Regeling vervallen per 10-11-2023

Beleidsregel Fraudenotitie

Geldend van 09-07-1998 t/m 09-11-2023

Intitulé

Beleidsregel Fraudenotitie

De nottitie inzake het vastleggen van een beleidsljin voor de situatie, waarin door een persoon willens en wetens andere gegevens zijn of worden verstrekt om zich daarmee kennelijk een positie te verwerven en/of een recht(en) te verkrijgen, welke betrokkene rechtens niet toekomt.

De GBA en/of de burgerlijke stand.

Met enige regelmaat wordt de afdeling Burgerzaken geconfronteerd met het feit, dat personen beweren niet met de juiste persoonsgegevens in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (de GBA) te zijn opgenomen en verzoeken om de betreffende gegevens te verbeteren. Meestal betreft het "administratieve missers", die ten tijde van de eerste inschrijving in de bevolkingsadministratie en aansluitend in de GBA zijn opgetreden. Door het overleggen van dokumenten, afgegeven door daartoe bevoegde binnen c.q. buitenlandse autoriteiten kunnen de meeste onjuistheden worden gecorrigeerd. In toenemende mate worden burgerzaken-medewerkers echter geconfronteerd met situaties, waarin men ooit willens en wetens bij de eerste aanmelding ter inschrijving in de bevolkingsadministratie en derhalve aansluitend in de GBA maar ook ter eerste inschrijving in laatstgenoemde administratie, "onjuiste" gegevens heeft verstrekt om hieraan rechten te kunnen ontlenen en/of te verkrijgen. In ieder geval gaat het om personen, die zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bewust van andere gegevens bedienen.

Daar waar het situaties te goeder trouw betreft ontstaan geen problemen. De Wet GBA geeft aan hoe in dergelijke gevallen te handelen c.q. tot aanvulling en/of verbetering over te gaan. Het wordt gecompliceerder als betrokkene zich bewust van onjuiste gegevens heeft bediend. Maar al te vaak moet vastgesteld worden dat het hier personen betreft, waar het direct of indirect gaat/ging om (het verkrijgen van) de vluchtelingenstatus of de status van "asielgerechtigde" en daaraan te verbinden rechten. Laatstgenoemde term wordt bewust gebruikt omdat deze formeel niet meer bestaat. Het gaat echter om personen, die niet in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus krachtens het Vluchtelingenverdrag maar wel in Nederland mogen verblijven op grond van een vergunning tot verblijf zonder enige beperking. In deze categorie ligt de onderhavige materie zeer gevoelig. Er zijn op humanitaire gronden redenen aan te voeren waarom men heeft gehandeld zoals men heeft gehandeld. Feit blijft echter, dat er op grond van bewust verstrekte onjuiste informatie rechten werden verkregen.

In het Nederlandse rechtsysteem bestaat hiervoor maar één term: "valsheid in geschrifte". Door de inwerkingtreding van de Wet GBA per 1 oktober 1994 werd het gesignaleerde probleem versterkt. Per genoemde datum werd de overheid verplicht voor haar eigen registraties de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens als basis te gebruiken. De gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is bovendien bindend als het gaat om de "enig juiste gevens" betreffende de burgerlijke staat.

De wet GBA verplicht de in het buitenland geboren persoon dan ook bij eerste inschrijving de nodige gelegaliseerde (zie circ. 17nov-93;nr 409546/-93/6;St-SecrJust) en desgewenst in het Nederlands vertaalde dokumenten te overleggen.

Van deze verplichting wordt uitgezonderd:

  • -

    de persoon, die in Nederland als vluchteling werd toegelaten, hetgeen dient te blijken uit het verblijfsdokument "B", en:

  • -

    de persoon, in het bezit van een geldige vergunning tot verblijf en daarnaast in het bezit van het verblijfsdokument "D".

De problematiek in het land van herkomst maakt het meestal niet wenselijk, dat betrokkene door het opvragen van documenten zijn verblijfplaats kenbaar maakt. Dit nog afgezien van de situatie, dat in de onderhavige landen dikwijls ook geen persoonsregistratie werd/wordt aangehouden. Middels de Wet GBA kan een eventueel manco aan zogenoemde "brondokumenten" worden ondervangen door het, eventueel in bijzijn van een tolk, afleggen van een beëdigde verklaring. De waarde van de betreffende verklaring is soms zeer betrekkelijk, daar in een aantal landen onze eed/belofte van weinig of geen importantie is. Daarenboven blijkt maar al te vaak dat de- "onjuiste" informatie met het zelfde gemak ook aan justitie-functionarissen werd verstrekt en door hen als zodanig werd vastgelegd. Het honoreren van een later verzoek tot wijziging dient dan ook niet zonder conseqenties plaatsvinden. De burgerzakenmedewerker is echter nauwelijk in staat op te treden. Terzake ontbreken simpelweg de nodige bevoegdheden. Het enige middel dat medewerkers, bijv. als gevolg van het als niet-correkt accepteren van de overgelegde dokumenten, ten dienste staat is het weigeren van de gevraagde dienst. Dit vindt dan ook frequent plaats.

Rijbewijs en/of reisdocument

Een geheel andere vorm van documentenfraude is de min of meer regelmatig gepleegde "valsheid in geschrifte" ter verkrijgen van een duplicaat rijbewijs op het moment, dat door of vanwege de politie het rijbewijs van verzoeker werd ingevorderd. In voorkomend geval wordt door verzoeker "zwart op wit" verklaard dat:

  • -

    dat de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig niet werd ontzegd;

  • -

    dat geen procesverbaal werd opgemaakt en geen gerechtelijk onderzoek gaande is, op grond waarvan de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zou kunnen worden ontzegd.

terwijl kontrole in het centraal register rijbewijzen (CRR) het tegendeel uitwijst.

Ten aanzien van reisdocumenten ligt de zaak eenvoudig. De artikelen 95 en 96 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland (PUN) legt bij constatering van (vermoedelijke) onregelematigheden de burgemeester de verplichting tot aangifte op.

Een strafrechtelijke aanpak van de geschetste dokumentenfraude wordt door burgerzaken-medewerkers als een noodzakelijk sluitstuk gezien. De afwikkeling van aangiften van het vermoeden van fraude levert, landelijk gezien, evenwel geen positief beeld op. Dit is, getuige de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken dd. 15dec95; nr. GBA95/U178, ook in justitiekringen bekend. Het blijft echter niet een constatering.

De hoofdofficieren van Justitie werd expliciet gevraagd zorg te dragen voor een goede afhandeling van aangiften van gemeentezijde terzake van (het vermoeden) fraude. Daarenboven wordt geadviseerd terzake eveneens nader overleg te plegen met de korpsbeheerder in de regio. Naar de praktijk uitwijst is het vaststellen van een beleidslijn daarbij een aan te bevelen opzet.

Beslissing conform voorstel:

In de gevallen, waarin: aanvulling, wijziging en/of verbetering wordt verzocht van de in de GBA opgenomen persoonsgegevens, welke eerder "willens en wetens" als korrekt werden opgegeven om daarmee een bepaalde positie te bewerkstelligen/ een bepaald recht(en) te verkrijgen, welke betrokkene rechtens niet toekomt, zéér terughoudend te reageren. Het gemeentebestuur zal op een opgemeld verzoek negatief beschikken als blijkt dat een aanvulling etc. voor de aan de GBA gekoppelde administraties zeer complexe, niet te overziene, gevolgen heeft en de beslissing ook gevolgen zal hebben voor de verblijfsrechtelijke status. In het laatste geval dient verzoeker geadviseerd te worden zich tot de arrondissementsrechtbank te wenden voor het opmaken van een vervangende geboorteakte, als bedoeld in artikel 20d, boek I, van het Burgerlijk Wetboek.

In de gevallen, waarin het vermoeden van gepleegde onregelmatigheden c.q. valsheid in geschrifte bestaat, waardoor betrokkene mogelijk zich een positie/recht(en) heeft verworven of tracht te verwerven, welke hem rechtens niet toekomt, zal daarvan aangifte bij de politie worden gedaan.