Regeling vervallen per 12-08-2010

Reglement van Orde Gemeenteraad 2006

Geldend van 15-06-2006 t/m 11-08-2010

Intitulé

Reglement van Orde Gemeenteraad 2006

Registratienummer: 06.14861

De Raad van de gemeente Hoorn;

  • -

    gelet op artikel 16 e.a. van de Gemeentewet;

  • -

    gelet op het modeldocument RvO van de VNG van 14 februari 2006,

besluit:

vast te stellen het

Reglement van Orde voor de gemeenteraad 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet:de Gemeentewet.

  • b.

    de voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger.

  • c.

    het presidium: het orgaan bestaande uit de fractievoorzitters van de raad en de voorzitter van de raad.

  • d.

    de agendacommissie het orgaan bestaande uit de commissievoorzitters van de raad en de voorzitter van de raad.

  • e.

    de griffier: de functionaris die de raad bijstaat, zoals bedoeld in de artikelen 100 en 107 t/m 107e van de wet.

  • f.

    een initiatiefvoorstel: en voorstel voor een verordening of een ander voorstel van een lid van de raad.

  • g.

    een amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig conceptbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen.

  • h.

    een subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft.

  • i.

    een motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • j.

    een voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering.

  • k.

    een raadscommissie: een door de raad in te stellen vaste commissie van advies zoals bedoeld in artikel 82 lid 1 van de wet.

  • l.

    Vergaderschema het jaarlijks door het presidium vast te stellen schema met de data van raads- en commissievergaderingen.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn afwezigheid wordt de griffier vervangen door de waarnemend griffier.

  • 3. De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium vervult een klankbordfunctie voor de raadsvoorzitter, de fractievoorzitters, de burgemeester als collegevoorzitter en zelfstandig bestuursorgaan. Het presidium behartigt namens de raad de organisatorische en personele belangen betreffende de griffier en de griffie en doet zonodig voorstellen ter zake aan de raad. Het presidium doet voorstellen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en zijn commissies.

  • 3. Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. De raadsvoorzitter is voorzitter van het presidium. Bij afwezigheid van de raadsvoorzitter wordt deze vervangen door de waarnemend raadsvoorzitter. Elke fractievoorzitter wijst een lid van zijn fractie aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 4. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 5. Een wethouder en de secretaris of diens vervanger kunnen verzoeken in een vergadering aanwezig te mogen zijn of kunnen daartoe worden uitgenodigd door de voorzitter.

  • 6. Het presidium vergadert in beslotenheid. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het presidium.

  • 7. Het presidium heeft naast de taken genoemd in lid 2, ook taken genoemd in de artikelen 15, 47 en 48 van deze verordening.

Artikel 5 De agendacommissie van de raad

  • 1. De raad heeft een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie heeft tot taak:

    • a.

      waken over de voortgang van de besluitvorming en over de juiste toepassing van de procedures in de raad en in de raadscommissies;

    • b.

      voorstellen doen aan het presidium inzake gewenste veranderingen in dit reglement en in de verordening voor de commissies van de raad, alsmede in daarop geënte besluiten;

    • c.

      het opstellen van de conceptagenda’s voor de raad en de vaste raadscommissies, en afstemming hierover met het college in het kader van de voorbereiding van besluitvorming;

    • d.

      het doen van voorstellen aan het presidium over de informatievoorziening vanuit het college.

  • 3. De agendacommissie bestaat uit de raadsvoorzitter en de voorzitters van de raadscommissies. De raadsvoorzitter fungeert als voorzitter. Bij afwezigheid van de raadsvoorzitter wordt deze vervangen door de waarnemend raadsvoorzitter. Bij afwezigheid van een voorzitter van een raadscommissie, wordt deze vervangen door de waarnemend voorzitter van de raadscommissie. Bij afwezigheid van de burgemeester is de loco-burgemeester eveneens aanwezig in de agendacommissie.

  • 4. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig.

  • 5. De gemeentesecretaris of diens vervanger is aanwezig in de agendacommissie.

  • 6. Een wethouder kan verzoeken in een vergadering van de agendacommissie aanwezig te mogen zijn of kan daartoe worden uitgenodigd door de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de wet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de wet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 7 Fractiesamenstelling en ontstaan van nieuwe fracties

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Als zich nadien wijzigingen voordoen in de samenstelling van een fractie, dan wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk melding gemaakt aan de voorzitter.

  • 5. Met de wijzigingen zoals bedoeld in lid 4 wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na de schriftelijke melding.

  • 6. De financiële en inhoudelijke ondersteuning van fracties, wordt nader uitgewerkt in een verordening inzake ambtelijke bijstand en fractieondersteuning.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in beginsel één keer per maand plaats, vangen in beginsel aan om 20.00 uur en worden gehouden in het stadhuis. Het presidium stelt voor aanvang van een kalenderjaar een vergaderschema vast met alle geplande data van de raads- en commissievergaderingen. De agendacommissie kan lopende het jaar aanpassingen doen in het vergaderschema op grond van actuele ontwikkelingen.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

  • 3. Een extra vergadering van de raad vindt plaats indien de voorzitter dit nodig acht, of als minimaal een vijfde van de leden daar, onder opgave van redenen, schriftelijk om vraagt.

Artikel 9 Uitnodiging

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke uitnodiging onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de wet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke uitnodiging aan de leden van de raad verzonden.

Artikel 10 Agenda

  • 1. De agendacommissie stelt de voorlopige agenda van de vergadering vast. Wanneer de agendacommissie een door het college aangemeld onderwerp niet opneemt op de voorlopige agenda, dan meldt de voorzitter van de raad dit zo spoedig mogelijk aan het college.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke uitnodiging tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen, aan de leden van de raad zenden, en openbaar maken.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 De wethouder

  • 1. De wethouders zijn in principe bij de vergaderingen van de raad aanwezig en kunnen door de raad worden uitgenodigd deel te nemen aan de beraadslaging. Wethouders kunnen bij de voorzitter tijdens of voorafgaand aan een vergadering een verzoek indienen om deel te nemen aan de beraadslaging.

  • 2. Indien de raad, in afwijking van het onder lid 1 bepaalde, zonder één of meer wethouders wil vergaderen, dan stelt de raad de wethouder of de wethouders daarvan voorafgaand aan de vergadering in kennis.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke uitnodiging voor een ieder bij de griffie ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de schriftelijke uitnodiging stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk blijft op de griffie tot het moment van de openbare behandeling in de raadsvergadering.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de wet geheimhouding is opgelegd, dan verleent de griffier de leden van de raad inzage in een speciaal daartoe aangewezen ruimte.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen en op de gemeentelijke internetsite ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

    • c.

      de onderwerpen van de voorlopige agenda en in hoeverre bij een onderwerp stukken ter inzage liggen.

  • 3. De openbare kennisgeving van de aanvullende agenda in spoedeisende gevallen, conform artikel 10 lid 2, wordt alleen op de website ter openbare kennis gebracht.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, de secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de wet.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen Hoornse burgers of burgers die direct belanghebbende zijn bij een geagendeerd onderwerp en die zich daarvoor hebben aangemeld, het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep bij de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      over onderwerpen van de lijst met ingekomen stukken.

  • 3. Aanmelden voor spreekrecht kan door invullen van het digitale formulier op de gemeentelijke website, of door een mondelinge of schriftelijke melding aan de griffier, uiterlijk zes uur voor aanvang van de vergadering. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, geeft naam, adres, telefoonnummer, de vergaderdatum en het agendapunt waarover men wil spreken, door.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. In totaal is voor het spreekrecht maximaal dertig minuten beschikbaar. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen besluiten af te wijken van de maximale duur van de spreektijd.

  • 6. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 18 Verdaging

De voorzitter kan tijdens een vergadering besluiten de vergadering te verdagen naar een tijdstip, gelegen binnen 72 uur na dat verdagingsbesluit.

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming

Op het moment dat er gevraagd wordt om hoofdelijke stemming, deelt de voorzitter mee bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 20 Verslag en besluitenlijst

  • 1. De griffier draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, een samenvattend schriftelijk verslag, een zo mogelijk digitaal vastgelegde integrale weergave, en de besluitenlijst van de vergadering.

  • 2. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke uitnodiging. Het conceptverslag wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van het verslag schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. Het verslag bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de wet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 28 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 7. Na afloop van de vergadering wordt de besluitenlijst, voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich hiertegen niet verzet, zo snel mogelijk via de website openbaar gemaakt.

Artikel 21 Ingekomen stukken en informatie van het college aan de raad

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Schriftelijke mededelingen en stukken met informatie ter kennisname, van het college aan de raad, worden op een afzonderlijke lijst geplaatst.

  • 3. Na de vaststelling van het verslag stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken, en de stukken van het college zoals bedoeld onder lid 2, vast.

Artikel 22 Spreekplaats

  • 1. De leden van de raad, de voorzitter en de griffier spreken naar keuze vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Overige aanwezigen die deelnemen aan de beraadslagingen, spreken vanaf de spreekplaats.

Artikel 23 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De voorzitter of een lid van de raad kan een ander voorstel van orde doen voor de volgorde van spreken.

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Nadat de eerste spreektermijn is afgesloten, kan de voorzitter concluderen dat voor de besluitvorming geen tweede termijn nodig is. Indien geen bezwaar wordt gemaakt door een lid van de raad, dan wordt de beraadslaging daarna door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Indien de voorzitter dit toestaat, en de vergaderorde het toelaat, mag een lid meer dan één maal over hetzelfde onderwerp spreken tijdens één termijn.

  • 4. De raad kan op voorstel van de voorzitter of van een raadslid afzien van het beraadslagen met spreektermijnen. De beraadslaging over een onderwerp vindt dan plaats totdat de raad, op voorstel van de voorzitter of een lid, tot besluitvorming over gaat.

Artikel 25 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt in verband met de orde van de vergadering;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden;

    • c.

      de raad op grond van artikel 24 lid 4 besloten heeft tot een andere wijze van beraadslaging over een onderwerp dan in termijnen.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker het spreken onmogelijk maakt, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem tijdens de vergadering over het aanhangige onderwerp het recht tot spreken ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering verdagen of sluiten.

Artikel 27 Beraadslaging; schorsing voor onderling nader beraad

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door de raad te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat ook anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 29 Stemverklaring

  • 1. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

  • 2. Wanneer het een onderwerp van de agenda betreft, waarover geen beraadslaging heeft plaatsgevonden, omdat het geen bespreekstuk betreft, dan is lid 1 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of conceptbesluit voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het conceptbesluit, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het conceptbesluit in zijn geheel plaatsvindt, vat de voorzitter de beraadslaging indien nodig samen, en formuleert het conceptbesluit of de te nemen beslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 31 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen vragen om in het verslag hun tegenstem of hun stemonthouding te laten aantekenen.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, dan meldt de voorzitter dit.

  • 4. De voorzitter (of de griffier)

    • a.

      roept de leden van de raad op tot stemmen bij handopsteken, of

    • b.

      roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens wordt de presentielijst gevolgd.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder in de vergadering aanwezig lid, dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid een verkeerde stem uitgebracht, dan kan deze vergissing hersteld worden, door voordat het volgende lid gestemd heeft alsnog de juiste stem uit te brengen. Heeft het volgende lid al gestemd, dan kan hij vragen om in de notulen aan te tekenen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij deelt mee wat het genomen besluit is.

Artikel 32 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig conceptbesluit is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een conceptbesluit zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig conceptbesluit een motie is ingediend, wordt eerst over het conceptbesluit gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 33 Stemming over personen; geheime stembriefjes

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor een benoeming, een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de wet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de wet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco of onleesbaar ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt, tenzij het een aanbeveling betreft.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 34 Herstemming over een beperkt aantal personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 35 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 36 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen over een aanhangig conceptbesluit amendementen indienen. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan, behalve tijdens het vragenuur ex artikel 44 van dit reglement, ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 38 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 39 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel, inhoudende een conceptbesluit of een conceptverordening, moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke uitnodiging hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 40 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan alleen worden ingetrokken met toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies aan het college moet worden teruggezonden, bepaalt de raad of de agendacommissie aan de hand van het vergaderschema wanneer het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 41 Overige voorstellen of adviezen aan de raad

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel aan de raad van het presidium, van de agendacommissie, of van een door de raad ingestelde tijdelijke commissie, wordt als de agendacommissie hierom verzoekt, vóór agendering in een raadsvergadering overgedragen voor advies aan het college, tenzij de raad anders heeft beslist.

  • 2. De agendacommissie bepaalt aan de hand van het vergaderschema op welk moment een voorstel van het presidium, de agendacommissie of een tijdelijke commissie van de raad wordt geagendeerd, tenzij de raad anders heeft beslist.

Artikel 42 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 43 Schriftelijke vragen aan het college

  • 1. Schriftelijke vragen van een lid van de raad aan het college worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. De vragen worden schriftelijk beantwoord, tenzij mondelinge beantwoording wordt gevraagd.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen.

  • 4. Eventuele mondelinge beantwoording door het verantwoordelijke lid van het college, vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5. De schriftelijke antwoorden worden zo spoedig mogelijk via de griffier aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6. De vragensteller kan, bij mondelinge beantwoording na de beantwoording, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

  • 7. Bij schriftelijke beantwoording kan de vragensteller nadere inlichtingen vragen als het antwoord op de lijst met ingekomen stukken aan de orde is, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 44 Vragenuur

  • 1. Aan het begin van iedere raadsvergadering is er een vragenuur. De agendacommissie kan bepalen dat het vragenuur niet of op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder vermelding van het onderwerp ten minste 6 uur voor aanvang van het vragenuur bij de griffier.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college, de burgemeester of andere raadsleden krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 45 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de wet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk via de griffier ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daaropvolgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt ter bespreking voor de vergadering, bedoeld in lid 3.

Artikel 46 Onderzoekscommissie

  • 1. Indien de gemeenteraad besluit het onderzoek van enig onderwerp of voorstel op te dragen aan een bijzondere daartoe ingestelde commissie, niet zijnde een commissie met bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 155b t/m 155f van de wet, bestaat de commissie uit drie of vijf leden, die door de raad uit zijn midden worden benoemd, tenzij die benoeming aan de voorzitter wordt overgelaten.

  • 2. Wanneer door één der raadsleden een voorstel is gedaan, dat in handen van een zodanige commissie gesteld wordt, is de voorsteller lid van die commissie.

  • 3. Iedere commissie tot uitvoering van een bijzondere last wijst uit haar midden een voorzitter aan, alsmede een lid dat met de redactie van het verslag zal zijn belast.

  • 4. De voorzitter van elke bijzondere commissie ontvangt alle in handen van de commissie gestelde stukken, roept de leden samen en leidt hun beraadslagingen. Elke commissie kan zich zonodig door derden doen voorlichten. Wanneer die voorlichting schriftelijk gevraagd en verkregen is, wordt die bij het verslag aan de raad overgelegd. De kosten welke de commissies moeten maken voor de uitvoering van hun taak, worden vergoed uit een door de raad ter beschikking gesteld onderzoeksbudget.

  • 5. Elke commissie draagt zorg dat haar verslag zo spoedig mogelijk aan de voorzitter van de gemeenteraad wordt ingezonden. Zijn daartoe meer dan drie maanden na haar benoeming nodig, dan geeft de commissie daarvan aan de raad kennis. Indien in bijzondere gevallen meer dan zes maanden nodig zijn, is de commissie gehouden de raad verlof voor een bepaald tijdvak te vragen. Elk verslag moet steeds tot een bepaalde conclusie leiden, waarover met "voor" of "tegen" kan worden gestemd. Het gevoelen van de minderheid wordt, zo dit door deze wordt verlangd, tevens in het verslag opgenomen.

  • 6. De leden zijn verplicht het hun opgedragen lidmaatschap van de commissies aan te nemen, tenzij de raad mocht oordelen, dat de redenen van verschoning, door de benoemde aangevoerd, gegrond zijn.

  • 7. De commissies worden, zo zij het verlangen, bijgestaan door de griffier, of een door hem aan te wijzen griffiemedewerker. De nodige stukken worden haar uit het archief voor gebruik afgestaan, op een bewijs van ontvangst, door haar voorzitter af te geven.

  • 8. Een lid van deze commissies mag enig ter visie liggend stuk niet buiten het stadhuis brengen of hiertoe aan derden opdracht geven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 47 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de wet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.

Artikel 48 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de wet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, en na het afstemmingsoverleg met de gemeentelijke accountant ter zake, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 49 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, of de burgemeester, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft de verplichting periodiek verslag aan de raad te doen over zaken die in het algemeen bestuur aan de orde zijn. Door de raad gewenste nadere inhoudelijke bespreking van dit verslag kan de voorzitter voorstellen te verwijzen naar een commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen ex artikel 43 van dit reglement, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen ex artikel 45 van dit reglement, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 50 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 51 Het verslag van een besloten vergadering

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2. Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van het verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 52 Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de wet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

  • 2. Stukken die aan de raad worden aangeboden als vertrouwelijk, worden geacht te zijn aangeboden onder geheimhouding op grond van artikel 25 lid 2 van de wet.

Artikel 53 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 54 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 55 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en volgen zijn aanwijzingen hierover, of die van de griffier.

Artikel 56 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 57 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 58 In werking treden

Dit reglement treedt in werking op de eerste dag volgend op die waarop de openbare bekendmaking heeft plaatsgevonden.