Regeling vervallen per 22-09-2016

Verordening Wet inburgering gemeente Hoorn 2011

Geldend van 27-10-2011 t/m 21-09-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Hoorn 2011

Corsaregistratienummer: 11.25748

De Raad van de gemeente Hoorn;

  • -

    gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Hoorn;

  • -

    gezien het advies van de algemene raadscommissie;

  • -

    gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

  • -

    overwegende dat door wijzigingen in de wet een technische aanpassing van de verordening nodig is.

Besluit:

de

Verordening Wet inburgering gemeente Hoorn 2011

vast te stellen;

- de Verordening Wet inburgering gemeente Hoorn 2009 in te trekken.

HOOFDSTUK 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Het college zorgt er voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun wettelijke rechten en plichten en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen.

Artikel 3 Inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college hanteert het vaststellingstelsel bij het aanbieden van een voorziening aan alle inburgeringsplichtigen.

  • 2. Het college kan besluiten om geen inburgeringsvoorziening aan te bieden als blijkt dat dit gezien het resterende hoogte van het beschikbare participatiebudget niet verantwoord is, met uitzondering voor de in artikel 19, lid 1 van de Wi genoemde inburgeringsplichtigen.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Als de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      trajectbegeleiding;

    • b.

      voortgangsgesprekken;

    • c.

      maatschappelijke stages;

    • d.

      taalstages/werkstages.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het college beoordeelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget. In de beoordeling van het verzoek worden ten minste de onderstaande punten getoetst;

    • a.

      de motivatie van de inburgeraar;

    • b.

      er is geen sprake van een ander lopend inburgeringstraject;

    • c.

      de (specifieke) wensen van de inburgeraar kunnen niet binnen de reguliere trajecten van de gemeente passend gemaakt worden;

    • d.

      het betreffende inburgeringsbedrijf;

    • e.

      het uitgangspunt is dat het traject niet langer mag duren dan 24 maanden, gerekend vanaf de datum van aanmelding bij het inburgeringsbedrijf;

    • f.

      de kosten van het traject mogen niet hoger zijn dan € 5000,- inclusief alle bijkomende kosten gerelateerd aan het traject.

  • 2. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goed, als:

    • -

      het (duale) inburgeringsprogramma volgens het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; of

    • -

      de taalkennisvoorziening volgens het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

    • -

      het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

  • a. staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • b. beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

  • c. beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit de inburgeringsplichtigeeen overeenkomst met het inburgeringsbedrijf. 

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 2.

    Als het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking en opleggen van verplichtingen

    • 1.

      Het besluit tot het vaststelling van de voorziening bevat ten minste:

      • a.

        een beschrijving van de voorziening;

      • b.

        een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

      • c.

        de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

      • d.

        de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage en de aanvangdatum van de betalingsverplichting;

      • e.

        de datum waarop de handhavingstermijn van artikel 26 van de wet aanvangt.

    • 2.

      Het college kan een inburgeringsplichtige in het vaststellingsbesluit de volgende verplichtingen opleggen:

      • a.

        het deelnemen aan de voorziening;

      • b.

        het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

      • c.

        het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

      • d.

        voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

      • e.

        het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

HOOFDSTUK 3. De bestuurlijke boete

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

    • 1.

      De bestuurlijke boete bedraagt € 125,- als de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek en/of oproep, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

    • 2.

      De bestuurlijke boete bedraagt € 250,- als de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

    • 3.

      De bestuurlijke boete bedraagt € 250,- als de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

    • 4.

      De bestuurlijke boete kan in bijzondere omstandigheden op een lager bedrag worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

    • 1.

      De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening bedraagt € 250,- als de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

    • 2.

      De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de verordening bedraagt €500,- als de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

    • 3.

      De bestuurlijke boete bedraagt € 1000,- als de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

    • 4.

      De bestuurlijke boete bedraagt € 1000 als de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

    • 5.

      De bestuurlijke boete kan in het bijzondere omstandigheden op een lager bedrag worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

    • 6.

      De oplegging van een van de bestuurlijke boetes genoemd in de eerste tot en met het vierde lid van dit artikel vindt plaats als de overtreding is begaan binnen 12 maanden na de datum van het besluit waarin de boete, als bedoeld in artikel 8 van deze verordening, is vastgesteld.

HOOFDSTUK 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 10 Aanwijzen van de doelgroepen

    • 1.

      Het college kan aan vrijwillige inburgeraars die ingeschreven staan in de gemeente Hoorn en de intentie hebben (voor langere tijd) in Nederland te blijven een voorziening aanbieden.

    • 2.

      Het college kan besluiten om geen inburgeringsvoorziening aan te bieden als blijkt dat dit gezien het resterende hoogte van het beschikbare participatiebudget niet verantwoord is.

Artikel 11 De samenstelling van de voorziening

    • 1.

      Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

    • 2.

      Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

      • a.

        trajectbegeleiding;

      • b.

        voortgangsgesprekken;

      • c.

        maatschappelijke stages;

      • d.

        taalstages/werkstages.

Artikel 12 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

    • 1.

      Het college behandelt het schriftelijke verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

      • a.

        de motivatie van de inburgeraar;

      • b.

        er is geen sprake van een ander lopend inburgeringstraject;

      • c.

        de (specifieke) wensen van de inburgeraar kunnen niet binnen de reguliere trajecten van de gemeente passend gemaakt worden;

      • d.

        het betreffende inburgeringsbedrijf;

      • e.

        het traject mag niet langer duren dan 24 maanden, gerekend vanaf de datum vanaanmelding bij het inburgeringsbedrijf;

      • f.

        de kosten van het traject mogen niet hoger zijn dan€ 5000,-inclusief alle bijkomende kosten gerelateerd aan het traject.

    • 2.

      Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goed, als:

      • -

        het (duale) inburgeringsprogramma volgens het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; of

      • -

        de taalkennisvoorziening volgens het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

      • -

        het (duale) inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

        • a.

          staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

        • b.

          beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

        • c.

          beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied het verzorgen van inburgerings-programma’s of taalkennisvoorzieningen;

    • 3.

      Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluit de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 13 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast. Als overeen gekomen is dat het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de verordening vastgelegd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen en die op last van het college, dan wel een andere instantie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet, een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet moet volgen, geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 14 De inhoud van de overeenkomst en het opleggen van verplichtingen

  • 1.

    De overeenkomst met vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid , van de wet bevat in ieder geval;

    • a.

      een beschrijving van de voorziening;

    • b.

      een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

    • c.

      de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

    • d.

      de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing;

    • e.

      de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage en de aanvangdatum van de betalingsverplichting;

  • 2.

    Het college kan een inburgeringsplichtige in de overeenkomst de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan de voorziening;

    • b.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

    • c.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • d.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • e.

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 15 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

  • 1.

    De boete bedraagt €250,- als de vrijwillige inburgeraar verwijtbaar de verplichtingen die in de overeenkomst zijn vastgelegd niet of in onvoldoende mate nakomt.

  • 2.

    Bij herhaling van de verwijtbare gedraging, genoemd in het eerste lid, bedraagt de boete €500,-.

  • 3.

    Blijft de vrijwillige inburgeraar verwijtbaar de verplichtingen die in de overeenkomst zijn vastgelegd niet of in onvoldoende mate nakomen kan de voorziening worden ingetrokken.

  • 4.

    De sanctie kan in bijzondere omstandigheden op een lager bedrag worden vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

Artikel 16 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

HOOFDSTUK 5. Slotbepalingen

Artikel 17 Uitvoering

3.De uitvoering van de verordening berust bij het college.

3.In gevallen waar deze verordening niet of niet naar redelijk voorziet, beslist het college.

Artikel 18 Citeertitel

3.De verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Wet inburgering gemeente Hoorn 2011’.

Artikel 19 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2011. Trajecten die afgesloten zijn voor 1 januari 2011 worden afgerond op grond van de Verordening gemeente Hoorn 2009.

Algemene toelichting

De Wet Inburgering (WI) regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. De eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige staat hierbij centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Gemeenten hebben in de WI een belangrijke spilfunctie die is opgedeeld in drie rollen:

  • 1.

    Informerende rol: gemeenten zijn verplicht om informatie te geven over het inburgeringstelsel en de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

  • 2.

    Faciliterende rol: gemeenten kunnen aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Deze voorziening leidt tot het behalen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal en, waar mogelijk tot participatie in de vorm van betaald werk of scholing. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.

  • 3.

    Handhavende rol: gemeenten kunnen bestuurlijke boetes opleggen als niet binnen de de termijn aan de inburgeringsplicht is voldaan of als inburgeraars zich niet aan de verplichtingen houden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

Gemeenten moeten bij verordening regels stellen over:

  • 1.

    informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over wettelijke rechten en plichten en het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 en artikel 24f WI).

  • 2.

    het aanbieden van een voorziening met de daarbij behorende rechten en plichten en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    het vaststellen van de bedragen van de bestuurlijke boetes die voor de verschillende overtredingen kunnen worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    het vaststellen van een voorziening, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

  • 5.

    het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

  • 6.

    het persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

Ad 1: De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat hierbij om de wettelijke rechten en plichten.

Ad 2: Het aanbieden van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen of staatsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

Ad 3: Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Ad 4: Het vaststellingstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. De gemeente Hoorn verlaat het aanbod stelsel en hanteert het vaststellingsstelsel. Hierdoor is de gemeente niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige om akkoord te gaan met de voorziening die het college voor hem of haar passend vindt. De inburgeringsplichtige mag de voorziening dus niet weigeren en is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). De gemeente heeft ten opzichte van de individuele inburgeringsplichtige de keuze om een inburgeringsvoorziening vast te stellen of achterwege te laten.

Met een aanbodstelsel kan het aanbod ook achterwege gelaten worden, maar is de gemeente, als zij wel een aanbod doet, afhankelijk van de inburgeringsplichtige of die het aanbod aanvaart of niet.

Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een voorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).

Het vaststellingstelsel geldt voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Dit betekent niet dat voor elke inburgeringsplichtige in alle gevallen een voorziening moet worden vastgesteld. Voor inburgeringsplichtigen die ermee instemmen een voorziening te gaan volgen, moet de voorziening worden vastgesteld. Ook voor inburgeringsplichtige die niet instemt met de voorziening, maar voor wie de gemeente die voorziening wel noodzakelijk acht, wordt een voorziening vastgesteld. Voor inburgeringsplichtigen die geen voorziening willen gaan volgen en voor wie de gemeente ook geen voorziening noodzakelijk acht, wordt geen voorziening vastgesteld.

Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.

In de wet is ook bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels vast stelt met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen;

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • -

    De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • -

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Ad 5: Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.

De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI).

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

Ad 6: Het persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij moet daartoe een verzoek doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf moet voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.

Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c), waarmee zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening wordt aangeduid. Waar mogelijk worden beide begrippen afzonderlijk genoemd.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente moet inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars informeren over de wettelijke rechten en plichten, maar bepaalt zelf hoe zij dit regelt. Dit artikel geeft aan dat het college ervoor moet zorgen dat inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars worden geïnformeerd.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een voorziening vaststellen.

De wet schrijft voor dat de gemeente asielmigranten en geestelijke bedienaren een inburgeringsvoorziening moet aanbieden. Daarnaast kan de gemeente een voorziening aanbieden aan overige inburgeraars (zowel inburgeringsplichtigen als vrijwillige inburgeraars).

De gemeente Hoorn roept alle mogelijke inburgeringsplichtigen op zodat tijdig kan worden beoordeeld of zij inburgeringsplichtig zijn. Vervolgens wordt bepaald of aan de inburgeringsplichtigen een voorziening wordt aangeboden. Wanneer dit het geval is, stelt de gemeente de voorziening vast, en is de inburgeringsplichtige gehouden deze te volgen.

In het tweede lid is geregeld dat de gemeente met uitzondering van asielmigranten en geestelijke bedienaren (artikel 19 eerste lid WI) kan besluiten om geen inburgeringsvoorziening meer aan te bieden als dit gezien het resterende hoogte van de beschikbare participatiebudget niet verantwoord is. Hiermee wordt rekening gehouden met de verminderende budgetten voor inburgering vanaf 2012 die door het Rijk zijn aangekondigd. Op deze manier kunnen in ieder geval de inburgeraars aan wie de gemeente een aanbod moet doen een voorziening krijgen.

Inburgeringsplichtig zijn:

  • ·

    Oudkomers: vreemdelingen van 18 tot 65 jaar die voor 1 januari 2007 in Nederland woonden, maar geen acht jaar in Nederland hebben gewoond tijdens de leerplichtige leeftijd, niet onder het overgangsrecht WIN-WI vallen en evenmin diploma’s hebben waaruit blijkt dat zij beschikken over voldoende kennis van de Nederlandse samenleving.

  • ·

    Nieuwkomers: vreemdelingen van 18 jaar tot 65 jaar die na 1 januari 2007 voor een niet tijdelijk doel in Nederland worden toegelaten of die voor 1 januari 2007 nieuwkomer was volgens de Win.

  • ·

    Geestelijke bedienaren: mensen met werk dat te maken heeft met religie, zoals bijvoorbeeld een imam, prediker, priester, geestelijk voorganger, godsdienstleraar og zendeling.

Vrijwillige inburgeraars zijn;

  • ·

    genaturaliseerde Nederlanders

  • ·

    bepaalde categorieënvreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland.

  • ·

    bepaalde categorieën vreemdelingen van een staat wier onderdanen volgens verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 van de wet kan worden opgelegd.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening moeten regels gesteld worden over de vaststelling van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). Dit artikel regelt de kaders waarbinnen het college de opdracht heeft om een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen voor alle inburgeringsplichtigen waarvoor een voorziening is vastgesteld.

Lid 1

Hierin is aangegeven hoe het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • ·

    de kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en leercapaciteit van de inburgeringsplichtige.

  • ·

    de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Hierbij kan gedacht worden aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • ·

    de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Hierbij kan gedacht worden aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten mogen dus niet de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vormgeven.

Lid 2

De wet bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

De voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van de socialezekerheidswetten of -regelingen kunnen ook door andere partijen dan het college worden verstrekt. Het college moet daarom afspraken maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Lid 3

Volgens de wet moet een inburgeringsvoorziening in ieder geval bestaan uit een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

Dit lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. Hierbij kan gedacht worden aan trajectbegeleiding, het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige of aan een uitbreiding van de opleiding (bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijke stages of een aparte module gericht op kennis van de Nederlandse samenleving).

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zijn van belang bij inburgeringsplichtigen die geen voorziening in combinatie met een re-integratievoorziening krijgen. Bij re- integratievoorzieningen zijn dit namelijk al vaste onderdelen.

Het inburgeringsexamen bevat ook een praktijkgericht deel, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Bij de samenstelling van de voorziening wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij speelt de inzet van duale trajecten een belangrijke rol.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. De gemeenteraad moet op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.

In het eerste lid is vastgelegd op welke aspecten het verzoek van de inburgeringsplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget word beoordeelt. Het verzoek moet voor een persoonlijk inburgeringsbudget kan schriftelijk en mondeling worden ingediend en mag niet meer kosten dan € 5000,-.

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringsbedrijf. Het tweede lid van dit artikel legt de criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeurt. De eerste eis is dat het inburgeringsprogramma volgens het college passend moet zijn om de inburgeringsplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Voor de taalkennisvoorziening geldt de eis dat het gericht moet zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).

Het derde vereiste is dat het inburgeringsprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringsbedrijven stelt. Daarbij kan gedacht worden aan de volgende voorwaarden:

  • ·

    ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

  • ·

    beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

  • ·

    beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering schrijft voor dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringsbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. De gemeente Hoorn kiest ervoor om deze overeenkomst door de inburgeringsplichtige af te laten sluiten. Dit wordt in het derde lid geregeld. Hiermee wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige voor het traject naar eigen keuze.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

Dit artikel regelt dat de inburgeringsplichtige de eigen bijdrage in ten hoogste 12 termijnen kan betalen.

De eigen bijdrage van de bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtigen kan worden verrekend met de uitkering. Wil het college overgaan tot verrekening, dan moet dat worden vastgelegd in de vaststellingsbeschikking.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV werkbedrijf ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV werkbedrijf . In dit geval int het UWV werkbedrijf de eigen bijdrage voor de gemeente. Omdat het UWV werkbedrijf deze wijze verrekening dan regelt, is deze niet in de verordening geregeld.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking en het opleggen van verplichtingen

De gemeente moet bij verordening regels stellen over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel geeft aan wat er in het vaststellingsbesluit moet worden opgenomen en welke verplichtingen er kunnen worden opgelegd.

Over onderdeel c van lid 1: de termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. In de beschikking wordt deze termijn vermeld.

Over onderdeel e van lid 1: handhaving kan alleen als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan hem/haar bekend zijn gemaakt.

Als het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet zij in de beschikking ook opnemen wanneer de termijn van handhaving start (artikel 22, tweede lid in verband met artikel 26 WI). Het college bepaalt wanneer de termijn ingaat.

Het is handig om deze termijn direct in te laten gaan (in plaats van deze te koppelen aan bijvoorbeeld de startdatum van de inburgeringsvoorziening. Dit omdat de exacte startdatum niet altijd bekend zal zijn bij toekenning van de voorziening).

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

In de verordening moet de hoogte van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd worden vastgesteld. Deze bedragen kunnen niet hoger zijn dan de in de wet vastgelegde bedragen. Het uitgangspunt is dat de bedragen worden gehanteerd die in de verordening zijn opgenomen. In bijzondere omstandigheden kan de boete volgens het vierde lid lager worden vastgesteld.

Bij een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding is voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een verlaging op grond van artikel 18, tweede lid, WWB) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Bij wet is geregeld dat het college bij samenloop géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

In dit artikel is geregeld dat een hogere boete wordt opgelegd bij herhaling van de overtreding binnen een bepaald tijdsbestek. Deze verhoogde boetebedragen mogen uiteraard niet hoger zijn dan de in de wet vastgelegde bedragen.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De boete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 8, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van dit artikel het mogelijk om een hogere boete vast te stellen. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (zie artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval moet in de boetebeschikking een nieuwe termijn worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De boete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

Artikel 10 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan volgens het eerste lid van dit artikel een voorziening aanbieden aan vrijwillige inburgeraars. Een voorwaarde is dat zij ingeschreven staan in de gemeente Hoorn en de intentie hebben voor langere tijd in Nederland te blijven.

In het tweede lid is vastgelegd dat de gemeente kan besluiten om geen inburgeringsvoorziening meer aan te bieden aan vrijwillige inburgeraars als dit gezien het resterende hoogte van het beschikbare participatiebudget niet verantwoord is. Hiermee wordt rekening gehouden met de verminderende budgetten voor inburgering vanaf 2012 en kunnen in ieder geval de inburgeraars aan wie de gemeente een aanbod moet doen een voorziening krijgen.

Artikel 11 De samenstelling van de voorziening

Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.

Artikel 12 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening.

Artikel 13 De inning van de eigen bijdrage

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 13 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting.

Het opleggen van de eigen bijdrage aan vrijwillige inburgeraars is bedoeld om enige vrijblijvendheid bij de vrijwillige inburgeraar weg te nemen om het inburgeringstraject tussentijds te beëindigen.

In het derde lid van dit artikel is geregeld dat de vrijwillige inburgeraar geen eigen bijdrage verschuldigd is als er sprake is van het moeten volgen van een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet op last van het college, dan wel een ander instantie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de wet.

Artikel 14 De inhoud van de overeenkomst en het opleggen van verplichtingen

In dit artikel is geregeld dat de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen (zie artikel 7, eerste lid van de verordening).

In het tweede lid zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 7, tweede lid van de verordening).

Artikel 15 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt.

In het eerste lid is geregeld dat aan de vrijwillige inburgeraar een boete wordt opgelegd als hij zich niet of in onvoldoende mate houdt aan de verplichtingen in de overeenkomst. De boete is gelijk aan de boete die geldt voor een inburgeringsplichtige die zich niet houdt aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de inburgeringsvoorziening.

Voor het opnieuw niet voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in de overeenkomst is in het tweede lid geregeld dat er een boete wordt opgelegd aan de vrijwillige inburgeraar. Ook hierbij is aangesloten bij de boete die geldt voor een inburgeirngsplichtigen bij herhaling van de verwijtbare gedraging. Als de vrijwillige inburgeraar zich na het opleggen van de boete in het tweede lid zich verwijtbaar niet blijft houden aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in de overeenkomst, regelt het derde lid dat het college kan besluiten om de inburgeringsvoorziening in te trekken. In bijzondere omstandigheden kan de boete volgens het vierde lid lager worden vastgesteld.

Artikel 16 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Artikel 17 Uitvoering

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 18 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.