Beleidsregel Nulbeleid coffeeshops gemeente Krimpenerwaard 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Nulbeleid coffeeshops gemeente Krimpenerwaard 2017

1. Inleiding

De gemeente Krimpenerwaard wil duidelijkheid verschaffen over het te voeren beleid rondom coffeeshops. Aanleiding hiervoor zijn o.a. de landelijke ontwikkelingen, de herindeling en de wens van het gemeentebestuur om het huidige beleid voort te zetten. Momenteel is er geen coffeeshop gevestigd in de gemeente Krimpenerwaard. Dit is gebaseerd op het regionaal kaderbeleid zoals op 14 februari 1997 is vastgesteld.

Het softdrugsbeleid in Nederland is een gedoogbeleid, dat wil zeggen dat het voorhanden hebben van softdrugs weliswaar strafbaar is, maar dit feit onder bepaalde voorwaarden niet wordt vervolgd. Ook het verkopen van softdrugs, of dit nu wel of niet vanuit een coffeeshop gebeurt, is een illegale activiteit. De artikelen 2 en 3 van de Opiumwet stellen het in- en uitvoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen, van de onder de wet vallende, verdovende middelen strafbaar.

Onder deze middelen vallen:

  • ·

    harddrugs (Lijst I: o.a. cocaïne, heroïne, LSD en amfetaminen) en

  • ·

    softdrugs (Lijst II: o.a. de cannabisproducten als hasjiesj en marihuana).

Daarnaast is het van belang om te beseffen dat het gedogen van illegale activiteiten, hoewel daarvoor onder omstandigheden goede argumenten voor kunnen worden aangevoerd, uit bestuursrechtelijk oogpunt lastig te verdedigen is. Voor de overheid geldt namelijk een beginselplicht tot handhaving. De overheid dient er immers voor zorg te dragen dat de rechtsorde gehandhaafd wordt en dat wordt opgetreden tegen de in strijd met de rechtsorde geachte activiteiten.

De toekomst van het landelijke softdrugsbeleid is onzeker. Vooralsnog ziet het er niet naar uit dat het wordt gelegaliseerd, hoewel sommigen wel hiervoor pleiten. De kern van het Nederlandse drugsbeleid is een strikte scheiding tussen de markt voor softdrugs en die voor harddrugs. De verkoop van kleine hoeveelheden softdrugs wordt onder bepaalde voorwaarden gedoogd in alcoholvrije inrichtingen, de zogenaamde coffeeshops.

2 Regionaal kaderbeleid van de politie Hollands Midden

Op 14 februari 1997 heeft het Regionaal College van de politieregio Hollands Midden een besluit genomen betreffende een regionaal kaderbeleid ten aanzien van coffeeshops. Dit regionaal kader betreft een op elkaar afgestemd regionaal bestuurlijk en justitieel handhavingsbeleid betreffende coffeeshops.

In dit gezamenlijke beleid neemt het spreidingsbeleid ten aanzien van coffeeshops een belangrijke plaats in. In het regionaal kaderbeleid is vastgesteld dat het belangrijk is het aanbod aan coffeeshops in de regio te spreiden. Deze spreiding is volgens de opstellers van het kaderbeleid op het moment van het vaststellen van het beleid “redelijk”. Het op dat moment bestaande aantal coffeeshops werd als maximum voor de regio vastgesteld. Jaarlijks wordt bezien of aantal en spreiding van de coffeeshops nog voldoen. Binnen het maximum kan de lokale driehoek besluiten het aantal coffeeshops in een gemeente verder te beperken. Indien in een gemeente op grond van een reëel aanwezige lokale behoefte aan softdrugs van het gedogen van een coffeeshop sprake zou kunnen zijn, kan niettemin worden besloten geen coffeeshops te gedogen. Samenvattend kan worden gesteld dat het regionaal kaderbeleid gericht is op beperking van het aantal coffeeshops in de regio

3 Justitieel beleidskader

Het Openbaar Ministerie is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen in de Opiumwet. Op basis van het opportuniteitsbeginsel – dat er op neerkomt dat het OM kan bepalen of wordt vervolgd, of dat in het kader van het algemeen belang van vervolging wordt afgezien – is een gedoogbeleid ontwikkeld ten aanzien van de verkoop van softdrugs in coffeeshops. Naar aanleiding van de beleidsvoornemens in de landelijke Drugsnota zijn “De Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” op 1 oktober 1996 in werking getreden. Inmiddels zijn deze zogenoemde AHOJG-criteria verder aangescherpt (de criteria staan hieronder beschreven).

In de richtlijnen wordt onder meer expliciet aangegeven dat het beleid voor coffeeshops, binnen de kaders van de richtlijnen, wordt bepaald in het lokale driehoeksoverleg. Het begrip “coffeeshops” wordt in de richtlijnen gedefinieerd als “alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt”. Coffeeshops zijn “voor het publiek openstaande gebouwen” als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet. Het OM kan tegen een coffeeshop optreden indien niet voldaan wordt aan de AHOJGI-criteria.

Op grond van de AHOJGI criteria is het voor een coffeeshop verboden te:

  • Afficheren;

  • Harddrugs te verhandelen;

  • Overlast te veroorzaken;

  • Jeugdigen onder de 18 jaar in de coffeeshop toe te laten of aan hen te verkopen;

  • Grote hoeveelheden te verhandelen (niet meer dan 5 gram per persoon per transactie) of op voorraad te hebben (niet meer zijn dan 500 gram);

  • toegang te verlenen en te verkopen aan anderen dan Ingezetenen van Nederland.

4. Bevoegdheden burgemeester

De burgemeester is het bevoegde gezag betreffende de uitvoering van het lokale coffeeshopbeleid. In algemene zin geldt dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Op basis van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht.

De burgemeester kan op basis van het nulbeleid de toestemming tot vestiging van een coffeeshop weigeren of een bestaand verkooppunt sluiten. De burgemeester beschikt op grond van artikel 13b van de Opiumwet over een bestuursrechtelijk handhavingsinstrument, namelijk het opleggen van een last onder bestuursdwang ten aanzien van een woning of lokaal dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, indien daar een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hij is bevoegd deze woningen, lokalen en erven voor een bepaalde periode te sluiten.

De systematische handel in cannabis en harddrugs buiten coffeeshops om (bijvoorbeeld vanuit woningen of andere lokalen) kan hierdoor worden aangepakt, ook als er geen sprake is van overlast. Voor de wijziging van 2007 kon alleen tegen „voor publiek toegankelijke lokalen‟ worden opgetreden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Voor niet „publiek toegankelijke lokalen‟ (zoals woningen) kon worden opgetreden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. In de praktijk bleek het vaak moeilijk om verstoring van de openbare orde, met name overlast, aan te tonen waardoor artikel 174a van de Gemeentewet veelal te kort schoot. Bestuursdwang kan nu worden ingezet tegen alle illegale verkooppunten wegens overtreding van de Opiumwet. Verstoring van de openbare orde hoeft niet meer aangetoond te worden.

5 Lokale situatie

Binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Krimpenerwaard zijn geen coffeeshops vergund. Ook zijn er sinds de oprichting van de gemeente Krimpenerwaard geen formele aanvraagprocedures opgestart voor de vestiging van een coffeeshop.

Veiligheidsaspecten

De drugsgerelateerde overlast lijkt beperkt in de Krimpenerwaard. Dit blijkt onder andere uit het aantal drugsgerelateerde overlastmelding. In 2015 zijn er bij de politie 7 meldingen gedaan van het dealen van drugs. In de periode januari tot en met oktober 2016 zijn er 4 meldingen gedaan.

Het aantal aangetroffen hennepkwekerijen in de periode van januari 2015 tot en met oktober 2016 is 17. Aangezien de productie per definitie verboden is en de mate van gevaarzetting over het algemeen groot is, wordt hier een afzonderlijk traject aandacht op gevestigd.

Gezondheidsaspecten

In 2008 is onderzoek gedaan door BBSO 1 naar het gebruik van alcohol en drugs in de Krimpenerwaard en Gouda. Er is een enquête gehouden onder 4 000 jongeren en volwassenen in Gouda en de Krimpenerwaard en er zijn uitgebreide interviews gehouden met (hang)jongeren. Daarnaast zijn relevante regionale en lokale organisaties geraadpleegd.

Uit dat onderzoek bleek dat van de jongeren (12-19 jaar) in de vijf gemeenten 7% wel eens of vaker te hebben geblowd. Bij volwassenen komt cannabisgebruik vooral bij de jongvolwassenen voor. Bijna een derde van hen stelt ‘wel eens’ geblowd te hebben. Regelmatige blowers worden vaker gevonden bij jongens in de leeftijd van 16-19 jaar. Het gebruik van softdrugs door de jongeren wordt door de ouders, in vergelijking met alcoholgebruik, minder vaak geaccepteerd, maar vaak is men ook op de hoogte van het blowen door de jongeren. Bij één op de vijftig jongeren is sprake van actueel cannabisgebruik, dit is lager dan landelijk (8%).

Softdrugs wordt veelal verkregen via vrienden en bij coffeeshops, vooral in Gouda. De coffeeshop is vooral een belangrijke leverancier voor de gebruikende jongvolwassenen van 19-35 jaar. Softdrugs worden aan jongeren ook op verschillende locaties aangeboden, in bijna een kwart van de gevallen worden één of meer situaties aangegeven waarbij softdrugs worden aangeboden. Dit aanbod is met name gericht op of is voorhanden voor de oudere jongeren, voor de jongeren vanaf 16 jaar blijkt dat ‘de straat’ een van de belangrijkste vindplaatsen is voor softdrugs.

Een deel van de blowende jongeren en volwassenen (8%) geeft aan dat hun softdrugsgebruik een negatief effect heeft op hun prestaties op school of werk, dit geldt iets vaker voor mannen in de leeftijd 19-34 jaar. Geen van de blowende jongeren en volwassenen stelt dat sprake is geweest van politiecontacten vanwege hun cannabisgebruik.

Conclusie

Het huidige coffeeshop, lees nul, beleid heeft niet geleid tot grote drugsgerelateerde overlast. De voornaamste veiligheidsaspecten zijn te relateren aan de hennepkwekerijen, dia via een separaat traject worden aangepakt.

Uit het onderzoek van BBSO blijkt dat de coffeeshops in Gouda een zogenoemde regiofunctie vervullen voor de gebruikers uit de Krimpenerwaard.

6 Uitgangspunten nulbeleid

De volgende argumenten rechtvaardigen het (vasthouden aan het) nulbeleid voor de gemeente Krimpenerwaard, waarmee exploitatie van een coffeeshop in de gemeente Krimpenerwaard niet is toegestaan.

  • 1.

    Door de demografische samenstelling en landelijke kenmerken van de gemeente, is het maatschappelijk draagvlak voor de vestiging van een coffeeshop klein.

  • 2.

    Door de nuloptie wordt de directe confrontatie met coffeeshops en daarmee het ‘normaal vinden’ van softdrugsgebruik voorkomen.

  • 3.

    De gebruiker uit de Krimpenerwaard kan gebruik maken van de coffeeshops in Gouda. Hiermee kenmerkt Gouda zich als regiofunctie voor de omliggende landelijke gemeenten.

  • 4.

    De verwachting bestaat dat door het gedogen van een coffeeshop, de drugsgerelateerde overlast fors gaat toenemen.

  • 5.

    De ervaring leert dat een coffeeshop grote impact heeft op de directe sociale leefomgeving en door de te verwachte toename aan verkeersbewegingen tot onveilige situaties kan leiden.

  • 6.

    Een gedoogde coffeeshop, die zich aan de gestelde regels houdt, verkoopt niet aan jongeren onder de 18 jaar. Deze belangrijke doelgroep blijft afhankelijk van de illegale handel. Het gedogen van een coffeeshop lost de illegale handel dus niet op.

  • 7.

    Het (regelmatige) gebruik van softdrugs een risico is voor de volksgezondheid en daarmee zoveel als mogelijk voorkomen moet worden.

  • 8.

    De productie en handel van (soft)drugs illegaal is en de gemeente Krimpenerwaard tolereert dit niet. Een adequate en effectieve handhaving, waaronder de inzet van de bevoegdheden van de burgemeester om dit tegen te gaan, wordt nagestreefd.

7 Handhaving

Groot voordeel van dit nulbeleid is dat wanneer zich in de gemeente toch een verkooppunt van softdrugs vestigt, er handhavend opgetreden kan worden, ongeacht of het verkooppunt zich aan de gedoogvoorwaarden van het OM houdt. Het gaat dan immers per definitie om een illegaal verkooppunt.

8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

9 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Nulbeleid coffeeshops gemeente Krimpenerwaard 2017.

Ondertekening

Aldus besloten op 19 december 2016,
de burgemeester van Krimpenerwaard,
mr. R.S. Cazemier

Noot
1

Bureau Boekhoorn Sociaal-wetenschappelijk Onderzoek