Regeling vervallen per 22-09-2016

Notitie van invalidenparkeerkaart naar gehandicaptenparkeerkaart

Geldend van 18-10-2001 t/m 21-09-2016

Intitulé

Notitie van invalidenparkeerkaart naar gehandicaptenparkeerkaart

1.INLEIDING

Per 1 oktober 2001 wordt een nieuwe regeling van kracht voor de afgifte van een parkeerkaart voor mensen met een handicap. Het oude (Koninklijke) besluit Regeling Invalidenparkeerkaart van 1 oktober 1991 wordt dan vervangen door het nieuwe besluit Regeling Gehandicapten-parkeerkaart van 2 juli 2001. In deze notitie worden de inhoudelijke wijzigingen van de regelgeving op een rij gezet. Belangrijkste aspecten zijn de invoering van een parkeerkaart die binnen heel Europa geldig is en uitbreiding van parkeerkaarten voor instellingen. Voorts wordt in deze notitie voorgesteld de uitvoering van de (nieuwe) regeling over te hevelen van de afdeling WVG naar het Bureau Stadstoezicht. Met de overheveling vallen alle werkzaamheden met betrekking tot parkeervergunningen onder dezelfde afdeling. Per 1 januari 2002 vallen beide afdelingen onder de sector Maatschappelijke Aangelegenheden. Nu valt de afdeling Bureau Stadstoezicht nog onder de sector Gemeentewerken. Gezien de overgang zal een tijdelijk mandaatbesluit (van 1 oktober 2001 tot 1 januari 2002) voor bevoegdheidsverlening inzake deze werkzaamheden nodig zijn. De artikelen die in dit stuk worden genoemd zijn de artikelen per 1 oktober 2001, tenzij anders aangegeven.

2.AANLEIDING NIEUWE REGELING

Op aanbeveling van de Raad van Europa is gekomen tot een uniforme parkeerkaart voor mensen met een handicap voor de hele EG. Met deze kaart kan gebruik worden gemaakt van de faciliteiten die door de kaart worden geboden overeenkomstig de nationale regels die gelden in de lidstaat waar de betrokkene zich bevindt. Het vrije verkeer van mensen met een handicap wordt daardoor bevorderd. Met invoering van de nieuwe regeling zijn een aantal onderwerpen die nu nog in het Besluit Invalidenparkeerkaart zijn geregeld, ondergebracht in het Besluit administratieve bepalingen wegverkeer (BABW). Het Besluit van 1991 is grondig herzien in overleg met diverse organisaties, waaronder de Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland.

3. BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN

3.1. Terminologie

De term 'invalide' is vervangen door de term 'gehandicapte'. De relevante wet- en regelgeving op dit punt is aangepast (met uitzondering van de Wegenverkeerswet 1994). Dit geldt ook voor samenvoegsels waar de term invalide in voorkomt, bijvoorbeeld invalidenvoertuig, invalidenparkeerplaats, invalidenparkeerkaart worden vervangen door gehandicaptenvoertuig, gehandicaptenparkeerplaats en gehandicaptenparkeerkaart. Per 1 oktober 2001 wordt dan ook niet langer gesproken van een invalidenparkeerkaart (IPK), maar van een gehandicapten-parkeerkaart (GPK).

3.2. Afgiftebevoegdheid

Artikel 49 lid 1 BABW bepaalt dat de raad van de gemeente waar een gehandicapte is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens een GPK kan verstrekken. Niet langer staat hierin dat ook burgemeester en wethouders namens de raad hiertoe bevoegd zijn. Dit vloeit immers al voort uit de algemene delegatiebepaling van artikel 156 van de Gemeentewet. De raad heeft in casu van deze delegatiemogelijkheid aan b&w gebruik gemaakt. In het delegatiebesluit 12 september 2000 (Gemeenteblad 1995/16) delegeert de raad aan b&w de bevoegdheden ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 en het BABW, zonder nadere verwijzing naar specifieke taken of artikelen. Aanpassing van het delegatiebesluit is dus niet nodig.

3.3. GPK voor instellingen

Artikel 49 lid 2 BABW geeft de mogelijkheid ook een GPK te verstrekken aan instellingen als bedoeld in artikel 8 van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ), ten behoeve van het collectief vervoer van gehandicapten die in die instellingen verblijven. Volgens de huidige regeling kunnen slechts parkeerkaarten worden verstrekt aan invaliden die als bestuurder of passagier hiervoor in aanmerking komen. De bevoegdheid tot verstrekking van een GPK aan genoemde instellingen is voorbehouden aan de raad. In het artikel is abusievelijk de toevoeging 'of, krachtens besluit van de raad, door burgemeester en wethouders' opgenomen. Deze onjuistheid zal bij de eerstvolgende wijziging van het BABW worden rechtgezet. Een GPK voor een instelling is niet voertuiggebonden. Aangezien bewoners van genoemde instelling over het algemeen voldoen aan de gestelde criteria om voor een GPK in aanmerking te komen, kan de GPK voor instellingen zonder tussenkomst van een keurende instantie worden afgegeven.

3.4. Gebruiksvoorschrift

Artikel 50 BABW vermeldt uitdrukkelijk dat de houder van een GPK daarvan geen gebruik mag (laten) maken indien het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van hemzelf of bewoners van de instelling aan welke de kaart is verstrekt.

3.5. Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van de GPK is volgens artikel 51 BABW 5 jaar, dezelfde termijn geldt voor de huidige IPK. Nieuw is echter dat de geldigheidsduur, die kan worden beperkt indien daartoe redelijke grond bestaat, nu een minimumgeldigheidsduur kent, en wel een van 6 maanden. Reden voor de beperkingsmogelijkheid is dat met de voortdurende ontwikkeling van de medische wetenschap bepaalde handicaps, die voorheen als permanent en progressief werden beschouwd, thans geheel of gedeeltelijk kunnen worden genezen. Dus ook personen met een handicap die niet permanent of progressief van aard is kunnen in aanmerking komen voor een GPK. Tevens is in de nieuwe regeling een aparte beperkingsmogelijkheid opgenomen ten aanzien van personen die slechts tijdelijk in Nederland verblijven. De geldigheidsduur wordt in die gevallen beperkt tot het verblijf in Nederland.

3.6. Duplicaten

Artikel 52 BABW geeft regels voor de afgifte van duplicaten. De regels hierover zijn thans alleen te regelen in een afzonderlijke ministeriële regeling. Nieuw is dat voor afgifte van een duplicaat bij verlies (bijvoorbeeld diefstal) of tenietgaan, de aanvrager een ondertekende verklaring moet overleggen. Hij moet hierin de omstandigheden waaronder de kaart verloren is geraakt of tenietgegaan omschrijven. Deze bepaling is opgenomen om (onder andere) het misbruik van de GPK te beperken.

3.7. Ongeldigverklaring

Artikel 53 lid 2 BABW biedt de nieuwe mogelijkheid de GPK ongeldig te verklaren indien hij is afgegeven op grond van door de aanvrager verschafte onjuiste gegevens (en niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens bij de aanvraag bekend zou zijn geweest).

3.8. Afgiftevoorwaarden

Nieuw is dat voor de afgifte van een passagierskaart aangesloten wordt bij de criteria die gelden voor afgifte van een bestuurderskaart. Deze criteria zijn:

  • -

    de gehandicapte maakt gebruik van een motorvoertuig op meer dan twee wielen of van een brommobiel;

  • -

    er is sprake van een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard ten gevolge van een aandoening of gebrek (langdurig is ten minste zes maanden waar het tijdsbeslag van de afhandelingsprocedure nog moet worden bijgeteld); NB: de termen 'permanent en progressief' zijn niet overgenomen, zie ook 3.e.

  • -

    de gehandicapte is, met de gebruikelijke hulpmiddelen, in redelijkheid niet in staat zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen. Voor de passagier is dit nieuw. Thans geldt op dit punt het criterium 'dat de invalide zich zonder hulpmiddelen en zonder hulp van een ander redelijkerwijs niet over een bepaalde afstand te voet kan voortbewegen'. Voor keurende instanties is het nieuwe criterium beter hanteerbaar.

  • -

    De passagier komt voor een GPK in aanmerking indien hij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.

3.9. Hardheidsclausule

De nieuwe regeling bevat een hardheidsclausule, die kan worden toegepast indien de aanvrager van de kaart een beperking heeft, anders dan een loopbeperking, die het hebben van een GPK rechtvaardigt.

3.10. Controle

Net als de GPK voor instellingen is de GPK voor een bestuurder of passagier niet voertuiggebonden. Nu er geen kentekens op de GPK staan (staat nu wel op de IPK voor bestuurders), vervalt een controle-element. Daarvoor in de plaats is er een nieuw controle-element in de vorm van een pasfoto op de achterzijde van de GPK.

4. AANDACHTSPUNTEN

4.1. Niet-ingezetenen

Volgens artikel 49 lid 3 BABW kan ook de gehandicapte die niet als ingezetene is ingeschreven is de basisadministratie persoonsgegevens voor een GPK in aanmerking komen. De huidige regelgeving kent deze mogelijkheid ook reeds (artikel 50 BABW tot 1 oktober 2001). Het moet dan gaan om een gehandicapte die uit veiligheidsoverwegingen niet is ingeschreven, of om een buiten Europa woonachtige gehandicapte die tijdelijk, bijvoorbeeld voor vakantie, in Nederland verblijft. De bevoegdheid voor de verstrekking van een GPK aan deze gehandicapte komt toe aan de minister van Verkeer en Waterstaat. De minister is overigens voornemens deze bevoegdheid over te dragen aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.

4.2. Inlevering GPK

Artikel 54 BABW (artikel 55 BABW tot 1 oktober 2001) bepaalt dat een GPK die zijn geldigheid heeft verloren, zo spoedig mogelijk moet worden ingeleverd door de houder bij het gezag dat de kaart verstrekt heeft. Indien de houder is overleden geldt deze verplichting voor de degene die de GPK onder zich heeft. In artikel 59 BABW is bepaald dat overtreding van dit voorschrift een strafbaar is. Aangezien de GPK een waardepapier is, dient op de inlevering strikt te worden toegezien. Thans gebeurt dit niet of nauwelijks.

4.3. Geneeskundig onderzoek

Volgens de Regeling GPK is het uitgangspunt dat een GPK niet wordt afgegeven voordat een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad. Thans verrichten de Gemeentelijke Gezondheids-diensten deze onderzoeken en adviseren zij de gemeente. In de toekomst zullen deze onderzoeken plaatsvinden bij het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). Het RIO geeft een integraal, objectief en onafhankelijk medisch advies, onder andere op grond van de AWBZ, de WVG en protocollen.

5. OVERHEVELING UITVOERING

De uitvoering voor afgifte van de IPK gaat over diverse schijven. De aanvrager 'koopt' een aanvraagformulier bij de afdeling Burgerzaken (betaalt de legeskosten). Met dit formulier gaat de aanvrager naar de afdeling WVG die de aanvraag in behandeling neemt. De medewerker op de afdeling WVG vraagt een GGD-advies. De GGD doet een geneeskundig onderzoek en beoordeelt of er gezien de criteria noodzaak is voor een IPK. Indien deze noodzaak er is en ook voorts de aanvrager in aanmerking komt voor de kaart, maakt en verstrekt de afdeling WVG de IPK. Wordt de aanvraag afgewezen, dan volgt een beschikking die de afdeling WVG maakt. In dat geval kan het reeds betaalde legesbedrag worden terugverkregen bij de afdeling Burgerzaken. Controle op gebruik van de IPK gebeurt door het Bureau Stadstoezicht. In 2000 zijn er 260 IPK's verstrekt en 32 afgewezen. In 2001 zijn er tot medio september 189 IPK's verstrekt en 16 afgewezen.

Uit het overleg met vertegenwoordigers van de afdelingen Burgerzaken (Harry de Ruiter), WVG (Wally Joris), Bureau Stadstoezicht (Hans Wagendrever), Welzijn (Wouter Schwering) en het afdelingshoofd soza (Werner Krijgsman) op 3 september jongstleden is het voorstel gerezen het hele proces van aanvraag tot afgifte of weigering en controle op gebruik neer te leggen bij het Bureau Stadstoezicht. Dit geeft formatief geen verschuiving, omdat dit binnen de huidige werkzaamheden kan worden ingepast. In de beschrijving van werkzaamheden voor de nieuwe kracht administratie WVG is met het wegvallen van de taak inzake de IPK's al rekening gehouden. Aldus wordt bereikt dat de burger voor alle parkeer-

vergunningen terecht kan bij het Bureau Stadstoezich. Uit oogpunt van de éénloketgedachte is dat wenselijk. De IPK/GPK betreft mensen met een handicap, doch is strikt genomen geen voorziening krachtens de WVG. Er is in het verleden slechts gekozen de uitvoering voor een groot deel bij de afdeling WVG te leggen vanwege de goede contacten van die afdeling met de GGD. Echter, met de nieuwe beoordelingscriteria vanaf 1 oktober 2001 is slechts van belang of de aanvrager 100 meter achter elkaar kan lopen of niet.

De adviesvraag richting de GGD is een invuloefening op de achterzijde van het aanvraagformulier en de beoordeling van dit advies behoeft geen speciale kennis. Om toch de link met een eventueel WVG-dossier en de bekendheid met de medische situatie te houden, wordt een nieuwe werkwijze geopperd.

Voorgestelde nieuwe werkwijze:

De aanvrager doet een aanvraag bij Bureau Stadstoezicht. Hij hoeft niet langer vooraf een aanvraagformulier 'te kopen'. De medewerker aldaar vraagt standaard de GGD om een medisch advies en een kopie van de aanvraag gaat naar de afdeling WVG. Een medewerker van de afdeling WVG kan snel zien of de aanvrager bekend is bij de WVG en of uit het eventueel aanwezige WVG-dossier op te maken is of een GPK zonder nader medisch advies toegekend kan worden. Vervolgens koppelt de WVG-medewerker dit snel terug met het Bureau Stadstoezicht. Beslissen op de aanvraag gebeurt door het Bureau Stadstoezicht in de vorm van een beschikking, dus schriftelijk Ook de afgifte geschiedt daar, nadat de aanvrager ter plaatse de verschuldige legeskosten heeft betaald. Bureau Stadstoezicht beschikt over een eigen kas en kluis, zodat de GPK (dat een waardepapier is, net als alle overige parkeervergunningen) daar kan worden opgeslagen.

Ondertekening van het besluit op de aanvraag wordt -in mandaat- per 1 oktober 2001 gedaan door het hoofd van het Bureau Stadstoezicht. Nu beslist het hoofd van de afdeling WVG namens het college daar op. De voorgestelde mandaatconstructie is het meest praktisch, daar Bureau Stadstoezicht nu nog onder de sector Gemeentewerken valt en per 1 januari 2002 onder de sector Maatschappelijke Aangelegenheden. Zou de mandatering plaatsvinden aan het sectorhoofd, dan zou voor de periode 1 oktober 2001 tot 1 januari 2002 een afzonderlijk mandaatbesluit (van b&w aan sectorhoofd Gemeentewerken) moeten worden genomen en voor de periode vanaf 1 januari 2002.

6. KOSTEN

De kosten voor de huidige IPK bedragen f 22,70/€ 10,30. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten die verbonden zijn aan het aanschaffen van aanvraagformulieren en de invalidenparkeerkaart zelf. Hoewel een gemeente geen winst mag maken, is het toch wenselijk het bedrag voor de nieuwe GPK te verhogen. De argumenten hiervoor:

  • -

    de uitvoeringkosten (handelingen ambtenaar, inwinnen medisch advies GGD) verbonden aan het proces van aanvraag tot verstrekking zijn vele malen hoger dan de huidige prijs van de IPK, te meer daar een afzonderlijke geneeskundig standaard onderzoek onderdeel uitmaakt van de aanvraagprocedure. Deze kosten worden ook gemaakt voor afgewezen aanvragen.

  • -

    de GPK is een parkeerkaart die in heel Europa te gebruiken is. De geldigheidsduur is 5 jaar.

  • -

    het parkeerbeleid binnen de gemeente Hoorn is zo vastgesteld dat er voor gehandicapten gratis te parkeren is op alle parkeerplaatsen (inclusief plaatsen voor vergunninghouders en plaatsen waar niet-gehandicapten wel moeten betalen voor parkeren). Resultaat is dat er veel gehandicaptenparkeerplaatsen leeg blijven, en de gehandicapte parkeert op reguliere parkeerplaatsen. Voorts betekent het huidige gratis parkeren voor gehandicapten een forste toename van aanvragen voor invalidenparkeerkaarten en dan met name de kaarten voor passagiers. Juist deze parkeerkaarten worden volgens Bureau Stadstoezicht vaak misbruikt en de toezicht er op is moeizaam.

Derhalve is uit het interne overleg het voorstel gekomen de prijs voor een GPK vast te stellen op f 110,19/€ 50,00 ingaande 1 oktober 2001. Overigens is overleg gepland tussen Bureau Stadstoezicht en het sectorhoofd Gemeenwerken om het parkeerbeleid ten aanzien van gehandicapten te bespreken. Het is in gemeenteland niet ongebruikelijk dat gehandicapten moeten betalen voor parkeren (bijvoorbeeld alleen in geval van passagierskaarten) of dat er slechts een bepaalde duur (gratis) mag worden geparkeerd. Mocht het overleg leiden tot de (al dan niet gedeeltelijke) herinvoering van betaald parkeren voor gehandicapten, dan kan worden overwogen de prijs voor de GPK te verlagen.

7. VOORSTEL

  • 1.

    Kennisnemen van bovenstaande wijzigingen;

  • 2.

    Instemmen met het overdragen van de werkzaamheden en beslissingsbevoegdheid inzake de Gehandicaptenparkeerkaart, ingaande 1 oktober 2001;

  • 3.

    Instemmen met de verhoging van de prijs voor de parkeerkaart;

  • 4.

    Mandaat verlenen aan het hoofd van het Bureau Stadstoezicht tot beslissingsbevoegdheid m.b.t. gehandicaptenparkeerkaarten, conform bijgaand mandaatbesluit;

  • 5.

    De werkzaamheden feitelijk over te dragen op het moment dat het beleid bekend gemaakt is.