Regeling vervallen per 12-02-2020

Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2013-2014-2015

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2015

DEELVERORDENING AMATEURKUNST SUBSIDIES 2013-2014-2015

INLEIDING

In de Deelverordening Amateurkunst Subsidies wordt de subsidieverstrekking ten behoeve van de amateurkunst in Leiden geregeld. De amateurkunst subsidie is bestemd voor het in stand houden van Leidse amateurkunstinstellingen en het bevorderen van activiteiten door bij die instellingen aangesloten amateurkunstenaars. De inhoud van de deelverordening is als volgt:

Hoofdstuk I, definities en algemene bepalingen

Artikel 1, begrippen

Artikel 2, toelating

Artikel 3, nadere bepalingen omtrent toelating en subsidiëring

Artikel 4, subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten instellingen

Artikel 5, subsidieplafond

Hoofdstuk II, instandhoudingssubsidie

Artikel 6, bepalingen omtrent aanvraag en toekenning

Hoofdstuk III, uitvoeringssubsidie

Artikel 7, bepalingen omtrent de aanvraag

Artikel 8, bepalingen omtrent de toekenning

Artikel 9, bepalingen omtrent de te verantwoorden inkomsten

Artikel 10, bepalingen omtrent de subsidiabele uitgaven

Hoofdstuk IV, overgangsbepalingen, aanvullende- en slotbepalingen

Artikel 11, aanvullende bepalingen

Artikel 12, overgangsbepalingen

Artikel 13, slotbepalingen

HOOFDSTUK I DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begrippen

Voor de toepassing van deze deelverordening wordt verstaan onder:

amateurkunst:

het beoefenen van kunst in zijn verschillende uitingsvormen, in groepsverband en op niet professionele basis; dit impliceert dat de deelnemers uit hoofde van deze activiteit geen presentiegeld of andere vergoedingen anders dan een onkostenvergoeding op declaratiebasis ontvangen;

Werkgroep AmateurKunst (WAK):

de Leidse koepelorganisatie ten dienste van de sector amateurkunst;

instelling:

een in Leiden gevestigde vereniging, stichting of groep personen die zich, blijkens de statuten en feitelijke werkzaamheden, de amateurkunst ten doel stelt;

deelnemer:

aan een instelling op het gebied van de amateurkunst, verbonden natuurlijk persoon, die door een contributiebijdrage en door deelname aan activiteiten zich aan de instelling verbindt;

kunstcategorieën:

de verschillende verschijningsvormen van de amateurkunst;

Festival:

een openbaar toegankelijk cultureel evenement dat onder één noemer wordt gepresenteerd, waarbij diverse presentaties worden gegeven op diverse binnen- en/of buitenlocaties, die met elkaar zijn verbonden of op loopafstand van elkaar zijn gesitueerd;

 

Concours:

een wedstrijd op het gebied van amateurkunst waarbij deelnemers strijden om te laten zien of horen dat ze het beste zijn in hun discipline;

instandhoudingssubsidie:

een per werkvorm vastgestelde algemene subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten van een instelling;

Jeugdledensubsidie: aanvullende instandhoudingssubsidie voor leden van instellingen, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;

 

Uitvoeringssubsidie: subsidie in (een deel van) het nader gespecificeerde tekort van door de instellingen gehouden openbare optredens;

 

Huurkostensubsidie: aanvullende uitvoeringssubsidie voor optredens in de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal;

aanmoedigingssubsidie:

een incidentele subsidie ter tegemoetkoming van de vaste lasten dan wel kosten voor een uitvoering van een instelling die nog niet tot de deelverordening is toegelaten;

openbaar optreden:

een optreden op Leids grondgebied dat al dan niet tegen betaling voor iedereen toegankelijk is en dat als zodanig van te voren publiekelijk wordt aangekondigd;

richtbedrag:

standaard subsidiebedrag waarop op grond van dreigende overschrijding van het subsidieplafond een korting kan worden toegepast;

Artikel 2: Toelating

  • 1. Bij de inwerkingtreding van deze deelverordening worden geacht tot de regelingen voor instandhoudings- en/of uitvoeringssubsidie als bedoeld in deze deelverordening te zijn toegelaten:

    A. ORKESTEN

    Frits Landesbergen Big Band, Leiden Sinfonietta, Klarinetensemble Lignum, Toonkunstorkest Leiden, Blokfluitensemble Praetorius, Zigeunerorkest Csárdás.

    B. HARMONIE, BRASSBAND, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN   EN TROMMELGROEPEN

    Show- en Marchingband Amigo Leiden, Con Fuoco, Muziekvereniging De Burcht, Franciscusband Leiden, Chr. Muziekvereniging Kunst en Genoegen, Leidse Harmonie Kapel, Muziekvereniging Nieuw Leven, Trommelgroep West-Nederland, Harmoniekapel Werkmans Wilskracht.

     

    C. KOREN

    Arnold Schönberg Kamerkoor, C.O.V. Con Amore, C.O.V. Ex Animo, Algemeen Kamerkoor Akkoord, Kamerkoor Capella Vocale, Eurokoor Nederland, Leids Kamerkoor, Leiden English Choir, Het Zingend Hart, Leidse Sleuteltjes, Lingua Musica, Leids Projectkoor, Klein Leids Liederen Koor, Toonkunstkoor Leiden e.o., Het Viswijvenkoor, R.C.M. Vox Humana, William Byrd Vocaal Ensemble, Stichting Wereldkoor Leiden, Klein Gemengd Koor Vocalei, Zangkoor PUIC, Sing in Tune, Leids Cantate Consort, Zeemanskoor Rumor di Mare.

     

    D. TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN

    Theatergroep Paradox, Toneelgroep Imperium, Koninklijke Toneelvereniging Litteris Sacrum, Toneelvereniging Ploef, Toneelvereniging Tot Ieders Genoegen, De Toneelfabriek, Toneelvereniging Al Dente, Stichting Kindertheater Pats, Stichting PLOT, Stichting Toch Theater.

     

    E. OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN

    Crescendo Muziektheater.

     

    F. VOLKSDANSVERENIGINGEN

    Stichting FETA, Volksdansgroep Oud Poelgeest.

     

    G. MAJORETTENVERENIGINGEN

    Heavy Metol.

     

    H. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST

    Leidse Video en Smalfilm Liga, Leidse Amateurfotografen Vereniging.

     

    I. DIVERSE MUZIEKGROEPEN

    Stichting VTV-ZHN, Muziek- en Showgezelschap Sempre Avanti.

     

    J. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST

  • 2. Voor de werkingsduur van deze deelverordening hebben de volgende, niet in lid 1 van dit artikel opgenomen, instellingen de mogelijkheid om bij Burgemeester en Wethouders van Leiden uitvoeringssubsidie aan te vragen: Collegium Musicum en Stichting de Leidse Korendag.

  • 3. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen, wanneer zich een instelling aanmeldt voor toelating tot de deelverordening, onverlet de werkingsduur van de deelverordening, gehoord het advies van de WAK, besluiten de aanvrager tot de deelverordening toe te laten. Hierbij gelden de volgende criteria. De instelling dient:

    • a.

      rechtspersoonlijkheid bezitten en als zodanig ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden;

    • b.

      de toegelaten verenigingen worden geacht aangesloten te zijn bij de WAK;

    • c.

      10 deelnemers voor toneelgezelschappen en theatergroepen;

      16 deelnemers voor koren;

      20 deelnemers voor harmoniekorpsen, brassbands en fanfares;

      10  deelnemers voor drumbands en trommelgroepen;

      15 deelnemers voor orkesten;

      7 deelnemers voor zigeunerorkesten;

      18 deelnemers voor operette- en musicalgezelschappen;

      25 deelnemers voor volksdansverenigingen;

      13 deelnemers voor majoretteverenigingen;

      10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst;

      10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van literaire kunst;

      10 deelnemers voor popmuzikantenverenigingen;

    • d.

      haar oefenruimte binnen het grondgebied van de gemeente Leiden hebben;

    • e.

      tenminste één maal per jaar in Leiden op te treden, door middel van een uit de werkvorm voortvloeiende wijze van uitvoeren;

    • f.

      gedurende een periode van tenminste drie jaar door de uitvoering van activiteiten en het in stand houden van een organisatie haar bestaansrecht te hebben bewezen.

Artikel 3: Nadere bepalingen omtrent toelating en subsidiëring

  • 1. Niet voor subsidiëring in het kader van de deelverordening komen in aanmerking: kerkkoren, onder studentenorganisaties vallende instellingen en instellingen waarvan de financiële ondersteuning behoort tot de zorg van overheden (waaronder de gemeente Leiden), de Universiteit Leiden en/of van het bedrijfsleven.

  • 2. De in de hoofdstukken II, III en IV genoemde werkvormen en richtbedragen worden elke drie jaar geëvalueerd en, na overleg met de WAK, in al dan niet aangepaste vorm, opnieuw voor een periode van drie jaar vastgesteld.

  • 3. Op grond van de jaarlijkse subsidieaanvragen en de inhoudelijke en financiële verantwoording van de toegelaten instellingen zal jaarlijks worden beoordeeld of deze instellingen hebben voldaan c.q. voldoen aan de bepalingen van deze deelverordening. Deze beoordeling vindt plaats door de Afdeling Realisatie, Team Stadskennis en Cultuur en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de WAK, vergezeld van een overzicht van verstrekte instandhoudings- en uitvoeringssubsidies.

  • 4. Wanneer de gemeente aanleiding ziet om op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen uit deze deelverordening het subsidie voor een bepaalde instellingen te beëindigen of te verminderen, zal alvorens daartoe te besluiten, de WAK worden gehoord.

  • 5. Instellingen die tot de deelverordening zijn toegelaten hebben recht op instandhoudingssubsidie (inclusief eventuele jeugdledensubsidie) en / of uitvoeringssubsidie (inclusief eventuele huurkostensubsidie) zoals omschreven in deze deelverordening.

Artikel 4: Subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten instellingen

  • 1. Aan een instelling die zich heeft aangemeld voor toelating tot de deelverordening, maar die nog niet voldoet aan voorwaarden van artikel 2, lid 3e, f of g, kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord het advies van de WAK, binnen de in Hoofdstuk II opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor instandhoudingssubsidies, een aanmoedigingssubsidie worden toegekend.

  • 2. Aan een niet tot de deelverordening toegelaten instelling die voor een eenmalige openbare activiteit een subsidie aanvraagt kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord het advies van de WAK - binnen de in hoofdstuk III opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor uitvoeringssubsidies - een aanmoedigingssubsidie in het tekort op de kosten van die activiteit worden verleend.

  • 3. Voor het toekennen van de in lid 1 en lid 2 genoemde subsidies dient een instelling te voldoen aan het gestelde in artikel 2, lid 3a, b, c en d van de deelverordening.

  • 4. Jeugd- en overige onderafdelingen van instellingen komen eerst dan voor zelfstandig instandhoudingssubsidie in aanmerking als zij als zelfstandig rechtspersoon ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden.

Artikel 5: Subsidieplafond

  • 1. De in deze deelverordening genoemde bedragen zijn richtbedragen. Het totale maximale subsidiebudget voor de amateurkunst wordt jaarlijks door de Gemeenteraad vastgesteld.

  • 2. Het totale subsidiebudget zal jaarlijks verhoogd worden met een door de Gemeenteraad vast te stellen indexeringspercentage.

  • 3. Indien het totaal aan subsidiebedragen op basis van deze deelverordening meer bedraagt dan het in lid 1 bedoelde subsidieplafond zullen de beschikbaar te stellen subsidiebedragen in het betreffende jaar naar rato worden aangepast.

HOOFDSTUK II INSTANDHOUDINGSSUBSIDIE

Artikel 6: Bepalingen omtrent aanvraag en toekenning

  • 1. De in hoofdstuk I genoemde instellingen dienen hun instandhoudingssubsidie elk jaar opnieuw aan te vragen. Daartoe wordt hen voor of uiterlijk op 1 januari het betreffende formulier door de afdeling Realisatie, Team Stadskennis en Cultuur toegezonden. Met dien verstande dat wanneer het bedoelde formulier om welke reden dan ook niet wordt ontvangen, de verenigingen desondanks gehouden zijn het formulier, verkrijgbaar bij de afdeling Realisatie, Team Stadskennis en Cultuur voor of uiterlijk 1 maart van het betreffende jaar bij de afdeling Realisatie, Team Stadskennis en Cultuur in te leveren. Met het aanvraagformulier voor instandhoudingssubsidie en jeugd(leden)subsidie moet ook de ledenlijst van de instelling, met als peildatum 1 januari van het betreffende jaar, worden meegezonden. De ledenlijst dient de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) en de geboortedata te bevatten.

  • 2. De instandhoudingssubsidie wordt binnen 13 weken na de sluitingsdatum als genoemd in lid 1 van dit artikel aan de betreffende instelling verleend.

  • 3. Indien aan het gestelde in lid 1 van dit artikel zonder overleg met de afdeling Realisatie, Team Stadskennis en Cultuur van de gemeente Leiden niet is voldaan, vervalt in het betreffende jaar het recht op instandhoudingssubsidie.

  • 4. De richtbedragen voor instandhoudingssubsidies voor de verschillende kunstcategorieën zijn als volgt:

    A. ORKESTEN:

    Een jaarlijkse bijdrage van € 987,= voor reguliere volwassenenorkesten, € 1.973,= voor jeugdorkesten en een percentage van € 987,=, berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar, voor projectorkesten.

    B. HARMONIE- EN FANFARE, BRASSBANDS EN SHOWKORPSEN

    Voor muziekverenigingen een jaarlijkse bijdrage van € 987,=, vermeerderd met een bijdrage van € 14,= per lid. Onder lid wordt verstaan een spelend lid en/of een lid van de bij de muziekvereniging behorende majorettegroep.

    C. KOREN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 880,= voor reguliere koren en een percentage van € 880,=, berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar, voor projectkoren.

    D. TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 880,=.

    E. OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN Een jaarlijkse bijdrage van € 2.005,=.

    F. VOLKSDANSVERENIGINGEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 880,=.

    G. MAJORETTENVERENIGINGEN

    Een basissubsidie van € 346,= per jaar, vermeerderd met € 14,= per lid per jaar.

    H.DIVERSE MUZIEKGROEPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 1.093,=.

    I. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST

    Een jaarlijkse bijdrage van € 880,=.

    J. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST

    Een jaarlijkse bijdrage van € 880,= .

  • 5. Voor jeugdleden van instellingen wordt een aanvullende instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld van € 27,= per actief jeugdlid per jaar. De jeugdsubsidie dient te worden gebruikt voor extra activiteiten ten behoeve van de jeugdleden. Jeugdorkesten in categorie A kunnen geen gebruik maken van de aanvullende instandhoudingssubsidie.

HOOFDSTUK III UITVOERINGSSUBSIDIE

Artikel 7: Bepalingen omtrent de aanvraag

  • 1. Gelijktijdig met het beschikbaar stellen van instandhoudingssubsidie zal jaarlijks een voorschot van 50% op het richtbedrag van de per werkvorm maximaal beschikbare uitvoeringssubsidie beschikbaar worden gesteld.

  • 2. De uitvoeringssubsidie bedraagt 80% van het tekort van de activiteit(en) waarvoor het wordt toegekend met een richtbedrag van maximaal € 1.700,= per kalenderjaar.

  • 3. Het tekort van de activiteit wordt gedefinieerd als het verschil tussen de aan de activiteit gerelateerde opbrengsten (zie artikel 9) en de subsidiabele uitgaven (zie artikel 10).

  • 4. Een instelling kan voor meer dan één activiteit, dan wel voor meer dan één project een uitvoeringssubsidie aanvragen, maar de totaal te ontvangen uitvoeringssubsidie is nooit meer dan de in deze verordening genoemde richtbedragen voor uitvoeringsssubsidie.

  • 5. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen in bijzondere, hieronder te noemen gevallen, het hiervoor genoemde maximum richtbedrag verhogen tot een richtbedrag van maximaal € 2.950,= per kalenderjaar.

    • a.

      voor uitvoeringen waarbij begeleiding door een orkest en/of beroepssolist(en) onontbeerlijk is;

    • b.

      in geval van uitvoeringen van toneelverenigingen, als bedoeld in lid 4e van artikel 6 en van operettegezelschappen, als bedoeld in lid 4d van hetzelfde artikel, waarbij voor de regie een als zodanig geregistreerde beroepsregisseur is aangetrokken;

    • c.

      in andere gevallen voor zover het deze verenigingen betreft, afzonderlijk te beoordelen door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord hebbende de WAK.

  • 6. Operette- en musicalgezelschappen kunnen voor extra uitvoeringen voor senioren een aanvullende uitvoeringssubsidie aanvragen. Op basis van deze aanvraag kan het in artikel 6, lid 4 onder e genoemde richtbedrag worden verhoogd tot een maximum richtbedrag van € 2.950,= per kalenderjaar.

  • 7. Bij gebruik van de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, het Stedelijk Concertgebouw Leiden en/of de Leidse Schouwburg door amateurverenigingen zullen de in dit artikel genoemde richtbedragen, bij wijze van aanvullende subsidie in de kosten van de huur, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 800= op de dag van de uitvoering alsmede maximaal € 800,= op de dag van de generale repetitie (voor zover van toepassing) tot een totaalbedrag van maximaal € 2.400,= per jaar.

  • 8. Voor instellingen die aan een regionaal, nationaal of internationaal concours of festival deelnemen zullen de in lid 2, respectievelijk lid 5 van dit artikel genoemde richtbedragen, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 550,= per kalenderjaar.

    Wanneer tijdens een dergelijk concours een eerder behaalde nationale of internationale titel moet worden verdedigd, bedraagt de te verlenen subsidie maximaal € 1.100,= per kalenderjaar.

    Deze bepaling is niet van toepassing op concours of festivals die reeds als zodanig door de gemeente worden gesubsidieerd.

  • 9. Instellingen die in verband met een jubileum extra activiteiten willen organiseren, kunnen in aanmerking komen voor een aanvullende jubileum subsidie. Deze aanvullende subsidie wordt alleen toegekend bij een 25 jarig jubileum of een veelvoud daarvan. Voor bedoelde instellingen zullen de in lid 2, respectievelijk lid 5 van dit artikel genoemde richtbedragen, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 1.100,= .

Artikel 8: Bepalingen omtrent de toekenning

  • 1. De instellingen waaraan een uitvoeringssubsidie is toegekend dienen verantwoording af te leggen over de besteding van de subsidie. Hiervoor moet een bij de Afdeling Realisatie, Team Stadskennis en Cultuur van de gemeente Leiden verkrijgbaar formulier ‘Jaaropgaaf’ worden ingevuld, dat uiterlijk 1 maart van het jaar volgend op het subsidiejaar bij de Afdeling Realisatie, Team Stadskennis en Cultuur van de gemeente Leiden dient te zijn ingeleverd.

  • 2. De uitvoeringssubsidie wordt binnen 13 weken na de sluitingsdatum als genoemd in lid 1 van dit artikel, vastgesteld.

    Betaalbaarstelling vindt plaats met aftrek van het verleende voorschot of wordt verrekend met de dan beschikbaar te stellen instandhoudingssubsidie.

  • 3. Ook in die gevallen waarin de organisatie wegens het positief sluiten van de begroting geen beroep zal doen op gemeentelijke uitvoeringssubsidie, doch wel verplicht is jaarlijks een uitvoering in het openbaar op Leids grondgebied te verzorgen, dient in de jaaropgaaf verantwoording te worden afgelegd met betrekking tot de door de organisatie gerealiseerde uitvoering(en).

Artikel 9: Bepalingen omtrent de te verantwoorden inkomsten

  • 1. Op de jaaropgaafformulieren voor uitvoeringssubsidie zijn de categorieën inkomsten en uitgaven vermeld op basis waarvan Burgemeester en Wethouders van Leiden de hoogte van de uitvoeringssubsidie vaststellen.

  • 2. De op te nemen inkomsten zijn:

    • a.

      de inkomsten uit de verkoop van plaatsbewijzen, abonnementen, programmablade.d.;

    • b.

      donateurinkomsten, voor zover deze kunnen worden beschouwd als betaling van entreegeld voor optredens;

    • c.

      uitkoopsommen gedurende een periode tot één jaar na de première;

    • d.

      bijdragen, direct verband houdende met het optreden.

  • 3. Niet tot de inkomsten worden gerekend de opbrengsten van verlotingen, tombola’s, sponsorbijdragen en subsidies. Deze inkomsten dienen echter wel in de jaaropgaafformulieren te worden vermeld.

  • 4. Indien het totaalbedrag van de uitvoeringssubsidie en de overige hierboven genoemde inkomsten tezamen meer bedraagt dan de declarabele kosten, zal een deel van het bedrag aan overige inkomsten in mindering worden gebracht op de uitvoeringssubsidie. Dit naar rato van de hoogte van de door de gemeente, overige subsidieverstrekkers en sponsors beschikbaar gestelde bedragen

Artikel 10: Bepalingen omtrent de subsidiabele uitgaven

  • 1. Subsidiabele uitgaven zijn de binnen redelijke grenzen te maken kosten van:

    • a.

      zaalhuur (inclusief generale repetitie), plus extra's, zoals suppoosten, pianohuur, kaartverkoop;

    • b.

      zaalversiering;

    • c.

      medewerking van een begeleidend orkest en solisten (inclusief

      belasting en sociale premies), voor zover die medewerking gezien de aard van de uit te voeren werken noodzakelijk is, waarbij als maximum geldt een bedrag van € 1.280,=;

    • d.

      honorarium van de eigen dirigent op de dag van de uitvoering en de generale repetitie, waarbij als maximum geldt een bedrag van € 1280,=;

    • e.

      programmablad, affiches, uitnodigingen;

    • f.

      (huur) decor, rekwisieten en kleding (echter niet de kleding voor de koren);

    • g.

      huur van audiovisuele apparatuur, aanschaf van beeld- en/of geluidsdragers en kosten verbonden met opname en montage;

    • h.

      (huur) bladmuziek, teksten, kosten arrangementen, mits speciaal voor het concert of de voorstelling waarvoor uitvoeringssubsidie is gevraagd, aangeschaft of gehuurd;

    • 1.

      verzekeringspremies;

    • j.

      vervoer van instrumenten, decors etc. en van vervoer van orkestleden bij koorbegeleiding;

    • k.

      een beroepsregisseur, voor zover die gezien de aard van de uit te voeren voorstelling noodzakelijk is, waarbij als maximum geldt een bedrag van € 1.280,=;

    • l.

      grimeerkosten;

    • m.

      consumpties voor leden en medewerkers op de dag van de uitvoering en de generale repetitie;

    • n.

      Bumarechten en auteursrechten.

  • 2. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen andere op de uitvoering van de instellingen betrekking hebbende uitgaven subsidiabel verklaren, met dien verstande, dat in elk geval niet worden vergoed:

    • a.

      de afschrijving op uniformen, kleding en instrumenten die tot de vaste uitrusting van het gezelschap behoren;

    • b.

      de kosten van de feestelijkheden na afloop van de activiteit;

    • c.

      de consumpties van genodigden en bezoekers.

  • 3. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen in bijzondere gevallen kosten in het kader van de amateurkunst van niet in deze deelverordening genoemde instellingen, na overleg met de WAK, voor subsidie in aanmerking brengen.

HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11: Aanvullende Bepalingen

  • 1. Indien blijkt dat bij twee of meer instellingen binnen een werkvorm voor een belangrijk deel dezelfde deelnemers zijn betrokken en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in hoge mate met elkaar overeenkomen, kunnen Burgemeester en Wethouders van Leiden bepalen, dat de betreffende instellingen gezamenlijk slechts éénmaal gebruik maken van de in de deelverordening genoemde subsidiemogelijkheden.

  • 2. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen, indien achteraf blijkt dat een subsidie ten onrechte is toegekend, het toekenningsbesluit intrekken en het betreffende subsidiebedrag terugvorderen.

  • 3. Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen een of meer bepalingen van deze deelverordening, waarin voorwaarden en/of verplichtingen aan instellingen worden opgelegd, in incidentele gevallen, na overleg met de WAK, niet van toepassing verklaren. Indien Burgemeester en Wethouders van Leiden van deze bevoegdheid gebruik maken, doen zij hiervan gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de betreffende instelling.

  • 4. Een instelling die voornemens is zich op te heffen en/of zijn activiteiten niet voort te zetten, dient Burgemeester en Wethouders van Leiden onmiddellijk van deze voornemens schriftelijk op de hoogte te stellen. Een dergelijke instelling wordt dan in afwijking van Hoofdstuk I niet meer beschouwd als toegelaten tot de deelverordening.

  • 5. Wanneer zou blijken dat een vereniging op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen in deze deelverordening niet in aanmerking komt voor een subsidie in het betreffende jaar dan zal de vereniging gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening toch als een toegelaten instelling worden beschouwd, tenzij de WAK, gevraagd of ongevraagd, zou adviseren om de toelating tussentijds op te heffen. Burgemeester en Wethouders van Leiden behouden zich daarbij het recht voor niet gebruikte of ten onrechte gebruikte subsidiegelden terug te vorderen.

Artikel 12: Slotbepalingen

  • 1. Deze deelverordening kan worden aangehaald als 'Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2013-2014-2015'.

  • 2. De deelverordening heeft een looptijd van drie jaar, van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015.

  • 3. Het bepaalde in deze deelverordening is onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen voortvloeiende uit aanpassingen van de Algemene Subsidieverordening van de Gemeente Leiden, alsmede van de door de Gemeenteraad bij de begroting jaarlijks beschikbaar te stellen subsidiebedragen.

BIJLAGE

Artikelgewijze toelichting

 

 

Artikel 1

- Het werkvormoverleg vormt al geruime tijd geen onderdeel meer in het proces rond de subsidiering van de amateurkunstsector.

- Bij de vaststelling van de Programmabegroting 2011 heeft de Raad besloten de “Reserve Amateurkunst” op te heffen. De egalisatiereserve is derhalve niet langer van toepassing.

 - Festival en concours zijn als begrippen gedefinieerd.

 

Artikel 2

- Aan het overzicht van instellingen zijn trommelgroepen en zigeunerorkesten toegevoegd. Deze instellingen werden reeds onder de vorige deelverordening gesubsidieerd, maar waren onvoldoende herkenbaar als kunstcategorie opgenomen.

Vernieuwende theatergroepen zijn als zelfstandige kunstcategorie opgeheven en samengevoegd met toneelgezelschappen. Dit omdat de eisen waaraan beide werkvormen dienen te voldoen gelijk zijn. Tevens zijn de demonstratiegroepen volksdansen en de volksdansverenigingen samengevoegd en zijn aan operettegezelschappen, musicalgezelschappen toegevoegd.

 

- Bij Raadsbesluit nr. 11.0134 is op 16 februari 2012 de Cultuurnota 2012-2018 vastgesteld.

Daarin is o.a. bepaald dat culturele uitingen meer zichtbaar dienen te zijn.

Derhalve is thans in de deelverordening opgenomen dat een instelling minimaal eenmaal per jaar in Leiden dient op te treden, door middel van een uit de betreffende werkvorm voortvloeiende wijze van uitvoeren.

 

Artikel 5

- Bij de vaststelling van de Programmabegroting 2011 heeft de Raad besloten de “Reserve Amateurkunst” op te heffen. De bepalingen met betrekking tot deze reserve zijn derhalve niet langer van toepassing.

 

Artikel 6

- De termijn van subsidieverlening, alsmede de verantwoordingsverplichtingen zijn in overeenstemming gebracht met de nieuwe ASV.

 

Artikel 7

- Het separaat aanvragen van een uitvoeringssubsidie is op basis van het bepaalde in de nieuwe ASV niet langer nodig, aangezien het hier subsidies onder de € 5.000,= betreffen. Slechts ten behoeve van de vaststelling van de subsidie behoeven de inhoudelijke en financiële gegevens van de activiteit beschikbaar te zijn.

- De aanvullende subsidiemogelijkheid voor deelname aan festivals is gelijk getrokken met die voor concours. De aanvullende subsidie voor festivals wordt nu nog slechts verstrekt voor zover deze een regionaal, nationaal dan wel internationaal karakter hebben.

- De bedragen voor uitvoeringssubsidies zijn aangepast.

Artikel 8

- De termijn van subsidievaststelling is in overeenstemming gebracht met de nieuwe ASV.

 

Artikel 9

- In verband met het feit dat slechts 80% van het financiële tekort van een activiteit voor subsidiëring in aanmerking komt, is de mogelijkheid om via andere subsidies het restant van het tekort aan te vullen nu in de deelverordening opgenomen.

- Door toevoeging van het bepaalde in het nieuwe lid 4 is duidelijkheid gecreëerd betreffende de handelwijze in gevallen de verleende subsidie hoger is dan de declarabele kosten van de activiteit.

 

Artikel 12

- De overgangsbepaling had betrekking op het bij de vorige aanpassing van de deelverordening gewijzigde minimum aantal deelnemers. Inmiddels voldoen alle instellingen aan de in artikel 2, derde lid onder c, opgenomen minimum aantallen.