Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren

Geldend van 21-06-2007 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren

De raad van de gemeente Hoogeveen; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit vast te stellen de

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren.

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Staatsblad 459;

  • b.

    Motorrijtuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen danwel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • d.

    Houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994, aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    Belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E10(E9) uit bijlage I van het RVV 1990 voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;

    • 3.

      van gemeentewege is gemarkeerd voor het parkeren door vergunninghouders;

  • h.

    Vergunning: een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorrijtuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    Vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • j.

    Kort-parkeren: het parkeren op de daartoe aangewezen straten en pleinen met een maximale parkeerduur van ten hoogste drie uur;

  • k.

    Lang-parkeren: het parkeren op de daartoe aangewezen straten en pleinen met een parkeerduur van langer dan drie uur;

  • l.

    het college: het college van burgemeester en wethouders.

Afdeling II. Vergunningen, vergunningbewijzen en plaatsen voor vergunninghouders

Artikel 2.

  • 1.

    Het college kan weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Het college kan de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3.

  • 1.

    Het college verleent op verzoek vergunning voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorrijtuig, indien deze woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn. Per adres wordt maximaal één bewonersvergunning verstrekt en wel op voorwaarde dat men niet de beschikking heeft over parkeergelegenheid op eigen terrein, en/of

    • b.

      degene die woont in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen zijn, ten behoeve van het parkeren van het motorrijtuig van degene die de vergunninghouder bezoekt. Per adres wordt maximaal één bezoekersvergunning verstrekt.

Per adres worden derhalve maximaal twee parkeervergunningen verstrekt.

  • 2.

    Het college verleent op verzoek vergunning voor het parkeren op pleinen waar betaald lang parkeren geldt, aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorrijtuig, indien deze woont in een gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn. Per adres wordt maximaal één bewonersvergunning verstrekt en wel op voorwaarde dat men niet de beschikking heeft over parkeergelegenheid op eigen terrein, en/of

    • b.

      iedere eigenaar of houder van een motorrijtuig indien deze regelmatig in het centrum wil parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen, te noemen een jaarvergunning.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ook een vergunning verlenen aan eigenaren of houders van motorrijtuigen die niet voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd onder 1a, 1b of 2a.

  • 4.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden met betrekking tot:

    • a.

      de te gebruiken parkeerplaatsen

    • b.

      de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is

    • c.

      de goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4.

Het college kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

Artikel 5.

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste vijf jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het adres van de vergunninghouder of het kenteken van het motorrijtuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6.

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woont in het gebied waarvoor de vergunning is verleend, of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 7. [vervallen]

Artikel 8.

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, danwel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9.

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorrijtuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    a. zonder vergunning;

    b. zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. Strafbepaling

Artikel 10.

Overtreding van het bepaalde in afdeling III. van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. Overgang- en slotbepalingen

Artikel 11.

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12.

  • 1.

    Met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang wordt ingetrokken de Parkeerverordening 1998 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 1998, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Parkeerverordening 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 5 april 2007.

De griffier, de voorzitter,
J.P. Wind, W.P.M. Urlings