Regeling vervallen per 27-01-2015

Afstemmingsverordening WWB WIL

Geldend van 01-05-2013 t/m 26-01-2015

Intitulé

Afstemmingsverordening WWB WIL

De raad van de gemeente Houten heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013, nr. 2013-014 gelezen en besluit;

Gelet op artikel 8, eerste lid onderdeel b van de Wet werk en bijstand en de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op artikel 5, derde lid, van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

overwegende dat het algemeen bestuur Werk en inkomen Lekstroom op 28 februari 2013 een voorgenomen besluit heeft genomen;

besluit vast te stellen de

AFSTEMMINGSVERORDENINGWWB WIL.

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet werk en bijstand (hierna WWB);

    • b.

      Belanghebbende: iemand die een uitkering ontvangt op grond van de WWB;

    • c.

      Bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 5 onder c WWB.

    • d.

      Bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • e.

      Maatregel: het afstemmen van de bijstand op grond van artikel 18 lid 2 WWB;

    • f.

      Wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

    • g.

      WIL: Werk en Inkomen Lekstroom.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of artikel 30c lid 2 en 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich zeer ernstig misdragen tegen het dagelijks bestuur of medewerkers werkzaam bij of goederen in gebruik bij Werk en Inkomen Lekstroom, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij zich bevindt.

  • 3.

    Deze verordening is niet van toepassing daar waar van rechtswege een boete wordt opgelegd.

Artikel 3 Wijze van opleggen

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      Aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 WWB;

    • b.

      De verwijtbare gedragingen van belanghebbende strijdig zijn met de verplichtingen die aan hem zijn opgelegd in verband met de bijzondere bijstand, zoals bedoeld in lid 2 onder a.

  • 3.

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in elk geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en (indien van toepassing) de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.

  • 4.

    Wanneer een maatregel wordt opgelegd die langer duurt dan drie maanden, moet in de derde maand worden beoordeeld of de maatregel in stand moet blijven.

Artikel 4 Ingangsdatum

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van:

    • a.

      De ingangsdatum van de bijstand, wanneer een gedraging heeft plaatsgevonden voordat het recht op bijstand is ingegaan, of;

    • b.

      De eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de gedraging heeft plaatsgevonden;

  • 2.

    Indien de maatregel niet kan worden opgelegd omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken, kan de maatregel alsnog worden gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte bijstand.

  • 3.

    Indien een maatregel niet of niet volledig kan worden opgelegd met toepassing van lid 1 of lid 2 vanwege intrekking of beëindiging, kan deze niet meer worden opgelegd. Wanneer belanghebbende binnen twaalf maanden na intrekking of beëindiging van de uitkering opnieuw een uitkering aanvraagt, kan rekening worden gehouden met het verwijtbare gedrag, indien de aanvraag rechtstreeks verband houdt met het verwijtbare gedrag.

Artikel 5 Zienswijze

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt toegepast wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Hiervan wordt verslag gedaan.

  • 2.

    Het naar voren brengen van de zienswijze van de belanghebbende kan achterwege gelaten worden indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich hiertegen verzet. Hier is in elk geval sprake van, wanneer de verwijtbare gedraging een lik-op-stukmaatregel vereist.

    • b.

      De belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      De belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het bevoegd gezag of een derde aan wie het dagelijks bestuur met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken, als bedoeld in artikel 17 van de wet, of;

    • d.

      Het dagelijks bestuur het naar voren brengen van de zienswijze niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

  • 3.

    Bij een afstemming van 20% of hoger wordt de gelegenheid tot het naar voren brengen van een zienswijze in elk geval gegeven.

Artikel 6 Afzien van een maatregel

  • 1.

    Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      De gedraging meer dan één jaar voor constatering heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan afzien van het toepassen van een maatregel wanneer het dagelijks bestuur van oordeel is dat daar dringende redenen voor zijn.

  • 3.

    Wanneer het dagelijks bestuur afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Samenloop

  • 1.

    In geval van één gedraging waarbij meerdere verplichtingen worden geschonden, waarbij maatregelen van verschillende hoogten kunnen worden opgelegd, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    In geval van meerdere gedragingen waarbij meerdere verplichtingen worden geschonden, waarbij verschillende maatregelen kunnen worden opgelegd, worden de maatregel bij elkaar opgeteld. Alleen wanneer zeer dringende redenen zich daartegen verzetten kunnen de maatregelen na elkaar worden opgelegd.

Artikel 8 Categorieën

De gedragingen zijn vastgelegd in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      Het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

    • b.

      Het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard, gerelateerd aan re-integratie.

  • 2.

    Tweede categorie

    • a.

      Het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden, waaronder onvoldoende sollicitatieactiviteiten.

    • b.

      Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, schuldhulpverlening of sociale activering.

    • c.

      Het niet voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen, in verband met de arbeidsinschakeling, het verlenen van schuldhulp of sociale activering.

    • d.

      Het niet of onvoldoende verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden (zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onder c van de wet).

    • e.

      Het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichten zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onder b WWB niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB.

  • 3.

    Derde categorie

    • a.

      Gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren.

    • b.

      Het stellen van onredelijke eisen ten aanzien van werkzaamheden, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

    • c.

      Het niet of onvoldoende gebruikmaken van een aangeboden voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder b en artikel 10 lid 1 van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

    • d.

      Gedragingen die de voortgang van een traject gericht op arbeidsinschakeling of sociale activering belemmeren.

    • e.

      Het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de wet.

  • 4.

    Vierde categorie

    • a.

      Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    • b.

      Tekortschietend besef van verantwoordelijkheden betonen, waaronder begrepen het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    • c.

      Het niet naar vermogen verrichten van opgedragen werkzaamheden of activiteiten.

    • d.

      Het niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in artikel 9 lid 1 van de wet of artikel 55 van de wet, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na melding, zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 van de wet.

Artikel 9 Hoogte en duur van de maatregel

1.Onverminderd artikel 2 lid 2, wordt de maatregel vastgesteld op:

  • a.

    10% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen in categorie 1.

  • b.

    20% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen in categorie 2.

  • c.

    50% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen in categorie 3.

  • d.

    100% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen in categorie 4.

Artikel 10 Recidive en volharding

  • 1.

    Wanneer de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit, waarbij een maatregel wordt opgelegd, zich opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie, wordt de maatregel als bedoeld in artikel 9 verdubbeld in hoogte. Bij een maatregel uit de vierde categorie wordt de duur verdubbeld.

  • 2.

    Wanneer belanghebbende zich vervolgens opnieuw binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit, waarbij de maatregel wordt opgelegd zoals bedoeld in lid 1, schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging, wordt de maatregel die is opgelegd vanwege recidive (zoals bedoeld in lid 1) verdubbeld tot een maximum van 100%. Bij herhaling wordt vervolgens steeds de duur verdubbeld. Bij een maatregel uit de derde en vierde categorie wordt steeds de duur verdubbeld.

Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegen over het dagelijks bestuur of zijn medewerkers (onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet) wordt als volgt een maatregel toegepast:

    • a.

      Verbale uitingen of gedragingen zoals schelden of bedreigen in het algemeen: 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • b.

      Schade aan eigendommen of goederen in gebruik van het dagelijks bestuur: 30% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • c.

      Verbale gedragingen (zoals schelden, beledigen) tegen de persoon: 50% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • d.

      Bedreiging gericht tegen de persoon: 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    • e.

      Lichamelijk geweld, al dan niet met letsel tot gevolg, tegen medewerkers van Werk & Inkomen Lekstroom: 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur houdt rekening met de ernst van het wangedrag, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3.

    Naast de maatregel kan door of namens het dagelijks bestuur aangifte worden gedaan bij de politie en / of wordt de toegang tot het gebouw van Werk & Inkomen Lekstroom ontzegd. De duur van de ontzegging is gekoppeld aan de ernst van het wangedrag.

  • 4.

    Indien de belanghebbende zich opnieuw zeer ernstig misdraagt gelden de bepalingen van artikel 10. Hierbij geldt echter geen verjaringstermijn.

  • 5.

    De bepalingen van lid 1 zijn ook toepassing in geval van uitingen of gedragingen richting medewerkers werkzaam bij of goederen in gebruik bij het UWV WERKbedrijf, dan wel een derde door wie het dagelijks bestuur werkzaamheden laat verrichten, zoals bedoeld in artikel 7 lid 4 WWB.

Artikel 12 Onverantwoorde besteding vermogen

  • 1.

    Wanneer de belanghebbende op onverantwoorde wijze inteert op zijn vermogen wordt de maatregel vastgesteld op 20% van de bijstandsnorm voor de duur dat belanghebbende in zijn onderhoud had kunnen voorzien, wanneer hij op verantwoorde wijze zijn vermogen had besteed.

  • 2.

    Onder verantwoorde besteding van het vermogen wordt verstaan 1,5 keer de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 13 Mislopen voorliggende voorzieningen

  • 1.

    Als door eigen toedoen geen gebruik wordt of kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening wordt, onverminderd artikel 2 lid 2, een maatregel opgelegd van 50% van de bijstandsnorm gedurende een maand, indien ten gevolge van de gedraging algemene bijstand wordt aangevraagd en toegekend.

  • 2.

    Indien een belanghebbende zich naar het oordeel van het dagelijks bestuur verwijtbaar gedraagt ten aanzien van de verplichting, zoals in artikel 55 van de wet, of verplichtingen niet of onvoldoende nakomt om over te gaan tot boedelscheiding of kinderalimentatie of partneralimentatie te vorderen, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand.

  • 3.

    Artikel 10 is van toepassing. Hierbij geldt geen verjaringstermijn.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 15 Overgangsbepaling

Als een gedraging ten aanzien van de inlichtingenplicht is aangevangen voor 1 februari 2013, dan is de oude afstemmingsverordening van de desbetreffende gemeente van toepassing.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2013 dan wel op de daadwerkelijke startdatum van Werk en Inkomen Lekstroom.

Artikel 17 Intrekking oude regeling

De Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ vervalt gelijktijdig met de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Afstemmingsverordening WWB WIL”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Houten van 23 april2013

De Raad voornoemd,

De griffier,

De voorzitter,

J.G.S. Pijnenborg

R.G. Boekhoven

TOELICHTING

  • Artikel 1 begrippen

    In de verordening wordt het begrip ‘belanghebbende’ gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb) als volgt omschreven: “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is”.

    De begrippen die worden gebruik in deze verordening hebben een gelijke betekening als omschreven in de Wet werk en bijstand (WWB).

  • Artikel 2 opleggen van een maatregel

    Bij een beoordeling van een maatregel moeten de volgende drie stappen worden doorlopen:

    Stap 1: vaststellen van de ernst van de gedraging

    Stap 2: vaststellen van de verwijtbaarheid

    Stap 3: vaststellen van de omstandigheden waarin belanghebbende zich bevindt.

  • Artikel 3 wijze van opleggen

    De maatregel wordt opgelegd op de bijstandsnorm. Hiermee wordt bedoeld de toepasselijke wettelijke norm inclusief toeslag/verlaging en inclusief de vakantietoeslag.

    Wanneer 18- tot 21-jarigen een lagere jongerennorm ontvangen die wordt aangevuld met bijzondere bijstand voor levensonderhoud, wordt de maatregel ook toegepast op de bijzondere bijstand.

    Een maatregel kan alleen voor bepaalde tijd worden opgelegd.

  • Artikel 4 ingangsdatum

    Wanneer een maatregel wordt opgelegd, wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van lid 1. Wanneer dat niet kan, wordt lid 2 gebruikt. Wanneer beide mogelijkheden niet kunnen worden toepast, wordt lid 3 gebruikt.

  • Artikel 5 zienswijze

    De zienswijze van de belanghebbende wordt bij voorkeur schriftelijk ingediend. In het rapport over de maatregel wordt verslag gedaan van de ingediende zienswijze. Daarbij wordt bepaald in hoeverre de zienswijze gevolgen heeft voor de maatregel die wordt opgelegd.

    Onder c.

    Wanneer de belanghebbende gegevens moet verstrekken die betrekking heeft op zijn re-integratie, wordt de gelegenheid om een zienswijze in te brengen achterwege gelaten. Het kan dan gaan om informatie over bijvoorbeeld de gezondheid in relatie tot re-integratiemogelijkheden.

  • Artikel 6 afzien van een maatregel

    Van een maatregel kan worden afgezien als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Wanneer er sprake is van gedeeltelijke verwijtbaarheid, kan de maatregel worden gematigd. Dit vloeit voort uit artikel 2 lid 2 van deze verordening.

  • Artikel 7 samenloop

    Lid 1

    Er is sprake van één gedraging. Meerdere verplichtingen worden geschonden door die ene gedraging. Wanneer het daardoor mogelijk is om verschillende maatregelen op te leggen, wordt gekozen voor de hoogste maatregel.

    Lid 2

    Er zijn meerdere gedragingen, waarbij meerdere verplichtingen worden geschonden. Wanneer het mogelijk is om meerdere maatregelen op te leggen, worden alle maatregelen opgelegd.

    Lid 1

    Lid 2

    Één gedraging

    Mogelijke maatregel

    Meerdere gedragingen

    Mogelijke maatregel

    1 gedraging

    20%

    Gedraging 1

    20%

    50%

    Gedraging 2

    50%

    10%

    Gedraging 3

    10%

    Netto opleggen

    50%

    Netto opleggen

    80%

    Alleen wanneer er sprake is van een zeer dringende reden, worden de maatregelen van lid 2 niet bij elkaar opgeteld, maar na elkaar opgelegd. Dit moet worden gemotiveerd. Voor de zeer dringende reden zoeken wij aansluiting bij jurisprudentie ter zake.

  • Artikel 8 en 9

    Behoeven geen toelichting.

  • Artikel 10 recidive en volharding

    Lid 1

    In deze tabel wordt uiteengezet hoe de systematiek wordt toegepast

    Percentage

    Duur

    Percentage recidive

    Duur recidive

    10%

    1 maand

    20%

    1 maand

    20%

    1 maand

    40%

    1 maand

    50%

    1 maand

    100%

    1 maand

    100%

    1 maand

    100%

    2 maanden

    lid 2

    Percentage recidive

    1ste volharding

    2de volharding

    3de volharding

    20% 1 maand

    40% 1 maand

    80% 1 maand

    100% 1 maand

    40% 1 maand

    80% 1 maand

    100% 1 maand

    100% 2 maanden

    100% 1 maand

    100% 2 maand

    100% 4 maanden

    100% 8 maanden

    100% 2 maanden

    100% 4 maanden

    100% 8 maanden

    100% 16 maanden

    Bij recidive en volharding worden de maatregelen toegepast, volgens deze tabellen. Een maatregel heeft als gedragsverandering als doel. Bepalingen over recidive en volharding spelen een rol wanneer gedragsverandering in eerste instantie niet heeft plaatsgevonden.

  • Artikel 11 zeer ernstige gedragingen

    Een maatregel kan worden opgelegd wanneer de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt. Deze misdraging moet plaatsvinden onder omstandigheden die verband houden met de uitvoering van de wet. Wanneer een belanghebbende zich zeer ernstig gedraagt, wordt naast de maatregel aangifte gedaan bij de politie. Ook bestaat de mogelijkheid om de toegang tot het gebouw te ontzeggen. WIL sluit zich aan bij de huisregels die gelden binnen het Stadshuis van Nieuwegein en bij het agressieprotocol van de gemeente Nieuwegein.

    Wanneer aangifte bij de politie leidt tot daadwerkelijke strafvervolging en veroordeling, komt de opgelegde maatregel te vervallen. Men kan immers niet voor één feit tweemaal gestraft worden.

  • Artikel 12 onverantwoord besteden vermogen

    Wanneer na intering op het vermogen opnieuw een aanvraag om algemene bijstand wordt gedaan, moet worden beoordeeld of het interen op een voor de WWB aanvaardbare wijze heeft plaatsgevonden. De WWB geeft zelf geen norm hiervoor. WIL heeft derhalve zelf een interingsnorm vastgesteld. Doorgaans wordt een interingsnorm van 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm gehanteerd. Deze norm wordt ook in de jurisprudentie acceptabel geacht. Daarnaast kan er reden zijn om het in te teren vermogen lager vast te stellen als gevolg van substantiële noodzakelijke uitgaven. Denk bijvoorbeeld aan de kosten in verband met de noodzakelijke vervanging van duurzame gebruiksgoederen. De interingsnorm dient niet te worden gehanteerd bij het intrekken van het recht op bijstand.

  • Artikel 13 mislopen voorliggende voorzieningen

    Lid 1

    In deze gevallen kan worden gedacht aan het mislopen van bijvoorbeeld een uitkering doordat de belanghebbende zich verwijtbaar te laat heeft gemeld of in dat verband te laat stukken heeft ingeleverd.

    Lid 2

    De verplichtingen kunnen inhouden dat belanghebbende over moet gaan tot boedelscheiding of kinder- dan wel partneralimentatie moet vorderen.

    Lid 3

    De bepalingen van lid 1 en lid 2 kunnen maandelijks worden opgelegd, totdat de belanghebbende voldoet aan de verplichtingen. Om die reden is verjaring niet van toepassing.

  • Artikel 14 tot en met 18

    behoeven geen toellichting.