Regeling Opleiding en Ontwikkeling gemeente Heusden 2018

Geldend van 03-03-2018 t/m heden

Intitulé

Regeling Opleiding en Ontwikkeling gemeente Heusden 2018

Burgemeester en wethouders van Heusden;

gelet op artikel 17:4 van de CAR-UWO;

gezien de verkregen instemming van de Ondernemingsraad d.d. 7 februari 2018

besluiten:

ter uitvoering van het bepaalde in artikel 17:4 van de CAR-UWO vast te stellen de navolgende

Regeling Opleiding en Ontwikkeling gemeente Heusden 2018

Artikel 1. Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. medewerker: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1, lid 1 sub a van de CAR;

b. leidinggevende: de hiërarchisch leidinggevende van de medewerker;

c. naast hogere leidinggevende: de hiërarchisch leidinggevende van de direct leidinggevende;

d. persoonlijk ontwikkelingsplan (POP); een door de direct leidinggevende en de medewerker vastgelegd en ondertekend geheel aan afspraken over de te ondernemen activiteiten van beide partijen in het kader van de ontwikkeling van de medewerker;

e. opleidingsbudget: het bedrag dat jaarlijks door de gemeenteraad beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten voor de medewerkers;

f. opleidingsbehoefte: de behoeften, die medewerkers hebben om hun kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen, dan wel een nieuw loopbaanpad in te slaan;

g. opleidingsnoodzaak: persoonlijke ontwikkelingen die nodig zijn om medewerkers aan de (veranderende) eisen vanuit de omgeving en daarmee aan de veranderde behoeften van de organisatie te laten voldoen;

h. studiemateriaal: verplicht en niet verplicht voorgeschreven boeken en syllabi, schrijfbenodigdheden en duurzame gebruiksartikelen;

i. studiekosten: cursus- en lesgelden, evenals examen- en diplomagelden;

j. opleiding: onder opleidingen wordt mede verstaan: cursus, symposium, begeleidingstraject, coachingstraject of een onderzoek;

k. opleidingsfaciliteiten: het geheel van de door de gemeente vergoede kosten alsmede extra toegekende (studie)verlofuren ten behoeve van een onderzoek, begeleiding, coaching en opleiding;

Artikel 2. Randvoorwaarden

1. Met de medewerker wordt minimaal een keer per drie jaar een POP-gesprek gevoerd. In dit POP-gesprek worden afspraken gemaakt over de persoonlijke ontwikkeling van de medewerker. De resultaten van het gesprek worden vastgelegd in het POP.

2. In het POP worden afspraken gemaakt over een opleidings- en/of ontwikkelingstraject.

3. Het POP kan, in eenvoudige vorm, bestaan uit een opleidingsafspraak tussen leidinggevende en de medewerker tot, in uitgebreide vorm, uit een concreet activiteitenplan, met de door beide partijen te ondernemen stappen.

In de laatste uitgebreide vorm kunnen de volgende elementen zijn opgenomen:

  • -

    afspraak over een loopbaanonderzoek, assessment, capaciteitenonderzoek, persoonlijkheidsonderzoek, etc.;

  • -

    afspraak over een studieadvies;

  • -

    afspraken over opleidingen en/of cursussen;

  • -

    afspraken over stages;

  • -.

    afspraken over coaching en begeleiding waaronder ook outplacement en reïntegratietrajecten worden verstaan;

4. De leidinggevende is er verantwoordelijk voor, dat de opleiding een bijdrage levert aan betere prestaties van de betreffende medewerkers. Hierbij is het van belang dat nieuw aangeleerde kennis, vaardigheden en/of gedrag toegepast wordt in de werksituatie.

 

Artikel 3. Studieadvies, psychologisch onderzoek en assessment

In het POP kunnen afspraken gemaakt worden over de uitvoering van verschillende vormen van studieadvies, psychologisch onderzoek en/of assessment. Psychologisch onderzoek of een assessment kan van belang zijn om een duidelijk beeld te krijgen over de ontwikkelingsmogelijkheden en de ontwikkelingsrichting van de medewerker. Als de ontwikkelingsmogelijkheden en ontwikkelingsrichting duidelijk zijn maar niet helder is hoe de ontwikkeling vorm moet krijgen kan een studieadvies worden uitgevoerd. De onderzoeksvraag moet in het POP zijn opgenomen.

 

Artikel 4. Coaching en begeleiding

In het kader van ontwikkeling van de medewerker en de goede uitvoering van de functie kan het noodzakelijk zijn dat de medewerker begeleid of gecoachet wordt door een externe deskundige. Begeleiding in het kader van outplacement en re-integratie vallen ook onder de term coaching en begeleiding. Afspraken over begeleiding en coaching moeten worden vastgelegd in een persoonlijk ontwikkelingsplan. In het POP moeten ook duidelijk de resultaten van de coaching en de begeleiding worden vastgelegd.

 

Artikel 5. Categoriën opleidingen

De volgende typen opleidingen kunnen worden opgenomen in het POP:

a. opleidingen die door de leidinggevende, daartoe gemandateerd door burgemeester en wethouders verplicht zijn opgedragen conform artikel 15:1:26 CAR-UWO, hierna genoemd als opleidingsnoodzaak;

b. opleidingen op het vakgebied van de medewerker, hierna genoemd als opleidingsnoodzaak;

c. opleidingen die niet direct betrekking hebben op de huidige functie van de medewerker, maar in het kader van zijn loopbaan(-ontwikkeling) gericht zijn op de huidige functie (bij uitbreiding) of een toekomstige functie binnen of buiten de gemeente Heusden, hierna genoemd als opleidingsbehoefte.

 

Artikel 6. Opleidingsbudget

1. De hoogte van het opleidingsbudget wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld.

2. Een deel van het opleidingsbudget wordt aangewezen voor op organisatieniveau te organiseren opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten;

3. Het resterende opleidingsbudget wordt naar rato van het aantal medewerkers verdeeld over de clusters, waarbij geldt dat clusterbudgetten door leidinggevenden kunnen worden herverdeeld in het geval er sprake is van onder- of overbesteding van het clusterbudget.

 

Artikel 7. Overeenkomst

De aan een medewerker toegekende faciliteiten als genoemd in de artikelen 9 tot en met 13 van deze regeling worden opgenomen in een overeenkomst die voorafgaand aan de ingangsdatum van de te volgen opleiding door leidinggevende en medewerker voor akkoord wordt ondertekend. Bij het ontbreken van een door partijen getekende overeenkomst wordt geen uitvoering gegeven aan de in de artikelen 9 tot en met 13 van deze regeling toegekende faciliteiten.

 

Artikel 8. Termijn opleidingsfaciliteiten

1. In beginsel worden de in deze regeling genoemde opleidingsfaciliteiten verleend voor een termijn die wordt afgeleid van de door het betrokken opleidingsinstituut voorgeschreven duur.

2. Kort na het verstrijken van de termijn vindt een gesprek plaats tussen de medewerker en leidinggevende waarin de resultaten van het uitgevoerde onderdeel van het POP wordt besproken.

3. Wanneer de medewerker niet binnen de vooraf gestelde termijn de opleiding afrondt, wordt de termijn, na overleg met de leidinggevende , verlengd tot een , in onderling overleg, te bepalen datum, mits dit niet het gevolg is van aantoonbare nalatigheid van de medewerker.

4. Van aantoonbare nalatigheid is in ieder geval sprake indien de medewerker meer dan 10% van de lessen niet aanwezig was of zonder geldige reden niet de afspraken met de coach, begeleider of onderzoeker nakomt.

5. Als aantoonbare nalatigheid de reden is van het niet halen van de opleiding binnen de gestelde termijn, is de medewerker verplicht tot het terugbetalen van de opleidingskosten. Deze aantoonbare nalatigheid kan door de medewerker weerlegd worden, indien hij kan aantonen dat deze nalatigheid hem niet te verwijten is.

6. Opleidingen die enkel vanuit een opleidingsbehoefte worden gevolgd, kennen geen verlenging van opleidingsfaciliteiten.

  

Artikel 9. Opleidingsverlof

1. Een medewerker die een opleiding in het kader van de POP volgt, waarbij sprake is van een opleidingsnoodzaak wordt verlof met behoud van salaris verleend benodigd voor deelname aan de opleiding tot een maximum van 7,2 uren per dag of 3,6 uren per halve dag.

2. Aan een medewerker die een opleiding in het kader van de POP volgt, waarbij sprake is van een opleidingsbehoefte, wordt tot 50% van de studie-uren verlof met behoud van salaris worden verleend voor deelname aan de opleiding tot een maximum van 3,6 uren per dag of 1,8 uur per halve dag indien de opleiding plaats vindt binnen de voor de medewerker geldende normale werktijden. Vindt de opleiding plaats buiten de werktijden dan wordt geen verlof met behoud van salaris verleend.

3. Bij het niet afronden van de opleiding en wanneer de medewerker aantoonbaar zelf schuld heeft aan een vertraging van de opleiding binnen de gestelde termijn, vervalt zijn recht op opleidingsverlof.

 

Artikel 10. Compensatieverlof

Een medewerker die een opleiding volgt waarbij sprake is van een opleidingsnoodzaak, waarbij de betreffende opleidingsuren niet of niet geheel in de werktijd van de medewerker plaatsvinden, kan ter compensatie verlof worden verleend voor maximaal 7,2 uren bij een volledige opleidingsdag en 3.6 uur voor een dagdeel, waarbij een avond voor een dagdeel telt.

 

Artikel 11. Verlof voor tentamen- of examenvoorbereiding

1. Ter voorbereiding van een tentamen of examen, kan verlof worden verleend tot een maximum van 5 maal 1,8 uur per gehele (af te ronden) opleiding. Dit ter beoordeling van de leidinggevende.

2. Voor het deelnemen aan examens of tentamens wordt opleidingsverlof met behoud van salaris verleend tot een maximum van 7,2 uren voor een gehele examendag en 3.6 uur voor een dagdeel.

 

Artikel 12. Vergoeding opleidingskosten

1. Als opleidingskosten worden aangemerkt:

a. studiekosten;

b. studiemateriaal;

c. reis- en verblijfkosten.

2. Opleidingen die opgenomen zijn in het POP (zowel ingeval van opleidingsnoodzaak als van opleidingsbehoefte) worden volledig vergoed.

3. Reis- en verblijfkosten die de medewerker maakt in het kader van het volgen van een opleiding die is opgenomen in het POP en waarbij sprake is van een opleidingsnoodzaak of opleidingsbehoefte, worden vergoed conform de bij deze regeling gevoegde Reisregeling Binnenland met overname van de jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties vast te stellen vergoedingsbedragen.

4. Voorgeschreven boeken en syllabi worden volledig vergoed wanneer er sprake is van een opleiding die is opgenomen in het POP (zowel ingeval van opleidingsnoodzaak als van opleidingsbehoefte). Niet vergoed worden schrijfbenodigdheden, verzendkosten, duurzame gebruiksartikelen en niet verplicht voorgeschreven boeken en syllabi.

 

Artikel 13. Terugbetaling opleidingskosten (opleidingsnoodzaak en opleidingsbehoefte)

1. Er rust een terugbetalingsverplichting op de medewerker indien:

a. de medewerker de studie voortijdig beëindigt;

b. er aantoonbare en gegronde redenen (met onderbouwing) zijn dat de medewerker niet regelmatig of voldoende studeert waardoor hij niet in staat is de studie binnen de toegestane termijn te volbrengen;

c. de medewerker zich niet onderwerpt aan de geldende examens of de uitslag van de examens niet meedeelt aan burgemeester en wethouders;

d. er aantoonbare en gegronde redenen (met onderbouwing) zijn dat de medewerker de studiebelasting niet aan kan op grond van omstandigheden die naar het oordeel van de leidinggevende aan de medewerker zijn te wijten;

e. de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de opleiding waarvoor vergoeding is toegekend;

f. de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te wijten feiten en omstandigheden wordt ontslagen binnen een jaar na het beëindigen van de opleiding. Deze terugbetalingsregeling geldt voor opleidingen waarvan de vergoede studiekosten tussen de € 1.500 en € 3.000 bedragen;

g. de medewerker op eigen verzoek of ten gevolge van aan zichzelf te wijten feiten en omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaren na het beëindigen van de opleiding. Deze terugbetalingsregeling geldt voor opleidingen waarvan de vergoede studiekosten meer zijn dan € 3.000 bedragen.

2. De terugbetalingsverplichting vervalt indien voortzetting van de opleiding redelijkerwijs niet aan de medewerker kan worden verlangd.

3. Indien op de ingangsdatum van het ontslag van de in het eerste lid 1 onder g bedoelde termijn van twee jaren ten minste één jaar is verstreken blijft de verplichting tot terugbetaling beperkt tot 1/24 gedeelte van de opleidingskosten voor iedere volle maand die aan de termijn van twee jaren ontbreekt.  

4. Burgemeester en wethouders kunnen de medewerker op zijn verzoek, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, ontheffen van de op hem rustende verplichting tot terugbetaling.

5. Op de medewerker, die aansluitend aan zijn ontslag een betrekking aanvaardt waaraan het deelnemerschap in de zin van het Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP is verbonden rust geen terugbetalingsverplichting.

   

Artikel 14. Rechten medewerkers

Bij het ontbreken van consensus tussen de medewerker en de leidinggevende over de inhoud van het POP, kan de medewerker dan wel de leidinggevende om bemiddeling vragen van de naast hogere leidinggevende.

 

Artikel 15. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kunnen burgemeester en wethouders een bijzondere voorziening treffen.

 

Artikel 16. Overgangsregeling

POP-afspraken en studieovereenkomsten welke tussen medewerkers en leidinggevende zijn gemaakt en gesloten voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze regeling blijven onverminderd van kracht.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding

1. Deze regeling kan worden aangehaald als de ‘Regeling Opleiding en Ontwikkeling gemeente Heusden 2018’.

2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van de bekendmaking daarvan.

   

Heusden, 27 februari 2018

Burgemeester en wethouders van Heusden,

de secretaris,mr. H.J.M. Timmermans

de wnd. burgemeester, drs. R.H. Augusteijn

 

Bijlage behorende bij Regeling Opleiding en Ontwikkeling gemeente Heusden 2018

   

Reisregeling binnenland Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Reisregeling binnenland

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op het Reisbesluit binnenland;

Besluit:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder ‘besluit’: Reisbesluit binnenland.

2. De begripsomschrijvingen in artikel 2 van het besluit zijn voor de toepassing van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 7 van het besluit, bedraagt € 0,37 per afgelegde kilometer.

Artikel 3. Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer wel doelmatig is

De vergoeding voor het gebruik van een eigen motorvoertuig of bromfiets als bedoeld in artikel 8 van het besluit bedraagt in beide gevallen € 0,09 per afgelegde kilometer. Deze vergoeding wordt verhoogd met € 0,09 per afgelegde kilometer voor iedere in het kader van de dienstreis meereizende betrokkene, tot een maximum van € 0,37 per afgelegde kilometer.

Artikel 4

De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets als bedoeld in artikel 9 van het besluit bedraagt:

a. € 0,37 per afgelegde kilometer indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is;

b. € 0,09 per afgelegde kilometer, vermeerderd met de eventuele kosten van stalling, indien openbaar vervoer wel doelmatig is.

 

Artikel 4a

1. Het gedeelte van de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde vergoeding dat uitgaat boven het bedrag per kilometer dat maximaal belastingvrij mag worden vergoed, strekt mede tot vergoeding van kilometers die al dan niet op grond van het Reisbesluit binnenland, het Reisbesluit buitenland, het Verplaatsingskostenbesluit 1989 en daarvan afgeleide regelingen nog aanvullend belastingvrij kunnen worden vergoed.

2. De toepassing van het eerste lid geschiedt per kalenderjaar.

3. Bij tussentijdse beëindiging van de dienstbetrekking in de loop van een kalenderjaar dient de na toepassing van het eerste lid eventueel verschuldigde loonheffing te worden ingehouden uiterlijk in de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin de dienstbetrekking eindigt.

4. Bij de toepassing van het eerste en tweede lid worden de vergoedingen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4 toegekend als voorschot.

5. Na afloop van het desbetreffende kalenderjaar worden de in het vierde lid bedoelde vergoedingen definitief vastgesteld.

6. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in het desbetreffende kalenderjaar uitbetaalde vergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstreiskilometers, vermeerderd met de overeenkomstig de artikelen 11, vierde lid, 12 en 13 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 berekende woon-werkverkeerkilometers waarvoor een tegemoetkoming is toegekend.

Artikel 5. Vergoedingen wegens verblijfkosten

1. De vergoeding wegens verblijfkosten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit omvat voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van € 4,76 voor kleine uitgaven overdag (dagcomponent) alsmede een bedrag van € 14,20 voor kleine uitgaven 's-avonds (avondcomponent) vermeerderd met:

a. € 14,96 voor een lunch (lunchcomponent);

b. € 22,63 voor een avondmaaltijd (dinercomponent);

c. € 91,13 voor logies (logiescomponent);

d. € 8,90 voor een ontbijt (ontbijtcomponent).

 

2. De aanspraak op de onder het eerste lid onderdeel a, b, c en d bedoelde vergoedingen bestaat slechts indien voor het verkrijgen van de respectievelijke verstrekkingen kosten zijn gemaakt in een daarvoor bestemde gelegenheid.

3. Bij aansluitende dienstreizen kan de avondcomponent als bedoeld in het eerste lid niet langer dan voor de eerste acht avonden worden toegekend. Voor ieder volgend etmaal dat binnen die dienstreizen valt, wordt het bedrag van de avondcomponent gehalveerd.

4. Voor een resterend gedeelte van een etmaal dan wel voor een incidentele dienstreis van kortere duur dan een etmaal worden de uit te keren bedragen voor verblijfkosten berekend overeenkomstig het eerste, het tweede en het derde lid, met dien verstande dat:

a. de dagcomponent slechts wordt toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat ten minste 4 uren in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

b. de avondcomponent en de ontbijtcomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat een overnachting in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt;

c. de lunchcomponent respectievelijk de dinercomponent slechts worden toegekend, indien mede wordt voldaan aan de voorwaarde dat de tijd tussen 12.00 uur en 14.00 uur respectievelijk tussen 18.00 uur en 21.00 uur geheel in het resterende gedeelte of in de dienstreis valt.

 

5. De vergoeding voor een overnachting als bedoeld in artikel 13, derde lid, van het besluit is gelijk aan de werkelijke kosten.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling, die zal worden gepubliceerd in de Staatscourant, treedt in werking op 1 april 1993.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Reisregeling binnenland.

 

De Minister van Binnenlandse Zaken,

 

voor deze,

 

de Directeur-Generaal management en personeelsbeleid , H. A. P. M. Pont