Regeling vervallen per 01-07-2021

Leidingenverordening gemeente Leiden 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 30-06-2021

Intitulé

Leidingenverordening gemeente Leiden 2012

De raad van de gemeente Leiden:

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (raadsvoorstel 11.0096 van 2011), mede gezien het advies van de commissie, besluit vast te stellen:

Leidingenverordening gemeente Leiden 2012

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze Leidingenverordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden;

  • b.

    leiding: een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of een kabel, gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in infrastructurele voorzieningen, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten, etcetera;

  • c.

    openbare ruimte: alle publiek openbare en toegankelijke - zij het mogelijk met restrictie - plaatsen binnen de gemeente Leiden;

  • d.

    infrastructurele voorziening: voor de geleiding van een leiding specifiek aangebrachte constructie, waaronder in ieder geval wordt verstaan leidingentunnels en leidingenviaducten, en in infrastructuur aanwezige constructies waar ook leidingen in, op of aan kunnen worden bevestigd;

  • e.

    leidingexploitant: degene onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen degene die een vergunning voor het aanleggen van een leiding heeft aangevraagd;

  • f.

    ondergrondse obstakels: bodemverontreiniging, materialen, objecten en stoffen die nadelige beïnvloeding van de staat van de aan te leggen of gelegde leiding tot gevolg hebben of kunnen hebben.

Artikel 2

  • 1. Deze Leidingenverordening is van toepassing op het aanleggen, het houden en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimte en in of op infrastructurele voorzieningen.

  • 2. Deze Leidingenverordening is niet van toepassing op kabels, bedoeld in de Telecommunicatiewet en op leidingen, die onderdeel zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer of deel uitmaken van drukapparatuur als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Artikel 3

Het college stelt ter uitvoering van deze Leidingenverordening een Handboek Leidingen vast waarin onder meer bepalingen zijn opgenomen betreffende de aanleg, het houden, het wijzigen en het verwijderen van leidingen.

DE VERGUNNING 

Artikel 4

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning leidingen in, op of boven de openbare ruimte en in of op infrastructurele voorzieningen: a.  aan te leggen of te houden; b.  te onderhouden, of c.  te verwijderen.

  • 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning bestaande leidingen:

    • a.

      te wijzigen;

    • b.

      te verplaatsen;

    • c.

      een andere functie te geven dan die in de vergunning is omschreven.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt door het college op aanvraag aan de leidingexploitant verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze Leidingenverordening.

  • 2. De aanvraag voor een vergunning wordt digitaal ingediend bij het college door middel van een daartoe vastgesteld formulier welk gepubliceerd is op de website van de gemeente Leiden.

  • 3. Het college stelt in het Handboek Leidingen vast welke gegevens en documenten voor de beoordeling van de aanvraag benodigd zijn.

  • 4. In geval van reparaties en het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte geldt een ten opzichte van de vorige leden verkorte procedure. Het college verleent voor de beoogde werkzaamheden toestemming indien ten minste twee werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden door de leidingexploitant digitaal melding is gedaan door middel van een daartoe vastgesteld formulier welke is gepubliceerd op de website van de gemeente Leiden. Aan de toestemming kunnen door het college voorwaarden worden gesteld. Artikel 8 lid 2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing op hoogspanningskabels zijnde kabels van meer dan 380 Volt en leidingen ten behoeve van stadsverwarming.

  • 6. Bij storingen, waarvoor uitstel van de reparatie niet mogelijk is of wanneer de storing buiten de normale werktijden plaatsvindt, geschiedt de melding digitaal, bedoeld in het vierde lid, bij het college achteraf, binnen een week na aanvang van de reparatiewerkzaamheden, met voornoemd formulier.

Artikel 6

  • 1. Een voor een leiding verleende vergunning geldt voor deze leiding. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

  • 2. Indien de leiding ten aanzien waarvan een vergunning is verleend wordt overgedragen of de leidingexploitant in een andere rechtsvorm wordt omgezet, melden de oude en de nieuwe leidingexploitant respectievelijk meldt de nieuwe rechtspersoon dit onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college in de vergunning bepalen dat de vergunning slechts geldt voor de leidingexploitant.

  • 4. Een krachtens deze Leidingenverordening verleende vergunning geldt, voor zover van toepassing, tevens als een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Leiden (hierna ook te noemen: “APV”) met betrekking tot het beschadigen van een weg, het aanbrengen/hebben van voorwerpen op, aan, in, over of boven een weg respectievelijk het uitvoeren van werkzaamheden aan straatkolken en dergelijke.

Artikel 7

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan met acht weken worden verlengd.

  • 3. Het college houdt een beslissing op de aanvraag voor een leidingvergunning aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor de aanleg, verplaatsing of verwijdering van de leiding tevens een omgevingsvergunning of een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist is, tenzij:

    • a.

      de betreffende vergunning is afgegeven en zes weken zijn verstreken waarbinnen geen bezwaar is aangetekend; dan wel

    • b.

      een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend en op dat verzoek is beslist.

  • 4. De vergunning wordt in ieder geval niet verleend indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze Leidingenverordening.

Artikel 8

  • 1. Het college kan met inachtneming van het Handboek Leidingen aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2. De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op:

    • a.

      de bescherming van de openbare orde;

    • b.

      de bescherming van de bodem;

    • c.

      de voorkoming van gevaar, schade of hinder;

    • d.

      de verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer;

    • e.

      het verschaffen van nadere informatie;

    • f.

      de afstemming met andere werken;

    • g.

      de verzekering van de toestand waarin het tracé na voltooiing van het werk moet worden opgeleverd;

    • h.

      de bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke werkzaamheden aan de leiding mogen of moeten beginnen;

    • i.

      de vaststelling van het in te dienen werkplan en de termijn waarbinnen het plan moet zijn ingediend;

    • j.

      het tijdschema voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding;

    • k.

      de voorwaarden waaronder afwijking van het werkplan of het tijdschema is toegestaan;

    • l.

      het tracé waar de leiding moet worden gelegd en gehouden.

  • 3. Het college kan met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid een verleende vergunning wijzigen.

Artikel 9

Het college kan, onverminderd het bepaalde in artikel 8 lid 3, de vergunning wijzigen of intrekken, indien:

  • a.

    de leidingexploitant niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

  • b.

    de leidingexploitant de exploitatie en het onderhoud van de leiding gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zes maanden staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van ten minste zes maanden niet in gebruik is;

  • c.

    blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

  • d.

    de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

  • e.

    de leidingexploitant het bepaalde bij of krachtens deze Leidingenverordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

  • f.

    dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken.

Artikel 10

  • 1.

    Het college trekt de vergunning in indien de leidingexploitant schriftelijk aan het college verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken.

  • 2.

    Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na opzegging in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als leidingexploitant, tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als leidingexploitant wordt beschouwd.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid wordt in geval van een persoonsgebonden vergunning als bedoeld in artikel 6 lid 3, de vergunninghouder als leidingexploitant beschouwd tot het moment dat hij schriftelijk aan het college verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken en de exploitatie van de leiding staakt of de leiding waar de vergunning betrekking op heeft in eigendom overdraagt en hij daarvan schriftelijk melding heeft gedaan bij het college, met dien verstande dat hij het bewijs van de overdracht kan leveren.

DE AANLEG 

Artikel 11

  • 1. Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de vergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding bij het college, overeenkomstig het Handboek Leidingen, documenten in te dienen.

  • 2. De leidingexploitant voltooit de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging of verwijdering binnen zes maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

Artikel 12

  • 1. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat het leidingtracé na afloop van het werk in de oorspronkelijke, dan wel in de vergunning omschreven staat wordt opgeleverd.

  • 2. Indien door de leidingexploitant werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de leidingexploitant in rekening conform het meest recente Besluit vaststelling tarieven voor schade veroorzaakt door ingravingen in verhardingen gemeente Leiden.

Artikel 13

  • 1. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de leidingexploitant dit onverwijld aan het college.

  • 2. Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze Leidingenverordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de vergunninghouder.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde opschorting wordt pas gelast, indien:

    • a.

      is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de leidingexploitant opgedragen maatregelen; of

    • b.

      naar het oordeel van het college maatregelen als bedoeld onder a. niet mogelijk zijn.

Artikel 14

Het college kan de leidingexploitant verplichten na de voltooiing van het werk tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, kosteloos aan het college ter beschikking te stellen.

NADEELCOMPENSATIE 

Artikel 15

Indien blijkt dat een leidingexploitant als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9, onderdeel f, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een vergoeding toe, zulks zolang op grond van artikel 228 Gemeentewet de gemeente precario kan heffen.

VERONTREINIGING, GEVAAR EN HINDER Artikel 16  

Artikel 16

De leidingexploitant is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk te melden aan het college.

VERWIJDEREN VAN LEIDINGEN 

Artikel 17

  • 1.

    De leidingexploitant is verplicht na het verlopen, opzeggen of geheel of gedeeltelijke intrekken van de vergunning de leiding binnen een door het college te bepalen termijn te verwijderen.

  • 2.

    De artikelen 4, 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de verwijderingen, bedoeld in het eerste lid.

TOEZICHT OP DE NALEVING

Artikel 18

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze Leidingenverordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

  • 1.

    Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze Leidingenverordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning krachtens deze Leidingenverordening, zulks met terzijdestelling van de voorschriften die verbonden zijn aan de reeds verleende schriftelijke toestemming danwel vergunning.

  • 2.

    Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze Leidingenverordening kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen de leidingexploitant het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.

Artikel 20

De beheerder van de stadsverwarming dient jegens de gemeente aannemelijk te maken dat de veiligheidsaspecten van de stadsverwarmingsleidingen in voldoende mate zijn gewaarborgd. De beheerder kan dit onder meer aannemelijk maken door overlegging van een daartoe strekkende verklaring van de Nederlandse Mededingsautoriteit.

De hiervoor genoemde verplichting voor de beheerder van de stadsverwarming vervalt indien een genoegzame regeling voor de veiligheidsaspecten in de Warmtewet wordt opgenomen.

Artikel 21

Overtreding van de artikelen 4, 6 tweede lid, 11 tweede lid, 13 eerste lid en 16 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.  

Artikel 22

Deze Leidingenverordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 23

Deze Leidingenverordening wordt aangehaald als: Leidingenverordening gemeente Leiden 2012.  

Nota-toelichting Leidingenverordening gemeente Leiden 2012

Algemeen

Het transport via ondergrondse leidingen heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. De relatief lage transportkosten en aanzienlijke voordelen ten opzichte van de overige vervoersmodaliteiten hebben ertoe geleid dat veel bedrijven hebben geïnvesteerd in het ondergrondse transport. Op het grondgebied van de gemeente Leiden is dan ook een uitgebreid netwerk aan ondergrondse leidingen (kabels en buizen) ontstaan. Via dit netwerk vindt niet alleen de levering van drinkwater plaats, maar ook grotendeels van energie en telecommunicatie.

Juridische basis

Het leggen, houden en verwijderen van leidingen in openbare ruimten en infrastructurele voorzieningen wordt nu publiekrechtelijk vergund. De voorliggende Leidingenverordening, is gebaseerd op de artikelen 149, 154 en 156 van de Gemeentewet. Voor het leggen en houden van telecomkabels is de Telecommunicatieverordening gemeente Leiden beschikbaar.

Kernartikel van de Leidingenverordening is artikel 4: het is verboden in de openbare ruimte een leiding aan te leggen, te houden, te onderhouden en te verwijderen zonder een vergunning van het college. Kernpunten van de Leidingenverordening en de daaraan gekoppelde vergunningen zijn:

  • -

    te stellen eisen aan ordening en allocatie van leidingen;

  • -

    te stellen eisen aan wijzigingen van leidingentracé’s en verwijdering van leidingen.

De Leidingenverordening geeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van de Leidingenverordening. Deze nadere regels zullen als beleidsregels worden neergelegd in het Handboek Leidingen en voornamelijk eisen behelzen waaraan bijvoorbeeld een aanvraag moet voldoen. Deze opzet is gekozen om het college in staat te stellen flexibel te reageren op nieuwe ontwikkelingen.

In sommige gevallen zullen behalve een vergunning op basis van deze Leidingenverordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat de Leidingenverordening de afgifte van eventuele milieu- en omgevingsvergunningen onverlet. Ook kunnen vergunningen van andere dan de gemeentelijke organisatie nodig zijn, zoals vergunningen van waterschappen etcetera.

Toepassingsbereik

De Leidingenverordening is van toepassing op alle leidingen die zich bevinden in de openbare ruimte en in of op voor leidingen bestemde infrastructurele voorzieningen binnen de gemeente Leiden.

De kabels en leidingen welke buiten het toepassingsbereik van de Leidingenverordening vallen zijn:

  • -

    kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet;

  • -

    bovengrondse hoogspanningskabels;

  • -

    leidingen die onderdeel zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer;

  • -

    leidingen die deel uitmaken van drukapparatuur als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Het begrip “openbare ruimte” moet breed worden opgevat en bevat in beginsel alle ruimten die al dan niet met enige beperking algemeen toegankelijk zijn.

Bestuurlijke, administratieve lasten

Zoals uiteengezet hebben leidingexploitanten ook nu een vergunning nodig voor het leggen, houden en verwijderen van leidingen. De voorgestelde Leidingenverordening beoogt voor het vergunnen van deze leidingen een solide grondslag te creëren. De invoering van de Leidingenverordening brengt dan ook geen verzwaring van de bestuurlijke en/of administratieve lasten mee, noch voor de gemeente noch voor de leidingexploitanten.

Toezicht / Handhaving

Wat over de bestuurlijke, administratieve lasten is gezegd, geldt ook voor het toezicht / de handhaving. Ook nu wordt op het leggen, hebben en exploiteren van leidingen toezicht gehouden.

Het toezicht op de naleving van de op basis van de Leidingenverordening vergunde leidingen is in handen van de hiertoe benoemde toezichthouders, de ogen en oren van het college.

Uitvoering en mandatering

De uitvoering van de Leidingenverordening wordt opgedragen aan de:

  • -

    Algemeen directeur als eerste functionaris;

  • -

    Afdelingsmanager Service & Informatie als tweede functionaris; en

  • -

    Teamleider Ondernemen, Wonen & Recreëren + Unitleider Parkeren, Markt en Water als derde functionaris.

Deze functionarissen zullen in naam en onder verantwoordelijkheid van het college de vergunningverlening ter hand nemen (mandaat).

Advisering

De concept Leidingenverordening is inclusief concept toelichting voor advies gezonden aan de partijen die met de Leidingenverordening te maken zullen krijgen. Adviezen zijn ontvangen van: de Energiekamer van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Liander N.V.,Milieudienst West-Holland, N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland / Dunea, N.V. Nederlandse Gasunie, n.v. Nuon Warmte en TenneT TSO B.V.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ LEIDINGENVERORDENING

GEMEENTE LEIDEN 2012

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd. Van belang is op te merken dat in beginsel alle leidingen in de openbare ruimte waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de Leidingenverordening vallen. De term “openbare ruimte” dient in dit verband op eenzelfde wijze geïnterpreteerd te worden als het vergelijkbare begrip “openbare plaats” in de APV.

Twee categorieën leidingen zijn van de werkingssfeer uitgezonderd. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2. Het bereik van de Leidingenverordening is niet beperkt tot leidingen die in de grond liggen, maar ook leidingen en bijbehorende voorzieningen die door, aan of over zogeheten infrastructurele voorzieningen zijn gelegd vallen onder de reikwijdte van de Leidingenverordening. Met infrastructurele voorzieningen wordt bedoeld constructies die specifiek voor leidingen zijn aangelegd om bijvoorbeeld een natuurlijke barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij zij gedacht aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden constructies in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze Leidingenverordening als infrastructurele voorzieningen beschouwd. In artikel 2 lid 1 is de reikwijdte expliciet aangegeven. Bovengrondse hoogspanningskabels zijn uitgezonderd van de definitie van “leiding” en vallen dus niet onder de vergunningplicht van de Leidingenverordening.

Met het begrip leidingexploitant wordt in eerste instantie bedoeld degene in wiens opdracht de leiding wordt aangelegd. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als leidingexploitant aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in geval van nieuwe leidingen nog geen leiding aanwezig). Nadat de leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de leiding worden beschouwd als leidingexploitant. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. In geval van overdracht van de leiding gelden specifieke regels. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 6.

Artikel 2

In dit artikel wordt het toepassingsbereik van de Leidingenverordening weergegeven.

In de toelichting bij artikel 1 is reeds ingegaan op het begrip “openbare

ruimte”. Verder maakt het eerste lid van dit artikel duidelijk dat alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met een leiding, onder de werkingssfeer vallen: van aanleg en wijziging tot verwijdering en herstel van de openbare ruimte.

In het tweede lid zijn kabels, die vallen binnen de reikwijdte van de Telecommunicatiewet en Telecommunicatieverordening, uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. Voor de aanleg, exploitatie en wijziging van die leidingen is dan ook geen vergunning op basis van deze Leidingenverordening benodigd, maar gelden de gedoogplicht en het

instemmingbesluit op basis van voornoemde wet en verordening. Tevens zijn uitgezonderd alle leidingen die deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Niet is beoogd de leidingen die aanwezig zijn bij individuele bedrijven onder de vergunningplicht te stellen. Ook vallen leidingen die deel uitmaken van drukapparatuur in de zin van het Warenwetbesluit drukapparatuur niet onder de werkingssfeer van deze Leidingenverordening. Dit betreft overigens meestal leidingen die niet in de openbare ruimte liggen.

Artikel 3

Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering van de Leidingenverordening nadere regels te stellen. Deze nadere regels zullen worden vervat in het Handboek Leidingen. Door vaststelling van het Handboek Leidingen (hierna ook te noemen: “Handboek”) krijgen de daarin neergelegde normen een publiekrechtelijk karakter. In de overige artikelen van de Leidingenverordening wordt verwezen naar het op basis van dit artikel vast te stellen Handboek. Beoogd is hierin voornamelijk voorschriften op te nemen op het gebied van de uitvoering van werkzaamheden. Ook zal in het Handboek worden opgenomen welke informatie moet worden aangeleverd bij het indienen van een aanvraag.

Het Handboek zal beschikbaar komen voor belangstellenden en betrokkenen en tevens zal het Handboek op internet worden geplaatst.

Artikel 4

Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel. Het is verboden om een leiding aan te leggen, te (onder)houden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen), een andere functie te geven of te verwijderen, tenzij de leidingexploitant in het bezit is van een vergunning. Normaliter zullen in een vergunning ten behoeve van aanleg alleen voorwaarden worden opgenomen die betrekking hebben op die handelingen. Voor de verwijdering van een leiding zal een afzonderlijke vergunning (of een wijziging van de bestaande vergunning) benodigd zijn. Zie voor de verwijdering van leidingen ook de toelichting bij artikel 17.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt dat de vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en het Handboek. De vergunningverlenende bevoegdheid wordt gemandateerd aan de Algemeen directeur (eerste functionaris), de Afdelingsmanager Service & Informatie (tweede functionaris) en de Teamleider Ondernemen, Wonen & Recreëren + Unitleider Parkeren, Markt en Water (derde functionaris). Degene die een leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etcetera) dient daartoe digitaal een aanvraag in bij het college. De voor de aanvraag benodigde documenten worden opgesomd in het Handboek.

In het vierde en zesde lid van dit artikel is expliciet opgenomen dat voor reparaties over een traject van minder dan 25 meter en voor huisaansluitingen een sterk vereenvoudigde procedure geldt. Twee werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van een speciaal formulier welke gepubliceerd is op de website van de gemeente Leiden, melding gemaakt te worden waarna een marginale toetsing door het college plaatsvindt en toestemming verleend wordt. In de toestemming kunnen voorwaarden worden neergelegd. In gevallen van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten geldt de meldtermijn van twee werkdagen niet, maar reparaties dienen in ieder geval binnen een week na aanvang van de reparatiewerkzaamheden digitaal te zijn gemeld.

Op grond van het vijfde lid geldt de verkorte procedure evenmin voor werkzaamheden aan hoogspanningskabels en leidingen ten behoeve van de stadsverwarming.

Artikel 6

Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijvoorbeeld verkoop) van een leiding de vergunning die op die leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe leidingexploitant.

De vergunning is zaaksgebonden en ‘volgt’ het object. Uiteraard dient de nieuwe leidingexploitant zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften. Indien wijziging van leidingexploitant plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) moeten zowel de oude als de nieuwe leidingexploitant hiervan melding maken aan het college. Het niet voldoen aan deze meldplicht levert een overtreding op. Op grond van het derde lid kan het college in bijzondere gevallen bepalen dat de vergunning persoonsgebonden is en daarmee niet overdraagbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij leidingen die gebruikt worden voor zeer gevaarlijke stoffen. Zie hierover overigens ook de toelichting bij artikel 10.

Het vierde lid bevat een samenloopbepaling: indien een leidingvergunning is verleend, geldt deze tevens als een vergunning op grond van de APV om een weg open te breken indien dit voor de aanleg of verwijdering van een leiding noodzakelijk is.

Artikel 7

Dit artikel regelt de beslistermijn voor het college. Tevens wordt in dit artikel de verhouding weergegeven met andere vergunningen. De beslissing op een aanvraag voor een leidingenvergunning wordt aangehouden zolang geen omgevingsvergunning of een vergunning op grond van de APV verstrekt is en deze vergunningen formele rechtskracht hebben. Dit geldt uiteraard alleen indien een dergelijke vergunning vereist is. Zie voor de samenloop met een vergunning om de weg open te breken de toelichting bij artikel 6.

Artikel 8

Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorwaarden en beperkingen te verbinden. De Leidingenverordening en het Handboek vormen daarvoor gezamenlijk het kader. In het tweede lid staat een limitatieve lijst van belangen waartoe de voorwaarden en beperkingen kunnen strekken.

Van belang is ook de bevoegdheid om aan de vergunning een beperkte tijdsduur te verbinden. Zodra die termijn afloopt, zal de leidingexploitant de leiding in beginsel moeten verwijderen. Vanzelfsprekend kan de leidingexploitant afspreken dat de leiding wordt overgedragen of op een later tijdstip wordt verwijderd. Zie ook de toelichting bij artikel 17.

Het derde lid biedt de basis voor het college om na afgifte uit eigen beweging een vergunning te wijzigen of aan te vullen. Vanzelfsprekend dient het college daarbij de belangen, genoemd in het tweede lid, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht in acht te nemen.

Artikel 9

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het artikel genoemde gronden. De belangrijkste grond betreft het intrekken indien de leidingexploitant de voorschriften van de Leidingenverordening, het Handboek of de vergunning niet naleeft. Onderdeel f betreft het geval indien er werken ter plaatse van de vergunde leiding moeten worden uitgevoerd, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast.

Artikel 10

In geval de leidingexploitant niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, kan hij hiervan schriftelijk mededeling doen aan het college. Met het afstand doen van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan. De leidingexploitant is vervolgens verplicht de leiding te verwijderen (artikel 17). Om te voorkomen dat een leidingexploitant door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat de opzegger nog steeds wordt beschouwd als leidingexploitant in de zin van deze Leidingenverordening. De verwijderingsplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt haast vanzelfsprekend de nieuwe eigenaar als leidingexploitant beschouwd. Uit oogpunt van een effectieve handhaving is het derde lid opgenomen waarin staat aangegeven dat in geval van een persoonsgebonden vergunning (zie artikel 6 lid 3) de vergunninghouder te allen tijde als leidingexploitant wordt beschouwd, ook al heeft hij de leiding in eigendom overgedragen. Dit is alleen anders wanneer hij schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te maken en de exploitatie van de leiding staakt of schriftelijk en (indien het college daarom verzoekt) ondersteund met bewijsstukken melding maakt van de overdracht van de betreffende leiding.

Artikel 11

Nadat door het college de vergunning is verleend, kunnen de feitelijke werkzaamheden een aanvang nemen. Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om te eisen dat bouwtechnische tekeningen en andere documenten worden overgelegd. Waar mogelijk wordt in het Handboek opgenomen welke documenten in ieder geval overgelegd dienen te worden.

Artikel 12

Uit beheersmatige overwegingen zullen enkele feitelijke werkzaamheden worden verricht door het college. De leidingexploitant draagt zorg voor een goede en zorgvuldige aanleg van de leiding en zorgt vervolgens dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt teruggebracht, tenzij in de vergunningvoorwaarden anders is bepaald.

Het tweede lid bevat een regeling voor vergoeding van de kosten die gepaard gaan met de bestrating en herstel door de gemeente van de openbare ruimte die een direct gevolg zijn van werkzaamheden aan leidingen.

Artikel 13

Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een leiding. De term 'bodemverontreiniging' is in deze Leidingenverordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan het college moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat of aanleg van de leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming (die is opgesteld vanuit milieubeschermingoptiek). Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime.

In geval dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen dat aanleg van een leiding niet verantwoord of uitvoerbaar is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de leidingexploitant opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant zelf, behalve indien de verontreiniging is gelegen in openbare ruimte welke in eigendom is van de gemeente Leiden èn een spoedlocatie betreft. Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze Leidingenverordening het beoordelings- en beslissingskader.

Artikel 14

Dit artikel stelt het college in staat om te allen tijde zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn zogeheten ‘as built’- en/of revisietekeningen op te vragen. Normaliter zullen deze tekeningen zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden opgevraagd worden, maar dit artikel biedt tevens de mogelijkheid om in een later stadium de stand van zaken te verifiëren.

Artikel 15

Het college kan besluiten in de openbare ruimte werken te verrichten die van invloed kunnen zijn op de reeds aanwezige leidingen en kan op grond van dit artikel bepalen dat een leiding verlegd of aangepast moet worden.

Daartoe zal het college op basis van artikel 9 onderdeel f een bestaande vergunning wijzigen of intrekken. Voor zover de leidingexploitant daarbij schade lijdt die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort, zal het college hem een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie), zulks zolang op grond van artikel 228 Gemeentewet de gemeente precario kan heffen. De criteria voor het vaststellen van een vergoeding worden neergelegd in beleidsregels (Verlegregeling gemeente Leiden 2012).

Artikel 16

Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de leidingexploitant in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen.

Artikel 17

Na afloop van de geldigheidsduur van de vergunning, bij intrekking door het college en bij opzegging door de leidingexploitant moet de leiding worden verwijderd. Het ligt voor de hand om in de vergunning zelf voorwaarden op te nemen met betrekking tot het verwijderen van leidingen, maar zulks kan ook na afloop, intrekking of opzegging geschieden. De laatste exploitant of beheerder van de leiding is verplicht om voor verwijdering zorg te dragen. Mocht het om bepaalde redenen noodzakelijk of wenselijk zijn om de betreffende leiding te laten liggen, dan kan wijziging van de bestaande vergunning of een nieuwe vergunning aangevraagd worden.

Artikel 18

Beoogd wordt een aantal ambtenaren van de gemeente Leiden aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze Leidingenverordening.

Artikel 19

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze

leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen – al dan niet privaatrechtelijk - een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige leidingeigenaren hoge kosten moeten maken is ervoor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een vergunning in de zin van deze Leidingenverordening, zulks met terzijdestelling van de voorschriften die verbonden zijn aan de reeds verleende schriftelijke toestemming danwel vergunning.

Ook kan het college van de leidingexploitant verlangen dat hij een nieuwe aanvraag indient, vergezeld van de benodigde documenten. Daarbij kan het college een termijn stellen waarbinnen de nadere informatie moet zijn aangeleverd of een nieuwe aanvraag moet zijn ingediend. Met deze systematiek wordt beoogd maatwerk te leveren ten aanzien van de vele, naar aard en leeftijd verschillende leidingen. Overigens zij opgemerkt dat voor leidingen die zonder toestemming of vergunning in de openbare ruimte liggen hoe dan ook een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van de Leidingenverordening te verkrijgen.

Artikel 20

Behoeft geen toelichting.

Artikel 21

Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterste handhavingmiddel.