Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening Maatschappelijke Participatie Gemeente Krimpenerwaard 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Participatie Gemeente Krimpenerwaard 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de Krimpenerwaard;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Krimpenerwaard;

    • d.

      laag inkomen: het gezinsinkomen dat niet meer bedraagt dan honderdtien procent van de uitkeringsnorm zoals bedoeld in paragraaf 3.2 e.v. van de wet;

    • e.

      inwoner: een persoon die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen van de gemeente Krimpenerwaard;

    • f.

      belanghebbende: de inwoner die behoort tot de doelgroep van deze verordening en voldoet aan de voorwaarden;

    • g.

      kind: een kind tot 18 jaar die ingeschreven staat in de gemeentelijke Basisregistratie Personen en waarvoor de ouder kinderbijslag ontvangt zoals bedoelt in artikel 4 lid 1 onder e van de wet;

    • h.

      schoolgaande kind: een kind in de leeftijd van 4 tot 18 jaar dat een door het rijk erkende basis- of voortgezet onderwijs volgt;

    • i.

      maatschappelijke participatie: deelname aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • j.

      voorziening: financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding.

Artikel 2 Doel

Deze verordening richt zich op het voorkomen van sociaal-maatschappelijk isolement van inwoners die als gevolg van financiële redenen niet kunnen deelnemen aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit.

Artikel 3 Doelgroep

De doelgroep van deze verordening is de inwoner met een laag inkomen die om financiële redenen niet kan deelnemen aan activiteiten in het maatschappelijk verkeer.

Artikel 4 Uitvoering maatschappelijke participatie

  • 1. Het college draagt zorg voor maatschappelijk participatie van inwoners met een laag inkomen en stelt via beleidsregels vast hoe zij uitvoering geeft aan deze verordening.

  • 2. Het college stelt voor de doelgroep voorzieningen beschikbaar in de vorm van een financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding.

  • 3. Het college zorgt voor een voorziening op maat voor de persoon:

    • a.

      met een kind in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. Het college verstrekt een voorziening om deelname aan een culturele of sportieve activiteit mogelijk te maken.

    • b.

      met een kind tot 18 jaar dat het basisonderwijs verlaat en gaat deelnemen aan het voortgezet onderwijs. Het college verstrekt een bijdrage voor schoolkosten en materiele ondersteuning.

    • c.

      die actief op zoek is naar werk of als dat nog niet mogelijk is, tijdelijk op andere wijze bijdraagt aan de maatschappij. Het college verstrekt een voorziening gericht op maatschappelijke deelname aan sportieve, sociaal-culturele of educatieve activiteiten die direct of indirect bijdragen aan betaald werk.

    • d.

      die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het college verstrekt een voorziening gericht op maatschappelijke deelname aan sportieve, sociaal-culturele of educatieve activiteiten.

  • 4. Niet tot de doelgroep behoort de persoon die

    • a.

      in detentie verkeert zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 van de wet;

    • b.

      niet als Nederlander kan worden aangemerkt, tenzij er sprake is van een uitzondering, zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 en lid 3 van de wet;

    • c.

      18 jaar of ouder is en die onderwijs volgt of kan volgen dat recht geeft op een studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000, Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of kinderbijslag;

    • d.

      18 of ouder is en in een inrichting verblijft zoals bedoeld in de Wet op de langdurige zorg.

Artikel 5 Voorwaarden

Indien de inwoner behoort tot de doelgroep, dan is er aanspraak op een voorziening voor maatschappelijke participatie als voldaan is aan de volgende voorwaarden.

  • 1.

    Op de datum van aanvraag is het gezinsinkomen lager of gelijk aan honderdtien procent van de geldende bijstandsnorm zoals bedoeld in de wet.

  • 2.

    De belanghebbende heeft een vermogen lager of gelijk aan het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet.

  • 3.

    In aansluiting op lid 2 wordt het vermogen in de woning vrijgelaten indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en zelf de woning bewoont.

Artikel 6 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

Artikel 7 Intrekking

  • 1. De Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande kinderen vastgesteld door de Gemeente Nederlek op 25 september 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2017.

  • 2. De Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande kinderen vastgesteld door de Gemeente Vlist op 12 juni 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2017.

  • 3. De Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande kinderen vastgesteld door de Gemeente Schoonhoven op 21 juni 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2017.

  • 4. De Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande kinderen vastgesteld door de Gemeente Ouderkerk op 28 juni 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2017.

  • 5. De Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande kinderen vastgesteld door de Gemeente Bergambacht op 26 juni 2012 wordt ingetrokken per 1 januari 2017.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatie.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op dinsdag 13 december 2016.
de griffier, drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter, mr. R.S. Cazemier

TOELICHTING

ALGEMEEN

De Verordening maatschappelijk participatie richt zich op de financieel zwakkeren en heeft tot doel sociaal-isolement te voorkomen. Het sluit aan bij het uitgangspunt van de Participatiewet, waarbij geldt dat iedereen een steentje kan bijdragen aan de maatschappij en dat ondersteuning vanuit de lokale overheid gericht moet zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid. Het maatschappelijk participeren moet dan ook worden gezien in het licht van de Participatienota 2016 – 2018 “Krimpenerwaard maakt er werk van” en notitie Minimabeleid 2016 – 2018 “Van minima tot maximaal”, waarbij het minimabeleid sterk activerend is en een bijdrage wil leveren aan het verbeteren van de eigen leefomstandigheden door ondersteuning te bieden aan activiteiten gericht op scholing, re-integratie of overige sociaal-maatschappelijk deelname.

De verordening sluit ook aan bij het beleid van de centrale overheid om te streven naar een participatiesamenleving waarin zelfredzaamheid, de onderlinge solidariteit van burgers en sociale cohesie van belang zijn. Door invoering van deze verordening wordt hier expliciet aandacht aan besteed. Dit gebeurt door het bieden van gerichte ondersteuning om de zelfredzaamheid te vergroten en de ‘eigen kracht’ te versterken.

Voor de uitvoering van de verordening is het college verantwoordelijk. De verordening geeft houvast om effectief beleid te kunnen maken en uitvoering te geven aan het voorkomen van sociaal isolement als men om financiële redenen niet kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

Bij de uitvoering van de verordening wordt aandacht besteed aan het kunnen meedoen in de samenleving door maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten voor de laagste inkomensgroepen bereikbaar te maken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Geen verdere toelichting.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze verordening is het voorkomen of doorbreken van een sociaal-maatschappelijk isolement van inwoners met een laag inkomen.

Artikel 3 Doelgroep

De doelgroep is gedefinieerd op

  • 1.

    het hebben van een laag inkomen en

  • 2.

    het daardoor niet mee kunnen doen aan allerlei sociaal-maatschappelijke activiteiten.

In de begripsbepaling staat reeds aangegeven dat een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt gezien als het hebben van een laag inkomen. Hierdoor kan een persoon die werk heeft of inkomen heeft uit een sociale zekerheidsuitkering ook aanspraak maken op een voorziening ter voorkoming van sociaal isolement.

 

Artikel 4 Uitvoering maatschappelijke participatie

Het college is verantwoordelijk voor de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze verordening. De verordening geeft voorrang aan kinderen van ouders met een laag inkomen en pensioengerechtigden met een laag inkomen. Beide groepen lopen het risico niet deel te kunnen nemen aan allerlei activiteiten en daardoor buiten de samenleving komen te staan. Een financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding kan in dat geval het risico wegnemen of verminderen.

 

Het hebben van werk is voor een volwassene de beste manier om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Werklozen die langdurig een laag inkomen hebben lopen een risico op sociaal-maatschappelijk isolement. Het bieden van begeleiding of financiële dan wel materiele ondersteuning kan dit risico wegnemen. Het zorgt voor de binding met een actieve maatschappij en door de tegemoetkoming kan het individu bijdragen aan een vitale samenleving.

Inwoners met een betaalde baan en een laag inkomen kunnen ook tot deze categorie behoren. Zij hebben uitzicht op inkomensverbetering, maar kunnen door omstandigheden niet volledig werken. Denk bijvoorbeeld aan mantelzorgers die deeltijd werken en resterende tijd voor zijn of haar partner zorgen. Ook deze groep kan actief op zoek zijn naar (ander) werk of actief bezig zijn om zijn of haar inkomenspositie te verbeteren door bijvoorbeeld cursussen te volgen.

 

Artikel 5 Voorwaarden

In dit artikel zijn een aantal randvoorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een voorziening. In elk geval mag op datum aanvraag het inkomen niet hoger zijn dan 110% van de geldende netto bijstandsnorm inclusief vakantiegeld en mag het vermogen niet hoger zijn dan het vrij te laten vermogen.

Vermogen gebonden in de woning wordt niet meegeteld, indien de belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld pensioengerechtigden met een hypotheekvrije huis en een laag inkomen ook in aanmerking komen voor een voorziening voor maatschappelijke activiteiten.

De vrijlating betreft alleen de eigen woning die door de belanghebbende zelf wordt bewoont. Is er sprake van meerdere bezittingen in de vorm van een huis, woonboot of wooncaravan, dan worden deze niet vrijgelaten maar meegeteld als vermogen.

Let wel: als er sprake is van woningopbrengsten, bijvoorbeeld doormiddel van (kamer-)verhuur, dan wordt dit gerekend tot inkomsten.

 

Bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 van de wet wordt niet als voorliggende voorziening beschouwd.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Geen verdere toelichting.

 

Artikel 7 Intrekking

Geen verdere toelichting.

 

Artikel 8 Citeertitel

Geen verdere toelichting.