Regeling vervallen per 25-11-2017

Monumentenverordening 2008

Geldend van 05-05-2012 t/m 08-06-2012

Monumentenverordening 2008

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

  • a. monument

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of (cultuur)historische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b. beschermd gemeentelijk monument:

    onroerend monument als bedoeld onder a 1 en 2, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • c. gemeentelijk monumentenregister:

    het register waarin staan geregistreerd alle overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • d. beschermd rijksmonument:

    onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e. kerkelijk monument:

    onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • f. Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden:

    de door burgemeester en wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders conform hetReglement voor de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden te adviseren over de aanwijzing van monumenten, de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid; daaronder niet inbegrepen het uitbrengen van adviezen over de verlening van vergunningen bij verbouw of sloop van monumenten;

  • g. Welstands- en monumentencommissie Leiden:

    de op basis van art. 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders conform het Reglement van orde voor de Welstands- en monumentencommissie Leiden te adviseren over het verlenen van vergunningen bij verbouw of sloop van monumenten;

  • h. vergunning:

    een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • i. gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht:

    groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;

  • j. bevoegd gezag:

    het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2: Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1: De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie in het gemeentelijk monumentenregister

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijke monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al doen niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument als bedoel onder 1a en b aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden. Indien de aanwijzing een gemeentelijk archeologisch monument betreft dan betrekt de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden een extern deskundig senior archeoloog bij haar advies. Burgemeester en wethouders geven op voorhand aan welke senior archeologen hiervoor in aanmerking komen.

  • 3. In spoedeisende gevallen kunnen burgemeester en wethouders zonder advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden een onroerende zaak aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. Terstond na de voorlopige aanwijzing vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden.

  • 4. De voorlopige aanwijzing vervalt na vierentwintig weken of zoveel eerder wanneer Burgemeester en Wethouders een definitief besluit nemen over de aanwijzing. De artikelen 9 tot en met 14 zijn van toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot voorlopige aanwijzing van de onroerende zaak als gemeentelijk monument.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument als bedoeld onder 1a en b bepalen dat een nader waardestellend onderzoek wordt verricht.

  • 6. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 7. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden, maar in ieder geval binnen vierentwintig weken na de adviesvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan:

  • a.

    Degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers;

  • b.

    De gemeenteraad en de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden.

Artikel 6 Registratie in het gemeentelijke monumentenregister

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument in het gemeentelijke monumentenregister.

  • 2. Het gemeentelijke monumentenregister ligt voor een ieder ter inzage.

  • 3. Het gemeentelijke monumentenregister bevat het monumentnummer, de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijk monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, lid 2 t/m 6, alsmede artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, lid 2 t/m 6, alsmede artikel 4 en 5 achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijke monumentenregister aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders de aanwijzing intrekken, zijn artikel 3, lid 2, 5 en 6, alsmede artikel 4 en artikel 5, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4 van de Monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

  • 4. De intrekking wordt in het gemeentelijk monumentenregister aangetekend.

Paragraaf 2: Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepalingen en vergunning

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt aangetast, ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het College nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorwaarden verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 5.

    Indien de vergunning een archeologisch monument betreft, kunnen daaraan in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

    • a.

      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

    • b.

      de verplichting tot het doen van opgravingen; of

    • c.

      de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de in de Monumentenwet gestelde voorwaarden.

  • 6.

    Op terreinen van archeologische waarde geldt een vergunningplicht conform het bepaalde in het bestemmingsplan.

Artikel 10 Toetsingscriterium

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 11 Advies van de Welstands- en monumentencommissie Leiden

  • 1. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de Welstands- en monumentencommissie Leiden voordat zij beslist op de aanvraag van de vergunning.

  • 2. Indien de aanvraag een gemeentelijk archeologisch monument betreft, dan betrekt de Welstands- en monumentencommissie Leiden een extern deskundig senior archeoloog bij haar advies. Het bevoegd gezag geeft op voorhand aan welke senior archeologen hiervoor in aanmerking komen.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Register

  • 1. Het bevoegd gezag houdt een openbaar register aan, waarin aantekening wordt gehouden van ingevolge artikel 11, vierde lid, verleende vergunningen;

  • 2. In het in het eerste lid bedoelde register worden voorts aangetekend:

    • a.

      de datum van de vergunning;

    • b.

      het nummer van de vergunning;

    • c.

      de plaats van het monument waarop de vergunning betrekking heeft, alsmede de van belangzijnde gegevens;

    • d.

      de aard van de werkzaamheden.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

  • 1. De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen zesentwintig weken van de vergunning gebruik wordt gemaakt door start van de werkzaamheden.

    • e.

      de vergunninghouder hierom verzoekt en het belang van het monument zich hiertegen niet verzet.

  • 2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de Welstands- en monumentencommissie Leiden.

  • 3. Van de beschikking tot intrekking wordt aantekening gemaakt in het register, bedoeld in artikel 13.

Hoofdstuk 3: Beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 15 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een stads- of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. De aanwijzing kan geen stads- of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 16 Termijn advies en plaatsingsbesluit

  • 1. De Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 17 Registratie in het gemeentelijke monumentenregister

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezicht in het gemeentelijke monumentenregister.

  • 2. Het gemeentelijk monumentenregister bevat de plaatselijke aanduiding, datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stadsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 18 Wijzigen en intrekken van de aanwijzing

De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 8, derde lid, nog wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en artikel 3 van de Monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 19 Vaststellen beschermend bestemmingsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt door burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Alvorens burgemeester en wethouders de gemeenteraad ter zake een voorstel doen, vragen zij advies aan de Welstands- en monumentencommissie Leiden.

  • 4. De Welstands- en monumentencommissie Leiden adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

Artikel 20 Vergunning tot slopen in beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1. In beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten is het verbo­den een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag.

  • 2. Een vergunning is niet vereist voor het slopen:

    • a.

      ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge Hoofdstuk III van de Woningwet;

    • b.

      van bouwwerken waarvoor ingevolge artikel 43 van de Woningwet geen vergunning is vereist.

  • 3. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de Welstands- en monumentencommissie Leiden voordat zij beslist op de aanvraag.

  • 4. De vergunning kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 5. De vergunning kan onder beperkingen worden verleend en aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk 4: Beschermde rijksmonumenten

Artikel 21 Intrekken van de vergunning voor sloop in beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    binnen een bij de vergunning te bepalen termijn na dagtekening van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

  • c.

    de werkzaamheden langer dan een in de vergunning te bepalen termijn zijn gestaakt;

  • d.

    in strijd wordt gehandeld met beperkingen waaronder de vergunning is verleend of met de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.

Artikel 22 Vergunning voor een beschermd rijksmonument

  • 1. Het bevoegd gezag vraagt advies over het ontwerpbesluit aan de Welstands- en monumentencommissie Leiden voordat zij beslist op de aanvraag van de vergunning.

Hoofdstuk 5 Schadevergoeding

Artikel 23 Schadevergoeding

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    a. de weigering van burgemeester en wethouders een vergunningte verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;

    b. voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de Procedureregeling planschadevergoeding overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 24 Strafbepaling

Indien overtreding van enig artikel van deze verordening niet strafbaar is gesteld krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening genoemde artikelen gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 25 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 26 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 24 april 1989, nr.53, gewijzigd bij raadsbesluit van 20 december 1994, nr.94.0233, bekendgemaakt op 30 december 1994 en in werking getreden op 7 januari 1995, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 december 1999, nr. 99.0143, bekendgemaakt op 28 januari 2000 en in werking getreden op 1 februari 2000, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op 10 januari 2009.

  • 3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 24 april 1989, nr.53, gewijzigd bij raadsbesluit van 20 december 1994, nr.94.0233, bekendgemaakt op 30 december 1994 en in werking getreden op 7 januari 1995, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 december 1999, nr. 99.0143, bekendgemaakt op 28 januari 2000 en in werking getreden op 1 april 2000 voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5. De gemeentelijke monumenten, geregistreerd in het gemeentelijke monumentenregister van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6. Aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 9 van de in het tweede lid genoemde vervallen verordening die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid genoemde vervallen verordening.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening 2008'.