Regeling vervallen per 02-01-2024

Uitwegenbeleid Gemeente Hoorn 2012

Geldend van 07-06-2012 t/m 01-01-2024

Intitulé

Uitwegenbeleid Gemeente Hoorn 2012

Corsaregistratie: 12.14141

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn,

Gelezen

  • .

    het voorstel van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving, d.d. 16 april 2012;

Overwegende:

  • ·

    dat in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald dat ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.

  • ·

    dat in artikel 2.12 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn 2010 het kader is bepaald voor het maken en veranderen van een uitweg.

  • ·

    dat voor het aanleggen van een uitweg wenselijk is dat de regels hieromtrent zijn vastgelegd in een beleidsregel uitwegen.

  • ·

    dat in het belang van het waarborgen van de openbare veiligheid, bruikbaarheid van de weg, veilig en doelmatig gebruik van de weg, uiterlijk aanzien van de omgeving en de groenvoorziening in de gemeente, de regels omtrent het aanleggen van een uitweg in de beleidsregel worden opgenomen.

  • ·

    dat na het verlenen van de vergunning de vergunninghouder aan het college kenbaar dient te maken dat hij wil overgaan tot realisatie van de uitweg.

  • ·

    dat de uitweg moet worden aangelegd conform de gemeentelijk civieltechnische voorwaarden.

  • ·

    dat de realisatie van de uitweg op kosten van de vergunninghouder door eigen gemeentelijke stratenmakers of een door de gemeente ingehuurde stratenmakerbedrijf wordt uitgevoerd.

  • ·

    dat voor verdere onderbouwing van de regel wordt verwezen naar de toelichting bij dit uitwegenbeleid.

Gelet op:

  • ·

    Artikel 1:3 lid 4 jo artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

  • ·

    Artikel 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • ·

    Artikel 2:12 Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn 2010.

Besluit:

  • 1.

    het Uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2011, kenmerk 11.24904, in te trekken;

  • 2.

    de volgende beleidsregel vast te stellen:

Uitwegenbeleid Gemeente Hoorn 2012

Hoofdstuk 1 Procedure

Artikel 1 Aanvraag

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit uitrit wordt ingediend via het Omgevingsloket Online. De aanvraag dient te voldoen aan de Ministeriele regeling omgevingsrecht (MOR). Ingevolge artikel 1.3 en artikel 7.3 van de MOR dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:

  • ·

    de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

  • ·

    het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

  • ·

    een omschrijving van de aard en omvang van het project;

  • ·

    indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

  • ·

    indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.

  • ·

    een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen.

  • ·

    een opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden.

  • ·

    de locatie van de uitweg aan het voor-, zij- dan wel achtererf;

  • ·

    de afmeting van de nieuwe uitweg, dan wel van de te veranderen bestaande uitweg en de beoogde verandering daarvan;

  • ·

    de te gebruiken materialen;

  • ·

    de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan voor het aanleggen of voor het gebruik van de uitweg, zoals bomen, lantaarnpalen en nutsvoorzieningen.

Artikel 2 Machtiging

De aanvraag moet worden gedaan door de perceeleigenaar. De perceeleigenaar kan iemand machtigen om namens hem de aanvraag in te dienen. Uit een toegevoegde machtiging moet voldoende blijken dat de perceeleigenaar daadwerkelijk toestemming geeft.

Artikel 3 Toestemming

Hoogheemraadschap

Hollands Noorderkwartier Wanneer een uitweg aangelegd moet worden over een watergang of sloot, of langs wegen van het Hoogheemraadschap dan moet mogelijk door de aanvrager ook een vergunning of ontheffing aangevraagd worden bij het Hoogheemraadschap. Een dergelijke vergunning of ontheffing staat los van de aanvraag om een omgevingsvergunning

Gemeente

Indien de gemeente eveneens de eigenaar van de weg is, dan zal de gemeente een privaatrechtelijke toestemming moeten verlenen voor de uitweg. Wanneer er een omgevingsvergunning voor de activiteit uitrit wordt afgegeven, dan is er impliciet ook toestemming gegeven voor het privaatrechtelijke gebruik van de grond. Hierbij moet gelet worden op de regels met betrekking tot het eigendomsrecht zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek.

Derden

Het is mogelijk dat de aanvrager een uitweg wil aanleggen waarbij het perceel van een derde wordt doorkruist. De aanvrager dient ingevolge het eigendomsrecht toestemming te hebben van de perceeleigenaar. Het ontbreken van een dergelijke toestemming is geen gegronde reden om de vergunning te weigeren. De toestemming is dan ook geen onderdeel van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Met andere woorden, ook indien de toestemming van een derde ontbreekt wordt de aanvraag in behandeling genomen.

Artikel 4 Ontvangstbevestiging

Zodra de aanvraag is ontvangen, wordt er een ontvangstbevestiging verzonden naar de aanvrager. In de ontvangstbevestiging worden in ieder geval de volgende onderdelen aangegeven:

  • -

    welke afdeling de aanvraag in behandeling heeft;

  • -

    beslistermijn voor afhandeling van de aanvraag.

Artikel 5 Buiten behandeling

Een aanvraag kan buiten behandeling worden gelaten, indien er sprake is van een van de situaties zoals opgenomen in artikel 4:5 Awb. De meest belangrijke situaties zijn de volgende:

  • a.

    de aanvrager heeft niet voldaan aan een voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag (4:5 Awb);

  • b.

    de verstrekte gegevens en bescheiden zijn onvoldoende voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking (4:5 Awb).

In bovengenoemde gevallen dient de aanvrager zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld te worden van de reden waarom zijn aanvraag buiten behandeling wordt gelaten. Vervolgens krijgt hij de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen. Hiervoor wordt een termijn vastgesteld. De duur van deze termijn is afhankelijk van hetgeen in die situatie redelijk is.

Wanneer de aanvrager binnen de gestelde termijn de gegevens niet of onvoldoende heeft aangevuld, wordt definitief overgegaan tot het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dit wordt zo spoedig mogelijk nadat de gestelde termijn is verstreken aan de aanvrager bekendgemaakt.

Artikel 6 Beslistermijn

De aanvraag wordt via de reguliere voorbereidingsprocedure voorbereid (paragraaf 3.2 Wabo). Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. Indien er gegronde redenen zijn waardoor het niet haalbaar is om binnen de aangegeven acht weken de aanvraag af te handelen, is het mogelijk om de termijn met zes weken te verlengen. Dit wordt schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld. In deze brief wordt gemotiveerd aangegeven wat de argumenten zijn om de termijn te verdagen.

Artikel 7 Vergunning

Een vergunning wordt verleend indien de aanvraag ontvankelijk is, er geen weigeringsgronden zijn en de beleidsregels in acht zijn genomen. Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, bijvoorbeeld met betrekking tot de materialen die worden gebruikt om de uitwegen aan te leggen.

De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking. De vergunning is dan nog niet onherroepelijk. Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen de verleende vergunning.

Artikel 8 Intrekken/wijzigen vergunning

  • 1.

    De vergunning kan worden gewijzigd dan wel worden ingetrokken op grond van respectievelijk artikel 2:31 en 2:33 Wabo en op grond van artikel 1:6 Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 2.

    De termijn zoals bedoeld in artikel 1:6 aanhef onder d Algemene Plaatselijke Verordening bedraagt één jaar. Deze termijn neemt een aanvang op de dag nadat de vergunning in werking is getreden.

  • 3.

    De vergunninghouder wordt op de hoogte gebracht van het voornemen om de vergunning te wijzigen dan wel in te trekken en krijgt een termijn om zienswijze in te dienen. Naar aanleiding van dit traject zal een definitief besluit worden genomen.

Hoofdstuk 2 Weigering

Artikel 9 Weigeringgronden

De aanvraag voor een inritvergunning kan worden geweigerd op basis van de weigeringsgronden in artikel 1:8 en artikel 2:12 van de APV. Deze weigeringsgronden zijn als volgt:

  • 1.

    Openbare orde;

  • 2.

    Openbare veiligheid;

  • 3.

    Volksgezondheid;

  • 4.

    Bescherming van het milieu;

  • 5.

    Bruikbaarheid van de weg;

  • 6.

    Veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • 7.

    Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • 8.

    Bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente.

Bij het weigeren van de aanvraag dienen alle argumenten te worden omschreven. Deze kunnen betrekking hebben op meerdere weigeringsgronden.

In de volgende artikelen wordt aangegeven welke weigeringsgronden behoren bij een aantal beleidsregels.

Artikel 10 Bruikbaarheid van de weg/veilig en doelmatig gebruik

De gemeente dient ervoor te zorgen dat de weg wordt gebruikt waarvoor deze is aangelegd. Daarnaast dient de weg veilig gebruikt te kunnen worden. Het aanleggen van een uitweg kan er echter voor zorgen dat dit wordt aangetast. Om dit te voorkomen wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit uitrit geweigerd indien:

  • ·

    het aanleggen van een uitweg ten koste gaat van een of meerdere openbare parkeermogelijkheden;

  • ·

    de te creëren parkeerplaats op eigen terrein korter is dan 5 meter en/of smaller is dan 2,5 meter;

  • ·

    er geparkeerd dient te worden tegen een obstakel (huis/muur/hekwerk/dichte hek o.i.d.) en de diepte van de parkeerplaats minder dan 5,5 meter is;

  • ·

    de uitweg uitkomt op een stroomweg, een gebiedsontsluitingsweg type A of type B;

  • ·

    de uitweg op een kruising uitkomt van een gebiedsontsluitingsweg C of D;

  • ·

    de uitweg uitkomt op een voetgangersoversteekplaats;

  • ·

    de uitweg uitkomt op een bushalte.

Voor de type gebiedsontsluitingswegen wordt verwezen naar het Masterplan Hoofdinfrastructuur. Zie bijlage.

Artikel 11 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving groenvoorzieningen in de gemeente

Weigeringen op basis van het uiterlijk aanzien van de omgeving kan gecombineerd worden met de bescherming van de groenvoorzieningen in de gemeente. Deze twee weigeringsgronden zorgen ervoor dat een aanvraag niet wordt verleend indien;

  • ·

    de uitweg alleen gerealiseerd kan worden als een gemeentelijke boom moet worden gekapt en voor deze activiteit een omgevingsvergunning is vereist en deze omgevingsvergunning niet is of kan worden verleend;

  • ·

    er sprake is van een aanpassing in de openbare ruimte waardoor het beheer van groen en/ of reiniging moeilijk dan wel onmogelijk wordt;

  • ·

    door de aanleg van de uitweg er schade ontstaat aan een boom (met name de wortels) waardoor de vitaliteit van de boom wordt aangetast;

  • ·

    door de aanleg van de uitweg er onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden overblijven voor een boom;

  • ·

    de uitweg het totale inrichtingsbeeld, wat onder ontwerp is aangelegd, negatief aantast;

  • ·

    de uitweg het gewenste groenbeeld in de straat aantast.

Hoofdstuk 3 Aanleggen van de uitweg

Artikel 12 Opdracht en realisatie

Indien de vergunninghouder na toestemming van het college over wil gaan tot de realisatie van de uitrit dient deze dat kenbaar te maken aan het college.

Wanneer de uitrit gerealiseerd wordt op gemeentegrond zal het college de realisatie op kosten van de vergunninghouder door eigen gemeentelijke stratenmakers of een door het college ingehuurde stratenmakerbedrijf laten uitvoeren.

De uitrit op gemeentegrond wordt door en op kosten van het college onderhouden.

Uitritten die ten behoeve van een bedrijf zijn aangelegd worden op kosten van de vergunninghouder in een goede staat van onderhoud gehouden.

Artikel 13 Intrekken beleidsregel

Het Uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2011 dat is vastgesteld 20 december 2011 en in werking is getreden op 19 januari 2012 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Het Uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2012 treedt in werking op de dag na bekendmaking en wordt bekendgemaakt in het gemeenteblad.

Artikel 15 Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als: “Uitwegenbeleid gemeente Hoorn 2012”.

Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 15 mei 2012

College van burgemeester en wethouders,

De secretaris, de burgemeester,

Bijlage : Masterplan Hoofdinfrastructuur

Masterplan Hoofdinfrastructuur