Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidskader Subsidies 2010-2011

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidskader Subsidies 2010-2011

1. INLEIDING

Eind 2005 heeft de raad het Beleidskader Subsidies 2006 – 2009 vastgesteld. Hierin is globaal als leidraad het beleid en doelstellingen voor de periode 2006 tot en met 2009 aangegeven welke voor subsidiering in aanmerking komen. Vervolgens is ook de “Algemene subsidieverordening gemeente Leerdam 2006” (ASV 2006) vastgesteld.

In mei 2008 is door de gemeenteraad besloten de reikwijdte van de ASV 2006 uit te breiden met de beleidsterreinen:

  • verkeer en vervoer;

  • lokaal onderwijs, en

  • Centrum voor jeugd en gezin.

Deze beleidsterreinen zijn nu ook opgenomen in dit beleidskader waarbij voor “Lokaal Onderwijs” een apart hoofdstuk is toegevoegd. “Verkeer en vervoer” is geïntegreerd in “Ouderenbeleid” en “Centrum voor jeugd en gezin” in het “Jeugdbeleid”.

Op grond van artikel 1.4 van de ASV 2006 stelt de raad dit Beleidskader Subsidies eens in de vier jaar vast. Dit Beleidskader gaat nu uit van een periode van 2 jaar, zodat de nieuwe raad die in 2010 aantreedt ook aan het begin van zijn periode het beleid kan bepalen voor 2012 tot en met 2015.

De 4 jaarlijkse periode sluit dan vervolgens goed aan op de zittingsperiodes van de gemeenteraad.

In hoofdstuk 2 van dit Beleidskader Subsidies wordt ingegaan op het beleidsinstrument subsidiëring (subsidiëren om maatschappelijke effecten te bereiken). De wijze waarop dit vorm krijgt komt in hoofdstuk 3 van het Beleidskader Subsidies aan de orde, wanneer de subsidiesystematiek wordt besproken. In dit kader wordt ingegaan op de in de Algemene Subsidieverordening 2006 geïntroduceerde begrippen ‘Beleidskader Subsidies’ en ‘Subsidieprogramma’.

Tenslotte dient antwoord te worden gegeven op de ‘wat’-vraag. Dit komt in hoofdstuk 4 van het Beleidskader aan de orde. Welk beleid staan wij voor, wat is onze visie ?

Welke maatschappelijke effecten willen we bereiken, en wat zijn de beleidsdoelstellingen ?

We noemen dit het nieuwe inhoudelijke subsidiebeleid.

Voor met name de budgetsubsidies is nieuw in hoofdstuk 4 dat wij naast de visie nu ook het te verwachten “Maatschappelijk effect” en het “Resultaat” van de subsidiëring hebben benoemd.

Juist omdat dit nieuw is, zal met de instellingen afspraken worden gemaakt om te bezien of de genoemde maatschappelijke effecten en het geformuleerde resultaat ook bereikt worden en hoe dit gemeten kan worden.

Wij wijzen er nadrukkelijk op dat het behalen van het beoogde maatschappelijk effect zeker nu nog niet afgerekend kan worden met de instellingen. Uiteraard zullen wel de overeengekomen activiteiten verantwoord c.q. afgerekend worden.

De directe relatie tussen het beoogde maatschappelijke effect en de afgesproken activiteiten kan niet per definitie gelegd worden. Dit is een gezamenlijk traject dat nog wat jaren zal vergen. Het beoogde maatschappelijke effect is een gezamenlijke verwachting van gemeente en instelling. Indien dit door middel van de afgesproken en uit te voeren activiteiten niet wordt gehaald zal dit in het (structurele) overleg besproken worden en leiden tot andere activiteiten, waarvan de verwachting is dat het beoogde maatschappelijke effect daarmee wel wordt bereikt.

2. SUBSIDIE ALS BELEIDSINSTRUMENT

Subsidie wordt steeds meer ingezet als instrument om sturing te geven aan gemeentelijk beleid.

Ook in dit beleidskader wordt dat tot uitdrukking gebracht.

Dit wordt gedaan op basis van de “Algemene Wet Bestuursrecht” en de “Algemene subsidieverordening gemeente Leerdam 2006” (ASV 2006).

In aanvulling op de ASV 2006 wordt eens in de vier jaar dit Beleidskader Subsidies vastgesteld, waarin het beleid op hoofdlijnen is neergelegd.

In tegenstelling tot het “Beleidskader 2006 tot en met 2009” is dit “Beleidskader 2010 tot en met 2011” met name gericht op het te bereiken maatschappelijk effecten, willen we meer sturen op output. Ook worden instellingen meer direct betrokken bij het te behalen maatschappelijk effect door hun activiteiten daar op te laten aansluiten.

Dit kan alleen bereikt worden door een omslag te bewerken bij zowel de gemeentelijke organisatie als bij de instellingen. Er zal meer en beter op elkaar afgestemd moeten worden en de te bereiken doelen zullen “smart” geformuleerd worden. Dit vergt een ander aanpak waarbij met behulp van indicatoren in beeld wordt gebracht of het te bereiken maatschappelijk effect en het geformuleerde resultaat dichterbij komt.

In het “Beleidskader 2010 tot en met 2011” worden de gemeentelijk visie, de beleidsdoelstellingen, het te verwachten gemeentelijk effect, het te bereiken resultaat en de werksoorten genoemd.

De raad laat op deze manier aan instellingen en organisaties weten wat zijn visie en beleid is.

Om subsidie als beleidsinstrument te kunnen hanteren, zullen we ook per jaar de specifieke doelstellingen moeten aangeven. Een globale omschrijving volstaat dan niet.

In aanvulling op dit Beleidskader Subsidies stelt de raad daarom jaarlijks een subsidieprogramma vast. Instellingen kunnen subsidie aanvragen voor activiteiten die bijdragen aan de in het subsidieprogramma opgenomen doelstellingen en die passen binnen dit Beleidskader.

Met behulp van indicatoren wordt in beeld gebracht in hoeverre de te subsidiëren activiteiten bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen, maatschappelijke affecten en resultaten.

Voor een goed begrip is het noodzakelijk te weten dat er onderscheid gemaakt wordt tussen budgetsubsidies en activiteitensubsidies.

Budgetsubsidies.

Dit is een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten aan instellingen die één of meerdere beroepskrachten in dienst hebben.

De budgetsubsidies zijn de grotere subsidies waarbij de gemeente veel sturing wil uitoefenen.

Dit wordt bereikt door de subsidietoekenning te koppelen aan een uitvoeringsovereenkomst. In deze uitvoeringsovereenkomst worden concrete prestatieafspraken gemaakt. Deze prestaties worden ook achteraf nauwgezet afgerekend.

Activiteitensubsidies.

Dit is een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt voor activiteiten ter realisering van de in het subsidieprogramma opgenomen doelstellingen.

De activiteitensubsidies zijn over het algemeen kleinere subsidies waarbij de gemeentelijke sturing qua inhoud gering is. De subsidie is bedoeld ter stimulering van bepaalde activiteiten.

Alleen voor de budgetsubsidies geldt dat gewerkt wordt met het te verwachten maatschappelijk effect en resultaat. De te subsidiëren activiteiten zullen hieraan moeten bijdragen. Met behulp van indicatoren zal worden geprobeerd in beeld te brengen of het maatschappelijk effect en het resultaat dichterbij komt.

3. SYSTEMATIEK

In de ASV 2006 (inclusief de aanvullingen van mei 2008) worden de beleidsterreinen aangeven die voor subsidie in aanmerking komen (de reikwijdte van de verordening).

In het “Beleidskader Subsidies” stelt de raad de gemeentelijke visie, de te realiseren doelstellingen, het te verwachten maatschappelijk effect en het te behalen resultaat vast.

In aanvulling op het beleidskader stelt de raad jaarlijks het “Subsidieprogramma” vast.

Instellingen kunnen subsidie aanvragen voor activiteiten die bijdragen aan de in dit beleidskader en in het subsidieprogramma opgenomen beleid. Bij de vaststelling van het subsidieprogramma stelt de raad per beleidsterrein het subsidieplafond vast.

Het “Subsidieprogramma” moet door de raad worden vastgesteld vóórdat de instellingen en organisaties een subsidieaanvraag voor het volgende jaar kunnen indienen. Zij moeten namelijk weten welke zo “smart” mogelijk geformuleerde doelstellingen er in het subsidieprogramma zijn opgenomen, zodat zij subsidie kunnen aanvragen voor activiteiten die bijdragen aan de realisering van deze doelstellingen. En die daarnaast moeten passen binnen de visie, de doelstellingen, het te verwachten maatschappelijk effect en het te behalen resultaat, zoals deze zijn opgenomen in dit beleidskader.

Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met lopende subsidieprocessen en nieuwe (beleids) ontwikkelingen.

Dit heeft ertoe geleid dat het subsidieprogramma op uiterlijk 1 juni voorafgaande aan het jaar waarop het betrekking heeft dient te worden vastgesteld. Instellingen hebben dan tot 1 oktober de tijd om subsidieaanvragen in te dienen.

Gelet op de gemeentelijke begrotingssystematiek worden nieuwe ontwikkelingen voor een komend jaar opgenomen in de voorjaarsnota en definitief aan het subsidieprogramma toegevoegd bij de begrotingsbehandeling.

Voor met name de budgetsubsidies worden gedurende het jaar contacten onderhouden met de instellingen over de voortgang van de te behalen prestaties zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomsten. Ook wordt er tijdig overleg gevoerd over het bijstellen van de te behalen prestaties om het te bereiken maatschappelijk effect te realiseren.

4. INHOUDELIJK SUBSIDIEBELEID

4.1 Bibliotheekwerk

Visie:

De bibliotheek is één van de belangrijkste toegangspoorten tot kennis, informatie, educatie, ontspanning en cultuur die voor een ieder toegankelijk is.

Toegang tot kennis en informatie is van belang voor ieders persoonlijke en maatschappelijke vorming en voor de ontwikkeling van het kritisch vermogen.

De bibliotheek dient daarom een laagdrempelige basisvoorziening te zijn die een brede laag van de bevolking weet te binden: hetzij in de vorm van lener of bezoeker, of als raadpleger van naslagwerken, internet of bibliotheekcatalogus.

Beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Het bevorderen van de openstelling van een plaats waar geschreven en audiovisuele media geraadpleegd kunnen worden, waar deze materialen tijdelijk beschikbaar kunnen worden gesteld aan geïnteresseerden en waar informatie over onderwerpen wordt verstrekt met gebruikmaking van in- en externe bronnen.

  • 2.

    Het bevorderen van educatieve activiteiten en het stimuleren van ontmoeting van bibliotheekbezoekers onderling.

Te verwachten maatschappelijk effect:

Een lokale bevolking die, onbelemmerd, toegang heeft tot alle openbare kennis en informatie zodat iedereen volop zijn of haar ontwikkelingskansen kan benutten. Daarnaast biedt de Bibliotheek een rol in de toegang tot educatie en culturele kennis.

Resultaat:

  • Aantal leden (jeugd en volwassenen) minimaal 25% van de Leerdamse bevolking

  • Eigen inkomsten: minimaal 25% van de gemeentelijke subsidie

Werksoorten:

  • Bibliotheekwerk

4.2 Kunst en Cultuur

Visie:

Kunst & cultuur levert een bijdrage aan het verenigen en verbinden van de inwoners van Leerdam en aan de maatschappelijke betrokkenheid en gemeenschapszin in onze gemeente. Amateurkunst en kunsteducatie bevorderen de culturele participatie.

Behoud van het cultureel erfgoed (monumenten, glascultuur, historische collectie) is van belang voor toekomstige generaties en het cultureel erfgoed geeft Leerdam een specifieke identiteit (historische stad, glasstad).

Beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Het bevorderen van de Leerdamse culturele participatie (deelname aan activiteiten).

  • 2.

    Het bevorderen van amateurkunst en kunsteducatie (met name muziekeducatie).

  • 3.

    Het bewaren en vergroten van het Leerdams cultureel erfgoed (monumenten en glas).

In 2009 wordt een aparte beleidsnota Kunst & Cultuur uitgewerkt.

Te verwachten maatschappelijk effect:

De inwoners van Leerdam zijn verbonden door kunst en cultuur.

Leerdammers participeren aan culturele activiteiten en krijgen kunsteducatie (met name muziek).

Leerdammers tonen belangstelling voor het Leerdams erfgoed (monumenten, glas).

Resultaat:

  • Meer inwoners moeten actief deelnemen aan kunst & cultuur activiteiten.

  • Meer inwoners krijgen kunsteducatie (muziekles).

  • Meer Leerdams cultureel erfgoed wordt bewaard.

Werksoorten:

  • Stichting Nationaal Glasmuseum

  • Culturele verenigingen

  • Kunstcentrum TOON

  • Cultuurparticipatie

4.3 Woonomgeving

Visie:

De leefbaarheid van de wijken en kernen handhaven en verhogen door de betrokkenheid van de bewoners bij de woonomgeving en bij elkaar te bevorderen.

Beleidsdoelstellingen:

  • Het bieden van onafhankelijke bewonersondersteuning en daarmee stimuleren dat bewoners zich organiseren, de belangen van buurt of wijk behartigen waar het gaat om beheer en inrichting van de openbare ruimte, en gezamenlijk activiteiten organiseren.

Verwezen wordt naar de nota Werk aan de Wijk 2009 – 2013 en naar het lokaal WMO beleidsplan, prestatieveld 1 Sociale samenhang en leefbaarheid.

Te verwachten maatschappelijk effect:

Leefbare wijken waarvan de bewoners betrokken zijn en betrokken worden bij de woonomgeving en bij elkaar.

Resultaat:

  • De inwoners van wijken, kernen en buurten zijn, en worden, betrokken bij de woonomgeving; 25% heeft deelgenomen aan één van de activiteiten van wijk en buurtbeheer.

  • De inwoners van wijken, kernen en buurten zijn betrokken bij elkaar. Dat resulteert erin dat driekwart zijn buren kent en driekwart van de inwoners zich thuis voelt in de wijk.

Werksoort:

  • Wijk- en buurtbeheer

  • Wijk- en dorpsactiviteiten

4.4 Jeugdbeleid

Visie:

Jongeren moeten binnen zorgzame verbanden en in een veilige en prettige woon- en leefomgeving kunnen opgroeien. Bovendien moeten ze voldoende kansen hebben om zich te ontplooien tot volwaardige, sociale, gezonde en verantwoordelijke burgers. Jongeren vanuit allerlei achtergronden, moeten betrokken worden om tot het gewenste wederzijds begrip en tolerantie, is gewenst.

Beleidsdoelstelling:

Werksoort A: Jeugd- en Jongerenwerk

  • 1.

    Het bieden van gelegenheid tot ontplooiing van, en ontmoeting tussen jongeren o.a. door middel van het in stand houden van een jongerencentrum, met professionele ondersteuning door het jongerenwerk en vindplaatsgericht jongerenwerk;

  • 2.

    Het bevorderen van vindplaats gericht (ambulant) werken om jongeren in hun eigen omgeving aan te spreken en te stimuleren om deel te nemen aan- en het organiseren van (plezierige, culturele en educatieve) activiteiten.

Werksoort B: Voorschoolse activiteiten - Peuterspeelzaalwerk

  • 3.

    Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen van 0 – 4 jaar door voorschoolse activiteiten, peuterspeelzaalactiviteiten en achterstandenbestrijding. Het bevorderen van toegankelijke ondersteuning (consultatiebureau) van ouders/ verzorgers bij de opvoeding van hun kinderen.

Werksoort C: Centrum voor Jeugd- en Gezin (in ontwikkeling )

  • 4.

    Het bieden van laagdrempelige (opvoedings)informatieverstrekking voor jongeren tot 23 jaar (en hun ouders/ verzorgers), zodat jongeren (en ouders) kennis kunnen nemen van hulpverleningsvoorzieningen en de activiteiten;

  • 5.

    Het regisseren en stimuleren van een goed signaleringsnetwerk van (opgroei- en opvoedings-) problemen en van de eenduidige toegang tot het (gemeentelijk) hulpaanbod, zodat problemen vroegtijdig bekend zijn en vroegtijdig op te lossen zijn

  • 6.

    Het bevorderen van de coördinatie van zorg op lokaal niveau, om de behandeling van de probleemsituaties op een zo efficiënt mogelijke manier uit te voeren.

Verwezen wordt naar de Nota Jeugdbeleid en het Beleidsplan WMO, prestatieveld 2 en 3.

Te verwachten maatschappelijk effect:

  • Jongeren kunnen zich creatief (op eigen niveau) uiten

  • Jongeren zullen eerder deelnemen aan (het organiseren van) culturele- en educatieve activiteiten

  • Er is mogelijk minder maatschappelijke uitval en het bevorderd zelfstandig opgroeien in Leerdam

  • Er is een toename van wederzijdse veiligheid(sgevoelens) en respect, bij alle burgers

  • Er is minder vandalisme en overlast veroorzaakt door jongeren

  • Dankzij laagdrempelige ondersteuning bij de opvoeding kunnen ouders de opvoeding beter aan en zullen problemen minder vaak escaleren (harm reduction)

Resultaat:

Werksoort A: Jeugd en Jongerenwerk

  • Jongeren hebben een gelegenheid waar zij professioneel ondersteund worden bij ontplooiing en ontmoeting .

  • Door het werken met productkaarten wordt het werk meetbaar. Hierop worden o.a. aantallen, soorten activiteiten, doel en effect zichtbaar.

Werksoort B: Voorschoolse activiteiten en Peuterspeelzaalwerk

  • Er gaan meer kinderen naar een peuterspeelzaal. (Taal-)achterstanden zullen daar preventief aangepakt worden. Kinderen zullen beter voorbereid naar het basisonderwijs gaan. Deelname aan het project Voor- en Vroegschoolse Educatie wordt nadrukkelijk gestimuleerd.

Werksoort C: Centrum voor Jeugd- en Gezin (in ontwikkeling)

  • Vanaf 2009 is er in Leerdam een Centrum voor Jeugd- en Gezin als een laagdrempelige voorziening, waar jongeren en ouders/verzorgers de weg naar de hulpverlening en opvoedadvies beter weten te vinden. Het jongerencentrum is daarom ook voor 13+ toegankelijk.

  • Er is een keten van (vroeg)signaleerders en de netwerken die zorgt voor een goede, preventieve afstemming tussen instanties en hulpvragers. Zorg en signalen worden snel en efficiënt opgepakt en doorgespeeld naar de juiste instantie. Daardoor zullen problemen in een vroegtijdig stadium worden opgepakt. Er gaan meer jongeren rechtstreeks naar de ‘juiste’ hulpverleningsinstantie (meetbaar als er een CJG is)

  • Er is een signaleringssysteem “Zorg voor Jeugd” (Verwijs Index Risicoleerlingen)

Werksoorten:

  • Jeugd en Jongerenwerk

  • Voorschoolse activiteiten en Peuterspeelzaalwerk

  • Centrum voor Jeugd en Gezin

4.5 Toerisme en Recreatie

Visie:

De toerist, de recreant en de inwoners van Leerdam moeten kennis kunnen nemen en gebruik kunnen maken van de mogelijkheden, die Leerdam als dé Glasstad aan de Linge van Nederland biedt. Zodoende wordt het imago van Leerdam als glasstad versterkt en door het aantrekken van regionale en (inter)nationale bezoekers worden de economische bestedingen en de werkgelegenheid in Leerdam en de regio bevorderd.

Beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Het ontwikkelen van toerisme vanuit het imago Glasstad Leerdam.

  • 2.

    Het bevorderen van de inpassing van toerisme en recreatie in natuur en landschap.

  • 3.

    Bijdragen aan de promotie van het lokale toeristische product (glas, Lingegebied en cultuur historie).

  • 4.

    Het geven van een impuls voor economische activiteiten, voor toeristische activiteiten en voor meer bezoeken aan Leerdam.

  • 5.

    Het integreren van De Nieuwe Hollandse Waterlinie in toeristisch-recreatief activiteiten.

Te verwachten maatschappelijk effect:

  • 1.

    Goed geïnformeerde toeristen, recreanten en eigen inwoners die gebruik maken van toeristische producten.

  • 2.

    Er is sprake van het recreatief medegebruik van natuur- en landschapselementen in Leerdam, omdat dit de verblijfsrecreatie en vrijetijdsbesteding in de openlucht stimuleert.

  • 3.

    Economisch rendement voor ondernemend Leerdam, ten behoeve van instandhouding en werkgelegenheid.

Resultaat:

  • Mensen zijn meer bekend met Leerdam als de glasstad van Nederland en maken meer gebruik van de ontwikkelde toeristische producten;

  • Meer mensen maken recreatief medegebruik van natuur- en landschapselementen in Leerdam;

  • Een verbetering van de lokale economie en de werkgelegenheid.

Werksoort:

  • Toerisme en recreatie

4.6 Immateriële hulpverlening asielhouders

Visie:

Het is van grote maatschappelijke betekenis, dat statushouders de kans geboden wordt als volwaardige burgers te integreren in de samenleving.

Beleidsdoelstellingen:

De statushouder wordt in staat gesteld vanuit een gelijkwaardige uitgangspositie in vrijheid zelfstandig een bestaan op te kunnen bouwen, als volwaardig burger te integreren in de Leerdamse samenleving en te komen tot een voldoende mate van zelfredzaamheid.

Te verwachten maatschappelijk effect:

Met ons beleid willen wij bereiken, dat de participatie van de statushouders in de gemeente Leerdam wordt bevorderd middels coaching bij vestiging en integratie, het aanbieden van ondersteuning en het behartigen van hun belangen middels ontmoeting en voorlichting.

Resultaat:

  • Coaching aanbieden bij vestiging aan zowel de reguliere statushouders als de gepardonneerden in het kader van de gemeentelijke taakstelling

  • Coaching aanbieden bij integratie aan statushouders die niet-inburgeringsplichtig zijn, dan wel hiervoor zijn vrijgesteld

  • Ondersteuning aanbieden bij het recht op gezinshereniging

  • Laagdrempelige voorziening aanbieden voor korte hulpvragen;

  • Faciliteren van ontmoeting met - en voorlichting aan - de Leerdamse burgers.

Werksoorten:

• Immateriële zorg aan statushouders

4.7 Maatschappelijke Zorg

Visie:

Maatschappelijke zorg ondersteunt de inwoners van Leerdam bij het verkrijgen, behouden en/of vergroten van hun (sociale en maatschappelijke zelf-) redzaamheid. Maatschappelijke zorg helpt om als volwaardige burgers deel te nemen aan het maatschappelijke leven.

De inzet van vrijwilligerswerk is van belang voor de leefbaarheid. Vrijwilligers zijn de motor van de samenleving. We vinden mantelzorg en vrijwilligerswerk belangrijk.

Beleidsdoelstellingen:

  • A.

    Het stimuleren van de begeleiding, behandeling, bemiddeling en ondersteuning van mensen met psychosociale problemen, om de sociale redzaamheid van deze mensen te bevorderen (en escalatie te voorkomen).

  • B.

    Het stimuleren van actieve participatie en integratie van (allochtone) ouderen en/of mensen met een beperking in de Leerdamse samenleving waarbij zij weten waar zij terecht kunnen met vragen.

  • C/D

    Burgers worden laagdrempelig ondersteund bij het uitvoeren van vrijwilligerswerk en het mantelzorg (respijtzorg)

Verwezen wordt naar het Beleidsplan WMO, prestatieveld 4 en 5.

Te verwachten maatschappelijk effect:

  • A/B.

    Vermindering van het aantal langdurige ziekte, uitval en het ontstaan van sociaal isolement (en daaraan gerelateerde ziektebeelden). De maatschappelijke participatie vergroot.

  • C/D

    De leefbaarheid wordt vergroot door het verrichten van vrijwilligerswerk. Het op zorg gerichte vrijwilligerswerk en respijt- en mantelzorg ondersteuning zorgen er voor dat mantelzorgers de zorg langer en minder belastend vol kunnen houden.

Resultaat:

  • Mensen doen door het gebruik van AMW en welzijnsvoorzieningen voor ouderen minder beroep op zwaardere vormen van zorg en dienstverlening.

  • Dit resultaat vraagt wel het realiseren van een nulmeting ten aan zien van het gebruik van zwaardere vormen van hulpverlening. De monitor Maatschappelijk Zorg van de regio ZHZ kan daarbij in de toekomst aanknopingspunten bieden.

  • Mensen zijn bereid elkaar te helpen en ondersteunen en er vinden tussen mensen allerlei interacties plaats zonder onderscheid des persoon.

Werksoorten:

  • A.

    Algemeen Maatschappelijk Werk

  • B.

    Welzijn, Ouderen en Gehandicapten

  • C.

    Vrijwilligerswerk

  • D.

    Mantelzorgwerk

4.8 Gezondheid

Visie:

Een goede gezondheid is belangrijk om mee te kunnen doen in de maatschappij. Gezien de impact van gezondheid op het lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden zet de gemeente in op zowel preventie van gezondheidsproblemen als op een zo vroeg mogelijke signalering (en behandeling) van gezondheidsproblemen.

Beleidsdoelstellingen:

  • A

    Het bevorderen van gezondheid en het voorkomen van gezondheidsproblemen op zowel geestelijk als lichamelijk gebied. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de vijf thema’s overgewicht (inclusief meer bewegen), psychosociale problematiek (inclusief alcoholgebruik bij jongeren en depressiepreventie) binnenmilieu, opvoedings-ondersteuning en huiselijk geweld.

  • B

    Het bevorderen van uitstel van alcoholgebruik bij jongeren onder de 16 jaar, het voorkomen van problematisch alcohol- en drugsgebruik en gokken (preventieve doel-stelling) en het beperken van maatschappelijke problemen van problematisch alcohol- en drugsgebruik en gokken (harm-reduction).

  • C

    Het vroeg signaleren en het bevorderen van de gezondheid en een goede ontwikkeling van het kind tot 4 jaar door middel vroegtijdige signalering en begeleiding (aan ouders/ verzorgers) zodat problemen worden voorkomen of niet escaleren. Zowel Stevig Ouderschap als het Opvoedbureau dragen specifiek bij aan opvoed en opgroeiondersteuning.

Te verwachten maatschappelijk effect:

Mensen zijn zich meer bewust van hun leefstijl en gezondheid.

Door gebruik van alle beschikbare vormen van opvoedingsondersteuning de kans op maatschappelijke uitval op jonge leeftijd verminderen

Resultaat:

  • Mensen hebben minder (zware) gezondheidsproblemen en daaruit voortvloeiende problematiek.

De Gezondheidsmonitor ZHZ, de Maatschappelijke Monitor ZHZ en Jeugdgezondheidsmonitor (in ontwikkeling) kunnen daarvoor aangrijpingspunten zijn.

Werksoorten:

  • A

    Lokaal Gezondheidsbeleid

  • B

    Verslavingzorg

  • C

    Opvoed- en opgroeiondersteuning

4.9 Lokaal Onderwijsbeleid

Visie:

Alle kinderen en jongeren in Leerdam moeten gelijke kansen hebben om zich te ontwikkelen en te ontplooien tot volwaardige en verantwoorde deelnemers aan de samenleving. De gemeente kan door het bieden van aanvullende voorzieningen op de bestaande onderwijsstructuur een versterkende rol daarin vervullen.

Onderwijs en educatie dragen aan ontwikkeling en ontplooiing van kinderen en jongeren bij en vormen daarmee voorwaardenscheppende factoren voor de ontwikkeling van de lokale arbeidsmarkt en een voorspoedige economische ontwikkeling van stad en streek. Onderwijs en educatie dragen bij aan de maatschappelijke stabiliteit in stad en omgeving door in de samenleving het gevoel van gemeenschappelijk gedragen normen en waarden te bevorderen en het individueel welbevinden positief te beïnvloeden.

Beleidsdoelstellingen:

Doel van het lokaal onderwijsbeleid is:

  • 1.

    Het realiseren en behouden van een doorlopende leerlijn in het onderwijs voor 0-23 jarigen;

  • 2.

    Het vroegtijdige signalering en bestrijding van onderwijsachterstanden bij kinderen;

  • 3.

    Het creëren van een dekkend en sluitend netwerk van (zorg)voorzieningen op het gebied van onderwijs en educatie (een kwalitatief goede zorgstructuur);

  • 4.

    Het verhoging van het bereik van voor- en vroegschoolse educatie (VVE);

  • 5.

    Het reduceren van de taalachterstand van de doelgroepleerlingen aan het eind van de basisschool.

Zie ook de nota “Koers van het lokaal onderwijsbeleid 2007 – 2010”.

Te verwachten maatschappelijk effect:

  • Kinderen en jongeren zijn zo goed als mogelijk en in overeenstemming met hun capaciteiten toegerust voor deelname aan de samenleving als volwaardige en verantwoorde burgers;

  • Betrokkenheid van ouders bij het onderwijs aan en de opvoeding van hun kind.

Resultaat:

  • Kinderen en jongeren kunnen als volwaardige en verantwoorde burgers deelnemen aan de samenleving;

  • Jongeren verlaten het onderwijs met een startkwalificatie;

  • Vergroten van de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs aan en de opvoeding van hun kind.

Werksoorten:

Onderwijsachterstanden:

  • Peuterwerk

  • Bibliotheekwerk

  • Samenwerkingsverbanden

  • Multi-disciplinaire teams

  • Voortgezet onderwijs

Lokaal onderwijsbeleid:

  • Schoolmaatschappelijk werk

  • Schoolbegeleiding

  • Logopedie

  • Onderwijsinstellingen