Regeling vervallen per 01-07-2021

Marktverordening Leiden 2015

Geldend van 07-04-2016 t/m 15-07-2019

Intitulé

Marktverordening Leiden 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Toepassingsgebied

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle door het college ingestelde warenmarkten die op gezette tijden worden gehouden. Tevens is zij van toepassing op door het college ingestelde speciale markten zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van deze verordening.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op markten en braderieën, die conform afdeling 7 van de Algemene Plaatselijke Verordening (artikel 2:24 t/m 2:26) vallen onder ‘Evenementen’.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    seizoensplaats: de standplaats die alleen beschikbaar is voor de periode van 5 oktober tot en met 4 april;

  • f.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

  • g.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • h.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • i.

    anciënniteitlijst: de genummerde lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats, met vermelding van de datum waarop de betrokkenen voor het eerst een vaste-standplaatsvergunning werd verleend en met vermelding van de branche waartoe zij behoren of de artikelen die zij verhandelen;

  • j.

    meeloper: een gegadigde voor een standplaats die zich heeft gemeld voor het innemen van een dagplaats;

  • k.

    meeloperslijst: de doorgenummerde lijst van meelopers voor een dagplaatsvergunning, waarbij meelopers bij inschrijving hebben aangegeven of zij in aanmerking willen komen voor een vaste standplaatsvergunning;

  • l.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;

  • m.

    artikelgroepen: door het college vastgestelde lijst van producten die bij voorkeur op een markt aangeboden worden;

  • n.

    bedienvergunning: een vergunning voor het serveren van eten en/of drinken bestemd voor consumptie ter plaatse aan personen werkzaam op het marktterrein;

  • o.

    biologische producten: door Stichting Skal gecertificeerde biologische producten;

  • p.

    Lakenmarkt: de feestelijke markt met enige aandacht voor het Leids Laken, die wordt gehouden tijdens de Lakenfeesten in het laatste weekend van juni;

  • q.

    3 oktobermarkt: de feestelijke markt tijdens de jaarlijkse viering van het Leidens ontzet.

Artikel 3. Inrichtingsplan

  • 1. Voor elke markt stelt het college een inrichtingsplan vast, dat in elk geval bevat:

    • a.

      aanduiding van de dagen en de uren waarop en eventueel de periode waarin de markt wordt gehouden (markttijd);

    • b.

      een kaart van de markt;

    • c.

      indien van toepassing, mededeling dat het anciënniteitsstelsel van toepassing is;

    • d.

      aanduiding van de wijze waarop vergunningen op grond van deze verordening kunnen worden verstrekt;

    • e.

      voor zover van toepassing, dat het verbod om te bedienen zonder vergunning geldt en het maximum aantal bedienvergunningen dat kan worden verleend.

  • 2. Op de kaart zijn aangegeven:

    • a.

      de grenzen van de markt;

    • b.

      de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor houders van een vergunning voor een vaste standplaats;

    • c.

      voor zover van toepassing de afmetingen of maten van standplaatsen;

    • d.

      voor zover van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor een of meer branches of artikelgroepen alsmede, indien van toepassing, de maximum aantallen vaste-standplaatsvergunningen die voor een of meer branches of artikelgroepen of combinaties daarvan kunnen worden afgegeven;

    • e.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor houders van een dagplaatsvergunning;

    • f.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij zijn bestemd voor houders van een standwerkvergunning;

    • g.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor standplaatsen voorzien van bakinstallaties of andere voorzieningen ten behoeve van het verhitten of warmhouden van voedingsmiddelen;

    • h.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor houders van een bedienvergunning;

    • i.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor het opstellen van kraammateriaal.

  • 3. Als een standplaats, bestemd voor de houder van een vergunning voor een vaste standplaats bij aanvang van de markt nog niet door de vergunninghouder of diens plaatsvervanger is ingenomen, kan daarvoor een dagplaatsvergunning worden afgegeven.

  • 4. Het inrichtingsplan is gedurende markttijd bij de markt aanwezig en in te zien.

Artikel 4. Vergunningen

  • 1. Het is verboden op een markt zonder vergunning van het college voor een vaste standplaats, een seizoensplaats of dagplaats een standplaats voor het uitoefenen van markthandel in te nemen.

  • 2. Een vergunning voor een vaste standplaats geldt voor onbepaalde tijd en voor de op de vergunning vermelde standplaats, tenzij de vergunning anders bepaalt. Het college kan in bijzondere gevallen een andere standplaats aanwijzen.

  • 3. Een dagplaatsvergunning geldt voor één dag en voor de op de vergunning vermelde standplaats.

  • 4. Het is verboden, op een markt zonder standwerkvergunning van het college als standwerker op te treden.

  • 5. Het is verboden, zonder bedienvergunning van het college vergunninghouders en degenen die hen vervangen of bijstaan tegen betaling te voorzien van voedsel of dranken bestemd voor consumptie ter plaatse. Een bedienvergunning geldt voor onbepaalde tijd, tenzij de vergunning anders bepaalt.

  • 6. Het is verboden zonder vergunning van het college marktkramen te plaatsen of daarvoor voorbereidingen te treffen.

  • 7. Aan een vergunning op grond van deze verordening kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 8. Een vergunning kan enkel worden verleend aan een natuurlijk persoon die handelingsbekwaam is, die gerechtigd is in Nederland arbeid te verrichten en die geen vergunning voor een vaste standplaats heeft voor de betrokken markt;

  • 9. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 5. Mandaatverboden

  • 1. De bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van inrichtingsplannen kan niet worden gemandateerd.

  • 2. De bevoegdheid tot het verlenen of het intrekken van een vergunning als bedoeld in deze verordening met uitzondering van de dagplaatsvergunning, kan niet aan de marktmeester of een andere toezichthouder worden gemandateerd.

Artikel 6. Marktmeester

Het college stelt een of meerdere marktmeesters aan en bepaalt zijn of hun taken en bevoegdheden.

Hoofdstuk 2. Vaste-standplaatsvergunningen

Artikel 7. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning

  • 1. Wenst de houder van een vergunning voor een vaste standplaats niet langer zelf gebruik te maken van de vergunning of is hij overleden of onder curatele gesteld, dan kan het college op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator devergunning, inclusief de daarbij behorende opgebouwde rechten, overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2. Kan deze weg niet worden gevolgd, dan kan de vergunning, exclusief de opgebouwde anciënniteitsrechten, op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator worden overgeschreven op:

    • a.

      zijn kind, als deze de drie aaneengesloten jaren direct voorafgaande aan de gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder,

    • b.

      de mede-eigenaar van diens bedrijf, als deze de drie aaneengesloten jaren direct voorafgaande aan de gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, mede-eigenaar was,

    • c.

      zijn medewerker, als deze de drie aaneengesloten jaren direct voorafgaande aan de gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder.

  • 3. In het geval van het overlijden of de ondercuratelestelling van de vergunninghouder wordt de aanvraag tot overschrijving binnen twee maanden na die gebeurtenis ingediend.

  • 4. Het college kan van het vorenstaande afwijken voor zover de toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met de bepalingen te dienen doel.

  • 5. De aanvraag tot overschrijving wordt alleen geweigerd als niet wordt voldaan aan de uit dit artikel voortvloeiende eisen of aan een eis waaraan een houder van een vergunning voor een vaste standplaats volgens deze verordening moet voldoen.

  • 6. Als de nieuwe vergunninghouder reeds over een vergunning voor een vaste standplaats voor de betrokken markt beschikt, wordt deze ingetrokken.

Artikel 8. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning

  • 1. Het college trekt een vergunning voor een vaste standplaats in:

    • a.

      op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder; of

    • b.

      twee maanden na het overlijden of na de ondercuratelestelling van de vergunninghouder, tenzij een aanvraag tot overschrijving is ingediend overeenkomstig artikel 7.

  • 2. Het college kan een vergunning voor een vaste standplaats intrekken:

    • a.

      als de vergunninghouder ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b.

      als de gegevens in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

    • c.

      als de vergunninghouder, degene die hem vervangt of een persoon die hem bijstaat zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden;

    • d.

      als van de vergunning gedurende ten minste twee maanden geen gebruik is gemaakt; of,

    • e.

      als de vergunninghouder niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

  • 3. Als de vergunninghouder of zijn overeenkomstig artikel 10 aangewezen vervanger, zijn standplaats niet uiterlijkbij aanvang van de markt heeft ingenomen, vervalt de vergunning voor de rest van de dag en komt de standplaats in aanmerking voor een dagplaats. Een en ander is onverminderd hetgeen in het Inrichtingsplan gesteld met betrekking tot het in acht nemen van de markttijden.

Artikel 9. Tijdelijke intrekking van een vaste standplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 8 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen tijdelijk intrekken, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 10. Persoonlijk innemen standplaats; vervanging

  • 1. De houder van een vergunning voor een vaste standplaats neemt de hem toegewezen standplaats persoonlijk in;

  • 2. In geval van vakantie, van ziekte of van bijzondere omstandigheden kan het college echter toestaan dat de standplaats wordt ingenomen door een vervanger. Een aanvraag daartoe vermeldt de reden en de verwachte duur van de afwezigheid, met een maximum van 6 aaneengesloten weken, van de vergunninghouder en de naam van de beoogde vervanger;

  • 3. In geval van ziekte of bijzondere omstandigheden die langer van duur zijn dan 6 weken kan het college op aanvraag van de vergunninghouder ontheffing verlenen van het in het eerste lid gesteld;

  • 4. De aanvraag zoals bedoeld in het tweede en derde lid wordt gedaan middels een door het college vastgesteld formulier;

  • 5. In geval van ziekte die langer van duur is dan 6 maanden moet de vergunninghouder zich laten keuren door een, door het college vast te stellen instantie;

  • 6. De vervanger treedt op namens de vergunninghouder. De rechten – behalve die tot vervanging ingevolge het vorige lid – en verplichtingen die bij of krachtens deze verordening gelden voor de vergunninghouder, zijn van overeenkomstige toepassing op de vervanger.

Hoofdstuk 3. Seizoensplaatsen, dagplaatsen, standwerkers en bediening

Artikel 11. Seizoensplaatsvergunning

  • 1. Een seizoensplaatsvergunning kan worden verleend voor het innemen van een standplaats voor het uitoefenen van markthandel op een markt voor de periode van 5 oktober tot en met 4 april op plaatsen die daarvoor ingevolge het inrichtingsplan in aanmerking komen.

  • 2. Bij het vrijkomen van een seizoensplaats zal door middel van adverteren voor een ontbrekende artikelgroep of een ontbrekend product uit een artikelgroep voorzien worden in de behoefte aan dit product uit een artikelgroep op de markt.

  • 3. Indien 4 weken na het adverteren niet kan worden voorzien in een ontbrekende artikelgroep of een ontbrekend product uit een artikelgroep, zal de seizoensplaats worden vrijgegeven voor alle artikelgroepen.

  • 4. De seizoensplaatsvergunningen worden verstrekt aan de in aanmerking komende gegadigden op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 5. Met betrekking tot de regels voor overdracht, bijstand en vervanging is de seizoensplaatsvergunning gelijk aan een vaste standplaatsvergunning.

Artikel 12. Dagplaatsvergunning

  • 1. Een dagplaatsvergunning kan worden verleend voor het innemen van een standplaats voor het uitoefenen van markthandel op een markt op plaatsen die daarvoor ingevolge het inrichtingsplan in aanmerking komen en op plaatsen die niet zullen worden ingenomen door de houder van een vaste standplaatsvergunning omdat voor de plaats geen vergunning geldt, de vergunning (tijdelijk) is vervallen of omdat de vergunninghouder niet in staat is de plaats in te nemen en niet is voorzien in vervanging overeenkomstig artikel 10 van deze verordening.

  • 2. Voor een dagplaatsvergunning komen in aanmerking degenen die staan ingeschreven op de meeloperslijst en die zich tenminste 15 minuten vóór de aanvang van de markttijd bij de marktmeester hebben gemeld en die niet zijn uitgesloten omdat zij gedurende een of meer van de voorafgaande vier marktdagen:

    • a.

      zich op de markt schuldig hebben gemaakt aan wangedrag of aan bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling hebben overtreden, of

    • b.

      niet tijdig het verschuldigde marktgeld hebben voldaan dat wordt geheven op de grondslag van artikel 229 van de Gemeentewet.

  • 3. Het college kan ten aanzien van een gegadigde bepalen dat een uitsluitingsgrond niet geldt of dat voor de toepassing van het vorige lid een langere termijn in aanmerking wordt genomen.

  • 4. De dagplaatsvergunningen worden verstrekt aan de in aanmerking komende gegadigden op volgorde van hun positie op de meeloperslijst.

  • 5. Een dagplaatsvergunning kan niet worden overgedragen. De vergunninghouder kan zich niet laten vervangen.

  • 6. Het is degene die heeft deelgenomen aan de loting zoals bedoeld in artikel 13 niet toegestaan om mee te dingen naar een dagplaatsvergunning voor dezelfde dag.

Artikel 13. Standwerkvergunning

  • 1. Een standwerkvergunning kan worden verleend voor die plaatsen of gebieden die in het inrichtingsplan zijn aangewezen voor standwerken.

  • 2. Een standwerkvergunning wordt verleend voor de markt en de dag die in de standwerkvergunning staan vermeld.

  • 3. Een standwerkvergunning wordt verleend door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats op de marktdag bij aanvang van de markt.

  • 5. Het is een ingeschrevene op de meeloperslijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkvergunning zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 6. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

  • 7. Een standwerkvergunning geldt voor de in de vergunning vermelde dag en plaats en voor het in de vergunning omschreven artikel.

  • 8. Een standwerker is het niet toegestaan zich te bedienen van weegapparatuur, tevens is het hem niet toegestaan prijskaartjes te tonen bij zijn producten of aan zijn kraam.

Artikel 14. Bedienvergunning

  • 1. Het college kan op aanvraag een bedienvergunning verlenen. De vergunning vermeldt voor welke artikelen ze geldt.

  • 2. Artikel 5, tweede lid, van de verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Opbouwvergunning

  • 1. Het college kan op aanvraag een opbouwvergunning verlenen. De vergunning vermeldt voor welke artikelen ze geldt.

  • 2. Het college kan in de opbouwvergunning nadere eisen stellen met betrekking tot opbouwtijden, het te gebruiken materiaal en materieel en de opstelplaatsen daarvan.

  • 3. Artikel 5, tweede lid, van de verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Uitsluiting standwerker of houder dagplaatsvergunning

Het college kan een verleende dagplaatsvergunning of standwerkvergunning intrekken, of een houder van een dagplaatsvergunning of een standwerkvergunning van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats voor bepaalde of onbepaalde tijd uitsluiten, indien deze of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt of heeft overtreden;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet;

  • e.

    direct of indirect de goede gang van zaken op de markt in gevaar brengt of verstoort.

Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen voor vergunninghouders

Artikel 17. Bijstand

De houder van een vergunning voor een vaste standplaats, een seizoenplaatsvergunning, een dagplaatsvergunning of een bedienvergunning kan zich doen bijstaan door een of meer andere personen.

Artikel 18. Legitimatieplicht

Degene die een standplaats of een standwerkplaats wenst in te nemen of inneemt op een markt of die handelt met een bedienvergunning of opbouwvergunning, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.

Artikel 19. Markt schoonhouden

  • 1. Een vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat tijdens de door hem uitgeoefende verkoop op zijn standplaats vrij komt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. Hij voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af.

  • 2. Een vergunninghouder is verplicht de door hem ingenomen standplaats en de naaste omgeving daarvan na afloop van de markt veegschoon achter te laten.

Artikel 20. Versterkt geluid en muziek

  • 1. Het is verboden om tijdens de markt:

    • a.

      Op het marktterrein gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid;

    • b.

      Op het marktterrein radiotoestellen, afspeelapparatuur of dergelijke apparatuur in werking te hebben.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1.

Hoofdstuk 5. Speciale Markten

Artikel 21. Biologische markt

  • 1. Het college kan een biologische markt instellen.

  • 2. Op een biologische markt mogen uitsluitend biologische producten verhandeld worden.

  • 3. Voor deze markt wordt een inrichtingsplan zoals bedoeld in artikel 3 vastgesteld.

Artikel 22. Lakenmarkt en 3 oktobermarkt

  • 1. Het college kan een speciale markt instellen voor de Lakenmarkt tijdens de Lakenfeesten en voor de 3 oktobermarkt tijden de viering van Leidens Ontzet.

  • 2. Voor deze markten wordt een inrichtingsplan zoals bedoeld in artikel 3 vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Handhaving

Artikel 23. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen bij besluit aangewezen toezichthouders.

Artikel 24. Onmiddellijke verwijdering

Het college kan een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of aan bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden.

Artikel 25. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 26. Bijzondere markten en / of Braderieën

Bijzondere markten en/of Braderieën waarvoor het gebruik van gemeentegrond op grond van het privaatrecht door het College is overeengekomen en/of waarvoor op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 een evenementenvergunning is verleend, vallen niet onder de werking van deze verordening.

Artikel 27. Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 28. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Marktverordening gemeente Leiden 2008 en het Marktreglement gemeente Leiden 2008 worden ingetrokken.

  • 2. De krachtens de Marktverordening gemeente Leiden 2008 vastgestelde wacht- en anciënniteitslijsten gelden als lijsten krachtens deze verordening.

  • 3. Een krachtens de Marktverordening gemeente Leiden 2008 verleende vergunning of ontheffing geldt als vergunning of ontheffing verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

  • 4. Aanvragen om vergunning of ontheffing die zijn ingediend onder de Marktverordening gemeente Leiden 2008 maar waarop nog niet is beschikt bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

  • 5. Degenen die daags voor het in werking treden van deze verordening op de anciënniteitslijst of de wachtlijst stonden, behouden de rechten die daaruit volgens de op die dag geldende regels voortvloeiden gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Leiden 2015.

Artikel 30. In werkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.

Bijlage

Toelichting op de Marktverordening Leiden 2015

Algemene toelichting op de Marktverordening

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (2002) zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden aan de raad versterkt.

Artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone markdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers-)veiligheid binnen de gemeente.

Belangrijkste wijziging ten opzichte van oude modellen

Inrichtingsplannen

De bevoegdheid van het college om de inrichting van de markt te bepalen en om nadere regels te stellen zijn omgevormd naar een plicht om per markt een inrichtingsplan vast te stellen. Een inrichtingsplan is geheel op de betrokken markt toegesneden. Er kunnen uiteraard ook regels worden opgesteld, die voor alle markten in de gemeente van toepassing zijn.

Verzetten van marktdagen

In deze verordening is het bepalen van de dag, tijd en plaats van de markt verdwenen, aangezien het instellen van de markt sinds de dualisering van het gemeentebestuur aan het college is voorbehouden. Uiteraard blijven bij eventuele verzette marktdagen de regels van de Marktverordening onverkort van kracht. Het college kan aanvullende bepalingen regels via het instellingsbesluit (op grond van artikel 1).

Instellen marktcommissie

Het instellen van een marktcommissie is een collegebevoegdheid geworden en dient desgewenst op grond van artikel 84 van de Gemeentewet ingesteld te worden. Bij de samenstelling kan gedacht worden aan een vertegenwoordiging van de standplaatshouders, de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel (hierna: CVAH), de lokale middenstand en consumenten, evenals de verantwoordelijke wethouder, de marktmeester en bijvoorbeeld de marktkramenexploitant. De marktcommissie kan eventueel worden bijgestaan door een ambtelijk secretaris. De leden kunnen verkozen worden, maar ook aangewezen worden door het college, eventueel voor een deel. Het takenpakket kan zo algemeen zijn als het college gevraagd en ongevraagd van advies voorzien over marktaangelegenheden, of zo specifiek als het adviseren over de instelling, wijziging of opheffing van markten, over het vaststellen, wijzigen of intrekken van de marktverordening en inrichtingsplannen, over het creëren van een verantwoord evenwicht tussen de warenmarkt, winkeliers en consumenten, of zelf het adviseren over vergunningaanvragen. Bovenstaande moet worden geregeld in een reglement dat eveneens moet worden opgesteld bij het instellen van een marktcommissie.

Bescherming milieu

Eventuele eisen die worden gesteld aan afval, geur, kook- en bakinstallaties worden opgenomen in het inrichtingsplan per markt en worden tevens in de voorschriften bij de vergunning opgenomen. Voorts zijn de eisen die kunnen worden gesteld aan kook- en bakinstallaties reeds geregeld in hogere wetgeving zoals bijvoorbeeld de Omgevingswet, onderdeel Milieubeheer.

Overdraagbaarheid van een vergunning voor een vaste standplaats

Landelijk is het CVAH van mening dat vergunningen voor een vaste standplaats vrij overdraagbaar zouden moeten zijn. Vanuit Leiden wordt dit niet gesteund, gelet op het risico dat de vergunningen een ‘economische waarde’ gaan vertegenwoordigen, geld waard worden en daarmee een handel in vergunning kan ontstaan. Dit geeft mogelijk onwenselijke bijkomstigheden en consequenties in relatie tot de anciënniteitslijst en de meeloperslijst die thans in Leiden worden gehanteerd. Daarom is ervoor gekozen om in deze verordening vast te houden aan een systeem waarbij overdraagbaarheid aan zekere eisen is onderworpen (artikel 7).

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Toepassingsgebied

De Model Marktverordening 2013 is van toepassing op markten die door het college zijn ingesteld krachtens artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet, voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat plaatsvinden; bijvoorbeeld dagelijks, wekelijks, op de zoveelste van de maand, en dergelijke. Ook als zo’n markt alleen gedurende een deel van het jaar wordt gehouden, bijvoorbeeld alleen in de het voorjaar en de zomer.

Ook kan het college in het instellingsbesluit bepalen dat de markt tijdelijk op een andere dag, een andere tijd of een andere plaats zal plaatsvinden. Voorts is het college via een instellingsbesluit bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, dan wel de markt te laten vervallen, indien de marktdag samenvalt met één van de in de Winkeltijdenwet genoemde feestdagen. Op Nieuwjaarsdag, eerste en tweede Paasdag, op de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd, Hemelvaartsdag, eerste en tweede Pinsterdag en op eerste en tweede Kerstdag wordt in ieder geval géén markt gehouden. Sommige markten kunnen uitdrukkelijk worden uitgezonderd van de werking van deze verordening. Als een markt zoals de vrijmarkt op de Koningsdag, braderieën, en dergelijke wel door college is ingesteld, maar het niet de bedoeling is dat die ook onder de marktverordening valt, zal ze in de tweede volzin van artikel 1 uitdrukkelijk moeten worden uitgezonderd.

In het Instelingsbesluit Markten zijn de volgende reguliere markten opgenomen:

  • a.

    dinsdag in of bij het winkelcentrum ‘Vijf Meiplein’ in de Gasthuiswijk;

  • b.

    woensdag in het gebied rond het water van de Nieuwe Rijn tussen Karnemelksbrug / Gangetje en Waaghoofdbrug inclusief de Karnemelksbrug, het Gangetje en de Koornbrugsteeg;

  • c.

    donderdag in of bij het winkelcentrum ‘De Stevensbloem’ in het Stevenshofdistrict;

  • d.

    vrijdag in of bij het winkelcentrum ‘de Kopermolen’ in Merenwijk-Centrum;

  • e.

    zaterdag in het gebied rond het water van de Nieuwe Rijn tussen Karnemelksbrug / Gangetje en Waaghoofdbrug inclusief de Karnemelksbrug, het Gangetje en de Koornbrugsteeg. 

 

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Aan de hand van de begripsomschrijvingen kan iemand zich snel een beeld vormen van hetgeen in deze verordening aan de orde komt.

Artikel 3. Inrichtingsplan

Het inrichtingsplan

Het inrichtingsplan is een nieuw, belangrijk beleidsstuk, waarmee de wijze van functioneren van elke afzonderlijke markt voor het grootste deel wordt bepaald. De kern van het inrichtingsplan wordt gevormd door de kaart, waarop te zien is welke delen van de markt bestemd zijn voor welke marktactiviteiten. Dat kan gebeuren door afzonderlijke plaatsen in te tekenen of door te werken met ‘gebieden’, waarvan de concrete indeling afhangt van de plaatsruimte die diverse vergunninghouders nodig hebben. Het ligt voor de hand hiervoor de techniek van bestemmingsplankaarten toe te passen: verschillende kleuren voor verschillende ‘bestemmingen’, waar nodig gebruik van verbijzonderende aanduidingen (letters, cijfers, symbolen). Een reservering voor bepaalde branches of artikelgroepen (hierna: ‘groepen’) kan in diverse variaties; bijvoorbeeld afzonderlijke groepen of combinaties van groepen (‘dubbelbestemmingen’); daarvoor plaatsen of gebieden reserveren of werken met minimum- of maximumgetallen of -percentages; eventueel kan afwijking mogelijk worden gemaakt binnen bepaalde grenzen.

Bij artikel 3, lid 1 sub a kan ook worden verwezen naar het instellingsbesluit dat is vastgesteld op grond van artikel 1.

Nadere regels omtrent bijvoorbeeld verlichting, energie, afval, koken, bakken, verwarmen, geluidsapparatuur, geur, uitstallingen, reclame en parasols kunnen ook worden opgenomen in het inrichtingsplan.

In het derde lid is geregeld dat voor standplaatsen die overeenkomstig het inrichtingsplan zijn bestemd voor vergunninghouders van een vaste standplaats, een vergunning voor een dagplaats kan worden afgegeven als deze plekken niet tijdig zijn ingenomen. De invulling van deze bepaling zal afgestemd moeten worden met de invulling van artikel 12, vierde lid, van de marktverordening.

Het vierde lid bepaalt dat het inrichtingsplan gedurende markttijd bij de markt aanwezig en in te zien dient te zijn. De vorm waarop dit beschikbaar is is vrij te bepalen; dit kan zowel digitaal als op papier. Het kan verder handig zijn om daarnaast aan de marktkooplieden een overzicht van de (belangrijkste) regels uit de marktverordening te overhandigen.

Branchering

De mogelijkheid tot het nemen van branchebesluiten – en branchering in het algemeen – wordt door aangemoedigd en sommigen maken er bezwaar tegen. Uit jurisprudentie blijkt dat de Nederlandse bestuursrechter branchering op de markt te rechtvaardigen acht, in ieder geval als het ten doel heeft het waarborgen van een aantrekkelijke en goedlopende markt en het geen verderstrekkende beperkingen behelst dan daarvoor noodzakelijk zijn. In Leiden zijn er tot op heden geen zwaarwegende argumenten om op een van de markten branchering in te voeren. Om de mogelijkheid wel open te houden is lid 2, sub d, opgenomen.

Jurisprudentie

Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rb. Rotterdam, LJN: BO6007. Ook bijvoorbeeld de voorzieningenrechter van de Rb. Maastricht heeft de bevoegdheid tot het vaststellen van een branchebesluit erkend (LJN: AN8555).

Handreiking ‘Veiligheid op de markt’

Bij het uitwerken van het inrichtingsplan is de handreiking ‘Veiligheid op de markt’ een belangrijke bron. De handreiking geeft richtlijnen voor iedereen die bij de organisatie van de markt is betrokken: gemeenten, marktmeesters, hulpverleningsdiensten en ambulante ondernemers. De handreiking brengt eerst de veiligheidsrisico’s in kaart. Vervolgens komen de toepasselijke regels aan bod en is er een praktisch overzicht opgenomen van de te treffen maatregelen. De inhoud is ontwikkeld in samenwerking met de CVAH, de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding, de Nederlandse Vereniging van gemeentelijke Marktbeheerders en de VNG.

Artikel 4. Vergunningen

De marktvergunning

Uit een vergunning zal in ieder geval moeten blijken voor welke specifieke standplaats deze geldt. De bevoegdheid om in bijzondere gevallen een andere standplaats aan te wijzen wordt door het college normaliter gemandateerd aan de marktmeester. Bij bijzondere gevallen kan gedacht worden aan (extreme) weersomstandigheden, waarbij de marktmeester bijvoorbeeld kan aangeven dat de vergunninghouders niet langer verplicht zijn tot het einde van de markttijd aanwezig te blijven. Dit kan via het instellingsbesluit worden geregeld. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijke persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van vergunningen bewerkstelligd. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is dus niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Doordat de eis van handelingsbekwaamheid niet gekoppeld is aan een minimumleeftijd komen ook zestien- en zeventienjarigen aan wie door de kantonrechter handlichting is verleend in aanmerking voor een vergunning. Er is geen reden om minderjarigen die in het rechtsverkeer als handelingsbekwaam beschouwd worden, van de vergunning uit te sluiten.

Het vereiste ‘gerechtigd in Nederland arbeid te verrichten’ ziet met name op vreemdelingen die een vergunning ingevolge de Wet arbeid vreemdelingen nodig hebben. In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning door een vreemdeling een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan. Artikel 9, vierde lid, van de Vw 2000 schept een verplichting om desgevraagd bij een aanvraag voor een beschikking anders dan op grond van de Vw 2000, een document te overleggen waaruit het rechtmatige verblijf blijkt. Bij de vergunningverlening met betrekking tot de markt dient een gemeente hier rekening mee te houden. Het is aanbevelingswaardig dit te vermelden in een publiekstoelichting op bijvoorbeeld de website.

Leges en marktgelden

Voor het in behandeling nemen van aanvragen om een vergunning kunnen kosten in rekening gebracht worden (leges). Gemeenten die een marktgeldverordening hebben op basis waarvan rechten worden geheven voor het gebruik van de standplaats en het genot van daarmee verband houdende activiteiten, kunnen de tariefbepalingen desgewenst ook daarin regelen. Die verordening is dan gebaseerd op artikel 229, eerste lid, onder a en b. van de Gemeentewet (gebruik- en genotsretributies).

Aanvraagformulieren

Steeds meer gemeentelijke producten en diensten kunnen online, via een e-formulier, worden aangevraagd. Om een aanvraag goed te verwerken, is het belangrijk dat de juiste informatie wordt gevraagd. De vragen moeten begrijpelijk zijn, voldoen aan de wettelijke bepalingen en zorgen voor zo gering mogelijke administratieve lasten. Dit geldt ook voor vergunningen op basis van de marktverordening. In het kader van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) dient bij de aanvraag om een vergunning door een vreemdeling een verblijfsrechtelijke toets plaats te vinden alvorens tot vergunningverlening wordt overgegaan.

Artikel 5. Mandaatverboden

Inrichtingsplannen zijn van een zo centraal belang voor het ordenen van de markten dat ze door het college zelf behoren te worden vastgesteld. Voor vergunningen voor een vaste standplaats geldt dat het beslissen daarover nogal fraudegevoelig is; daarom is het verstandig daarover niet te laten beslissen door een ambtenaar (marktmeester) die geregeld met de betrokkenen in aanraking komt. De bevoegdheid tot het vaststellen van inrichtingsplannen is bij artikel 3 aan het college gedelegeerd. Het gaat daarbij dus niet om een gemandateerdebevoegdheid, wat overeenkomstig dit artikel verboden zou zijn.

Artikel 6. Marktmeester

Dit artikel regelt het aanstellen van de marktmeester en zorgt ervoor dat een beschrijving van zijn of haar werkzaamheden wordt opgesteld.

Artikel 7. Overschrijving vergunning vaste standplaats

Dit artikel regelt de gevallen en voorwaarden waaronder het mogelijk is om vergunningen voor een vaste standplaats over te schrijven. Het gaat om overschrijving met alle daaraan verbonden voorwaarden en beperkingen, waaronder dus de nader bepaalde individuele standplaats.

Artikel 8. Intrekking, wijziging, vervallen vergunning vaste standplaats

De intrekkingsbevoegdheid

Voor het tweede lid dient bij voorkeur in een beleidsregel uiteengezet te worden hoe het college denkt om te gaan met de intrekkingsbevoegdheid: wanneer wordt een vergunning voor onbepaalde tijd ingetrokken, wanneer voor bepaalde tijd, en voor hoelang?, enz. Het ligt daarbij voor de hand om ook aandacht te besteden aan alternatieven: een waarschuwing, een betalingsregeling, enz. Ingeval van tijdelijke intrekking kán tevens worden bepaald dat de standplaats vervalt (artikel 11, derde lid). Dan zal de vergunninghouder na ommekomst van de intrekkingstermijn waarschijnlijk genoegen moeten nemen met de minder aantrekkelijke standplaats. Het doen vervallen van de oude standplaats betekent dus een verzwaring van de maatregel.

Artikel 9. Schorsing vaste standplaatsvergunning

Naar aanleiding van recente jurisprudentie (o.a. AB 2011/238 m.nt. F.R. Vermeer) is er voor gekozen om hier niet meer te spreken van schorsing, maar van tijdelijke intrekking. Volgens artikel 5:4 van de Awb moet elke bestuurlijke sanctie een formeel wettelijke grondslag hebben; dat geldt voor herstelsancties evenzeer als voor bestraffende. Net als een schorsing wordt een intrekking veelal als sanctie beschouwd, soms bestraffend, soms herstelsanctie. Bij een intrekking maakt de jurisprudentie over het algemeen echter geen punt van het eventueel ontbreken van een formeelwettelijke basis; de intrekkingsbevoegdheid wordt zo nodig beschouwd als impliciet, als inbegrepen in de verleningsbevoegdheid.

Artikel 10. Persoonlijk innemen standplaats; vervanging

Dit artikel spreekt voor zich. Het regelt hoe en wanneer een marktkoopman zich kan laten vervangen. Er zijn uiteraard situaties denkbaar waar het melden van een vervanger niet onmiddellijk kan gebeuren. Een vergunninghouder die bijvoorbeeld een acute blindedarmontsteking krijgt, kan dat moeilijk tevoren melden. Voor het overige geeft dit artikel de mogelijkheid om op te treden tegen iemand die geregeld een vervanger stuurt zonder dat tevoren te melden, terwijl dat best had gekund.

Artikel 11. Vergunning Seizoensplaats

Er kunnen op een markt (meerdere) seizoenplaatsen zijn. Dit zijn plaatsen waar op bepaalde delen van het jaar wel en bepaalde delen van het jaar geen marktstrandplaats is. Dit zijn bijvoorbeeld locaties waar in voorjaar en zomer terrassen staan en in herfst en winter marktkramen.

Artikel 12. Vergunning dagplaats

Er is gekozen voor het laten indienen van aanvragen op de marktdag zelf, namelijk 15 minuten vóór aanvang van de markt (lid 2) omdat dit het moment is waarop de houders van een vergunning voor een vaste standplaats uiterlijk aanwezig moeten zijn. Hoe de aanvraag bij de marktmeester concreet moet plaatsvinden kan per markt verschillen en kan in het inrichintgsplan worden bepaald. Er kan bijvoorbeeld gewerkt worden met een standaard e-mailadres of een e-formulier. In de meeste gevallen zal er sprake zijn van een mondelinge toestemming van de marktmeester, die uiteraard wel achteraf moet worden geregistreerd vanwege de administratieve en financiële afhandeling van de vergunning. In het vierde lid is gekozen voor verstrekking van de beschikbare plaatsen via de meeloperslijst.

Artikel 13. Standwerkvergunning

Wanneer standwerkervergunningen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Deze groep marktondernemers heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek. Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie marktondernemers vaste standplaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst dat de regels voor de toewijzing van de standplaatsen aan deze bijzondere categorie marktondernemers op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn. Ook bij een standwerkvergunning is over het algemeen sprake van een mondeling toestemming van de marktmeester, die uiteraard wel achteraf moet worden geregistreerd vanwege de administratieve- en financiële afhandeling van de vergunning.

Artikel 14. Bedienvergunning

Een bedienvergunning is een vergunning voor het tegen betaling verzorgen van koffie, thee, koek, snacks en aanverwante artikelen aan diegenen die op de markt werkzaam zijn. In het inrichtingsplan kunnen standplaatsen of opstelplaatsen voor de houders van deze vergunningen worden opgenomen.

Artikel 15. Opbouwvergunning

Omdat het opbouwen van de marktterreinen niet plaats vindt door de gemeente zelf maar door een private partij in opdracht van de marktondernemers was de relatie tussen de opbouwer diffuus, terwijl de opbouwer wel een belangrijke functie voor de markt heeft. Met het instellen van een opbouwvergunning worden de wederzijdse rechten en plichten duidelijk. In het inrichtingsplan kunnen standplaatsen of opstelplaatsen voor de houders van deze vergunningen worden opgenomen.

Artikel 16. Uitsluiting standwerker en vergunninghouder dagplaats

Intrekking ligt minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 24) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien iemand met een vergunning voor een dagplaats of standwerkvergunning op de vuist gaat met een vergunninghouder voor een vaste standplaats. In dit artikel is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats.

Artikel 17. Bijstand

In principe is de vergunninghouder verplicht zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 4 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van dit artikel. Indien een vergunninghouder zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf bij de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan.

 

Artikel 18. Legitimatieplicht

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 19. Markt schoonhouden

Voorkomen moet worden, dat afval op straat wordt gegooid. Na afloop van de markt blijft de verantwoordelijkheid voor het afval bij de vergunninghouder. Van belang is dat het door de vergunninghouder verzamelde afval ook daadwerkelijk legaal wordt afgevoerd en bijvoorbeeld niet in de gemeentelijke containers verdwijnt, waarvoor de inwoners van de stad afvalstoffenheffing betalen.

 

Artikel 20. Versterkt geluid en muziek

Op een markt is het van belang dat klant en ondernemer elkaar kunnen verstaan. Bij een markt hoort dat waren worden aangeprezen. Dit gebeurt traditioneel door het verheffen van het stemgeluid. Bij het toestaan van versterkt geluid of muziek bestaat het risico dat ondernemers elkaar gaan overtroeven in geluidsproductie. Dit komt de verstaanbaarheid niet ten goede en kan voor geluidsoverlast in de omgeving zorgen.

 

Artikel 21. Biologische Markt

De vraag naar biologische producten is bij consumenten stijgende. Er is vraag naar speciale en naar reguliere markten gericht op biologische producten. Met dit artikel wordt een dergelijke markt mogelijk gemaakt.

 

Artikel 22. Lakenmarkt en 3 oktobermarkt

Tijdens de Lakenfeesten en de viering van Leidens Ontzet worden sinds jaar en dag warenmarkten georganiseerd. In het verleden werden die aangemerkt als evenement. Echter door het reguliere karakter van die markten is het doelmatiger om deze op te nemen in de verordening en er een inrichtingsplan voor op te stellen.

 

Artikel 23. Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

 

Het ligt voor de hand de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen. Ook is het aan te bevelen dat de marktmeester als opsporingsambtenaar kan fungeren, zodat hij de uitvoering van de marktverordening en een ordelijk verloop van de markten optimaal kan waarborgen.

Artikel 24. Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Artikel 24 van de verordening bevat vervolgens voor het college de bevoegdheidsgrondslag om een specifieke vorm van bestuursdwang (verwijdering) toe te passen als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt of bij andere overtredingen van de marktverordening. Afdeling 5.3.1 van de Awb bevat regels over de besluitvorming inzake het opleggen van een last onder bestuursdwang. Daarnaast is afdeling 5.3.2 van de Awb van belang; een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen (artikel 5:32 van de Awb). De in artikel 24 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van last onder bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:31, eerste lid, van de Awb wordt verondersteld. In dergelijke gevallen kan besloten worden bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last.

Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Daarnaast is het volgens artikel 4:11 van de Awb niet nodig om in spoedeisende situaties belanghebbende overeenkomstig artikel 4:8 van de Awb in gelegenheid te stellen hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Wel dient het besluit in dat geval achteraf alsnog bekendgemaakt te worden overeenkomstig artikel 5:31, tweede lid, jo. artikel 5:24, derde lid, van de Awb. Het hangt van de omstandigheid van het geval af of er sprake is van een (zéér) spoedeisend geval.

 

Artikel 25. Strafbepaling

In deze verordening is een strafbepaling opgenomen, zodat overtredingen naast bestuursrechtelijke maatregelen ook strafrechtelijk kunnen worden bestraft.

 

Artikel 26. Bijzondere markten en / of Braderieën

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 27. Nadere regels

Dit artikel spreek voor zich.

 

Artikel 28. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Deze marktverordening vervangt de oude marktverordening. Het op de oude markverordening gebaseerde nadere regels en aanwijzingsbesluiten etc. vervallen daarmee automatisch ook.

 

Een overgangsregeling als hier opgenomen, wordt noodzakelijk geacht voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te respecteren. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en anciënniteitslijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunningen, die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.

 

Artikel 29. Citeertitel

In de citeertitel wordt de naam van deze verordening opgenomen zoals deze kan worden aangehaald.