Regeling vervallen per 14-12-2010

Calamiteitenplan

Geldend van 01-06-2008 t/m 13-12-2010

Intitulé

Calamiteitenplan

Calamiteitenplan

Vaststelling calamiteitenplan

Dit calamiteitenplan van het hoogheemraadschap van Rijnland is door het Dagelijks Bestuur ex artikel 69 lid 1 van de Waterstaatswet 1900 vastgesteld op 21 februari 2006

Het beheer van dit calamiteitenplan en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering volgens dit plan is opgedragen aan de Algemeen Directeur van het hoogheemraadschap van Rijnland.

De eerstvolgende bijstelling van dit Calamiteitenplan zal uiterlijk plaatsvinden in 2010 of, naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland, zoveel eerder als nodig is voor een goede werking van dit Calamiteitenplan.

De bij dit calamiteitenplan behorende documenten, zoals supplementen en calamiteitenbestrijdingsplannen, worden, evenals wijzigingen daarvan, door de Algemeen Directeur na overleg met het Directieteam vastgesteld.

Wat er aan vooraf ging

Na de fusie van 1 januari 2005 is het nieuwe Rijnland gestart met de integratie en harmonisatie van de calamiteitenorganisatie en calamiteitenplannen van de voormalige waterschappen. Deze inspanningen hebben ertoe geleid dat op 21 december 2005 het ontwerp-calamiteitenplan door het college van dijkgraaf en hoogheemraden kon worden vastgesteld. Het ontwerp-calamiteitenplan heeft, inclusief alle bijlagen, van 6 januari tot en met 3 februari de inspraakprocedure doorlopen. Onderdeel van de inspraakprocedure was een informatiebijeenkomst voor alle netwerkpartners op vrijdag 27 januari 2006.

Na doorvoeren van de nieuwe organisatiestructuur per 1 juni 2007, waarbij de districten ophielden te bestaan en een andere indeling in sectoren ontstond, is de organisatie daarop aangepast. In feite betekent dat alleen een aanpassing van de werkwijze en afstemming van de interne organisatie. De overige onderdelen konden ongewijzigd blijven.

Dat maakt een nieuwe inspraakronde in 2008 niet noodzakelijk.

1. Risico’s en calamiteiten

1.1 Criteria voor calamiteiten en calamiteitenbestrijding

  • 1.1.1 Wat is een calamiteit?

  • Calamiteiten zijn gebeurtenissen, al dan niet plotseling optredend, met zodanig ernstige gevolgen voor waterkering, waterbeheersing en/of waterkwaliteit dat het noodzakelijk kan zijn af te wijken van het bestuurlijk vastgestelde beleid en/of gangbare procedures, of beslissingen te nemen waarin het vastgestelde beleid niet voorziet.

  • 1.1.2 Inperking

  • Zodra een betrokken burgemeester, al of niet op advies van het hoogheemraadschap, de calamiteit tot (dreigende) ramp bestempelt, voegt het bestuur van het waterschap zich naar de aanwijzingen vanuit de algemeen bestuurlijke kolom. De ambtelijke organisatie van de calamiteitenbestrijding bij Rijnland behoeft daardoor niet wezenlijk te veranderen. De (coördinerend) burgemeester ziet dan de bestrijdingsorganisatie van het hoogheemraadschap van Rijnland als onderdeel van de hulpverleningsorganisatie.

  • In deze omstandigheden is het van belang dat er goed onderscheid wordt gemaakt tussen de belangen en de verantwoordelijkheden in de functionele waterstaatskolom en in de algemeen bestuurlijke kolom.

1.2 Risico-analyse

  • Risico is het product van kans en gevolg. De waterstaatswerken zijn zodanig geconstrueerd dat zij minimaal voldoen aan de (wettelijke) eisen. De risico’s die men loopt ten gevolge van het opzettelijk toebrengen van schade, bijvoorbeeld door terroristen, zijn moeilijk in te schatten. De gevolgen van dergelijk bewust handelen worden aangepakt zoals bij wel inschatbare risico’s. Op de landelijke risicokaart worden de risico’s gepresenteerd die betrekking hebben op overstromingen ten gevolge van doorbraak van primaire waterkeringen. De risico-inventarisaties worden minimaal jaarlijks geactualiseerd en beschouwd op gewijzigde omstandigheden. De bijstellingen worden verwerkt in de calamiteitenbestrijdingsplannen.

  • Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft als inzet om door pro-actie en preventie te voorkomen dat calamiteiten optreden. Wanneer zich met betrekking tot de aan Rijnland toebedeelde taken een incident of een calamiteit voordoet, kan dit directe gevolgen hebben voor de maatschappij. Wat deze gevolgen precies zijn is afhankelijk van vele factoren zoals, locatie van het incident, bevolkings/bebouwingsdichtheid, tijdstip, voorspelbaarheid etc.

  • In de volgende paragrafen is voor de Rijnlandse taken weergegeven wat de risico’s en gevolgen voor de maatschappij kunnen zijn. In de calamiteitenbestrijdingsplannen wordt nader ingegaan op de wijze waarop bij deze calamiteiten door het hoogheemraadschap wordt opgetreden.

  • 1.2.1 Waterkeringenbeheer

    Mogelijke calamiteiten, risico's en gevolgen

     Mogelijke calamiteiten

    Risico's 

    Gevolgen 

    (dreigende doorbraak van primaire waterkeringen (langs de Noordzeekust, Noordzee-kanaal en Hollandse IJssel)

    Het onder (zout) water lopen van gebieden die onder normale omstandigheden "droog"behoren te zijn.

    Indien de duine als gevolg van stormvloed het zeewater niet meer kunnen kerren en de bewoners niet tijdig zijn geëvacueerd, is er een grote kans op slachtoffers in de kustzone waar de doorbraak plaatsvindt. De economische schade van een doorbraak zal in dit geval aanzienlijk zijn aangezien grote delen van rijnland onder water komen te staan. (het gebied binnen dijkring 14 inundeert). Zeer grote materiële en maatschappelijke schade, die de b.v. Nederland in grote problemen kan brengen. Ook het milieu zal vanwege het zoute water schade ondervinden.

    (dreigende) doorbraak van boezem- en polderkaden 

    Het onder water lopen van gebieden die onder normale omstandigheden "droog"behoren te zijn. 

    Inundatie van polders:

    Het aantal slachtoffers bij een boezemkadebreuk is afhankelijk van diverse factoren. Als de doorbraak “verwacht” wordt zal evacuatie slachtoffers voorkomen. Vindt doorbraak onverwacht plaats dan zijn slachtoffers in nabijheid van de doorbraak te verwachten. De economische schade kan, als niet spoedig wordt ingegrepen, aanzienlijk zijn. Niet alleen zal schade in de polder optreden maar door snel dalende boezemwaterstanden kan ook veel schade aan het boezemland ontstaan. Het milieu zal door een dijkdoorbraak geen directe schade ondervinden. Wel kan indirecte schade, b.v. doordat opslagtanks gevaarlijke stoffen onder water komen te staan, gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

  • 1.2.2 Waterkwantiteitsbeheer

    Mogelijke calamiteiten waterkwantiteitsbeheer

     Mogelijke calamiteiten

    Risico's 

    Gevolgen 

    Te hoge (boezem- en/of polder-)waterstanden, onder andere ten gevolge van externe (lokale) neerslag op op waaiing

    Extreme (lokale) neerslag

    gaat de bemalingscapaciteit

    te boven.

    Overlopen van waterkeringen.

    Het buiten bedrijf of in ongerede geraken van kunstwerken of boezem- of poldergemalen.

    Doorvaarthoogte te laag, of gevaarlijke golfvorming.

    Waterpeilen raken minder of niet beheersbaar.

    In ernst oplopende effecten:  plas, dras, natte voeten, verdrinking kleinvee,  gewasschade, onderlopende kelders en kassen,  inunderen van (polder) gebieden.

    Hoge boezemstanden kunnen leiden tot  dijkdoorbraken met alle gevolgen van dien voor  de achterliggende polder(s). Voor een verdere  beschrijving zie de paragraaf waterkeringen –  boezemkaden.

    Hoge waterstanden in de polder kunnen leiden tot wateroverlast. De gevolgen blijven meestal beperkt tot de polder. Gezien de geringe snelheid waarmee de waterstand kan stijgen is de kans op slachtoffers te verwaarlozen.

    Economisch gezien kan de schade echter aanzienlijk zijn. Te denken valt aan oogstschade, schade aan woningen en infrastructuur of zelfs het stil moeten laten leggen van belangrijke economische activiteiten

    zoals Schiphol. De gevolgen voor milieu zullen beperkt zijn.

    (Beroeps)vaart wordt gestremd.

    Te lage (boezem- en/of polder-) waterstanden

    Tegendruk waterkering te laag 

    Te ondiep vaarwater

    Verzilting van hetoppervlaktewater

    Instabiliteit waterkering, waardoor verzakking of afschuiven kan ontstaan 

    (Beroeps)vaart raakt gestremd.

    Onvoldoende beregening mogelijk, te lage grondwaterstanden, gewasschade, veeteelt gehinderd, ecologische schade.

  • 1.2.3 Waterkwaliteitsbeheer

    mogelijke calamiteiten waterkwaliteitsbeheer

     Mogelijke calamiteiten

    Risico's 

    Gevolgen 

    Het buiten bedrijf of in ongerede geraken van afvalwater- en effluent- transportleidingen of van installaties zoals rioolgemalen en afvalwaterzuiveringen 

    Overlopen inzamelstelsel afvalwater.

    Lozen ongezuiverd effleuent 

    Verontreiniging oppervlaktewater met oplopende ernst: vissterfte, ecologische schade, verstoring ecosysteem, voor de mens hinderlijke lichamelijke effecten, besmettelijke ziekten zoals cholera, volksgezondheid ernstig bedreigd.

    De kans op slachtoffers is gering. De mogelijk economische gevolgen zullen voornamelijk veroorzaakt worden door indirecte gevolgen van het milieu incident zoals bijvoorbeeld het moeten stilleggen van de (beroeps)scheepvaart etc. Wel zal het milieu schade ondervinden maar gezien de diversiteit aan maatregelen die Rijnland kan treffen, zullen de gevolgen voor het milieu beperkt blijven tot lokaal niveau.

    Uitval van een zuiveringsinstallatie of een persleiding naar een zuiveringsinstallatie is voornamelijk “vervelend” voor de omgeving. Grote economische schade of het betreuren van slachtoffers zal niet het geval zijn. Wel kan, als de uitval te lang duurt, grote milieuschade ontstaan omdat het afvalwater ongezuiverd in het milieu terecht komt en er, behoudens

    doorspoelen, weinig maatregelen voorhanden zijn om de calamiteit te bestrijden.

    Calamiteuze verontreininging van het oppervlaktewater 

    Lozing bluswater

    Lozing t.g.v. verstoord bedrijfsproces

    Verspreiding van gevaarlijke stoffen na een ongeval

    Thermische verontreiniging 

  • 1.2.4 Vaarwegbeheer

  • Blokkade van een vaarweg of stranding van een schip of aanvaring tussen schepen vormen alleen een potentieel gevaar in situaties die een relatie hebben met de in de paragrafen 12.2. en 1.2.3 genoemde calamiteiten. Bij deze incidenten zal in hoofdzaak de inzet van andere hulpverleningsdiensten en organisaties noodzakelijk zijn.

1.3 Risicovolle situaties

In paragraaf 1.2 zijn ook situaties aangeduid met een verhoogde kans op een calamiteit. In deze situaties zal Rijnland extra waakzaam zijn en zonodig controles uitvoeren. Hierna volgt een opsomming van situaties waarbij de inzet van de calamiteitenorganisatie van Rijnland noodzakelijk kan zijn.

Extreme weersomstandigheden

  • Hevige kortdurende lokale neerslag

  • Langdurige regionale neerslag

  • Langdurige droogte

  • Langdurige storm uit het noordwesten

Ongevallen

  • Grote branden met verontreinigd bluswater

  • Verkeersongevallen met transporten van gevaarlijke stoffen

  • Verstoorde bedrijfsprocessen waarbij ongewenste stoffen worden geloosd

  • Uitval nutsvoorzieningen

  • Langdurige onderbreking van levering elektrische energie

  • Onderbreking van telecommunicatie- of telemetrievoorzieningen

1.4 Mogelijke ongevallen waarvoor een calamiteitenbestrijdingsplan wordt opgesteld

Voor ongevallen waarvan de aard, de plaats en de gevolgen voorzienbaar zijn, heeft Rijnland

calamiteitenbestrijdingsplannen uitgewerkt. In deze plannen zijn de bestrijdingsmaatregelen opgenomen die de

gevolgen van het ongeval moeten beheersen en verminderen.

De volgende calamiteitenbestrijdingsplannen zijn beschikbaar:

  • Calamiteitenbestrijdingsplan Waterkeringen

  • Calamiteitenbestrijdingsplan Kwantiteit oppervlaktewater

  • Calamiteitenbestrijdingsplan Kwaliteit oppervlaktewater

  • Calamiteitenbestrijdingsplan Afvalwater

2. Calamiteitenbestrijdingsorganisatie

2.1 Het hoogheemraadschap van Rijnland en de veiligheidsketen

Het wettelijk kader van waterstaats- en rampenwetgeving vereist de inzet van de waterschappen en dus ook van Rijnlands organisatie.

In de zogenaamde veiligheidsketen kan men de volgende fasen onderscheiden:

Pro-actie:  het voorkomen van structureel onveilige situaties door bijvoorbeeld het maken van waterstaatswerken en de inbreng bij streek- en bestemmingsplannen

Preventie:  het treffen van beveiligingsmaatregelen in de vorm van voorwaarden aan te verlenen vergunningen en het uitvoeren van inspecties, controles en handhaving

Preparatie:  planvorming, opleiden, oefenen, afstemmen met netwerkpartners

Respons: de daadwerkelijke bestrijding

Nazorg:  evaluatie, schadeafhandeling, verbeteracties, bijstelling beleid

In dit calamiteitenplan is voor het hoogheemraadschap van Rijnland beschreven welke maatregelen voor de schakels preparatie, respons en nazorg zijn voorbereid met betrekking tot de organisatie van de calamiteitenbestrijding.

2.2 Taken en beheersgebied van het hoogheemraadschap

  • 2.2.1 Reglementaire taken

    De volgende tekst is opgenomen in het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde reglement van bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland, Artikel 3:

    Het hoogheemraadschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

    Deze taak omvat:

    • a.

      de zorg voor de waterkering;

    • b.

      de zorg voor de waterhuishouding, te onderscheiden in:

      het kwantiteitsbeheer van oppervlaktewateren;

      het kwaliteitsbeheer van oppervlaktewateren, waaronder begrepen de bestrijding van de verzilting van oppervlaktewateren;

    • c.

      de zorg voor de zuivering van stedelijk afvalwater;

    • d.

      de zorg voor de vaargelegenheid in de wateren die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

    Als uitvloeisel van de taak, bedoeld in het tweede lid, onder a, is het hoogheemraadschap tezamen met de aangrenzende waterschappen belast met de zorg voor de instandhouding van de landscheidingen tussen het hoogheemraadschap enerzijds en de aangrenzende waterschappen anderzijds.

    De taak van het hoogheemraadschap omvat mede de zorg voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het wateren betreft waarvoor het hoogheemraadschap is aangewezen als bevoegd gezag.

    Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wijzen, als bedoeld in artikel 5a van de Waterschapswet, de waterstaatswerken, gelegen in de gemeente Haarlem aan, die op een door hen te bepalen datum in beheer van het hoogheemraadschap overgaan.

    De onder d. genoemde vaarwegen zijn opgenomen op de overzichtskaart, zie calamiteitenmap tabblad 14. Tevens is in bijlage 3.4 een nadere uitwerking gegeven van de taken die Rijnland heeft t.a.v. het (nautisch) vaarwegbeheer.

  • 2.2.2 Wegen

  • Het wegbeheer behoort niet tot de expliciete taken van het hoogheemraadschap van Rijnland.

  • Voor de calamiteitenbestrijding zijn de nog bij Rijnland in beheer zijnde wegen van ondergeschikt belang.

  • 2.2.3 Beheersgebied

  • Het beheersgebied van het hoogheemraadschap van Rijnland wordt weergegeven op de overzichtskaart, zie calamiteitenmap tabblad 14. Het gebied van Rijnland strekt zich uit van Wassenaar tot Amsterdam en van IJmuiden tot Gouda. Dit gebied is 1100 vierkante kilometer groot en er wonen, werken, reizen en recreëren ruim 1,3 miljoen mensen. In dit gebied, dat aan de westkant wordt begrensd door de Noordzee, liggen ongeveer tweehonderd polders, meren, plassen en vaarten.

2.3 Taakvelden van derden

Hieronder is, in een niet uitputtende opsomming, aangegeven wat in het kader van waterbeheer niet bij de taakvelden van het hoogheemraadschap van Rijnland behoort en welke instantie daar wel verantwoordelijk voor is:

Rijk

  • het beheer van rijkswateren (Minister van Verkeer en Waterstaat)

  • het wegbeheer buiten beheer van Rijnland (ook Provincies en Gemeenten)

  • het nautisch beheer van vaarwegen en havens niet in beheer van Rijnland (ook Provincies en Gemeenten)

  • het beheer van de Aquaducten in de Ringvaart Haarlemmermeer en in de Gouwe (Rijkswaterstaat).

Provincies

  • grondwaterbeheer (grondeigenaren, waaronder Provincies en Gemeenten)

  • het vaarwegbeheer van waterwegen die Rijnland of gemeenten niet beheren

  • het wegbeheer buiten beheer van Rijnland (ook Rijk en Gemeenten)

  • het nautisch beheer van vaarwegen en havens niet in beheer van Rijnland (ook Rijk en Gemeenten)

  • zwemwaterkwaliteit, botulisme en muskusrattenbestrijding.

Gemeenten

  • grondwaterbeheer (grondeigenaren, waaronder Provincies en Gemeenten)

  • het wegbeheer buiten beheer van Rijnland (ook Rijk en Provincies)

  • het beheer van de stadsboezems van Haarlem (tot nader te bepalen datum in beheer bij de gemeente Haarlem) en stadsboezem Velsen

  • de inzameling van afvalwater. In Noordwijkerhout is er een samenwerkingsverband in een waterketenbedrijf, waarin ook Rijnland deelneemt.

  • het nautische beheer van vaarwegen en havens buiten beheer van Rijnland (ook Rijk en Provincies)

  • opruimen kadavers.

Waterschappen

  • het uitvoerend beheer van waterkwaliteit, polderpeilen, polderkaden en boezemkaden in Amsterdam West (Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht).

Bedrijven

  • Bedrijfsafvalwaterzuiveringen (bedrijven).

2.4 Wettelijk kader

  • Bij het voorkomen en bestrijden van calamiteiten zijn naast het hoogheemraadschap ook andere overheden en hulpverleningsorganisaties betrokken: het zogenaamde netwerk. Hierbij maakt men onderscheid tussen organisaties in de algemeen bestuurlijke kolom en in de functionele waterstaatskolom. De bevoegdheden van de belangrijkste organisaties worden in dit calamiteitenplan in de hoofdstukken 2.5 en 4 omschreven.

  • Hierna vindt u een overzicht van wet- en regelgeving met betrekking tot de calamiteitenbestrijding in de waterstaat. In de paragrafen na deze tabel is verklaard wat in de kolommen is opgenomen.

  • Overzicht wet en regelgeving mbt calamiteitenbestrijding in de waterstaat

  • Artikelen met betrekking tot    

  • Wet 

  • Bevoegdheden 

  • Verplichtingen en beperkingen t.a.v. rapporteren en informeren 

  • Verplichtingen t.a.v. afleggen verantwoording 

  • Informatielevering 

  • Waterschapswet 

  •  61, 96

  •  58, 96, 97

  •  57

  • Waterstaatswet 1900 

  •  67 t/m 78

  •  69 

  •  68, 72, 73 

  • Wet op de waterkering 

  •  15

  • Wet op de waterhuishouding 

  •  53

  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren 

  •  30

  • Wet bodembescherming 

  •  30, 35, 63d, 63h,

  •  27, 63h

  • 63d 

  • 21, 63f 

  • Onteigeningswet 

  •  73

  • Wrakkenwet 

  •  1 t/m 11

  •  #

  • Wegenwet 

  •  #

  • Wet Rampen en Zware ongevallen 

  •  11, 12, 18

  •  10a, 11b

  •  3, 4, 6, 11a

  • Wet tegemoetkoming schade bij rampen en ongevallen 

  • 1, 7 

  • Coördinatiewet uitzonderingstoestanden 

  •  7, 8

  • Wet openbaarheid van bestuur 

  • 3 t/m 11 

  •  8, 9

  • Wet bescherming persoonsgegevens 

  •  #

  • Wet Persoonsregistraties 

  • Wet op het KNMI 

  •  5

  • Overzicht wet en regelgeving mbt calamiteitenbestrijding in de waterstaat

  •     Artikelen met betrekking tot

  •   Algemene maatregelen van Bestuur

  •  Bevoegdheden

  • Verplichtingen en beperkingen t.a.v. rapporten en informeren 

  • Verplichtingen t.a.v. afleggen verantwoording 

  • Informatielevering 

  • Uitvoeringsbesluit verontreiniging rijkswateren

  • 7.2g 

  • Besluit risico's zware ongevallen 1999 

  •  15.4

  • Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen 

  •  4.2

  •  10 t/m 12

  • Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen 

  •  7.2

  • Regeling beschikbaarheid algemeen weerbericht en KNMI gegevens 

  •  9c, 20 t/m 27 #

  • In de volgende paragrafen wordt de invloed van bovenstaande artikelen en wetten op de taken en verantwoordelijkheden van Rijnland verder uitgewerkt. In het nog op te stellen supplement Juridische aspecten vindt een nadere detaillering plaats.

  • 2.4.1 Bevoegdheden

  • De bevoegdheden van waterschappen en andere betrokken instanties ten aanzien van de bestrijding van waterstaatkundige calamiteiten en ongevallen zijn vastgelegd in de artikelen volgens de tweede kolom.

  • 2.4.2 Verplichtingen en beperkingen

  • De verplichtingen en beperkingen ten aanzien van het publiceren en ter inzage leggen van informatie rondom calamiteitenbestrijding en de risico- en crisiscommunicatie zijn vastgelegd in de artikelen volgens de derde kolom.

  • De verplichtingen ten aanzien van de verantwoording in schriftelijke rapportages zijn vastgelegd in de artikelen volgens de vierde kolom.

  • 2.4.3 Informatielevering

  • Daarnaast is er nog wet- en regelgeving ten aanzien van andere organen die verplicht zijn om het waterschap tijdig informatie te leveren. Te denken valt aan gemeenten, de Stormvloedwaarschuwingsdienst en het KNMI.

2.5 Bevoegdheden tijdens calamiteiten en rampen

  • 2.5.1 Bevoegdheden in de waterstaatskolom

    De taken en bevoegdheden van het hoogheemraadschap van Rijnland zijn gericht op de bescherming van specifieke waterstaatkundige belangen en kunnen daarmee van betekenis zijn voor de algemene veiligheid van de bevolking.

    In de normale situatie brengt deze zorgplicht met zich mee, dat het Waterschapsbestuur in het belang van de veiligheid, de nodige maatregelen treft en afstemt met de provincies en/of de gemeenten in het beheersgebied.

    Bij dringend of dreigend gevaar kent de Waterschapswet (art. 96) de dijkgraaf bijzondere bevoegdheden toe. In dat geval ligt de eventueel benodigde afstemming primair bij de dijkgraaf, maar is er een raakvlak met de bevoegdheden van de burgemeester (zie 2.5.2). Het kan namelijk zo zijn, dat de burgemeester eenzelfde situatie zal moeten aanmerken als een (dreigende) ramp en daarom zijn daarop gerichte bevoegdheden moet inzetten. In dat geval strekt zijn opperbevel ook ten aanzien van de maatregelen van het hoogheemraadschap.

    Het handelen van het hoogheemraadschap is binnen dit kader terug te voeren op de activiteiten:

    • informeren

    • preparen

    • optreden

    • verantwoorden

    Deze activiteiten zijn nader uitgewerkt in het hoofdstuk “Fasering van de calamiteitenbestrijding” (3.2) en in de paragraaf “opbouw en werkwijze van de calamiteitenorganisatie” (2.8).

    2.5.2 Bevoegdheden in de algemeen bestuurlijke kolom

    De burgemeester bepaalt of er sprake is van een (dreigende) ramp in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen.

    Een ramp of een zwaar ongeval is een gebeurtenis, waardoor een ernstige verstoring van de openbare orde of veiligheid is of kan ontstaan,

    • waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu dan wel grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en

    • waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines (politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening en gemeenten) is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

    Op grond van artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen is de burgemeester belast met het opperbevel in geval van een ramp of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Dit opperbevel strekt zich ook uit over nietgemeentelijke diensten en bestuursorganen (waaronder de waterschappen).

    In een dergelijke situatie kan sprake zijn van samenloop van bevoegdheden van de burgemeester (openbare orde en veiligheid) en van de beheerder van waterstaatswerk. Ingevolge artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen berust het opperbevel in een dergelijke situatie bij de burgemeester en uit dien hoofde is het zijn taak al die activiteiten te coördineren die in zo´n situatie tot doel hebben de veiligheid van de bevolking te verzekeren.

    Degenen die aan de bestrijding van de ramp deelnemen (dus ook niet-gemeentelijke diensten en bestuursorganen, waaronder Rijnland) staan dan onder bevel van de burgemeester. De burgemeester bepaalt het beleid van de rampenbestrijding in overleg met de betrokken diensten en overheden. Hij houdt daarbij rekening met de wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden van anderen. In het uiterste geval kan hij echter bindende aanwijzingen geven. Rijnland moet de inzet van eigen bevoegdheden in zo’n geval dus afstemmen met de burgemeester. Als de burgemeester een aanwijzing geeft, is Rijnland verplicht de eigen bevoegdheden conform die aanwijzing te hanteren. De burgemeester kan echter niet in de plaats treden van het bestuur van Rijnland. De functionele keten staat op zo’n moment ten dienste van de algemene keten.

    Daarnaast is het denkbaar dat er sprake zal zijn van een situatie van gevaar in de zin van de Waterstaatswet 1900, die (nog) niet is te kwalificeren als een ramp (of ernstige vrees daarvoor) in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). Alsdan beschikt Rijnland over de eigenstandige bevoegdheden en zijn de bevoegdheden van de instanties in de algemene keten, en dan in het bijzonder de bevoegdheid van de burgemeester, (nog) niet aan de orde.

  • 2.5.3 Resumé

  • Het toepassen van de diverse bevoegdheden is afhankelijk van de inschatting van de situatie door de betrokken bestuurders. Aangezien de beleving van calamiteiten of incidenten voor iedereen verschillend is en daaraan gekoppeld ook de noodzaak voor het gebruik van bevoegdheden, moet bij een dergelijke situatie extra aandacht worden besteed aan het inzichtelijk maken van de actuele bestuurlijke structuur, de zogenoemde netwerkverkenning. Met andere woorden, welke onderdelen binnen de betrokken organisaties zijn actief, wat is hun functie binnen de totale structuur van de bestrijding en op welke wijze vindt de afstemming tussen alle onderdelen plaats.

2.6 Uitgangspunten voor crisismanagement

Een slagvaardige organisatie kan elke crisis het hoofd bieden. Deze slagvaardigheid bereikt het hoogheemraadschap van Rijnland door zowel tijdens het voorbereiden op een calamiteit (de preparatie) als tijdens het bestrijden van een calamiteit (respons) rekening te houden met een aantal uitgangspunten voor crisismanagement. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op de ervaringen met calamiteiten in het verleden en vormen de basis van het moderne crisismanagement, zoals bijvoorbeeld ook het ministerie van Verkeer en Waterstaat dat hanteert.

De hoofdzaken zijn:

  • Calamiteitenbestrijding is de kunst van het in goede banen leiden van het improvisatievermogen van de organisatie.

  • Crisismanagement is netwerkmanagement

Deze uitgangspunten voor crisismanagement zijn uitgewerkt in uitgangspunten voor de calamiteitenbestrijding

door het hoogheemraadschap van Rijnland.

2.7 Uitgangspunten voor de bestrijding van calamiteiten

Om calamiteiten te kunnen beheersen is een slagvaardige organisatie nodig. Rijnland bereikt dit door zowel tijdens de preparatie als tijdens de daadwerkelijke bestrijding van calamiteiten, te werken volgens een aantal uitgangspunten:

  • uitgaan van en voortbouwen op de dagelijkse praktijk

  • doelmatig en tijdig informeren en voorlichten

  • scheiden van strategisch (het wat) en operationeel beleid en uitvoering (het hoe)

  • opschalen naar behoefte, volgens de criteria die genoemd zijn in de calamiteitenbestrijdingsplannen (niet overdrijven en niet onderschatten)

  • multidisciplinair samenwerken met andere overheden en hulpverleningsorganisaties.

Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in de hoofdstukken 2.8 t/m 2.10, 3 en 4 en in de calamiteitenbestrijdingsplannen.

2.8 Opbouw en werkwijze van de calamiteitenorganisatie

  • 2.8.1 De basisingrediënten van de calamiteitenorganisatie

    • Vakinhoudelijke kennis. In de top van de organisatie zal het vooral gaan om strategische kennis en vaardigheden op het gebied van crisismanagement, terwijl verder in de organisatie de kennis vooral gericht zal zijn op operationele en uitvoeringstechnische aspecten van de calamiteitenbestrijding.

    • Risico- en crisiscommunicatie. Een goede en open informatievoorziening kan voorkomen dat onduidelijkheden of zelfs tegenstrijdigheden ontstaan. Voorkomen moet worden dat door een escalatie van (verontrustende) berichtgeving een onjuist beeld van de daadwerkelijke situatie ontstaat, danwel reacties ontstaan die in geen verhouding staan tot de calamiteit. Men zou de kans kunnen lopen op een beschadiging van het imago van de organisatie. Op het strategisch niveau is het communicatiesaspect een integraal onderdeel van de besluitvorming. De coördinatie van de informatievoorziening namens Rijnland valt onder de verantwoordelijkheid van de dijkgraaf en de voorzitter van het Waterschaps Beleidsteam. De crisiscommunicatie geschiedt altijd op strategisch niveau, dat neemt niet weg dat voorlichting in alle lagen van de organisatie een punt van aandacht is, zodat het nodig is om de afspraken voor iedereen helder op papier te zetten. Ingeval van GRIP-fase 3 en 4 ligt de verantwoordelijkheid voor de crisiscommunicatie in handen van de burgemeester(s) al dan niet afgestemd door een coördinerend burgemeester. Zie voor nadere uitwerking het supplement Crisiscommunicatie.

    • Procesbewaking. Een gedegen opgezette calamiteitenorganisatie biedt de betrokken medewerkers houvast tijdens de calamiteitenbestrijding. Dit is mede noodzakelijk vanwege de grote (werk)druk die gepaard gaat met calamiteiten. Het is noodzakelijk het overzicht te behouden op het functioneren van de calamiteitenorganisatie. Voor de preparatiefase is dit uitgewerkt in het hoofdstuk “Kwaliteit van de calamiteitenbestrijding”. Tijdens de responsfase kan, afhankelijk van de omvang van de calamiteit en het niveau van de ingezette medewerkers, het wenselijk zijn om procesbewaking in te stellen. De Operationele Coördinatoren Calamiteitenbestrijding kunnen gevraagd en ongevraagd als onafhankelijk procesbewaker optreden.

  • 2.8.2 Opbouw

    De opbouw van de organisatie die belast is met de bestrijding van de calamiteit is in wezen niet anders dan de opbouw van de staande organisatie van het hoogheemraadschap van Rijnland. Met de visie dat een calamiteit meerdere aspecten van het waterbeheer kan betreffen (keringsbeheer, kwantiteitsbeheer, kwaliteitsbeheer), is er wel een specifieke opbouw van informeren, alarmeren en opschalen. Veelal kan, ter versnelling van de uitvoering van de bestrijding, worden volstaan met mondelinge informatieoverdracht en opdrachtverstrekking.

    Wel moet men informatie en opdrachten vastleggen in onder andere logboeken en situatierapportages.

    Deze vastlegging dient

    • om bestuurlijk en operationeel overzicht te houden tijdens het calamiteitenbestrijdingsproces

    • ter verantwoording aan het Waterschapsbestuur en aan Gedeputeerde Staten 

    • voor de evaluatie (zie ook hoofdstuk 5.6)

  • 2.8.3 Werkwijze

  • Voor de aanpak van een incident of calamiteit, het informeren, alarmeren en opschalen van de calamiteitenbestrijdingsorganisatie, is voor de betrokken medewerkers en bestuurders van het hoogheemraadschap van Rijnland en voor de betrokken netwerkpartners een gedetailleerde uitwerking beschikbaar in het Supplement Werkwijze van de calamiteitenorganisatie.

  • 2.8.4 Respons

    De daadwerkelijke bestrijding van calamiteiten en rampen noemt men respons of ook wel repressie.

    De bijdragen die de sectoren en stafafdelingen van het hoogheemraadschap van Rijnland hierbij leveren zijn als volgt samen te vatten:

    Sector Strategie en Regulering

    • Inbreng specifieke kennis, advies en ondersteuning

    Sector Beheer en Uitvoering

    • Aanpak calamiteiten

    • Operationele leiding bij calamiteiten

    • Bemensen van het actiecentrum en de veldteams

    Sector Middelen

    • Ondersteuning van calamiteitenteams

    • Crisiscommunicatie

    • Advisering bestuurlijke en juridische aspecten

    • Advisering financiële aangelegenheden

    De daadwerkelijke aanpak van calamiteiten op operationeel uitvoerend niveau ligt voornamelijk in de sector Beheer en Uitvoering.

    Opschaling naar management- en bestuurlijk niveau zal plaatsvinden volgens dit calamiteitenplan met een uitwerking van de opschalingscriteria in de calamiteitenbestrijdingsplannen.

    De sector Middelen verzorgt de ondersteunende processen (telefoonreceptie, catering, beschikbaar stellen ICTnetwerk,

    crisiscommunicatie, etc).

  • 2.8.5 Activering van de calamiteitenorganisatie

    Bij de ontwikkeling van een incident naar een calamiteit zal de activering van de calamiteitenorganisatie zich bottum-up, van beneden naar boven in de staande organisatie ontwikkelen.

    Als de calamiteitenorganisatie geheel is geactiveerd is de onderlinge verhouding tussen de verschillende teams juist top-down gericht, van boven naar beneden in de staande organisatie.

    Er kan onderscheid worden gemaakt in de niveaus van informeren en aansturen:

    • Strategisch

    • Tactisch operationeel

    • Uitvoerend operationeel

    In geval van incidenten en calamiteiten wordt binnen de calamiteitenorganisatie

    • de bottum-up weg gevolgd, als het gaat om relevante gegevens die van de veldteams en het tactischoperationele gedeelte afkomstig zijn en tot beslispunten moeten leiden.

    • de top-down weg gevolgd, als beslispunten tot besluitvorming over het “wat” hebben geleid en vertaald moet worden in het “hoe” en in daadwerkelijke aanpak.

    Formele afstemming met andere organisaties vindt op strategisch beleidsniveau plaats.

    De stroomschema´s die betrekking hebben op opschaling en afschaling zijn opgenomen in de calamiteitenbestrijdingsplannen, waarbij ook de criteria zijn opgenomen voor de verschillende niveaus van aanpak.

    Informeren en aansturen

    Informeren en aansturen   

     Strategisch

    Keuze ("wat") 

    Besluiten / opdrachten 

     Tactisch operationeel

    Informatie ("hoe") 

     Opdrachten ("hoe?")

     uitvoerend operationeel

    Gegevens 

    Aanpak 

  • 2.8.6 Samenstelling en taken teams

    Het is van groot belang dat de verschillende teams in de calamiteitenbestrijdingsorganisatie de eigen taken en verantwoordelijkheden goed kennen en zich daaraan houden. Aangezien het taakveld van een (dreigende) calamiteit tijdens het proces kan verschuiven, is de kernsamenstelling van de teams altijd dezelfde, maar kan het accent verschuiven door het betrekken van andere deskundigen in de teams.

    Hierna is een generieke beschrijving per team opgenomen. In het supplement Werkwijze van de calamiteitenorganisatie is een nadere uitwerking opgenomen en beschreven hoe een en ander onderling samenhangt. In de calamiteitenbestrijdingsplannen zijn de taken en verantwoordelijkheden nader uitgewerkt.

    • 2.8.6.1

      Waterschaps Beleidsteam

      Het Waterschaps Beleidsteam (WBT) houdt zich bezig met beleidsmatige aspecten voor het waterschap. Dit houdt in dat het WBT de strategie voor het optreden van de calamiteitenorganisatie bepaalt. Afhankelijk van de calamiteit kan het noodzakelijk zijn om af te stemmen met externe organisaties op strategisch beleidsniveau.

      Er kan veelvuldig overleg plaatsvinden tussen het beleidsteam van het hoogheemraadschap van Rijnland en die van de aanliggende hoogheemraadschappen, gemeenten en provincies. De strategische beleidsbepaling en bestuurlijke afstemming is een essentieel onderdeel van het optreden van de calamiteitenorganisatie.

      Kernbezetting Waterschaps Beleidsteam

       Rol

      Functionaris 

      Hoofdtaken 

       Leider WBT

      Dijkgraaf 

      - Leidt het WBT

      - eindverantwoordelijk voor het optreden van de hele calamiteiten organisatie

      - Overlegt met andere bestuurders / netwerkpartners

      - Staat de pers te woord 

       2e bestuurder

      Portefeuiilehouder 

      - draagt zorg voor de bestuurlijke inbreng vanuit zijn/haar taken 

       Voorzitter WBT

      Directeur (van dienst) 

      - leidt in technische zin de bijeenkomsten van het WBT

      - draagt zorg voor de betrokkenheid van de organisatie

      - verantwoordelijk voor bezetting en vervanging WBT-leden 

       Operationeel leider

      Afdelingshoofd van sector B&U 

      - zorgt voor de link met het WOT

      - presenteert de stand van zaken in het WBT

      - licht verzoeken en adviesen van het WOT toe 

       Communicatie advies

      Communicatie advies 

      - adviseert over de communicatie

      - verzorgt communicatie met eigen organisatie en pers 

       Administratieve ondersteuning

      diverse medewerkers, zie paragraaf 5.1.6 

       - verzorgt logboek, verslagen, agenda afspraken

    • 2.8.6.2

      Waterschaps Operationeel Team

      Het Waterschaps Operationeel Team (WOT) houdt zich bezig met de tactisch operationele aspecten van de calamiteitenbestrijding. Het WOT vormt een knooppunt van informatiestromen en houdt zich vooral bezig met het “hoe” van de bestrijding. De operationele afstemming met de netwerkpartners vindt hier plaats.

      Kernbezetting Waterschaps Operationeel Team

       Rol

       Functionaris

       Hoofdtaken

       Operationeel leider

      Afdelingshoofd uit de Sector B&U 

      - leidt het WOT

      - linking pin tussen WBT en WOT

      - draagt zorg voor de betrokkenheid van de organisatie

      - verantwoordelijk voor bezetting en vervanging WOT-leden

      - verantwoordelijk voor verstrekking juiste informatie aan netwerkpartners 

       (Persoonlijk) assistent OL

      Gebiedsbeheerder 

      - assisteert OL bij uitzetten van werkzaamheden 

       Coördinator Scenario's

      Adviseur S&R beleid of operationeel adviseur BWS 

      - adviseert over megelijk scenario ontwikkeling en de consequenties van maatregelen 

       Coördinator Maatregelen

      2e CPI of Teamleider BWS 

      - adviseert over de uitvoering van maatregelen en zorgt voor specialistische advisering 

       Coördinator Organisatie / berichtencentrum

      Afd. Hfd. of TL Service 

      - adviseert over organisatorische aspecten en openstaande meldingen 

       Coördinator Communicatie

      Communicatie adviseur 

      - adviseert over de communicatie en verzorgt communicatie met eigen organisatie en pers 

       Adviseur juridische en bestuurlijke aspecten

      Adviseur juridische en bestuurlijke zaken 

      - adviseert over juridische en bestuurlijke kwesties 

       Inhoudelijk adviseur en of specialist

      (Sen.) adviseur afdeling beleid 

      - inhoudelijke advisering op basis van specialisme van Coördinator Scenario's 

       Administratieve ondersteuning

      Diverse medewerkers, zie paragraaf 5.1.6 

      - verzorgt logboek, verslagen, agenda, afspraken 

    • 2.8.6.3

      Berichtencentrum

      Het berichtencentrum vormt het knooppunt van informatiestromen. Berichten die binnenkomen of uit moeten gaan worden hier geregistreerd en verdeeld.

      Het Berichtencentrum wordt bemenst door

      • Coördinator Berichtencentrum

      • Berichtenafhandelaars

    • 2.8.6.4

      Veldteams

      De veldteams stelt men samen uit medewerkers die met de kennis van en ervaring uit hun dagelijkse werkzaamheden een bijdrage kunnen leveren bij:

      • signaleren, waarnemen, lokaliseren

      • meten

      • beoordelen

      • uitvoeren (voorkomen, corrigeren, bestrijden)

      • aansturen en controleren van werkzaamheden door derden

      • bedienen van gemalen, sluizen, beweegbare keringen, afvalwaterzuiveringsinstallaties en andere installaties en waterstaatswerken.

      Deze medewerkers vormen de ogen en oren in het veld. Gebiedskennis is van primair belang.

      Te denken valt aan:

      • Handhavers / opsporingsambtenaren / toezichthouders

      • Duinploeg medewerkers

      • Bedieningspersoneel

      • Opzichters werkzaamheden derden

      De samenstelling en de taken van de veldteams zijn beschreven in de supplementen Werkwijze van de calamiteitenorganisatie en het Medewerkersoverzicht.

    • 2.8.6.5

      Ondersteunende medewerkers

      Ondersteunende medewerkers worden aangesteld om de teams te ondersteunen die in de respons fase ook buiten kantooruren moeten functioneren.

      De ondersteuning betreft velerlei zaken zoals

      • catering

      • telefoonreceptie / berichtencentrum

      • gereedmaken ruimten voor ontvangst van de media

      • internetinformatie verzorgen

      • informatienetwerken beschikbaar stellen

      • kaarten en tekeningen beschikbaar stellen

      • laboratoriumdiensten bieden.

2.9 Personele aspecten van de calamiteitenorganisatie

  • Bij de calamiteitenorganisatie vragen de in deze paragraaf besproken personele aspecten bijzondere aandacht.

  • 2.9.1 verantwoordelijkheid bij leidinggevenden

  • Iedere betrokkene bij de calamiteitenorganisatie werkt in principe vanuit de verantwoordelijkheden die hij/zij in de staande organisatie heeft. Op leidinggevenden (sectordirecteuren, afdelingshoofden, en teamleiders) rust vooral de verantwoordelijkheid om integraal management ook in calamiteitenomstandigheden toe te passen.

  • 2.9.2 beschikbaarheid en bereikbaarheid van medewerkers

  • Een overzicht van geconsigneerde en deskundige medewerkers is beschikbaar in het Supplement Medewerkersoverzicht. Dit supplement wordt beperkt verspreid in verband met de privacygevoelige gegevens. Geconsigneerde medewerkers zijn volgens een rooster beschikbaar en telefonisch bereikbaar. Voor de opkomst gelden maximale opkomsttijden die zijn vermeld in het Supplement Werkwijze van de calamiteitenorganisatie. De criteria voor consignatie zijn ook in dit supplement opgenomen (welke rol behoeft consignatie). Niet geconsigneerde medewerkers kunnen door hun leidinggevende worden gevraagd/aangewezen deel te nemen in de calamiteitenorganisatie.

  • 2.9.3 inzet van medewerkers buiten hun normale werkzaamheden

  • Alle medewerkers moeten bereid zijn om in calamiteitenomstandigheden taken te verrichten die buiten hun functietaken liggen. Dit is geregeld in de Sectorale Arbeidsvoorwaarden (SAW). Ook is in veel functietyperingen opgenomen dat de medewerker incidenteel taken moet verrichten, die buiten het dagelijkse takenpakket en buiten normale werktijden liggen.

  • 2.9.4 Aflossing

  • Bij naar verwachting langdurende calamiteiten, is het essentieel voor het fungeren van de calamiteitenorganisatie dat tijdige aflossing van de medewerkers is geregeld. De wijze van aflossing is in hoofdstuk 4 van het supplement Werkwijze calamiteitenorganisatie opgenomen.

  • 2.9.5 Veiligheid

  • Net als bij de gewone werkzaamheden moeten ook tijdens bestrijding van incidenten en calamiteiten en tijdens oefeningen de (arbo)veiligheidsregels worden nageleefd. De medewerkers maar ook ingehuurde aannemers en derden mogen geen onnodige risico’s lopen.

2.10 Middelen ten bate van de calamiteitenbestrijding

  • 2.10.1 materiaal en materieel

  • In de calamiteitenbestrijdingsplannen zijn het benodigde en beschikbare materiaal en materieel met de opslagplaatsen vermeld. Ook zijn in deze plannen vermeld welke aannemers deskundigheid, materiaal en materieel beschikbaar hebben.

  • 2.10.2 communicatiemiddelen

  • In het supplement Werkwijze van de calamiteitenorganisatie vindt men welke verbindingsmiddelen er worden gebruikt tijdens de calamiteitenbestrijding.

  • In het supplement Crisiscommunicatie is vastgelegd hoe en door welke functionarissen Rijnland de communicatie met de voorlichters van andere overheden, rampenzenders, mediavertegenwoordigers en met de ingezetenen ten tijde van een calamiteit organiseert en uitvoert. In Calamiteitenbestrijdingsplannen is beschreven op welke wijze en momenten bestuurders elkaar informeren en alarmeren.

  • 2.10.3 Beproeving

  • Alle middelen die ter beschikking worden gehouden voor de calamiteitenbestrijding worden door de beheerders periodiek beproefd. Dit is nader uitgewerkt in het supplement Preparatie.

3. Fasering van de calamiteitenbestrijding

3.1 Melding en alarmering

Het hoogheemraadschap van Rijnland is 24 uur per etmaal telefonisch bereikbaar via het algemene toegangsnummer 071 – 306 3063.

Voor reguliere storing- en klachtenafhandeling buiten de normale werktijden zijn een aantal medewerkers geconsigneerd in een wachtdienst. Deze medewerkers zijn oproepbaar voor de eerste aanpak van een incident.

Voor de medewerkers en bestuurders in de calamiteitenorganisatie is een gedetailleerde uitwerking beschikbaar

in de Supplementen Werkwijze van de calamiteitenorganisatie, medewerkersoverzicht en de interne

Telefoongids.

3.2 Fasering en kenmerken

  • Het hoogheemraadschap conformeert zich zoveel mogelijk, uitgaande van haar specifieke overheidstaken, aan de alarmerings- en opschalingsmethodiek, zoals de hulpverleningsdiensten (brandweer, politie, geneeskundige hulp) en de algemeen bestuurlijke kolom (Rijk, provincies, gemeenten) die hanteren om goed samen te kunnen

  • werken. De hulpverleningsregio’s die in het beheersgebied van Rijnland acteren, werken met een zogenaamde Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP).

  • Bij een ongeval of incident dat de dagelijkse routine van de hulpdiensten overstijgt, is er behoefte aan onderlinge afstemming en coördinatie op de plaats van het incident. Zodra een gecoördineerde aanpak noodzakelijk is, wordt volgens een vast opschalingstramien een organisatie in gang gezet om de crisis te bestrijden.

  • De aangewezen functionarissen vullen bij opschaling een in normale omstandigheden ‘lege organisatie’. Monodisciplinaire zaken op het vlak van opschaling en coördinatie worden beschreven in documenten van de afzonderlijke diensten en organisaties. De hoofden van dienst / leidinggevenden van organisaties zorgen er in de preparatiefase voor dat de hier geschetste gang van zaken stoelt op duidelijke afspraken binnen de eigen kolom, met andere organisaties alsmede

  • met de verantwoordelijke bestuurders. Doelstelling is dat in voorkomende gevallen snel, eenduidig en vooral praktisch gehandeld kan worden zodat de chaotische fase zo snel mogelijk wordt omgebogen naar een beheersbare fase.

  • Voor de opschaling volgens GRIP is een landelijk referentiekader beschikbaar. Op detailniveau zijn er per hulpverleningsregio’s nog kleine verschillen te onderkennen. De opschaling binnen Rijnland sluit aan op het landelijke referentiekader, maar maakt gebruik van een eigen faseringssystematiek en terminologie, die zijn afgestemd op de toegepaste systematiek van de Zuid-Hollandse waterschappen. In de volgende tabel staan de relaties tussen de door de waterschappen toegepaste fasering en de GRIP niveaus vermeld.

  • Let op . Als Rijnland een bepaalde coördinatiefase afkondigt (b.v. coördinatiefase 3), betekent dit niet dat ook automatisch GRIP-fase 3 van kracht wordt en dus niet automatisch de bevoegdheden van Rijnland naar de gemeente overgaan!

  • Fasering, coördinatie, procedure

  •  Fasering van de calamiteitenbestrijding bij het hoogheemraadschap van Rijnland

  • Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijding Procedure 

  • Coördinatie fase 0: het dagelijkse werk

  • Kenmerken:

  • dagelijkse routine

  • beheersbaar binnen afdelingsverantwoordelijkheid

  • informatiebehoefte gering

  • overzienbaar effectgebied

  • beperkt aantal mensen en middelen nodig

  • Coördinatiefase 1: bestrijding van een incident

  • Kenmerken:

  • beheersbaar met inzet van meerdere afdelingen

  • informatiebehoefte groter dan normaal

  • beperkt van omvang

  • eenvoudig en routinematig af te handelen

  • geen bijzondere coördinatiestructuren nodig

  • de CPI is operationeel en de operationeel leider en ondersteunende afdeling te worden (zoals communicatie en I&A) geïnformeerd

  •  GRIP 1

  • Een GRIP-1 situatie is bijvoorbeeld een ernstige aanrijding die vraagt om afstemming en meer gestructureerde coördinatie tussen politie, brandweer en ambulancediensten. Bij GRIP-1 wordt het Commando Plaats Incident (CoPI) opgestart. Het CoPI kent éénhoofdige leiding, de Hoofdofficier van Dienst

  • Brandweer (tenzij anders bepaald). Het CoPI komt samen op de plaats van het incident. Binnen dit team wordt de inzet in overleg gecoördineerd en worden de operationele processen ter plaatse aangestuurd. De burgemeester wordt over het incident en GRIP 1 geïnformeerd.

  • Coördinatiefase 2: Bestrijding van een ernstig incident /

  • (dreigende) calamiteit

  • Kenmerken:

  • overschrijding dagelijkse routine

  • (dreigende) calamiteiten die qua gecompliceerdheid en/of omvang binnen de eigen organisatie een gecoördineerde aanpak vereisen

  • de CPI is ter plaatse en het Waterschaps Operationeel Team komt bijeen

  • informatie aan de kernleden van het Waterschaps Beleids Team 

  •  informatieverstrekking aan het operationele niveau van de netwerkpartners

  • waar nodig overleg met netwerkpartners

  • informatieverstrekking aan betrokken belanghebbenden

  •  GRIP 2

  • Bij een GRIP-2 situatie is er naast een zogenoemd brongebied, ook een beperkt effectgebied, bijvoorbeeld een grote brand waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Naast het CoPI ter plaatse, komt op het Regionaal Coördinatiecentrum (RCC) het Regionaal Operationeel Team (ROT) bijeen. Het ROT is verantwoordelijk voor de totale operationele inzet (incl. CoPI). Zij zorgen voor de multidisciplinaire afstemming en aansturing van alle activiteiten in het effectgebied. Voor incidenten met een beperkte - uitvoerende - betrokkenheid van de

  • gemeente biedt GRIP-2 de mogelijkheid om op gemeentelijk niveau het Gemeentelijk Kernteam (KT) bijeen te

  • laten komen. Het KT stuurt de benodigde gemeentelijke processen aan. De Operationeel Leider, informeert de

  • burgemeester bij GRIP-2 over de situatie en kan de burgemeester adviseren een gemeentelijk kernteam (KT) bijeen te roepen. De burgemeester beslist hierover.

  • Coördinatiefase 3: Bestrijding van een (dreigende) calamiteit

  • met bestuurlijke impact

  • Kenmerken:

  • complexiteit, omvang en kans op aanzienlijke schade zijn groot

  • beleidsbeslissing moeten worden genomen en/of bestuurlijk overleg is nodig

  • Operationeel Leider adviseert de Dijkgraaf om het Waterschaps Beleidsteam te formeren

  • uitgebreide gecoördineerde aanpak vereist

  • multidisciplinaire aanpak ligt voor de hand

  • netwerkpartners bereiden zich voor op rampenbestrijding

  • de Dijkgraaf maakt zonodig gebruik van wettelijke bijzondere bevoegdheden en meldt dit terstond aan de Commissaris(sen) der Koningin

  • coördinatie van voorlichting met gemeentelijke voorlichter(s) is vereist

  • De calamiteit loopt uit op een dreigende ramp

  • de waterstaatkundige calamiteit kan een ernstige verstoring van de algemene veiligheid veroorzaken

  • leven en gezondheid van personen en of grote materiële belangen worden in ernstige mate bedreigd

  • burgemeester kan opperbevel gaan uitvoeren

  • vertegenwoordiger van Rijnland in GBT of Regionaal Beleidstam (RBT) kan worden gevraagd.

  • GRIP 3

  • In een GRIP-3 situatie is het effectgebied groter, waardoor niet alleen operationele maar ook bestuurlijke leiding nodig is. Opschaling naar GRIP-3 is een bevoegdheid van de burgemeester, die daarin wordt geadviseerd door het ROT. (Regionaal Operationeel Team). Binnen de gemeente komt het Beleidsteam (BT) bijeen om de burgemeester te ondersteunen door het geven van informatie en advies. Binnen alle teams is sprake van eenhoofdige leiding en een hiërarchische aansturinglijn loopt van burgemeester naar Operationeel Leider in het ROT naar Leider CoPI.

  • Coördinatiefase 4, ramp

  • Als de calamiteit de openbare orde en veiligheid ernstig bedreigt:

  • Rampenplan treedt in werking

  • Burgemeester voert eenhoofdige leiding (opperbevel)

  • zonodig gebruik van noodbevoegdheden

  • Rijnland verantwoordelijk voor technische zorg van de waterstaatswerken

  • Rijnlands bestuurder is adviseur van burgemeester

  • Rijnlands ambtelijke organisatie vormt onderdeel van de uitvoerende diensten in de rampenbestrijding

  • Netwerkpartners volledig bestuurlijk en operationeel aan het

  • werk

  • GRIP 4

  • Bij GRIP-4 overschrijdt het incident door zijn omvang of impact de gemeentegrens, zodat in meerdere gemeenten BT's actief zijn. Om te komen tot een heldere, eenduidige, bestuurlijke coördinatie, treedt er namens de burgemeesters van de verschillende gemeenten één coördinerend burgemeester in functie. Conform de regeling coördinerend burgemeester behandelt deze mogelijke schaarstevraagstukken en conflicten en laat zich hiervoor adviseren door een Regionaal Beleidsteam (RBT).

  • nazorg en evaluatie

  • De nazorg en evaluatie starten als:

  • de calamiteit of incident of bijzondere omstandigheid is bedwongen

  • de bestrijding is afgelopen

  • werkzaamheden die leiden tot het terugbrengen tot een waterstaatkundig verantwoorde situatie zijn gestart

  • De voorbereidingen voor de nazorgfase dienen reeds tijdens het

  • incident/calamiteiten te worden gestart

  • 3.2.1 Toelichting nazorgfase

    Uit de praktijk blijkt dat de nazorgfase vele malen langer duurt dan de responsfase.

    Voor een waterschap houdt dit in:

    • herstel tot normale bedrijfsvoering

    • schadeafhandeling

    • evaluatie

    • verbeteracties

    • voorlichting

    • zorg voor getraumatiseerd eigen personeel.

    Ook hier geldt dat tijdens nazorgfase nauw contact moet worden onderhouden met de netwerkpartners.

    • 3.2.1.1

      schadeafhandeling

      De schadeafhandeling omvat

      • de beoordeling van de omvang van de schade en de veroorzaker

      • de aansprakelijkheidsbeoordeling

      • de vorderingen op schadeveroorzakers

      • de contacten met verzekeringsmaatschappijen

      • het voeren van juridische processen

    • 3.2.1.2

      Evaluaties en verbeteracties

    De sector Strategie & Regulering, afdeling Beleid coördineert en bewaakt de evaluaties en de verbeteracties op centraal niveau.

    De uitvoering van verbeteracties kan door de gehele organisatie gevolgen hebben.

4. Netwerkmanagement

In dit hoofdstuk is op hoofdlijnen weergegeven welke netwerkpartners er zijn en wat zij in relatie tot calamiteitenbestrijding door het hoogheemraadschap van Rijnland te betekenen hebben. In het supplement Netwerkpartners en in de calamiteitenbestrijdingsplannen wordt een en ander, inclusief het alarmeringsschema, tot op detailniveau uitgewerkt. Als leidraad daarbij wordt o.a. het Toetsingskader van Gedeputeerde Staten gehanteerd (wie wanneer informeren, alarmeren).

4.1 Netwerkpartners

  • Ministeries

  • Provincies

  • Gemeenten

  • Hoogheemraadschappen / waterschappen / zuiveringsschappen

  • Recreatieschappen

  • Water(weg)beheerders

  • Rijkswaterstaat

  • Weerbureaus

  • Stormvloedwaarschuwingsdienst

  • Veiligheidsregio’s

  • Brandweer

  • Politie

  • Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen

  • Centrale Posten Ambulancevervoer

  • Regionale Alarm Centrales / Geïntegreerde meldkamers

  • Aannemers

4.2 Afstemming binnen het netwerk

In onderstaand schema is de afstemming op regionaal niveau weergegeven

afstemming op regionaal niveau

 Gemeenten

 Hulpdiensten

Waterschap 

Niveau 

 Gemeentelijk beleidsteam

Regionaal beleidsteam 

 WBT beleidsteam

Strategisch niveau 

 Gezamelijk actiecentrum

Regionaal operationeel team 

WOT Operationeel team 

Tactisch niveau 

 Actiecentra

COPII Commando plaats incident evt. liaison waterschap 

CPI Coördinator plaats incident 

Coördinerend uitvoerend niveau 

 Veldmedewerkers bv openbare werken

Eenheden hulpdiensten 

Veldmedewerkers 

Uitvoerend niveau 

4.3 Bijstand van netwerkpartners

Bijstand is nodig als de aanwezige kennis en ervaring kwantitatief of kwalitatief tekort komt.

De bijstand bestaat uit de inzet van mensen, materiaal, materieel van bijvoorbeeld

  • Andere waterschappen

  • Rijkswaterstaat

  • Militaire bijstand

  • Brandweer

Uitwerking in het Supplement Netwerkpartners en in de Calamiteitenbestrijdingsplannen.

4.4 Crisiscommunicatie

In het supplement Crisiscommunicatie worden de volgende aspecten uitgewerkt:

  • Afstemming met gemeenten en regionale coördinatie

  • Gebruik Rampenzender

  • Gebruik Persalarmregeling

5. Kwaliteitsborging van de calamiteitenbestrijding

Kwaliteit is wat de klant wenst of eist. Hierna is weergegeven wie Rijnland met betrekking tot calamiteitenbestrijding als klant beschouwt en aan welke wensen of eisen Rijnland zal voldoen.

Om de kwaliteit te borgen, is er een Calamiteitenbeheersysteem, dat werkt volgens het Deming-principe "plan-do-check-act". Daarbij sluit het hoogheemraadschap van Rijnland aan bij de door de Unie van Waterschappen aanbevolen systematiek, zoals die door Delfland/Trimension is ontwikkeld.

5.1 Integrale systematische zorg

Dit calamiteitenbeheerssysteem omvat een samenhangend geheel van documenten, randvoorwaarden, procedures, middelen en werkzaamheden die tot doel hebben een effectieve bestrijding van calamiteiten.

Hieruit volgen de hierna genoemde werkzaamheden.

5.2 Preparatie op de calamiteitenbestrijding

Een effectieve calamiteitenbestrijding vereist een goede voorbereiding (preparatie). Deze voorbereiding omvat de onderwerpen planvorming, opleiden, oefenen en afstemming met netwerkpartners.

Dit calamiteitenplan beschrijft het product van de strategische beleidsontwikkeling, -bepaling en –uitvoering ten aanzien van de calamiteitenbestrijding.

Het strategisch beleid is pro-actief ten aanzien van het voorkomen en beperken van schadelijke effecten van calamiteiten en het beleid is volgend op de ontwikkelingen ten aanzien van crisismanagement in Nederland.

In het beheer van de waterkeringen en bedrijfsmiddelen wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Enerzijds door studies te doen naar toekomstig waterbezwaar/waterbehoefte en hoogwater, anderzijds door de resultaten van deze studies te vertalen in maatregelen en ruimtelijke reserveringen. Daarnaast is het beleid gericht op het hebben van een “robuust” systeem.

Op voorstellen van de ambtelijke organisatie bepaalt het dagelijks bestuur het beleid. Daarna wordt de ambtelijke organisatie belast met het uitwerken in activiteiten en de uitvoering van het strategisch beleid. De lijnverantwoordelijkheid ten aanzien van de calamiteitenbestrijding bevat alle fasen van de veiligheidsketen.

De leidinggevenden zijn te allen tijde aanspreekbaar over de voorbereiding op en uitvoering van taken van hun

sector, afdeling of team in de bestrijding van calamiteiten.

Dit betreft het

  • bij de tijd houden van calamiteitenbestrijdingsplannen

  • periodiek instrueren en/of opleiden

  • minimaal jaarlijks oefenen

  • controleren en op peil houden van de toevertrouwde bestrijdingsmiddelen

  • afsluiten en verbeteren van waakvlamovereenkomsten

  • onderhouden van relevante contacten met netwerkpartners

  • signaleren van tekortkomingen in de calamiteitenbestrijding(organisatie)

  • gevraagd en ongevraagd adviseren over het verbeteren van de calamiteitenbestrijding.

5.3 Planvorming, -afstemming en -vaststelling en samenstelling calamiteitenmap

  • 5.3.1 Verplichtingen

  • Vanuit de wet- en regelgeving zijn er een aantal verplichtingen ten aanzien van planvorming. Deze verplichtingen hebben betrekking op de onderwerpen die in deze paragraaf aan de orde komen.

  • 5.3.2 Planvorming

  • De planvorming bestaat uit adviseren over te vormen strategisch beleid, bepalen van de beleidsrichtingen, beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en het vastleggen van dit alles in plannen.

  • 5.3.3 Planafstemming

  • Zowel intern Rijnlands organisatie als daarbuiten is het belangrijk en vaak wettelijk verplicht dat de ontwerpplannen en planwijzigingen worden afgestemd. Hiermee wordt niet alleen bereikt dat de plannen in de praktijk bruikbaar zijn, maar door de afstemming krijgen de betrokkenen de materie ook “tussen de oren”.

  • Nadere informatie over de afstemming met netwerkpartners is te vinden in het supplement Netwerkpartners.

  • 5.3.4 Planvaststelling

  • De ontwerpplannen moeten formeel worden vastgesteld. Dit is niet alleen een wettelijke verplichting, maar geeft ook een eenduidige aanpak van de calamiteitenbestrijding.

  • Op hoofdlijnen zijn de eindverantwoordelijken voor de vaststelling van de plandocumenten:

  • Calamiteitenplan:  Dagelijks Bestuur

  • Supplementen bij het calamiteitenplan: Dagelijks Bestuur

  • Calamiteitenbestrijdingsplannen:  Algemeen Directeur

  • 5.3.5 Samenstelling Calamiteitenmap

    De totale set van plannen van het hoogheemraadschap van Rijnland noemen we “Calamiteitenmap” en deze

    bestaat uit de volgende onderdelen:

    • 5.3.5.1

      Calamiteitenplan:

      Dit is het bestuurlijke deel, dat het Dagelijks Bestuur minimaal eens in de vier jaar vaststelt en waarin opgenomen

      • de risico´s en mogelijke calamiteiten

      • de hoofdlijnen van strategisch beleid

      • de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden,

      • de fasering in de calamiteitenbestrijding

      • de werkwijze van de calamiteitenorganisatie op hoofdlijnen

      • het multidisciplinair samenwerken

      • de kwaliteit(bevordering) van de calamiteitenbestrijding

    • 5.3.5.2

      Supplementen

    Deze vormen een gedetailleerde uitwerking van het calamiteitenplan en hebben een dynamisch karakter. De aangewezen afdelingen actualiseren deze supplementen minimaal jaarlijks. Bij belangrijke veranderingen stelt het Dagelijks Bestuur deze supplementen vast.

    • 5.3.5.3

      Calamiteitenbestrijdingsplannen

    In deze plannen werken de betrokken afdelingen in detail uit op welke wijze zij de mogelijke calamiteiten zullen bestrijden. Onderdeel van deze plannen zijn ook werkinstructies en kaarten. Deze calamiteitenbestrijdingsplannen zijn dynamisch van karakter en worden minimaal jaarlijks geactualiseerd

    en vastgesteld door de Algemeen Directeur.

  • 5.3.6 Beheer en actualisatie calamiteiten(bestrijdings)plannen

    Planbeheerders

    Voor alle plannen en bijbehorende supplementen zijn planbeheerders aangesteld. Wie de planbeheerder van een bepaald document is, staat weergegeven in het begin van elk plan in het onderdeel “documentbeheer”. Tevens staan de planbeheerders weergegeven in de inhoudsopgave van de calamiteitenmap en op intranet.

    Verantwoordelijkheid planbeheerders

    De afdeling Beleid van de sector Strategie & Regulering is verantwoordelijk voor de eindredactie van alle plannen en documenten in de calamiteitenmap en draagt tevens zorg voor aansturing van de planbeheerders.

    De planbeheerders zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de betreffende plannen en toetsen periodiek:

    • Toepasbaarheid, efficiëntie en consistentie

    • Te gebruiken middelen \

    • Voldoen aan wet- en regelgeving

    • Afstemming met netwerkpartners

    • Ervaringen uit bestrijdingspraktijk en uit oefeningen

    Voor de telefoongidsen en het supplement “Medewerkersoverzicht” geldt dat ze jaarlijks worden geactualiseerd.

    Versiebeheer

    Een actueel overzicht van de meest recente calamiteiten(bestrijdings)plannen en bijbehorende supplementen is op intranet onder “infocentrum” weergegeven.

    Periodiek komen nieuwe versies van de verschillende documenten op intranet beschikbaar. Alle medewerkers die een rol hebben in de calamiteitenorganisatie worden via e-mail geattendeerd op het verschijnen van nieuwe versies. De medewerkers zijn vervolgens zelf verantwoordelijk voor het actueel houden van hun persoonlijke

    calamiteitenmap.

5.4 Opleiden en oefenen

  • Voor de goede preparatie op de bestrijding van calamiteiten moeten de betrokken medewerkers wordengeïnstrueerd, opgeleid en beoefend. Zie voor een gedetailleerde uitwerking het supplementen Opleiden enOefenen.

  • Vanuit de Waterstaatswet 1900 en vanuit de Wet rampen en zware ongevallen liggen op opleiden en oefenen ookwettelijke verplichtingen.

  • 5.4.1 Opleiden

  • Bij een goede voorbereiding op de calamiteitenbestrijding behoort het instrueren en opleiden van alle betrokken leden van het dagelijks bestuur, het management en de medewerkers. In de opleiding komen aspecten aan de orde zoals juridisch kader, multidisciplinaire samenwerking, opschaling en de plaats van de eigen taak in de totale calamiteitenbestrijding. Het opleidingenbeleid is er op gericht de dagelijks bestuursleden, het management en de medewerkers inzicht te geven in de eigen rol tijdens de (multidisciplinaire) calamiteitenbestrijding in samenhang met de calamiteitenbestrijdingstaken die anderen uitvoeren.

  • Opleiden heeft een sterke samenhang met oefenen, zowel op bestuurlijk-, operationeel- als multidisciplinair niveau. Veelal zal het geleerde in praktijk worden gebracht door een instructieve oefening.

  • 5.4.2 Oefenen

  • Vanuit de wettelijke verplichtingen en het provinciaal toetsingskader moet een waterschap jaarlijks oefenen. Oefeningen worden gehouden om de afstemming van bestrijdingsacties intern, tussen waterschappen onderling, andere overheden en hulpverleningsdiensten op strategisch beleidsmatig en operationeel niveau te beproeven.

  • Om consistentie en eenheid in aanpak te bereiken is het van belang dat Rijnland oefenen centraal aanstuurt en coördineert. De sector Beheer & Uitvoering is hiervoor verantwoordelijk.

  • Het oefenbeleid gaat uit van monodisciplinaire en multidisciplinaire oefeningen, zowel bestuurlijk als operationeel, gericht op alle aspecten van het waterbeheer. Rijnland voert dit beleid uit in een cyclus van 4 jaar (gerelateerd aan de vernieuwing van het bestuur).

  • Voor de veiligheidsaspecten tijdens het oefenen, onder andere met zwaar materieel, is een Veiligheidsprocedure Oefenen in ontwikkeling.

5.5 Multidisciplinaire samenwerking

  • 5.5.1 Pro-actie en preventie

  • Vanouds is de eerste taak van de waterschappen: water keren en water beheersen. Voor de bestrijding van calamiteiten zijn de pro-actie en preventie niet van belang; deze zijn wel van belang om te voorkomen dat calamiteiten kunnen ontstaan. Tegenwoordig wordt in dit kader vooral gewerkt aan ruimte voor water: ruimtelijke ordening in samenwerking met provincies en gemeenten. Ook zijn vergunningverlening en handhaving en het technisch onderhoud in preventieve zin van groot belang.

  • Terugkoppeling vanuit praktijkervaringen met calamiteitenbestrijding naar planvorming.

  • 5.5.2 Preparatie

  • De multidisciplinaire samenwerking in de preparatiefase is vooral gericht op het afstemmen met netwerkpartners.

  • Dit betreft planvorming, opleiden, oefenen en verbeteren van het inzicht in elkaars functioneren tijdens calamiteiten- en rampenbestrijding.

  • Er zijn in Rijnlands beheersgebied 42 gemeenten die ieder een gemeentelijk rampenplan en eventueel Rampenbestrijdingsplannen en/of Incidentbestrijdingsplannen produceren. Ze dienen deze plannen 4-jaarlijks bij te houden en ook met de andere betrokken overheden te overleggen en commentaar te vragen.

  • Daarnaast zijn er calamiteitenplannen, calamiteitenbestrijdingsplannen en dergelijke die andere water- en wegbeheerders en hulpverleningsorganisaties met het hoogheemraadschap van Rijnland willen bespreken en waarop commentaar moet worden uitgebracht.

  • Om de calamiteitenbestrijding door Rijnland effectief te maken is het van belang de rol en taken van Rijnland voor het voetlicht te brengen bij de netwerkpartners.

  • Het voorbereiden van gezamenlijke oefeningen of opleidingen met netwerkpartners vraagt veel voorbereidingstijd, maar genereert uiteindelijk meer effectiviteit voor de eigen organisatie. Hiertoe is zeer regelmatig overleg in project- en werkgroepen noodzakelijk. Voor eenduidige presentatie is het van belang dat dit op centraal niveau wordtuitgevoerd.

  • 5.5.3 Respons

  • In de calamiteitenbestrijdingsplannen is vastgelegd hoe Rijnland samenwerkt met de netwerkpartners tijdens het bestrijden van een calamiteit of ramp.

  • In het hoofdstuk Netwerkmanagement wordt op hoofdlijnen uitgewerkt hoe men samenwerkt en wie men in welke fase van de calamiteitenbestrijding moet informeren en/of alarmeren.

  • 5.6 Evaluaties

    Evaluatie is een belangrijk middel ter

    • verantwoording van het handelen aan de toetsende overheid

    • verbetering van het functioneren van de calamiteitenorganisatie.

    Tijdens de calamiteitenbestrijding zullen het Waterschaps Beleidsteam, het Operationele Team, de voorzitters van de Actiecentra en ingezette deskundigen zoveel mogelijk vastleggen in notities, logboeken, sitraps, faxen, memo's, cijfermatige overzichten etc.

    De vastgelegde gegevens worden verwerkt tot een definitief concept evaluatierapport da na bespreking in het directieteam, wordt voorgelegd aan Dijkgraaf en Hoogheemraden. D&H besluit tot vaststellen van het Evaluatierapport dat ook wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. Ter beoordeling door de portefeuillehouder calamiteitenbestrijding wordt zonodig meegewerkt aan het opstellen van een gezamenlijk evaluatierapport door meerdere netwerkpartners.

    Afhankelijk van de omvang en complexiteit van de calamiteit moet rekening worden gehouden met een doorlooptijd van twee tot vier maanden om een evaluatierapport op te stellen en te formaliseren. Oefeningen worden ook afgesloten met een evaluatierapport en ter informatie voorgelegd aan Dijkgraaf en Hoogheemraden.

    Jaarlijks rapporteert de Algemeen Directeur over de stand van zaken ten aanzien van wet- en regelgeving en de uitvoering van het beleid aan het Dagelijks Bestuur.