Regeling vervallen per 01-07-2022

procedureverordening tegemoetkoming in planschade gemeente Huizen 2008

Geldend van 21-11-2008 t/m 30-06-2022

De raad van de gemeente Huizen;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2008

Gelet op artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Procedureverordening tegemoetkoming in planschade gemeente Huizen 2008

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in

artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

b.aanvraag: het verzoek om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet

ruimtelijke ordening;

c.adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon

of commissie als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c Besluit ruimtelijke ordening;

  • d.

    besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    derde-belanghebbende: degene als omschreven i n artikel 6.4a lid 2 en 3 Wet ruimtelijke

ordening;

g.drempelbedrag: het recht dat aanvrager verschuldigd is voor het in behandeling nemen

van de aanvraag;

  • h.

    gemeente: gemeente Huizen;

  • i.

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke

ordening;

  • j.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • k.

    wet: Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2. Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1. Een aanvraag om tegemoetkoming in de planschade wordt bij het college ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarmee de aanvraag is ingediend. Het college zendt de aanvrager onverwijld een bewijs van ontvangst, waarin de ontvangstdatum van de aanvraag wordt vermeld.

  • 3. Van de aanvraag als bedoeld in lid 1 wordt een afschrift toegezonden aan de derde/belanghebbende.

Artikel 3. Heffen recht

  • 1. In de mededeling van ontvangst als bedoeld in artikel 2 lid 2 wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is van € 500,-- en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

  • 2. Indien op de aanvraag geheel of ten dele positief wordt beslist, wordt het door de aanvrager betaalde recht terug betaald, tegelijk met de uitbetaling van de tegemoet-koming als bedoeld in artikel 12.

Artikel 4. besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 3, lid 1 genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college aanvrager niet ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 5. Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet ontvankelijkheid of

kennelijke ongegrondheid.

  • 1.

    Indien het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 2 lid 1 naar het oordeel van burge-meester en wethouders niet of niet voldoende is ingevuld of aanvrager verzuimt om de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan hebben aan te leveren, stellen burge-meester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om het verzuim te herstellen binnen vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim gewezen wordt.

  • 2.

    Het college is bevoegd de aanvraag binnen vier weken na ontvangst, onder-scheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, af te wijzen, indien de aanvraag kennelijk ongegrond is.

  • 3.

    Een besluit om een onvolledige aanvraag niet, onderscheidenlijk niet verder in behandeling te nemen, wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

  • 4.

    Het college kan de laatste in het derde lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 6. Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 5 verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 4 of 5 van deze verordening of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7. Adviseur of adviescommissie

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het terrein van accountancy of van financieel economische bedrijfsvoering.

  • 3. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering.

  • 4. Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn, worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aange-wezen.

  • 5. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 8. Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 7, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 9. betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 6 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van :

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 7, eerste lid, of:

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 7, vierde lid.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belang-

hebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

3.Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid

bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere

adviseurs.

Artikel 10. Werkwijze adviseurs of adviescommissie

1.Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag

betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de

    adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de commissie organiseert één of meerdere hoor-

    zittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegen-

    woordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onder- scheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te ver- schaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken.

    Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6.

    Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belangheb-benden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 11. Beschikking van het college.

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van het advies beslist het college op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn bekend aan de aanvrager.

  • 2. Het college kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, een keer met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 12. Uitbetalen tegemoetkoming

Indien het college in haar besluit op grond van artikel 11 een tegemoetkoming vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.

Artikel 13. Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Procedureverordening tegemoetkoming in planschade gemeente Huizen 2008”

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 november 2008

De voorzitter, De griffier,