raad aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

  • 4. Indirecte kosten worden in de kostprijs van goederen, werken en diensten opgenomen op basis van de omvang van de directe kosten. Hiertoe wordt jaarlijks bij de begroting een vast opslagpercentage berekend door de totale overhead te delen door de totale lasten van de taakvelden exclusief overhead.

  • 5. Voor het bepalen van de hoogte van de leges zoals vastgesteld in de legesverordening wordt afgeweken van de hoofdregel uit lid 4. De indirecte kosten worden aan deze leges toegerekend op basis van het geraamde aandeel van de personeelslasten met betrekking tot de onderliggende diensten ten opzichte van de totale personeelslasten van de gemeente. Hierbij bestaan de personeelslasten uit de personeelslasten van eigen medewerkers en de kosten voor inhuur van derden.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

  • a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

  • b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

  • c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

  • d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

  • e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

  • f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

  • g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing alsook voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten door middel van de ‘Legesverordening’.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee (telefonische) prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • c.

      Overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is; en

    • d.

      overeenkomsten voor he taangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang.

  • 4. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

  • 5. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met het vierde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, civiele kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen en sportaccommodaties.

  • 2. Het college legt de raad tenminste eens in de vier jaar - in het jaar van aanvang van de nieuwe raadsperiode - een Beleidsplan onderhoud openbare ruimte voor, of zoveel eerder als de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Het beleidsplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. Bij voortzetting van het bestaand beleid wordt het beleidsplan door de raad voor kennisgeving aangenomen. De raad stelt het plan vast bij wijzigingen in het beleid en/of herziening van het plan.

  • 3. Het college legt de raad tenminste eens in de vier jaar - in het jaar van aanvang van de nieuwe raadsperiode - een Nota rioleringsplan voor, of zoveel eerder als de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau aan het gemeentelijke rioolstelsel. Bij voortzetting van het bestaand beleid wordt het beleidsplan door de raad voor kennisgeving aangenomen. De raad stelt het plan vast bij wijzigingen in het beleid en/of herziening van het plan

  • 4. Het college legt de raad tenminste eens in de vier jaar - in het jaar van aanvang van de nieuwe raadsperiode - een Beleidsplan onderhoud gebouwen en sportaccommodaties voor, of zoveel eerder als de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Het beleidsplan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau voor de gemeentelijke gebouwen. Bij voortzetting van het bestaand beleid wordt het beleidsplan door de raad voor kennisgeving aangenomen. De raad stelt het plan vast bij wijzigingen in het beleid en/of herziening van het plan

  • 5. Het college stelt de in het tweede tot en met het vierde lid genoemde nota’s op met het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de bijbehorende kosten. De raad stelt de nota’s zoals genoemd in het tweede tot en met het vierde lid vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan, of zoveel eerder als de omstandigheden hier aanleiding toe geven. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      De relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • e.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden; en

    • f.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen

  • 3. Het college biedt jaarlijks bij de programmabegroting voor het komend jaar het nieuwe Grondprijsbeleid voor de gemeente Heusden aan. De raad stelt deze grondprijzen vast.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en overige balansposten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;

  • j.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de clusters van de gemeente,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente.

  • 3. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De ‘Financiële verordening Heusden’, vastgesteld in de raadsvergadering van 12 juli 2016 en in werking getreden op 1 augustus 2016, wordt ingetrokken per 1 januari 2017, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27. Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële Verordening Heusden 2017’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 10 november 2016.

De griffier,

Mw. drs. E.J.M. de Graaf

Bijlage 1 Afschrijvingsmethode- en termijnen

§1 Afschrijvingsmethode

Investeringen die worden gedekt door een huuropbrengst of andere jaarlijkse vergoeding, worden annuïtair afgeschreven, ook als voor deze investeringen standaard een lineaire afschrijving geldt.

§2 Afschrijvingstermijnen

Omschrijving

Afschrijvingsduur

Materiële vaste activa

Gronden en terreinen (Sport, speel, parkeer etc.)

15 – 40 jaar

Gronden (niet openbare dienst, ondergrond schoolgebouwen en binnenwater)

Geen afschrijving

Woonruimten

15 – 40 jaar

Bedrijfsgebouwen

15 – 40 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (Wegen, kunstwerken straatmeubilair etc.)

5 – 40 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken (Riolering)

40 – 60 jaar

Vervoermiddelen

8 – 15 jaar

Machines, apparaten en installaties

7 – 20 jaar

Hard- en software

3 – 7 jaar

Overige materiële vaste activa

4 – 25 jaar

Immateriële vaste activa

Kosten sluiten geldlening

1 jaar

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

5 jaar

Overige immateriële vaste activa

5 – 10 jaar

Financiële vaste activa

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

5 jaar