Regeling vervallen per 19-10-2017

Beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de bouw, horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013

Geldend van 06-06-2013 t/m 18-10-2017

Intitulé

Beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de bouw, horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013

Corsaregistratienummer: 13.16528

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn,

gelezen het voorstel van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (met kenmerk 13.11136)

gelet op:

  • ·

    het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

  • ·

    de Wet Bevordering integriteitbeginsel door het openbaar bestuur

Besluit:

  • 1.

    De

beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de Bouw, Horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013

vast te stellen

  • 2.

    De beleidslijn van de gemeente Hoorn voor de Bouw, Horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2012 (kenmerk 12.10323) in te trekken.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

  • c.

    beschikking: een beschikking zoals bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel;

  • d.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking en de vergunninghouder;

  • f.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordeliingen door het openbaar bestuur, zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob.

  • g.

    Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • h.

    Bibob-vragenformulier: het als bijlage 2 bij deze beleidsregel vastgestelde formulier.

Hoofdstuk II Toepassingsbereik

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald, de Wet Bibob toe met betrekking tot het aanvragen of intrekken van beschikkingen zoals bedoeld in:

    • a.

      Artikel 3 van de Drank- en Horecawet, met uitzondering van:

      • -

        beschikkingen ter zake van een drank- en horecavergunning voor inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

      • -

        beschikkingen ter zake van een drank- en horecavergunning waarbij de aanvraag uitsluitend dient voor het toevoegen of verwijderen van een leidinggevende;

      • -

        beschikkingen ter zake van een drank- en horecavergunning voor het slijtersbedrijf.

    • b.

      Artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning);

    • c.

      Artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichting);

    • d.

      Artikel 2:1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien het betreft:

      • -

        Bouwactiviteiten waarvan de aanneemsom groter is dan € 250.000,- (excl. BTW);

      • -

        Alle bouwactiviteiten in het in bijlage 1 aangegeven gebied;

    • e.

      Artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen 1998 (speelautomatenhallen);

    • f.

      Artikel 2:25 lid 7 en 8 van de Algemene Plaatselijke Verordening (Evenementen).

  • 2.

    De vergunningen zoals genoemd in lid 1 sub b van dit artikel hebben een looptijd van 3 jaar of een andere door de burgemeester vastgestelde looptijd. Wordt er na deze periode opnieuw een aanvraag om een vergunning gedaan, dan wordt deze aanvraag beschouwd als een nieuwe aanvraag waarop deze beleidsregel onverkort van toepassing is.

  • 3.

    Het bestuursorgaan houdt zich het recht voor om ter zake van de in lid 1 sub a genoemde uitzonderingsgevallen van een betrokkene te verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

  • 4.

    Het bestuursorgaan houdt zich het recht voor om ter zake van bouwactiviteiten die niet onder het toepassingsbereik van lid 1 sub d vallen van een betrokkene te verlangen het Bibob-vragenformulier in te vullen indien de omstandigheden van het concrete geval daartoe aanleiding geven.

Artikel 3 Uitzondering

Artikel 2 van deze beleidsregel is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

Hoofdstuk III Ultimum remedium

Artikel 4

Het bestuursorgaan beoordeelt eerst of er reguliere intrekkings- of weigeringsgronden bestaan. Het bestuursorgaan doet hiernaast eigen onderzoek (zie artikel 5 lid 3). Indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan, kan het bestuursorgaan advies vragen aan het Bureau.

Hoofdstuk IV Aanleidingen adviesbureau

Artikel 5

Er zijn drie aanleidingen die in een concreet geval leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau:

  • 1.

    Een officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag van een vergunning, danwel een bestaande vergunning, een advies aan het bureau te vragen.

  • 2.

    Ten aanzien van een bestaande vergunning doen zich nieuwe feiten of omstandigheden voor die reden geven tot een Bibob-onderzoek.

  • 3.

    Na het eigen onderzoek van de gemeente blijven vragen bestaan over;

    • -

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

    • -

      de financiering van het bedrijf;

    • -

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

    • -

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van stafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit stafbare feiten;

    • -

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Hoofdstuk V Procedure

Artikel 6 Bibob-vragenformulier

  • 1.

    Ingeval van een aanvraag om een beschikking, zoals omschreven in artikel 2 van deze beleidslijn, vult betrokkene het Bibob-vragenformulier in, zoals opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • 2.

    Betrokkene vult tevens het Bibob-vragenformulier in indien er feiten/omstandigheden zijn die aanleiding kunnen zijn de vergunning in te trekken.

  • 3.

    Weigering van betrokkene om ingeval van een aanvraag het Bibob-vragenformulier in te vullen, leidt tot niet-ontvankelijk verklaring van de aanvraag.

  • 4.

    Weigering van betrokkene om bij een reeds verleende beschikking het Bibob-vragenformulier in te vullen, kan aangemerkt worden als ernstig gevaar (art. 4 lid 1 Wet Bibob).

Artikel 7 Motivering

De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.

Artikel 8 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregel.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid van dit artikel toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 9 Rechten van betrokkene gedurende adviesaanvraag

Indien advies gevraagd is aan het Bureau over een aanvraag, kan betrokkene geen beroep doen op de rechten uit de eventueel te verlenen beschikking totdat het bestuursorgaan beslist heeft op de beschikkingsaanvraag.

Artikel 10 Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies vraagt aan het Bureau wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de Wet Bibob.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet Bibob de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid

Hoofdstuk VI Weigeren van de aanvraag/aanvullende voorschriften

Artikel 11

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan op grond van de Wet Bibob een aanvraag weigeren, indien sprake is van ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan bij mindere mate van gevaar aanvullende voorschriften stellen. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan een aanvraag weigeren indien sprake is van mindere mate van gevaar dat niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorschriften. De gevolgen van de weigering mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 4.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is een aanvraag te weigeren op grond van de Wet Bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zijn/haar zienswijze in te brengen als bedoeld in artikel 4:7 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk VII Intrekken van de beschikking/aanvullende voorschriften

Artikel 12 Intrekking en aanvullende voorschriften

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan over gaan tot het intrekken van de vergunning op grond van de Wet Bibob, indien sprake is van ernstige mate van gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan bij mindere mate van gevaar aanvullende voorschriften stellen. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan de beschikking intrekken indien sprake is van mindere mate van gevaar dat niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorschriften. De gevolgen van de intrekking mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 4.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is de beschikking in te trekken dan wel de beschikking te wijzigen door voorschriften eraan te verbinden op grond van de Wet Bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zijn/haar zienswijze in te brengen als bedoeld in artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Het besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel komt de ‘beleidslijn van de gemeente Hoorn voor de horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2012’ (kenmerk: 12.10323) te vervallen.

De officiële titel van deze regeling is: ‘Beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de bouw, horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013’. Deze regeling kan worden aangehaald als Beleidsregel Wet Bibob 2013.

te bepalen dat dit besluit wordt bekendgemaakt door:

·opname in het Gemeenteblad

De gemeentebladen kunnen worden geraadpleegd:

  • °

    onder ‘Openbare Bekendmakingen’ op de website van de gemeente Hoorn;

  • °

    bij de Openbare Bibliotheek, Wisselstraat 8 in Hoorn;

  • °

    bij de leestafel in de centrale hal van het Stadhuis, Nieuwe Steen 1 in Hoorn

  • ·

    middels publicatie in Westfries Weekblad

Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 14 mei 2013

College van burgemeester en wethouders,

De secretaris,                                 de burgemeester

Toelichting ‘Beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de bouw, horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013’

1. Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen. De Wet Bibob is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. De wet maakt het mogelijk de integriteit van de aanvrager en de bij de aanvraag betrokken (rechts)personen te beoordelen.

2. De Wet Bibob in het kort

De Wet Bibob stelt bestuursorganen in staat om beschikkingen te weigeren of in te trekken wanneer:

1.er ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden om:

2.a. I. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen

2. te benutten, of;

  • b.

    II. het plegen van strafbare feiten (artikel 3 lid 1);

  • 2.

    indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (artikel 3 lid 6).

2.Daarnaast stelt de Wet Bibob bestuursorganen in staat om bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

3. Ultimum remedium

Toepassing van de Wet Bibob is, vanwege haar ingrijpende karakter, een ultimum remedium. Dit betekent dat bestuursorganen aanvragen om vergunningen eerst dienen te toetsen aan de reguliere weigeringsgronden die in de betreffende wettelijke regeling waarop de vergunning rust zijn opgenomen. Sommige wetten en regels, zoals het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet, maken al een (beperkte) toets van de integriteit van de aanvrager mogelijk. Indien reeds op basis van één van deze gronden een vergunning kan worden geweigerd (of kan worden ingetrokken) zal dit uiteraard geschieden. Pas als de reguliere weigerings- of intrekkingsgronden geen soelaas bieden, kan toepassing van de Wet Bibob in beeld komen.

4. Procedure

4.1 Eigen onderzoek

De bedoeling van de Wet Bibob is dat bestuursorganen eerst zelf, door middel van eigen onderzoek, proberen te achterhalen of er in een concreet geval sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 en lid 6 de wet. Om dat te kunnen doen zullen aanvragers en vergunninghouders aan het bestuursorgaan meer informatie moeten verstrekken. Artikel 30 van de Wet Bibob maakt het in dit verband mogelijk om bij de formulieren die gehanteerd worden voor het aanvragen van een vergunning extra vragen op te nemen over zaken als aanvrager, financiering, zeggenschap, bedrijfsstructuur, eigenaar bedrijfsterrein, bedrijfspand etc. Als bijlage 2 bij deze beleidsregel is daartoe een Bibob-vragenformulier toegevoegd die gelijktijdig met deze beleidsregel is vastgesteld. Beantwoording van deze vragenlijst door een vergunninghouder kan door een bestuursorgaan ook worden verlangd indien dit bestuursorgaan overweegt de betreffende vergunning in te trekken of hier extra voorschriften aan te verbinden.

Als een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de beschikking.

Indien de betrokkene ingeval van het indienen van een aanvraag om een vergunning weigert mee te werken aan het (volledig) invullen van voornoemd Bibob-vragenformulier dan leidt dit tot niet-ontvankelijkheid van de aanvraag. Er is dan immers niet voldaan aan de voor een aanvraag geldende indieningsvereisten.

Zoals hiervoor is aangegeven heeft het bestuursorgaan ook de mogelijkheid om een vergunning wegens ernstig gevaar in te trekken. Indien de betrokkene in een dergelijk geval niet wil meewerken aan het (volledig) invullen van het Bibob-vragenformulier mag dit door het bestuursorgaan worden uitgelegd als een ernstig gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de wet (artikel 4 lid 1 Wet Bibob).

4.2 Advies landelijk bureau Bibob

Het eigen onderzoek zal niet altijd toereikend zijn om vast te stellen of er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 of lid 6 van de Wet Bibob. De meeste bestuursorganen zijn niet bevoegd om bepaalde informatie (justitieel, financieel) op te vragen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht bestuursorganen echter wel om het intrekken of weigeren van vergunningen grondig te motiveren. Wanneer het eigen onderzoek naar het oordeel van het bestuursorgaan vragen open laat over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan er vervolgens een beroep worden gedaan op het landelijke bureau Bibob (hierna: het Bureau). Het bestuursorgaan informeert de betrokkene(n) dat het Bureau om advies is verzocht (artikel 32 Wet Bibob).

Het Bureau, dat ressorteert onder het Ministerie van Justitie, heeft als taak om op verzoek van bestuursorganen te adviseren over de mate van gevaar van misbruik van vergunningen voor criminele doeleinden. De adviezen van het Bureau worden gebaseerd op bronnenonderzoek. Daarbij kan het Bureau naast openbare bronnen (bijvoorbeeld het Kadaster, de Kamer van Koophandel) ook gesloten registraties, zoals die van de politie, justitie en fiscus, raadplegen. Het Bureau beperkt zich niet alleen tot de aanvrager of houder van de vergunning maar onderzoekt ook of deze (rechts)persoon in relatie staat tot anderen die betrokken zijn (geweest) bij strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Dit betekent dat ook andere (rechts)personen kunnen worden betrokken in het onderzoek.

De beslissing van een bestuursorgaan om een adviesaanvraag bij het Bureau in te dienen is geen besluit ingevolge de Awb. Hiertegen kan daarom geen bezwaar of beroep worden ingediend. Wel staat het de aanvrager van een vergunning te allen tijde vrij zijn aanvraag in te trekken.

Het Bureau dient zijn advies binnen vier weken nadat de adviesaanvraag door het bestuursorgaan is ingediend uit te brengen (artikel 15 lid 1 Wet Bibob). Het Bureau kan deze periode eenmaal met maximaal vier weken verlengen (artikel 15 lid 3 Wet Bibob). Artikel 31 van de Wet Bibob bepaalt dat de termijn waarbinnen door het bestuursorgaan op de aangevraagde vergunning (waarover een “Bibob-advies” wordt aangevraagd) moet worden beslist wordt opgeschort voor de periode die ligt tussen de dag waarop het advies is aangevraagd en dag waarop deze wordt ontvangen.

Het advies van het Bureau kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob:

  • ·

    er is geen sprake van ernstige mate van gevaar;

  • ·

    ·er is sprake van een mindere mate van gevaar, of;

  • ·

    ·er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

Het bestuursorgaan kan het advies al dan niet gebruiken ter motivering van een besluit. Het ligt voor de hand dat de vergunning in het eerste geval zal worden verleend, dan wel niet zal worden ingetrokken. In het tweede geval kan worden overwogen om extra voorschriften te verbinden aan de vergunning gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar dat de vergunning voor criminele doeleinden wordt misbruikt (artikel 3 lid 7 Wet Bibob). In het geval van een ernstige mate van gevaar kan het bestuursorgaan overwegen om een aangevraagde vergunning te weigeren of een verleende vergunning in te trekken.

Voor iedereen die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, geldt op grond van artikel 28 van de Wet Bibob een geheimhoudingsplicht. Dit betekent dat een bestuursorgaan een Bibob-advies niet aan anderen mag doorgeven (behoudens een aantal in artikel 28 van de Wet Bibob genoemde uitzonderingen).

Een bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies, de aanvrager/vergunninghouder in de gelegen moeten stellen zijn zienswijze over het voornemen naar voren te brengen (artikel 33 Wet Bibob). Het Bibob-advies kan dan worden ingezien. Eventuele derden die in dit advies worden genoemd zijn belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij tegen het voornemen tot weigeren of intrekken van de vergunning bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien, maar alleen dat deel dat betrekking op hen heeft.

5. Noodzaak vaststellen Bibob-beleid

Bij bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet een Bibob-advies aan te vragen. Vanwege deze keuze- of beleidsvrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van een beleid waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen een advies wordt aangevraagd bij het Bureau. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die aan een Bibob-onderzoek zouden kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om al dan niet tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van dit instrument - weloverwogen en met inachtneming van beginselen van behoorlijk bestuur te gebeuren. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

6. Beleidsregel Hoorn

6.1 Werkingssfeer Bibob-beleid:

Het Bibob-instrumentarium zal in de gemeente Hoorn worden toegepast met betrekking tot de volgende vergunningen:

  • 1.

    vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

  • 2.

    vergunningen op grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor het exploiteren van een horecabedrijf (inclusief coffeeshops);

  • 3.

    vergunningen op grond van artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn voor het exploiteren van een seksinrichting of een escortbedrijf;

  • 4.

    vergunningen op grond van artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen 1998 voor het exploiteren van een speelautomatenhal;

  • 5.

    vergunningen op grond van artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • a.

    bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 250.000,- (excl. BTW);

  • b.

    alle bouwactiviteiten in het in bijlage 1 aangegeven gebied;

  • 6.

    vergunningen op grond van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn voor het organiseren van een evenement.

Deze beleidsregel ziet niet op overige beleidsvelden die onder de werkingssfeer van de Wet Bibob vallen (zoals milieuvergunningen, aanbestedingen, subsidies).

a. Drank- en horecavergunning

Uit onderzoek naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren is gebleken dat bepaalde sectoren, zoals de horecasector, gevoelig zijn voor georganiseerde criminaliteit. Verenigingen, clubs, stichtingen en buurthuizen die op grond van artikel 4 Drank- en Horecawet met een “beperkte” drank- en horecavergunning, de niet-commerciële of paracommerciële inrichtingen opereren zonder winstoogmerk. De exploitatie van deze inrichtingen is voor de georganiseerde criminaliteit dan ook normaliter niet interessant. Derhalve is deze categorie horeca-inrichtingen uitgesloten van de werkingssfeer van het Hoornse Bibob-beleid.

b. Exploitatievergunning

Voor horecaondernemers wordt de Wet Bibob reeds toegepast bij Drank- en horecavergunningen. Deze vergunningen hebben een looptijd voor onbepaalde tijd. Dit houdt in dat alleen op het moment van de aanvraag een Bibob-toets kan plaatsvinden. Nadat een vergunning is verleend, kan er nog wel een Bibob-onderzoek ingesteld worden als er feiten/ omstandigheden bekend worden die dit rechtvaardigen. Het komt in de praktijk echter zelden voor dat na vergunningverlening feiten/ omstandigheden bekend worden die het instellen van een Bibob-onderzoek te rechtvaardigen. Na vergunningverlening is er dus vanuit de gemeente geen toets meer naar de integriteit van de ondernemer (witwassen, criminele activiteiten).

De gemeenteraad heeft bij de laatste wijziging van de APV bepaald dat exploitatievergunningen vervallen na 3 jaar. Na deze drie jaar moeten ondernemers een nieuwe exploitatievergunning aanvragen. Door exploitatievergunningen onder de werkingssfeer van de Wet Bibob te brengen, wordt een periodieke toets naar de integriteit van Hoornse ondernemers mogelijk. Door deze periodieke controle wordt het gevaar verminderd dat de gemeente Hoorn door het afgeven van exploitatievergunningen criminele activiteiten faciliteert.

c. Coffeeshops

Voor het exploiteren van een coffeeshop is een exploitatievergunning vereist. Daarmee vallen coffeeshops onder de werkingssfeer van deze beleidsregel.

Ten aanzien van coffeeshops is er sprake van een bijzondere situatie. De verkoop van softdrugs is in beginsel nog altijd een strafbaar feit en wordt, onder bepaalde voorwaarden (waaronder de AHOJG-regels), gedoogd. Ingeval van een coffeeshop is er dan ook altijd sprake van het plegen van strafbare feiten. Dit levert een Bibob-weigeringsgrond op. Het moge duidelijk zijn dat het niet wenselijk is om exploitatievergunningen voor coffeeshops per definitie te weigeren, omdat er sprake is van verkoop van softdrugs.

Waaraan moet er bij coffeeshops, in het kader van de wet Bibob, dan wel gedacht worden? Men kan hierbij denken aan zaken die ook bij andere inrichtingen spelen (bijv. seksinrichtingen en de horeca), zoals de financiering door een criminele organisatie of het witwassen van geld verkregen uit criminele handelingen. Op voorhand is niet te zeggen of het risico bij coffeeshops groter is dan bij gewone horeca, al is het raadzaam om bij coffeeshops extra alert te zijn.

d. Seksinrichtingen/escortbedrijven; speelautomatenhallen

Seksinrichtingen/escortbedrijven en speelautomatenhallen zijn branches die, evenals de horecabranche, kwetsbaar zijn voor ernstige of georganiseerde vormen van criminaliteit.

e. Bouw

Net als de hiervoor genoemde branches is de bouwbranche kwetsbaar voor ernstige of georganiseerde vormen van criminaliteit. Het is echter niet wenselijk alle aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw aan een toetsing op basis van de Wet Bibob te onderwerpen. Een selectieve aanpak is op basis van het proportionaliteitsbeginsel wenselijk. Toepassing van het Bibob-instrumentarium is immers een zwaar middel dat ingrijpt in de privacy van de aanvragers van een vergunning en overige betrokkenen. Daarnaast dienen de lasten voor de burgers en de gemeente beperkt te blijven. Het instrument dient vooral te worden toegepast daar waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoet het grootst is.

Derhalve is er in de gemeente Hoorn voor gekozen om in de volgende twee gevallen het Bibob-instrumentarium toe te passen:

Woonwagencentra:

Binnenkort wordt er grondgebied bij het woonwagencentrum in Bobeldijk ter ontwikkeling uitgegeven. Het overgrote deel hiervan zal uitgegeven worden aan bewoners van het woonwagencentrum. Landelijk en regionaal worden woonwagencentra als risico-categorie aangemerkt. De herkomst van de financiële middelen van de bewoners van deze centra is niet altijd te herleiden. Met de voorgestelde beleidswijziging worden alle bouwvergunningen voor dit grondgebied onder de werkingssfeer van de beleidslijn gebracht (zie bijlage 1). Op deze manier kan voorkomen worden dat eventueel zwart geld witgewassen wordt door bouwactiviteiten. Bewust is geen financiële ondergrens opgenomen zodat ook relatief kleine bedragen niet witgewassen kunnen worden (bijv. witwassen door het plaatsen van dakkapel of een kleine verbouwing). O.a. de gemeenten Velsen en Nijmegen hebben woonwagencentra ook onder de werkingssfeer van hun BIBOB-beleid gebracht. Het verdient dan ook de aanbeveling deze lijn ook in Hoorn te volgen.

Aanneemsom:

Bij bouwaanvragen voor het overige grondgebied van Hoorn geldt een financiële ondergrens van € 250.000 (excl. BTW).

f. Evenementenvergunning

Vanwege mogelijke criminele beïnvloeding bij vechtsportevenementen heeft de staatssecretaris van Justitie, mr. F. Teeven, aangekondigd dat bepaalde, door de gemeente aan te wijzen, vergunningsplichtige evenementen onder het toepassingsbereik van de Wet Bibob onder te brengen. De uitbreiding komt voort uit wijzigingen ten behoeve van vechtsportevenementen in de Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn waarbij een levensgedragtoets geldt voor vechtsportevenementen. Door (vechtsport)evenementen op te nemen in de reikwijdte van de Wet Bibob is het mogelijk bij evenementen vergunningsaanvragen op grond van de Wet Bibob een screening te verrichten naar de organisatie, de financiering en de zakenrelaties van de organisator.

Het is niet de bedoeling dat een Bibob-toets op alle evenementenvergunning wordt toegepast. De gemeente zal moeten kunnen aantonen dat de specifieke tak van evenementen vatbaar is voor criminele beïnvloeding. Voor vechtsportevenementen geldt dat aangetoond is dat deze vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Uit een analyse van de politie Amsterdam-Amstelland, alsmede het RIEC, is naar voren gekomen dat er een ongewenste vervlechting is tussen de boven- en onderwereld bij vechtsportevenementen. Hierbij valt vooral de rol van organisatie en sponsoren op.

Bijlage 1 Kaart

Bijlage 2 Algemeen vragenformulier

Bijlage 2 Bijlagenvel bij aanvraagformulier

Bijlage 2 Aanvraagformulier Wet bibob en bouwactiviteiten

Bijlage 2 Bijlagenvel bij aanvraagfomulier Wet bibob en bouwactiviteiten