Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent erfgoed Erfgoedverordening Leiden 2017

Geldend van 24-11-2017 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Leiden houdende regels omtrent erfgoed Erfgoedverordening Leiden 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

O

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald,

verstaan onder:

a. Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden:

de door burgemeester en wethouders ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders conform het Reglement voor de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden te adviseren over de aanwijzing van monumenten, de toepassing van de Erfgoedwet, deze verordening en het monumentenbeleid; daaronder niet inbegrepen het uitbrengen van adviezen over de verlening van vergunningen bij wijziging, verbouw of sloop van monumenten;

b. beschermd gemeentelijk cultuurgoed:

roerend object dat is aangewezen op grond van deze verordening en deel uit maakt van cultureel erfgoed;

c. beschermd gemeentelijk monument:

een onroerend monument dat is aangewezen op grond van deze verordening en

1. een zaak betreft die van algemeen belang is vanwege haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap of (cultuur)historische waarde; of

2. een terrein betreft dat van algemeen belang is wegens de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen (archeologisch monument).

d. cultureel erfgoed:

uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

e. gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

groepen van onroerende zaken die op grond van deze verordening als gemeentelijk stadsgezicht zijn aangewezen, omdat deze van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde;

f. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

g. sloopvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

h. vergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

i. verzameling:

cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen;

j. Welstands- en Monumentencommissie Leiden:

de op basis van art. 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders conform het Reglement van orde voor de Welstands- en monumentencommissie Leiden te adviseren over het verlenen van vergunningen bij wijziging, verbouw of sloop van monumenten;

k. religieus monument: onroerend monument, dat eigendom is van een religieus genootschap dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van godsdienst.

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

1. Burgemeester en wethouders houden een door een ieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed, waaronder de gemeentelijke monumenten;

b. gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 3 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1: De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak of terrein als bedoeld in artikel 1, sub c, onder 1 en 2 aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een voornemen tot aanwijzing wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekend gemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 3.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden.

  • 4.

    De zakelijk gerechtigden worden gedurende een termijn van vier weken na de bekendmaking van de agenda van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het voornemen tot aanwijzing bij burgemeester en wethouders in te dienen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument van een onroerende zaak of terrein als bedoeld in artikel 1, sub c, onder 1 en 2, bepalen dat een nader waardestellend onderzoek wordt verricht.

6. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. rijksmonumenten en

b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van de provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

 

Artikel 5 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen veertien weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na ontvangst van de aanvraag dan wel bekendmaking van het voornemen als bedoeld in artikel 4.2.

Artikel 6 Voorlopige aanwijzing bij spoed

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kunnen burgemeester en wethouders zonder toepassing van artikel 4, tweede, derde en vierde lid, een onroerende zaak aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van deze verordening is van toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot voorlopige aanwijzing van de onroerende zaak of terrein als gemeentelijk monument.

  • 3.

    De voorlopige aanwijzing vervalt na zesentwintig weken of zoveel eerder wanneer burgemeester en wethouders een definitief besluit nemen over de aanwijzing.

  • 4.

    Artikel 4 is bij de voorbereiding van het definitieve besluit over de aanwijzing van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Bekendmaking en registratie

  • 1.

    De aanwijzing als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en in artikel 6, eerste lid, wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 3.

    Het register bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, de datum van de aanwijzing en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 4, lid 2 t/m 5, alsmede artikel 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschik­te betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 4, lid 2 t/m 5, alsmede artikel 5 achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijk erfgoedregister aangetekend.

Artikel 9 Intrekken en vervallen van de aanwijzing

1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

2. Indien burgemeester en wethouders de aanwijzing intrekken, zijn artikel 4, lid 2 t/m 5,

alsmede artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

3. De aanwijzing van het gemeentelijk monument vervalt met ingang van de dag waarop het is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of in een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet.

4. De intrekking of het vervallen van de aanwijzing van het gemeentelijk monument wordt in het gemeentelijk erfgoedregister aangetekend.

Paragraaf 2: Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 10 Verbodsbepalingen en vergunning

1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

  • 1.

    een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of te wijzigen;

  • 2.

    een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt aangetast, ontsierd of in gevaar gebracht.

3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien:

a. burgemeester en wethouders nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd of;

b. de activiteit betrekking heeft op normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort, kleur en aanleg (in geval van een tuin, park of andere aanleg) niet wijzigt of;

c. de activiteit uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Artikel 11 Toetsingscriterium

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houden burgemeester en wethouders rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 12 Religieus monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd religieus monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Advies van de Welstands- en Monumentencommissie Leiden

1. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de Welstands- en Monumentencommissie Leiden voordat zij beslissen op de aanvraag van de vergunning.

2. Indien de aanvraag een gemeentelijk archeologisch monument betreft, dan betrekt de Welstands- en Monumentencommissie Leiden een extern deskundig senior archeoloog bij haar advies.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

  • a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b. blijkt dat de vergunninghouder de voorwaarden als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

  • d. gedurende zesentwintig weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • e. de vergunninghouder hierom verzoekt en het belang van het monument zich hiertegen niet verzet.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 15 Advies omgevingsvergunning beschermd rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de Welstands- en Monumentencommissie Leiden (WML).

Hoofdstuk 4 Beschermde gemeentelijk stadsgezichten

Artikel 16 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk stadsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, groepen van onroerende zaken als bedoeld in artikel 1, sub e, aanwijzen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

  • 2.

    Voordat de gemeenteraad over de aanwij­zing een besluit neemt, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achter­wege blijven.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen stadsgezicht be­treffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van een provinciale verordening.

Artikel 17 Termijn advies en aanwijzingsbesluit en registratie in het erfgoedregister

  • 1.

    De Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden adviseert schriftelijk binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek van burge­meester en wethouders.

  • 2.

    De gemeenteraad beslist binnen veertien weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na de adviesvraag.

  • 3.

    Een aangewezen gemeentelijk stadsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stadsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 16, tweede lid en artikel 17, tweede lid, zijn hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stadsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stadsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a. beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of

b. beschermd stadsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening;

3. Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden, wordt dat onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 19 Vaststellen beschermend bestemmingsplan

  • 1.

    De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht, een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht wordt hiertoe een termijn gesteld.

  • 2.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht wordt door burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmings­plannen als beschermende plannen in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

Artikel 20 Verbodsbepaling en aanvraag sloopvergunning

1. Het is in een beschermd gemeentelijk stadsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

2. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen

a. ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet;

b. waarvoor op grond van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist.

Artikel 21 Intrekken van de vergunning voor sloop in beschermd gemeentelijk stadsgezicht

De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b. binnen een bij de vergunning te bepalen termijn na dagtekening van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt;

c. de werkzaamheden langer dan een in de vergunning te bepalen termijn zijn gestaakt;

d. in strijd wordt gehandeld met beperkingen waaronder de vergunning is verleend of met de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden.

Hoofdstuk 5 Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 22 Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

1. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

2. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.

3. Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

5. Zodra de aanwijzing van een beschermd cultuurgoed of verzameling onherroepelijk is geworden wordt het onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

6. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 23 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

1. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 22, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 22, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a. beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

3. Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 24 Strafbepaling

Indien overtreding van enig artikel van deze verordening niet strafbaar is gesteld krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening genoemde artikelen gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 25 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 24 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 26 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machti­ging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 27 Intrekken oude verordening

De Monumentenverordening 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de Monumentenverordening 2008 aangewezen en geregistreerd gemeentelijk monument, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Monumentenverordening 2008.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Erfgoedverordening Leiden 2017.  

--

  

  • 1.

    de vaststelling van de nieuwe Erfgoedverordening Leiden 2017 te publiceren in de digitale regelingenbank, waarmee na de inwerkingtreding van de nieuwe verordening tevens de voorgaande Monumentenverordening 2008 komt te vervallen.

Bijlage

Toelichting op de Erfgoedverordening Leiden 2017

Algemene inleiding

De Erfgoedverordening wordt vernieuwd vanwege de invoering van de nieuwe Erfgoedwet, per 1 juli 2016. De Erfgoedwet vervangt en integreert verschillende wettelijke regelingen op het gebied van het cultureel erfgoed. Naast de Erfgoedwet wordt besluitvorming over cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving op termijn geregeld via de Omgevingswet. De Erfgoedwet anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven, tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarom is deze verordening zowel gebaseerd op de Erfgoedwet als op de Monumentenwet 1988.

Artikel 3.16 van de Erfgoedwet is de grondslag voor deze verordening. Hierin wordt namelijk geregeld dat de gemeenteraad een erfgoedverordening kan instellen. De Erfgoedwet geeft aan dat deze verordening ziet op het beheer en behoud van cultureel erfgoed binnen de desbetreffende gemeente, dat van bijzonder belang is voor die gemeente vanwege de cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis. Het college houdt een gemeentelijk erfgoedregister van het aangewezen cultureel erfgoed bij.

Deze Erfgoedverordening gaat in hoofdzaak om de bescherming van het lokale, gemeentelijke erfgoed. Voor de beschermde rijksmonumenten is in deze verordening alleen hoofdstuk 3 (artikel 15) van toepassing. Hierin wordt namelijk het advies van de lokale Welstands- en Monumentencommissie geregeld, in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een beschermd rijksmonument. Voor het overige verwijzen we naar de Erfgoedwet (en op voet van het overgangsrecht in de Erfgoedwet nog enkele artikelen uit de Monumentenwet) en naar de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voor beschermde rijksmonumenten is het toetsingskader voor het verlenen van de omgevingsvergunning opgenomen in artikel 2.15 van de Wabo, niet in de Erfgoedwet.

Voor het erfgoed dat op rijksniveau is beschermd (rijksmonumenten, rijks-beschermde stadsgezichten of rijks-cultuurgoederen en verzamelingen) verwijzen we dus naar landelijke wetgeving. Uiteraard bevindt het rijks-beschermde erfgoed zich ook in Leiden. Zo heeft Leiden anno 2017 ruim 1350 beschermde rijksmonumenten (waaronder ook enkele beschermde archeologische rijksmonumenten) en twee rijks-beschermde stadsgezichten (Leiden Binnen de Singels en de Zuidelijke Schil).

Deze Erfgoedverordening maakt op hoofdlijn het volgende mogelijk:

  • 1.

    de instelling van een gemeentelijk erfgoedregister;

  • 2.

    de aanwijzing van beschermde gemeentelijke (ook archeologische) monumenten;

  • 3.

    de aanwijzing van beschermde gemeentelijke beschermde stadsgezichten;

  • 4.

    de bescherming van – en de vergunningplicht voor de wijziging van – gemeentelijke monumenten;

  • 5.

    de adviescommissie voor de wijziging – in het kader van de omgevingsvergunning – van beschermde rijksmonumenten;

  • 6.

    de aanwijzing van beschermde gemeentelijke (roerende) cultuurgoederen en verzamelingen.

 

Leiden heeft anno 2017 ruim 1500 gemeentelijke (onroerende) monumenten, maar geen gemeentelijke beschermde stadsgezichten en geen beschermde gemeentelijke (roerende) cultuurgoederen. Deze verordening biedt daartoe slechts de mogelijkheid. In aansluiting op de nieuwe Erfgoedwet (2016) en de modelverordening van de VNG wordt een brede Erfgoedverordening voorgesteld, waarin conform landelijk beleid ook de begrippen beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen (van roerende zaken) zijn opgenomen. Daarbij moet worden opgemerkt dat beschermde cultuurgoederen geen monumenten zijn. Een beschermd gemeentelijk monument is altijd onroerend en kan bijvoorbeeld een huis, kerk, school of park zijn (dit is geen uitputtende lijst), maar ook een beschermd gemeentelijk archeologisch monument.

Deze verordening ziet wat betreft de archeologie alleen op de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke archeologische monumenten, niet op het geheel van de archeologie. Dit wordt namelijk geregeld in de ruimtelijke ordening en is opgenomen in het bestemmingsplan (straks omgevingsplan). Hierin staan voor heel Leiden de bepalingen opgenomen ten aanzien van de eventuele verstoring van archeologische verwachtingen en waarden in de bodem.

 

Toekomstige Omgevingswet

De toekomstige Omgevingswet gaat het een en ander veranderen, ook voor het lokale, gemeentelijke, onroerende erfgoed. Besluitvorming over (de omgang met) cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving wordt op termijn geregeld via de toekomstige Omgevingswet. Bij de invoering van de nieuwe Omgevingswet zal deze Erfgoedverordening dus opnieuw moeten worden herzien.

 

Deze verordening bevat de hoofdstukken:

  • 1.

    algemene bepalingen

  • 2.

    beschermde gemeentelijke monumenten

  • 3.

    beschermde rijksmonumenten

  • 4.

    beschermde gemeentelijke stadsgezichten

  • 5.

    beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

  • 6.

    slot- en overgangsbepalingen

 

ARTIKELSGEWIJS

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Overal waar in deze verordening en toelichting gemeentelijke monumenten, gemeentelijke stadsgezichten of gemeentelijke cultuurgoederen of verzamelingen worden genoemd, gaat het om de officiële, bij besluit aangewezen, beschermde gemeentelijke monumenten, beschermde gemeentelijke stadsgezichten en beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen. Slechts één hoofdstuk heeft betrekking op de beschermde rijksmonumenten; hoofdstuk 3.

 

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

Het gemeentelijk erfgoedregister heeft betrekking op al het (beschermde) gemeentelijk aangewezen cultureel erfgoed als dat krachtens deze verordening is gebeurd. Het gaat om door het gemeentebestuur zelf aangewezen gemeentelijke monumenten, gemeentelijke stadsgezichten of cultuurgoederen. Daarnaast is in het tweede lid geregeld dat ook informatie over beschermde rijksmonumenten die in de gemeente zijn gelegen in het gemeentelijk erfgoedregister worden opgenomen. Op grond van de Erfgoedwet ontvangen burgemeester en wethouders deze informatie in afschrift van de minister bij de inschrijving in het rijksmonumentenregister.

Dit artikel geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet en is daarmee van toepassing op al het cultureel erfgoed, ongeacht of het om onroerende of roerende zaken gaat, dat is aangewezen op grond van deze verordening. Het woord “onherroepelijk” betekent hier dat tegen de aanwijzing geen beroep (of bezwaar) is ingesteld of dat het is afgewezen.

 

Artikel 3 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument. Dit belang wordt meegewogen op grond van artikel 3:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het gebruik van het monument wordt beschouwd als een aspect van de belangen van de eigenaar en behoeft niet afzonderlijk te worden benoemd, maar is hier – ter verduidelijking voor de lezer – toch opgenomen.

 

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1: De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie in het gemeentelijk erfgoedregister

Artikel 4. De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

 

4.1 Aanwijzing beschermd gemeentelijk monument

Dit artikel regelt de toekenning van de status van beschermd gemeentelijk monument aan een monument of archeologisch monument (een tuin en een park vallen binnen het begrip ‘monument’, natuurlandschap niet). De aanwijzing vergt een belangenafweging tussen het met de aanwijzing te dienen belang en de overige bij de aanwijzing betrokken belangen, waaronder planologische en/of economische belangen of het gebruik van het monument of archeologisch monument. Deze formulering is ontleend aan artikelen 3.1, eerste lid, en 3.16, tweede lid, van de Erfgoedwet.

Burgemeester en wethouders hebben beleidsvrijheid bij de aanwijzing van een zaak of terrein als beschermd gemeentelijk monument. Er geldt bovendien niet zoiets als de voorheen gehanteerde vijftigjarengrens voor monumenten. Bij de afweging van belangen die daarbij een rol spelen moeten ook de belangen van het gebruik ten opzichte van de te beschermen monumentale waarden uitdrukkelijk en gemotiveerd naar voren komen.

 

4.3 Advies Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden (ACL)

De ACL is een onafhankelijke commissie, bestaande uit deskundigen op het gebied van erfgoed. Op grond van het Reglement voor de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden geeft deze commissie advies aan het college.

 

  • 1.

    Schriftelijke reactie

Zakelijk gerechtigden worden in de gelegenheid gesteld om gedurende vier weken een schriftelijke reactie in te dienen bij het college op het voornemen tot aanwijzing van een onroerende zaak of terrein als beschermd gemeentelijk monument.

 

4.5 Nader waardestellend onderzoek

Dit onderdeel is vooral van toepassing indien het een verzoek tot aanwijzing van een gemeentelijk monument betreft. Een nader waardestellend onderzoek kan bijvoorbeeld een bouwhistorisch onderzoek betreffen. De informatie over de bouwhistorische waarde van een gebouw kan van invloed zijn op de beslissing van het college om de zaak al dan niet als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen en op de wijze waarop het in de registers wordt ingeschreven.

De mogelijkheden om onderzoek te doen kunnen in de praktijk verschillen. Dit vindt onder meer zijn oorzaak in wiens belang het verzoek tot aanwijzing (of intrekking van de aanwijzing) als gemeentelijk monument wordt gedaan. In die gevallen dat een ander dan de eigenaar van een pand een verzoek tot aanwijzing indient, dan wel de gemeente ambtshalve aanwijzingsvoorstellen doet, kan de gemeente de eigenaar niet verplichten nader waardestellend onderzoek uit te (laten) voeren.

 

4.6 Status monument

Zaken of terreinen die al een status van beschermd rijksmonument of provinciaal monument hebben, komen niet voor aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument in aanmerking.

 

Artikel 5 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

Het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk monument is een bevoegdheid van het college. De adviescommissie is door het college ingesteld, op grond van het Reglement voor de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden. Dit artikel betreft de adviestermijn van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden en de beslistermijn van het college. Wat betreft de termijn van 26 weken is aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt in de Erfgoedwet (artikel 3.2, derde lid).

 

Artikel 6 Voorlopige aanwijzing bij spoed

Deze verordening bevat geen automatische voorbescherming van een object of zaak in de procedure voor de monumentenstatus. Om een object of zaak onder de bescherming van deze verordening te plaatsen is een besluit tot aanwijzing (artikel 4) of een besluit tot voorlopige aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument nodig. De voorlopige aanwijzing wordt in dit artikel 6 geregeld.

Dit artikel biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen snel tot een voorlopige aanwijzing over te gaan. Hierbij wordt niet vooraf een zienswijze van de zakelijk gerechtigden gevraagd en ook niet een advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden.

De bescherming van paragraaf 2 (hoofdstuk 2) van deze verordening geldt vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het besluit tot voorlopige aanwijzing. Net als tegen de normale aanwijzing (artikel 4) kan ook tegen deze voorlopige aanwijzing bezwaar worden ingediend. Een bezwaarschrift heeft geen opschortende werking en daarmee kan de voorlopige aanwijzing dus niet eenvoudig omzeild worden.

Wanneer beoordeeld wordt dat tot definitieve aanwijzing zal worden overgegaan, wordt alsnog de normale procedure gevolgd. Dit betekent dat de zakelijk gerechtigde alsnog in de gelegenheid wordt gesteld om een zienswijze in te dienen, zoals bepaald in artikel 4, vierde lid. Ook wordt de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, alsnog ingeschakeld. Als de aanwijzing definitief wordt loopt de bescherming door. Als er uiteindelijk geen definitieve aanwijzing plaatsvindt, vervalt de bescherming.

 

Artikel 7 Bekendmaking en registratie

Dit artikel geldt naast de algemene verplichting tot bekendmaking van besluiten op basis van de Awb. Ontvangst van het besluit tot aanwijzing is voor alle zakelijk gerechtigden van belang, niet alleen voor de eigenaar. Zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Op een aanwijzingsbesluit is deze wet ook van toepassing.

De registratie van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister is een louter administratieve verrichting en niet een besluit. Overigens zal van de aanwijzing ook inschrijving in het gemeentelijke beperkingenregister en in het kadaster plaatsvinden op grond van artikel 1, onder c en e, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.

 

Artikel 8 Wijziging van de aanwijzing

Dit artikel bepaalt dat op het wijzigen van een aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan, tenzij de wijziging van ondergeschikte betekenis is.

 

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

Dit artikel bepaalt dat op het schrappen uit het register van een aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan.

Voorts is hierin bepaald dat de aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument vervalt zodra een monument is opgenomen in het rijksmonumentenregister of in een provinciaal erfgoedregister. Een monument is dus nooit gelijktijdig een gemeentelijk monument, provinciaal monument of rijksmonument.

 

Paragraaf 2: Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

 

Artikel 10 Verbodsbepaling en vergunning

10.1 en 10.2

De verbodsbepaling en de vergunningplicht in dit artikel heeft betrekking op de beschermde gemeentelijke monumenten en is gebaseerd op artikel 2.2 van de Wabo. De instandhoudingsplicht is voor de beschermde gemeentelijke monumenten geïntroduceerd analoog aan de introductie van de instandhoudingsplicht voor rijksmonumenten in de Erfgoedwet.

 

10.3. Vergunningvrije activiteiten

Hier wordt de mogelijkheid gecreëerd voor het college om nadere regels vast te stellen die in de plaats kunnen worden gesteld van het verbod uit het eerste lid en de vergunningplicht uit het tweede lid. Hierbij gaat het over het algemeen om lichte wijzigingen aan beschermde gemeentelijke monumenten die niet van ingrijpende aard zijn. Met name (onderdelen van) het onderhoud kan in vastomlijnde regels worden opgenomen, zodat eigenaren niet voor relatief eenvoudige wijzigingen (bijvoorbeeld met betrekking tot de kleurstelling of het gebruik van identieke materialen) worden geconfronteerd met een vergunningprocedure. In deze nadere regels kunnen dan expliciet die situaties worden benoemd waarin de eigenaar geen vergunning hoeft aan te vragen.

Voor normaal onderhoud, dus onderhoud waardoor het monument niet wijzigt, in geen vergunning nodig. Denk aan het licht opschuren en schilderen in dezelfde kleur, het vervangen van kapotte ruiten of het vervangen van wat dakpannen. Het verfsysteem, type glas en de dakpannen moeten wel gelijk zijn aan het bestaande werk. Voor werkzaamheden die verder gaan dan normaal onderhoud is wel een vergunning nodig. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het geheel verwijderen van oude verflagen en daarna schilderen in een afwijkend verfsysteem. Ook voor het geheel vervangen van voegwerk, houtwerk (bijvoorbeeld een heel raamkozijn) en stucwerk is een vergunning vereist.

Ook wijzigingen aan recente bouwdelen die de monumentale waarde van het pand niet raken, zijn vergunningvrij. Denk aan het vernieuwen van een trap, keuken of badkamer van na 1965, of een recente scheidingswand of verlaagd plafond. Bij twijfel of een bouwdeel monumentale waarde heeft worden eigenaren uitgenodigd contact op te nemen met het Servicepunt van de gemeente Leiden. Op de gemeentelijke (erfgoed)website is ook nadere informatie te vinden in het Informatieblad Monumenten en beschermde stadsgezichten.

 

Artikel 11 Toetsingscriterium

Op grond van de belangenafweging die moet worden gemaakt ligt hierin besloten dat rekening wordt gehouden met het gebruik van het monument.

 

Artikel 12 Religieus monument

Voor wat betreft de vereiste overeenstemming met de eigenaar van een religieus monument is aangesloten bij artikel 3.2a van de Wabo.

 

Artikel 13 Advies van de Welstands- en Monumentencommissie Leiden

Het college vraagt advies aan de Welstands- en Monumentencommissie Leiden over de aanvraag van de omgevingsvergunning voor een beschermd gemeentelijk monument.

Betreft het een beschermd gemeentelijk archeologisch monument dan wordt deze deskundigheid in de vorm van een deskundig senior archeoloog bij het advies betrokken. Het begrip senior archeoloog komt voort uit de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

Voor rijksmonumenten is de advisering van de Welstands- en Monumentencommissie Leiden geregeld in artikel 15.

 

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

Dit artikel regelt de mogelijkheid tot het intrekken van de vergunning onder bepaalde omstandigheden.

 

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 15 Advies omgevingsvergunning rijksmonument

De term rijksmonument is gedefinieerd in artikel 1.1 van de Wabo (op grond van artikel 10.9 van de Erfgoedwet). De procedure inzake deze omgevingsvergunning is geregeld in de Wabo. De gemeenteraad is verplicht om de inschakeling van een commissie die adviseert over omgevingsvergunningen bij rijksmonumenten te regelen bij verordening (artikel 15 van de Monumentenwet 1988). In Leiden is de commissie gecombineerd met de adviestaak op het gebied van ruimtelijke kwaliteit (welstand).

Het college vraagt binnen deze procedure advies aan de Welstands- en Monumentencommissie Leiden (WML) over de aanvraag dan wel het ontwerpbesluit, voordat zij beslist op de aanvraag van de vergunning. In bepaalde gevallen adviseert ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zoals bij:

- volledige afbraak van een monument of een overwegend deel daarvan,

- reconstructie van een monument of een overwegend deel daarvan,

- wijziging van een monument of een overwegend deel daarvan als gevolg van functiewijziging.

In dat geval is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing.

 

Hoofdstuk 4 Beschermde gemeentelijke stadsgezichten

Artikel 16 Aanwijzing tot beschermd gemeentelijk stadsgezicht

Bescherming van een individueel pand is soms niet afdoende, omdat het waardevolle nu juist is gelegen in het geheel / ensemble van met elkaar samenhangende delen. Dit artikel geeft de mogelijkheid aan de gemeenteraad om beschermde gemeentelijke stadsgezichten aan te wijzen. Voordat hiertoe wordt besloten, vraagt het college advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden, tenzij het een spoedeisend geval betreft. Gebieden die op grond van de Erfgoedwet dan wel een provinciale monumentenverordening zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht kunnen niet door de gemeenteraad als zodanig worden aangewezen.

 

Artikel 17 Termijn advies en aanwijzingsbesluit en registratie in het erfgoedregister

De termijn voor het inwinnen van advies en het aanwijzingsbesluit komt overeen met die voor het besluit tot het aanwijzen tot beschermd gemeentelijk monument. Beschermde gemeentelijke stadsgezichten worden geregistreerd in het gemeentelijk Erfgoedregister.

 

Artikel 18 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stadsgezicht

Dit artikel bepaalt dat bij wijziging (van niet-ondergeschikte aard) van een aanwijzing en bij intrekking van de status als beschermd gemeentelijk stadsgezicht dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan. Voorts is hier bepaald dat een aanwijzing vervalt zodra het stadsgezicht waarop de aanwijzing betrekking door de minister of een provincie wordt aangewezen als beschermd stadsgezicht. Bij een wijziging van ondergeschikte betekenis kan onder andere gedacht worden aan wijzigingen i.v.m. de verandering van bijvoorbeeld straatnamen of huisnummers.

 

Artikel 19 Vaststellen beschermend bestemmingsplan

Het rechtsgevolg van het aanwijzen van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht is dat er door de gemeenteraad een ter bescherming van dat gebied strekkend bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Dit bestemmingsplan moet dan de basis bieden voor het beschermen van de structuurbepalende delen van het gebied. Deze delen worden benoemd in de beschrijving van het gemeentelijk stadsgezicht. Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan kan een termijn worden gesteld bij de aanwijzing van het beschermd gemeentelijk stadsgezicht. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stadsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan kunnen worden aangemerkt.

 

Artikel 20 Verbodsbepaling en aanvraag sloopvergunning

Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo geeft de gemeente de mogelijkheid om op basis van een verordening het slopen in een beschermd gemeentelijk stadsgezicht aan een omgevingsvergunning te onderwerpen. Daaraan is hier uitvoering gegeven.

 

Artikel 21 Intrekken van de vergunning voor sloop in beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

Dit artikel regelt de mogelijkheid tot het intrekken van de vergunning voor sloop, onder bepaalde omstandigheden.

 

Hoofdstuk 5 Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 22 Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

Dit artikel maakt het mogelijk dat topstukken van het gemeentelijk cultuurbezit worden aangewezen als beschermde gemeentelijke cultuurgoederen of beschermde gemeentelijke verzamelingen, voor zover deze niet al voor het Nederlandse cultuurbezit als beschermde cultuurgoederen zijn aangewezen door de minister op grond van artikel 3.7 van de Erfgoedwet of door gedeputeerde staten op grond van de provinciale erfgoedverordening krachtens artikel 3.17 van de Erfgoedwet.

De aanwijzing heeft vooral een symbolische betekenis en geeft uitdrukking aan het belang dat de gemeente stelt in het betreffende cultuurgoed of de betreffende verzameling.

 

Gevolg en advies

De formele gevolgen van een aanwijzing van een cultuurgoed of verzameling als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling zijn beperkt. Ingevolge artikel 2 van deze verordening zullen ze ingeschreven dienen te worden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Tevens geldt op grond van het vierde lid, in aanvulling op artikel 4.18 van de Erfgoedwet, een adviesverplichting bij een eventuele vervreemding daarvan door de gemeente of wanneer de gemeente afstand wil doen van het eigendom of de zorg voor het cultuurgoed dat, of de verzameling die, aan haar was toevertrouwd.

Invulling van de in lid 4 genoemde adviescommissie vindt plaats wanneer het college besluit over te gaan tot uitvoering van de aanwijzing van gemeentelijke beschermde cultuurgoederen. Het ligt voor de hand te denken aan de reeds bestaande Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden.

 

Gemeentelijk eigendom en toestemming eigenaar

De aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen kan uitsluitend betrekking hebben op cultuurgoederen en verzamelingen die in eigendom zijn van de gemeente, of cultuurgoederen en verzamelingen waarvan de zorg aan de gemeente is toevertrouwd. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij cultuurgoederen die door de gemeente in bruikleen zijn verkregen uit collecties van derden. Voor aanwijzing van dergelijke cultuurgoederen is overeenstemming met de eigenaar een vereiste. Burgemeester en wethouders moeten voorts in het geval van een schenking, erfstelling, legaat of aankoop eventuele beperkende of andere juridische voorwaarden in acht nemen.

Er kan op grond van deze verordening geen sprake zijn van de aanwijzing van cultuurgoederen van derden als beschermde gemeentelijke cultuurgoederen of verzamelingen, zonder toestemming van de eigenaar. Er bestaat onvoldoende wettelijke grondslag om bij verordening een juridisch beschermingsregime eenzijdig aan een andere eigenaar op te leggen, zoals dat geldt voor de op rijksniveau beschermde cultuurgoederen (zie Hoofdstuk 4 van de Erfgoedwet). Van een eventuele aanwijzing zou daardoor geen enkele beschermde werking uitgaan. Daarom is ervan afgezien een aanwijzingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders te creëren.

 

Artikel 23 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

Dit artikel bepaalt o.a. dat bij wijziging (van niet-ondergeschikte aard) van een aanwijzing en bij intrekking van de status als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling dezelfde adviesprocedure geldt als bij onder meer de aanwijzing daarvan; over het voornemen daartoe vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet (zie toelichting bij artikel 22).

Bij een wijziging van ondergeschikte betekenis kan o.a. gedacht worden aan de plaatsaanduiding i.v.m. verhuizing van een cultuurgoed naar een andere locatie ter plekke of omdat het in tijdelijke bruikleen wordt gegeven aan een museum. Voorts is hier bepaald dat een aanwijzing vervalt zodra het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking door de minister op een provincie wordt aangewezen als beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling.

 

Hoofdstuk 6 Slot en overgangsbepalingen

Artikel 24 Strafbepaling

Deze strafbepaling is uitsluitend voor overtreding van de instandhoudingsplicht van artikel 10, eerste lid, noodzakelijk. De strafbaarstelling van handelen zonder of in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning voor beschermde gemeentelijke monumenten is via de Wabo en de Wet op de economische delicten (artikel 1a) geregeld. Langs deze weg is ook overtreding van artikel 20, eerste lid, van deze verordening strafbaar.

 

Artikel 25 Opsporingsbevoegdheid

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 Awb). Toezichthouders kunnen zowel individueel als categoraal worden aangewezen. In de artikelen 5:15 tot en met 5:19 Awb worden bevoegdheden aan toezichthouders toegekend.

 

Artikel 26 Binnentreden

Op basis van artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner. 'Plaatsen' is daarbij een ruim begrip en omvat niet alleen erven en andere terreinen, maar ook gebouwen (niet-woningen). Uit artikel 5.13 van de Wabo volgt dat de ambtenaren die op grond van artikel 25 belast zijn met het toezicht op de naleving ter zake van het bepaalde bij of krachtens de Wabo, voor zover het betreft activiteiten als bedoeld in artikel 2.2, daarnaast ook bevoegd zijn, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.

 

Artikel 27 Intrekken oude verordening

Op grond van artikel 29 treedt deze verordening in werking op de achtste dag na bekendmaking. Vanaf dat moment is de oude verordening ingetrokken.

 

Artikel 28 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht van de oude naar de nieuwe verordening. De status van reeds bestaande beschermde gemeentelijke monumenten blijft van kracht na vaststelling van de nieuwe verordening.

Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld op basis van de oude verordening.

 

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

Op de achtste dag na bekendmaking treedt deze verordening in werking onder de titel: Erfgoedverordening Leiden 2017.