REGLEMENT VAN ORDE VOOR VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE HEUSDEN 2018

Geldend van 28-02-2018 t/m heden

Intitulé

REGLEMENT VAN ORDE VOOR VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE RAAD VAN DE GEMEENTE HEUSDEN 2018

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. raad: de gemeenteraad van de gemeente Heusden;

b. lid: lid van de gemeenteraad;

c. fractieondersteuner: door de raad benoemde vertegenwoordiger van een fractie, niet zijnde raadslid, die tijdens de informatievergaderingen namens de fractie het woord mag voeren;

d. raadsvoorzitter: de voorzitter van de gemeenteraad of diens vervanger;

e. college: het college van burgemeester en wethouders;

f. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een geagendeerd voorstel of onderwerp is betrokken;

g. raadsvergadering: de vergadering waarin wordt beraadslaagd over de geagendeerde voorstellen en onderwerpen en waarin besluitvorming plaatsvindt over de behandelde voorstellen en onderwerpen;

h. informatievergadering: de vergadering gericht op informatievergaring over de geagendeerde voorstellen en onderwerpen, eerste meningsvorming over en statusbepaling van de behandelde voorstellen en onderwerpen;

i. presidium: de vergadering van de raadsvoorzitter en de fractievoorzitters van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen;

j. agendacommissie: de commissie die belast is met het opstellen van de conceptagenda’s van de informatievergadering en de raadsvergadering en alle daarmee samenhangende zaken;

k. A-stuk: een voorstel of onderwerp dat door de informatievergadering voldoende voorbereid wordt geacht om in de raadsvergadering zonder beraadslaging en stemming te worden aangenomen;

l. B-stuk: een voorstel of onderwerp dat door de informatievergadering voldoende voorbereid wordt geacht voor agendering voor de eerstvolgende raadsvergadering en waarover in de raadsvergadering nog nader beraadslaagd zal worden;

m. amendement: een voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een ontwerpverordening of een ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

n. subamendement: een voorstel van één of meer raadsleden tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

o. motie: een korte en gemotiveerde verklaring over een voorstel of onderwerp waardoor een oordeel, een wens of een verzoek wordt uitgesproken door de raad;

p. voorstel van orde: een voorstel van één of meer leden, of de raadsvoorzitter, gedaan tijdens een vergadering, betreffende de orde van diezelfde vergadering;

q. initiatiefvoorstel: een voorstel van één of meer raadsleden tot vaststelling van een verordening of een ander voorstel;

r. interpellatie: het recht van een raadslid om tijdens een raadsvergadering aan het college of de burgemeester inlichtingen te vragen over een niet geagendeerd voorstel of onderwerp;

s. schriftelijke vragen: het recht van raadsleden om schriftelijk informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheden van het college of de burgemeester behoren;

t. interruptie: een korte onderbreking van een spreker voor het stellen van een informatieve vraag aan de spreker over het aan de orde zijnde voorstel of onderwerp;

Artikel 2. De voorzitter

1. De voorzitter van de raad heeft, gelet op het bepaalde in artikel 21, eerste lid van de Gemeentewet, het recht om deel te nemen aan de beraadslagingen bij de raadsvergaderingen.

De voorzitter heeft geen stemrecht; de plaatsvervangend voorzitter wel.

2. De raadsvoorzitter is belast met:

a. de leiding van de raadsvergadering;

b. het bepalen van spreekregels, volgorde van sprekers, de spreektijd en voor het overige de orde in de vergadering handhaaft;

c. het naleven van dit reglement;

d. al hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3. De griffier

1. De griffier is in de informatievergadering en in de raadsvergadering aanwezig.

2. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door de daartoe door de raad benoemde plaatsvervangend griffier.

3. Indien hij daartoe door de voorzitter van de informatievergadering of de raadsvoorzitter wordt uitgenodigd, neemt de griffier in een informatievergadering respectievelijk in een raadsvergadering deel aan de beraadslagingen.

Artikel 4. Het presidium

1. De raad heeft een presidium.

2. De raadsvoorzitter is tevens voorzitter van het presidium. Indien de raadsvoorzitter niet beschikbaar is wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

3. Het presidium bestaat uit de raadsvoorzitter en de fractievoorzitters. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

4. De voorzitter kan voorstellen anderen uit te nodigen voor het presidium.

5. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

6. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

7. Het presidium bevordert een goed verloop van de processen binnen het bestuursorgaan raad en adviseert hierover aan de raad; daarnaast spreekt het presidium over algemene bestuurlijke zaken, over het functioneren van de raad, over bijzondere elementen in het bestuurlijk functioneren en over de procedurele voortgang van politiek-bestuurlijk belangrijke processen en projecten.

8. Het presidium stelt, op voordracht van de griffier, jaarlijks op uiterlijk 1 november het vergaderschema van het daaropvolgende jaar vast. Het vergaderschema betreft de informatievergaderingen, de raadsvergaderingen, de thema-avonden en de vergaderingen van het presidium en de agendacommissie.

Artikel 5. De agendacommissie en het vaststellen van vergaderingen

1. Er is een agendacommissie.

2. De griffier is secretaris van de agendacommissie. De griffier heeft geen stemrecht.

3. De agendacommissie wordt benoemd door het presidium uit de leden van de raad.

4. De agendacommissie heeft tot taak: het opstellen van de agenda’s voor de informatievergaderingen en de raadsvergadering.

5. De agendacommissie bepaalt:

- op basis van de aanmelding van voorstellen en onderwerpen wat het traject van de behandeling van een voorstel of onderwerp zal zijn

- in welke informatievergadering en raadsvergadering een voorstel of onderwerp op de agenda komt

6. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, tweede lid, bepaalt de agendacommissie wie per informatievergadering als voorzitter fungeert.

7. In voorkomende gevallen kan de agendacommissie gericht collegeleden uitnodigen voor een informatievergadering of raadsvergadering.

8. De voorzitter van de agendacommissie kan de raadsvoorzitter en de gemeentesecretaris uitnodigen voor een vergadering van de agendacommissie.

9. De agendacommissie kan – in overleg met de portefeuillehouder en de ambtelijke deskundige - belanghebbenden als bedoeld in artikel 1 onder c, uitnodigen om deel te nemen aan de informatievergadering.

10. Een raadslid kan een verzoek doen om een voorstel of onderwerp te plaatsen op de agenda van de informatievergadering. Een dergelijk verzoek wordt getoetst aan de door het presidium vastgestelde criteria.

11. De voorzitter van de agendacommissie kan het in lid 9 bedoelde raadslid uitnodigen voor de vergadering van de agendacommissie om het verzoek nader toe te lichten.

Artikel 6. Thema-avond

Een thema-avond is een informele, niet openbare bijeenkomst voor leden van de raad en fractieondersteuners waarbij het college, de burgemeester en/of derden op uitnodiging van het college of de burgemeester, de leden van de raad informeert over een vooraf bepaald thema. Deze avond kan op verschillende wijzen worden ingevuld, zoals door middel van presentaties of interactieve sessies. De bepalingen uit hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing.

Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw te benoemen leden.

2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een te nemen besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

4. Na de raadsverkiezingen roept de raadsvoorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in de nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de raadsvoorzitter een te benoemen lid van de raad op voor de raadsvergadering, waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 8. Benoeming wethouders

1. De voorzitter van de raad stelt een commissie “Benoembaarheid wethouders” in, die onderzoek verricht naar de benoembaarheid van één of meerdere wethouders.

2. De commissie bestaat uit ten minste drie raadsleden.

3. De commissie toetst in ieder geval aan de volgende voorschriften:

- artikel 36a, 36b, 41b eerste, derde en vierde lid, en 41c lid 1 van de Gemeentewet

- de gedragscode voor burgemeester en wethouders.

4. De kandidaat-wethouder legt de documenten en informatie over die de commissie nodig heeft voor toetsing aan de in het derde lid genoemde voorschriften. Daarnaast maakt de kandidaat-wethouder aan de commissie alle informatie kenbaar die hij relevant acht. Tenslotte overlegt de kandidaat- wethouder een verklaring van goed gedrag.

5. De kandidaat-wethouder wordt in de gelegenheid gesteld om de documenten en de aangedragen informatie mondeling toe te lichten aan de commissie.

6. De commissie verricht zijn werkzaamheden in een niet openbare vergadering waarvan geen verslag wordt gelegd.

7. Na haar onderzoek rapporteert de commissie aan de raad, waarbij ook melding wordt gemaakt van een minderheidsstandpunt.

Artikel 9. Fracties

1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid gekozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

3. De namen van degenen die als voorzitter van de fracties optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de raadsvoorzitter.

4. Aan de raadsvoorzitter wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan als:

a. één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

b. twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

c. één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

5. Met de in het vierde lid beschreven veranderde situatie(s) wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering, na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 2. Raadsvergaderingen

PARAGRAAF 1. TIJDSTIP EN VOORBEREIDING

Artikel 10. Vergaderingen

1. De raadsvergadering wordt in de regel gehouden op een dinsdag, op de in het vergaderschema, zoals bedoeld in artikel 4 lid 8, vastgestelde data. De vergadering vindt in principe plaats in het gemeentehuis locatie Vlijmen.

2. De vergadering vangt aan om 19.30 uur en eindigt uiterlijk om 23.00 uur, tenzij de agendacommissie anders besluit. De vergadering kan tijdens de vergadering beslissen om resterende agendapunten alsnog in dezelfde vergadering af te handelen.

3. Hiertoe doet de voorzitter uiterlijk om 22.30 uur een voorstel aan de raad. Het voorstel om de eindtijd te overschrijden is aangenomen indien tenminste 2/3 deel van de aanwezige raadsleden hiermee akkoord gaat.

4. Indien niet alle agendapunten zijn afgehandeld, wordt de vergadering de volgende avond om 19.30 uur voortgezet. De raadsleden worden geacht voor deze vergadering te zijn opgeroepen en het college wordt geacht te zijn uitgenodigd voor deze vergadering.

5. De raadsvoorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 11. Oproep en voorlopige agenda

1. De raadsvoorzitter zendt ten minste zeven dagen vóór een raadsvergadering aan de raadsleden een oproep onder vermelding van dag, aanvangsuur en plaats van de te houden vergadering.

2. De (voorlopige) agenda voor de raadsvergadering en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25 tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijk met de schriftelijke oproep aan de raadsleden verzonden en op de gemeentelijke website geplaatst.

Artikel 12. Aanvullende agenda; vaststellen agenda

1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

2. Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

3. Bij aanvang van de raadsvergadering wordt de agenda vastgesteld. Op voorstel van de raadsvoorzitter of een raadslid kan de raad bij de vaststelling van de agenda besluiten om voorstellen en onderwerpen aan de agenda toe te voegen, van de agenda af te voeren of om de volgorde van de te behandelen voorstellen en onderwerpen te wijzigen. Toevoeging van een voorstel of onderwerp aan de agenda door een raadslid vindt plaats door indiening van een motie.

4. Wanneer de raad een voorstel of onderwerp onvoldoende voorbereid acht voor besluitvorming, kan hij het voorstel of onderwerp verwijzen naar een volgende informatievergadering, aan het college nadere inlichtingen of advies vragen, het college verzoeken het voorstel of onderwerp te wijzigen of in een bepaalde richting nader uit te werken.

Artikel 13. Ter inzage leggen van geheime stukken

1. Een stuk, dat ter toelichting dient van een onderwerp op de agenda van de raadsvergadering en waarvan op grond van artikel 25 tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, wordt gelijktijdig met de oproep voor de raadsleden in het gemeentehuis locatie Vlijmen ter inzage gelegd. Hiervan wordt mededeling gedaan aan de raadsleden

2. Een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

Artikel 14. Spreekrecht (inspreken)

1. Indien, vanwege bijzondere omstandigheden, een voorstel of onderwerp rechtstreeks – zonder voorafgaande behandeling in de informatievergadering – aan de raad wordt voorgelegd, hebben belanghebbenden of hun vertegenwoordigers bij de behandeling van het agendapunt “Spreekrecht” gelegenheid om het woord te voeren over een dergelijk op de agenda geplaatst voorstel of onderwerp. Een inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. Gedurende maximaal dertig minuten is er gelegenheid om in te spreken. Als er meer dan zes sprekers zijn, verdeelt de voorzitter het inspreekhalfuur evenredig over de sprekers. De voorzitter van de vergadering kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximumduur van de spreektijd.

2. Belanghebbenden of hun vertegenwoordigers kunnen niet het woord voeren over:

a. een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep bij de rechter openstaat, of heeft opengestaan;

b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

c. een klacht die ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

3. Inspreken bij de behandeling van een bestemmingsplan en daarmee vergelijkbare plannen is uitsluitend toegestaan in de vorm van een mondelinge toelichting op een eerder ingediende zienswijze. Deze zienswijze moet als zienswijze zijn aangeduid in het raadsvoorstel of de daarbij behorende stukken.

4. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste 24 uur vóór aanvang van de raadsvergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het voorstel of onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

5. De raadsvoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De raadsvoorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

6. De spreker voert het woord, nadat de raadsvoorzitter hem dit heeft verleend. De raadsvoorzitter of een raadslid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 15. Openbare kennisgeving

1. De raadsvergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen en door plaatsing op de gemeentelijke website ter openbare kennis gebracht.

2. De (voorlopige) agenda en de daarbij behorende openbare stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

PARAGRAAF 2. TER VERGADERING

Artikel 16. Presentielijst

1. Bij binnenkomst in de raadsvergadering tekenen de raadsleden de presentielijst.

2. Aan het eind van de raadsvergadering wordt die lijst door de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 17. Zitplaatsen in de raad

1. De raadsvoorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, aangewezen door de raadsvoorzitter, in overleg met het presidium, bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad.

2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de raadsvoorzitter de indeling herzien in overleg met het presidium.

3. De raadsvoorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en de gemeentesecretaris.

Artikel 18. Opening vergadering; quorum

1. De raadsvoorzitter opent de raadsvergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

2. Wanneer vijftien minuten na het vastgestelde tijdstip het vereiste aantal leden niet aanwezig is, bepaalt de raadsvoorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende raadsvergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 19. Spreekregels

1. In de eerste termijn spreekt per fractie een lid van de vergadering bij het katheder en richt zich tot de voorzitter.

2. In de tweede termijn kunnen alle leden van de vergadering spreken bij het katheder.

3. Bij bijzondere gelegenheden kan de raadsvoorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken

Artikel 20. Verlof om te spreken en volgorde van sprekers

1. De leden van de raad en de leden van het college voeren het woord na het aan de raadsvoorzitter gevraagd en verkregen te hebben.

2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 21. Aantal spreektermijnen

1. De beraadslaging in een raadsvergadering over een onderwerp of een voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij door de raad anders wordt beslist.

2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter van de vergadering afgesloten.

Artikel 22. Spreektijd

Een lid van de raad kan in een raadsvergadering een voorstel doen over de spreektijd van de raadsleden en van de overige deelnemers aan de vergadering.

Artikel 23. Handhaving van de orde; schorsing

1. Een spreker mag in een raadsvergadering in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

a) de raadsvoorzitter het nodig oordeelt hem te wijzen op de naleving van dit reglement;

b) een raadslid hem interrumpeert. De raadsvoorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de raadsvoorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de raadsvoorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3. De raadsvoorzitter kan, ter handhaving van de orde, de vergadering gedurende een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging

Artikel 25. Voorstellen van orde

Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

PARAGRAAF 3. STEMMINGEN

Artikel 26. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden hun voorgenomen stemgedrag toelichten..

Artikel 27. Beslissing

1. De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

2. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de raadsvoorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 28. Stemming

1. De raadsvoorzitter kan voorstellen om over een bepaald voorstel of onderwerp te stemmen bij handopsteken.

2. In de vergadering aanwezige leden van de raad kunnen om een aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

3. Indien door één of meer raadsleden om hoofdelijke stemming wordt gevraagd, dan vindt deze stemming plaats in overeenstemming met lid 4.

4. De raadsvoorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het raadslid dat daarvoor bij loting is aangewezen.

5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig raadslid, dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

6. De raadsleden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

7. Indien een raadslid zich vergist bij het uitbrengen van zijn stem, dan kan hij deze vergissing nog herstellen, voordat het volgende lid gestemd heeft. Als hij zijn vergissing pas later bemerkt, kan hij, nadat de raadsvoorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, om de aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Deze aantekening heeft geen invloed op de uitslag van de stemming.

8. De raadsvoorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal stemmen ‘voor’ en het aantal stemmen ‘tegen’. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29. Volgorde stemming over amendementen en moties

1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel of onderwerp is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel of onderwerp zijn ingediend, bepaalt de raadsvoorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4. Indien aangaande een aanhangig voorstel of onderwerp een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel of onderwerp gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 30. Stemming over personen

1. Wanneer een stemming moet plaatshebben over personen, voor een benoeming of een voordracht tot benoeming of het opstellen van een voordracht of een aanbeveling, benoemt de raadsvoorzitter drie raadsleden tot stembureau.

2. Ieder ter vergadering aanwezig raadslid, dat zich niet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de raadsvoorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal raadsleden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht de raadsleden, die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

a. een blanco ingeleverd stembriefje;

b. een ondertekend stembriefje;

c. een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming meerdere vacatures betreft;

d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon is gestemd die niet is voorgedragen;

e. een stembriefje waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de raadsvoorzitter.

7. Door de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk vernietigd na de vaststelling van de uitslag van de stemming.

PARAGRAAF 4. VERSLAGLEGGING; INGEKOMEN STUKKEN

Artikel 31. Verslag

1. Van de raadsvergadering wordt een videoverslag gemaakt dat wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website.

2. Van een raadsvergadering wordt door de zorg van de griffier een concept samenvattend verslag gemaakt.

3. Het concept samenvattend verslag wordt zo mogelijk aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de oproep voor de eerstvolgende reguliere raadsvergadering. In deze vergadering wordt het samenvattend verslag vastgesteld.

4. Als het verslag naar de mening van de raadsvoorzitter, de leden van de raad, de wethouders of de gemeentesecretaris een onjuistheid bevat of een onduidelijke weergave bevat van hetgeen besloten is, kunnen zij een wijzigingsvoorstel aan de raad doen. Deze voorstellen worden tenminste 24 uur voor de aanvang van de raadsvergadering, ingediend bij de griffier.

5. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk na de raadsvergadering openbaar gemaakt, voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzetten.

Artikel 32. Ingekomen stukken

1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst.

2. De raad stelt op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

3. Een raadslid kan de agendacommissie verzoeken om een ingekomen stuk te plaatsen op de agenda van een informatievergadering.

PARAGRAAF 5. BESLOTEN RAADSVERGADERINGEN

Artikel 33. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op een besloten vergadering van de raad zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Vóór de afloop van een besloten vergadering beslist de raad, overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Fractieondersteuners mogen besloten vergaderingen bijwonen.

Artikel 34. Verslag besloten vergadering

1. Het (concept)verslag van een besloten raadsvergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de raadsleden ter inzage.

2. Het (concept)verslag wordt in de eerstvolgende raadsvergadering zonder bespreking vastgesteld, tenzij vooraf door een raadslid aan de voorzitter is aangegeven dat bespreking gewenst is. De bespreking en vaststelling vindt in dat geval in een besloten deel van de raadsvergadering plaats.

Artikel 35. Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van de artikelen 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

PARAGRAAF 6. TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 36. Toehoorders en pers

1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 37. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Hoofdstuk 3. Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 38. Amendementen en subamendementen

1. Een raadslid kan, tot het sluiten van de beraadslagingen, over een voorstel of onderwerp één of meer amendementen indienen.

2. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door raadsleden, die de presentielijst getekend hebben en die in de vergadering aanwezig zijn.

3. Een raadslid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een raadslid is ingediend, een wijziging voor te stellen; dit voorstel is een subamendement.

4. Een amendement of een subamendement moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend, tenzij de raadsvoorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

5. Intrekking van een (sub-)amendement door de indiener(s) is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad is afgerond.

Artikel 39. Moties

1. Een lid van de raad kan in de raadsvergadering een motie indienen.

2. Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend. Een motie over een niet op de agenda opgenomen voorstel of onderwerp moet worden ingediend bij het agendapunt “vaststelling van de agenda”.

3. De behandeling van een motie over een aanhangig voorstel of onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging over dat voorstel of onderwerp plaats.

4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen voorstel of onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld.

5. Intrekking van een motie door de indiener(s) is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad is afgerond.

Artikel 40. Initiatiefvoorstel

1. Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

2. Het college kan binnen 4 weken na het indienen van het initiatiefvoorstel schriftelijk wensen of bedenkingen kenbaar maken.

3. De agendacommissie plaatst daarna het initiatiefvoorstel op de agenda voor de eerstvolgende informatievergadering, tenzij de schriftelijke oproep reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het initiatiefvoorstel op de agenda van de daaropvolgende informatievergadering geplaatst.

4. De indiener van het initiatiefvoorstel wordt in de gelegenheid gesteld dat voorstel tijdens de informatievergadering toe te lichten.

5. Indien de informatievergadering van oordeel is dat alle relevante informatie beschikbaar is, wordt het initiatiefvoorstel geagendeerd voor de eerstvolgende raadsvergadering.

Artikel 41. Collegevoorstel

1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de concept-agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel, als bedoeld in het eerste lid, voor advies aan het college moet worden teruggezonden, bepaalt de agendacommissie in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd zal worden.

Artikel 42. Interpellatie

1. Het verzoek van een raadslid tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in - naar het oordeel van de raadsvoorzitter - spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de raadsvergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp, waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

2. De raadsvoorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht.

3. De interpellatie vindt plaats aan het einde van de raadsvergadering, tenzij de raad anders beslist.

4. De interpellant krijgt in de eerste termijn het woord. Na de mondeling beantwoording door lid van het college, volgt een reguliere tweede termijn.

Artikel 43. Schriftelijke vragen

1. Schriftelijke vragen van raadsleden aan het college en aan de burgemeester worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of een schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn wordt aangegeven, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.

4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden. De antwoorden worden geplaatst op de lijst van ingekomen stukken als bedoeld in artikel 32 van dit reglement.

5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord. De mondelinge beantwoording en de nadere inlichtingen over de schriftelijke beantwoording worden als laatste punt op de agenda geplaatst.

6. De vragensteller krijgt in de eerste termijn het woord. Na de mondeling beantwoording door lid van het college, volgt een reguliere tweede termijn.

Artikel 44. Inlichtingen

1. Indien een raadslid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een schriftelijk verzoek daartoe ingediend bij de griffie. Deze draagt er zorg voor dat het verzoek zo spoedig mogelijk naar de gemeentesecretaris worden doorgezonden ter verdere afhandeling.

2. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

Hoofdstuk 4: Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 45. Verslag en verantwoording

1. Een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Een raadslid dat door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft een actieve informatieplicht tegenover de gemeenteraad. Daartoe verzoekt het raadslid de agendacommissie om agendering van het onderwerp en informeert de raad door bespreking in een informatievergadering.

2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgelegd in artikel 43 van dit reglement, zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen, over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgelegd in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 5: Begroting en rekening

Artikel 46. Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het presidium vooraf vaststelt.

Artikel 47. Procedure voorjaarsnota

De voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de voorjaarsnota geschiedt volgens een procedure die het presidium vooraf vaststelt.

Artikel 48. Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het presidium vooraf vaststelt.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 49. Uitleg reglement

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 50. Intrekken oude reglement

Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de Raad van gemeente Heusden 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 51. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze wijziging van het reglement treedt in werking op de dag volgende op die van bekendmaking.

2. Dit reglement kan worden aangehaald onder de titel “Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Heusden 2018”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 februari 2018.

De griffier,

Mevrouw drs. F.E.H.M. Backerra  

Ondertekening

TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE RAAD 2016

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2: De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad. Artikel 125, derde lid van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben in de raad, is de oudste in leeftijdsjaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De gemeenteraad van Heusden heeft dat gedaan en in afwijking van voornoemde bepalingen een eerste en tweede plaatsvervangend voorzitter benoemd. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de raadsvergadering deel te nemen aan de beraadslagingen.

Artikel 3: De Griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 van de Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. De griffier is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 4. Het presidium

Het is de taak van het presidium om meer toe te zien op de grote lijnen van het functioneren van de raad als bestuursorgaan en om – zo nodig – te adviseren over veranderingen of verbeteringen daarin. Het aantal vergaderingen van het presidium is beperkt.

Het presidium kan aanbevelingen doen aan de raad over de organisatie van de werkzaamheden van de raad. De voorzitter en twee leden van het presidium kunnen een extra vergadering van het presidium uitschrijven.

Het is van belang dat in het presidium elke partij een stem heeft die evenveel gewicht heeft. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties versterkt en de betrokkenheid van alle fracties vergroot.

De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt.

Artikel 5. De agendacommissie en het vaststellen van de vergaderingen

Het presidium benoemt de agendacommissie uit leden van de raad. De agendacommissie kiest uit haar midden een voorzitter. De agendacommissie bereidt de vergaderingen van de informatievergadering en de raadsvergadering voor. Het gaat hier o.a. om het vaststellen van de agenda’s. Met deze werkwijze krijgt de behandeling in de informatievergadering een directe vertaling naar de agenda van een raadsvergadering.

De griffier is de secretaris van de agendacommissie.

De aanwezigheid van de raadsvoorzitter en de secretaris in de vergaderingen van de agendacommissie kan soms gewenst zijn, omdat de raadsvoorzitter en de secretaris aandacht moeten kunnen vragen voor of een toelichting moeten kunnen geven op voorstellen of onderwerpen die worden voorbereid.

Artikel 6: De thema-avond

In dit artikel is een omschrijving opgenomen van de thema-avond. Tijdens een thema-avond vindt geen besluitvorming plaats. In artikel 4a is een thema-avond omschreven als een informele bijeenkomst waarop leden van de raad en fractieondersteuners worden geïnformeerd over een vooraf bepaald thema. Daarnaast staat in dit artikel dat de bepalingen uit hoofdstuk 2 van het reglement van orde niet van toepassing is. Besluitvorming op een thema-avond wordt op deze wijze uitgesloten. Immers conform hoofdstuk 2 van het reglement en conform de Gemeentewet is besluitvorming alleen toegestaan tijdens een vergadering die vooraf openbaar wordt aangekondigd.

Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Vooraf

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V 1 van de Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V 2 van de Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V 3 van de Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

Eerste en tweede lid

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.

Derde lid

Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Dit lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang om dat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.

Vierde en vijfde lid

Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 8. Benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Bij de benoeming van een wethouder zal er een integriteitstoets plaatsvinden. De gedragscode politieke ambtsdragers speelt hierbij een rol. Daarnaast kan een verklaring omtrent het gedrag (VOG) worden gevraagd. De raad kan aangeven dat zij deze procedure wil volgen bij de benoeming van wethouders. De VOG kent een screeningsprofiel voor politieke ambtsdragers. Bij dit profiel staat de integriteit van de aspirant bestuurder centraal. Het is mogelijk om deze VOG via een spoedprocedure uit te laten voeren.

Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, van de Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon of niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.

Artikel 9. Fracties

Eerste en tweede lid

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In de Gemeentewet in artikel 33, tweede lid, wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

Vierde lid

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere (tijdelijke) wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau). Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt naar eigen overtuiging en is bij stemmingen niet gebonden aan een lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Dit betekent ook dat:

- kandidaten die van een kandidatenlijst deel uitmaken en binnen die lijst/partij een onderlinge schriftelijke (en soms notariële) afspraak maken, bijvoorbeeld dat men onder bepaalde voorwaarden zal afzien van aanvaarding van het raadslidmaatschap, zich dienen te realiseren dat dergelijke afspraken nietig zijn, vanwege strijd met de Gemeentewet en de Kieswet;

- personen die tussentijds van partij veranderen hun raadslidmaatschap niet verliezen;

- als men uit een partij stapt en als eigen partij verder gaat, de verlatende partij geen middelen heeft om het raadslid uit de raad te weren.

Fractie-afsplitsing en het ontstaan van een nieuwe fractie kan diverse praktische gevolgen hebben, te denken valt aan: fractievergoedingen en –faciliteiten, fractievoorzitterschap dan wel vertegenwoordiging in het presidium, zo nodig andere zitplaatsen in de raadszaal, bezetting in raadscommissies en eventueel de bezetting in raadscommissies door burgerraadsleden.

Als moet worden voorzien in de vacature van een raadslid dat zich heeft afgesplitst, wordt teruggegrepen op de lijst waarop betrokkene oorspronkelijk was gekozen (artikel P 19 van de Kieswet).

Vijfde lid

De naam van de fractie dient getoetst te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Indien de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren. Bij registratie als politieke groepering wordt getoetst aan hoofdstuk G van de Kieswet, waarin staat aangegeven in welke gevallen deze registratie geweigerd wordt.

Hoofdstuk 2. Raadsvergaderingen

Artikel 10. Vergaderingen

In dit artikel is aangegeven wanneer doorgaans de raadsvergaderingen plaatsvinden en wat doorgaans de vergadertijden zijn. Als de agenda niet wordt afgehandeld, wordt de vergadering geschorst en de volgende avond voortgezet, tenzij de vergadering met een 2/3 meerderheid besluit om de resterende agendapunten alsnog in dezelfde vergadering af te handelen.

PARAGRAAF 1. VOORBEREIDING

Artikel 11. Oproep en voorlopige agenda

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 12. Aanvullende agenda; vaststellen agenda

De agendacommissie bepaalt hoe de voorlopige agenda er uit ziet. Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 11. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen.

Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Enerzijds kunnen individuele raadsleden via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Anderzijds kunnen zij echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Indien er een voorstel wordt gedaan om de agenda aan te passen, bijvoorbeeld het doorschuiven van een agendapunt naar de volgende raadsvergadering, en de stemmen staken, is artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet niet van toepassing.

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

Van een ter inzage gelegd stuk mag geen kopie, foto of aantekening worden gemaakt. Op geen enkele wijze mag het stuk buiten het gemeentehuis worden gebracht.

Artikel 14. Spreekrecht (inspreken)

In dit artikel is de procedure opgenomen die het spreekrecht regelt indien het college voorstellen en onderwerpen, zonder voorafgaande behandeling in de informatievergadering, rechtstreeks voorlegt aan de raad. Het voorleggen van voorstellen en onderwerpen aan de raad, zonder voorafgaande behandeling in de informatievergadering, dient zoveel mogelijk te worden beperkt.

Artikel 15. Openbare kennisgeving

Met dit artikel is invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Naast de aankondiging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt de aankondiging gepubliceerd op de website van de Gemeente Heusden.

PARAGRAAF 2. TER VERGADERING

Artikel 16. Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 van de Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum bereikt is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom zorgt hij voor het bijhouden van de presentielijst en stelt hij samen met de voorzitter deze vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 17. Zitplaatsen in de raad

De griffier is gelet op het bepaalde in artikel 8 in elke raadsvergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats. De voorzitter kan in overleg met het presidium de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Wethouders en de secretaris kunnen worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn.

Artikel 18. Opening vergadering; quorum

De raadsvergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 19. Spreekregels

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 20. Verlof om te spreken en volgorde sprekers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 21. Aantal spreektermijnen

Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 22. Spreektijd

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 23. Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan, tenzij de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen (immuniteit).

Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren, ook betrekking op de wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren. De voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd.

Een interruptie is overigens niet het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 36 van dit reglement.

Artikel 24. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

De raad kan op grond van artikel 4 bepalen dat de griffier, deelneemt aan de beraadslagingen. De burgemeester en de wethouder(s) hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid van de Gemeentewet.

Artikel 25. Voorstellen van orde

Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 39).

PARAGRAAF 3. STEMMINGEN

Artikel 26. Stemverklaring

Stemverklaringen zijn kort. Een stemverklaring wordt gegeven als de spreker anders stemt dan gezien zijn bijdrage mag worden verwacht. De stemverklaringen worden gegeven vóór de besluitvorming start.

Artikel 27. Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 28. Stemming

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 29. Volgorde stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 30. Stemming over personen

Een raadsvoorstel waarin de benoeming van een fractieondersteuner wordt voorgesteld, staat geagendeerd op de raadsagenda als voorstel zonder bespreking. Daarmee vervalt de noodzaak voor (schriftelijke) stemming. Indien een raadslid bespreking, c.q. stemming wenst, kan hij dat in vertrouwen aangeven aan de voorzitter van de raad. In dat geval wordt schriftelijk gestemd met stembriefjes.

Het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (MvT, 19 403, nr. 3 p. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

PARAGRAAF 4. VERSLAG; INGEKOMEN STUKKEN

Artikel 31. Verslag

Het recht om een aanpassing voor te stellen komt ook toe aan het raadslid dat, en de wethouder die bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet dualisering gemeentebestuur is de openbaarmaking van een besluitenlijst van de raadsvergadering verplicht gesteld vanaf 19 februari 2003. Al eerder was in de Gemeentewet de verplichting voor het college opgenomen (artikel 60), door middel van een amendement is dit nu ook voor de raad geregeld in artikel 23, vijfde lid van de Gemeentewet. Tijdens de behandeling van dit amendement in de Tweede Kamer is aangegeven dat de besluitenlijst op zo kort mogelijke termijn moet worden gepubliceerd

Artikel 32. Ingekomen stukken

De (aan de raad gerichte) ingekomen stukken en brieven van het college aan de raad worden op een lijst geplaatst. Wanneer het wenselijk is dat een ingekomen stuk aanleiding is voor een inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

In dit artikel worden een aantal spelregels aangegeven ten aanzien van hoe om te gaan met ingekomen stukken. Daarbij is een zo helder mogelijk onderscheid aangebracht tussen de verantwoordelijkheden van de raad enerzijds en die van het college en de burgemeester anderzijds. Dit artikel gaat uit van een eigen verantwoordelijkheid van raadsleden voor de wijze waarop ingekomen stukken worden behandeld.

PARAGRAAF 5. BESLOTEN RAADSVERGADERINGEN

Artikel 33. Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 34. Verslag besloten vergadering

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. In overeenstemming met de bepaling over het verslag van de raadsvergadering is de griffier ook verantwoordelijk voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt ter inzage bij de griffier.

Artikel 35. Opheffing geheimhouding

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen door deze niet te bekrachtigen.

PARAGRAAF 6. TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 36. Toehoorders en pers

De hier aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

Artikel 37. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts van af een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.

Hoofdstuk 3. Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Artikel 38. Amendementen en subamendementen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 39. Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats.

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

Artikel 40. Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede en derde lid van dit artikel bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld. Daar wordt in deze bepaling uitvoering aan gegeven.

De Gemeentewet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden (art. 147a, eerste lid). De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen.

De raad kan voorzien in een zekere inhoudelijke toets. Daarbij kan worden gedacht aan het beantwoorden van de vraag of het voorstel wel de uitoefening van een raadsbevoegdheid betreft (en niet een collegebevoegdheid).

Artikel 41. Collegevoorstel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 42. Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is toestemming van de raad nodig.

Artikel 43. Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij de mening van de raad vragen middels een motie.

Artikel 44. Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad.

Hoofdstuk 4: Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 45. Verslag; verantwoording

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 5: Begroting en rekening

Artikel 46. Procedure begroting

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 47. Procedure voorjaarsnota

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 48. Procedure jaarrekening

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 49. Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 50. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 51. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.