Nadere regels inzake het meren van pleziervaartuigen in de Lelystadse stadswateren

Geldend van 23-06-2015 t/m heden

Intitulé

Het college van de gemeente Lelystad,

Gelet op artikel 5:25 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2010,

Besluit

Vast te stellen de volgende nadere regels inzake het meren van pleziervaartuigen in de Lelystadse stadswateren.

Artikel 1. soorten vaartuigen

  • 1. In de gemeentelijke wateren die in open verbinding staan met het provinciale vaarwater (Lage Vaart, Oostervaart, Larser Vaart) is uitsluitend het meren van pleziervaartuigen toegestaan.

  • 2. Onder een pleziervaartuig wordt verstaan een vaartuig dat is bestemd voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding, met een romplengte van maximaal 15 meter, ongeacht het type of de wijze van voortstuwing .

  • 3. Onder een wrak wordt verstaan een vaartuig, overblijfselen van een vaartuig en alle andere

    voorwerpen in het vaarwater, dat of die is of zijn gestrand, gezonken of aan de grond geraakt, of

    vastgeraakt op of in de waterkering of andere waterstaatswerken.

Artikel 2. Verboden periode of plaats

  • 1. Een pleziervaartuig mag bij een aanlegvoorziening ligplaats innemen voor een maximum aaneengesloten periode van 3 x 24 uur, tenzij anders op de locatie van de ligplaats is aangegeven. Na deze periode mag de ligplaats voor een periode van minimaal 2x24 uur niet

    ingenomen worden door hetzelfde pleziervaartuig.

  • 2. Op een als wachtplaats aangewezen gedeelte van het openbaar water, mag uitsluitend tijdelijk een ligplaats worden ingenomen ten behoeve van het gebruik van een sluis of beweegbare brug.

Artikel 3. Veiligheid

Het is niet toegestaan een pleziervaartuig te meren of aan te leggen op een wijze die de veiligheid van het verkeer te water belemmert of in gevaar brengt. Hieronder wordt in elk geval verstaan:

a. het gebruik van te dunne of in het ongerede geraakte landvasten,

b. het op zodanige wijze meren of aanleggen dat de landvasten los kunnen raken,

c. het op zodanige wijze meren dat het vaartuig niet vrij ligt van kaden, steigers, palen of andere schepen,

d. het vaartuig achterlaten terwijl sprake is van de dreiging van geheel of gedeeltelijk zinken. Van deze dreiging is bijvoorbeeld sprake indien het vaartuig - ongeacht de staat waarin het verkeert - overmatig scheef of diep in het water ligt,

e. het niet afgesloten vaartuig zonder toezicht achterlaten,

f. het niet afgesloten vaartuig achterlaten terwijl daaraan of daarin geheel of gedeeltelijk gevulde gasflessen aanwezig zijn.

Artikel 4. Overlast

Het is niet toegestaan om vanaf of nabij het pleziervaartuig handelingen te verrichten die kunnen leiden tot overlast voor omwonenden. Onder dit soort handelingen wordt in elk geval verstaan:

a. het gebruik van open vuur, barbecues daaronder begrepen, als bedoeld in artikel 5:34 APV op een afstand van minder dan 30 meter van een woning of woningerf,

b. het veroorzaken van geluidsoverlast anders dan bedoeld in artikel 4:6 van de Algemeen plaatselijke verordening Lelystad 2010, is niet toegestaan. De schipper is verplicht het lopend want van zijn gemeerde vaartuig te zekeren ter voorkoming van geluidshinder.

Artikel 5. Aantasting van het uiterlijk aanzien van de gemeente

  • 1. Het afgemeerde pleziervaartuig maakt niet meer dan enkele graden slagzij, ligt niet dieper in het water dan de normale waterlijn en verliest geen brandstof en/of smeermiddelen of andere stoffen die de leefomgeving negatief beïnvloeden.

  • 2. Het afgemeerde pleziervaartuig is netjes onderhouden, vertoont geen ruitbreuk, loszittende zeilen, defecte ritsen en dergelijke gebreken. Hang- en sluitwerk van openingen van of in stuurhuis, dek, kajuit of achterkajuit functioneren goed.

  • 3. Het is niet toegestaan het vaartuig te bevestigen aan kunstwerken op of aan het water, bomen, lichtmasten, verkeerstekens en dergelijke voorwerpen.

Artikel 6. Nalatigheid

Bij overtreding van deze nadere regels kan door of namens de gemeente op kosten van de rechthebbende het vaartuig worden verhaald, een lek worden hersteld of het vaartuig een zodanige plaats gegeven worden dat in geval van geheel of gedeeltelijk zinken geen overlast wordt berokkend.

Onder dit laatste wordt ook verstaan het lichten van een (gedeeltelijk) gezonken vaartuig en/of de

vernietiging van een wrak.

Artikel 7. Uitzondering

De bepalingen van artikel 1 en 2 van deze nadere regels gelden niet voor schepen die gebruikt worden voor onderhoudswerkzaamheden aan of voor het stedelijk water.

Artikel 8. Citeerbepaling en inwerking treding

  • 1. Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als "Nadere regels pleziervaartuigen 2015 Lelystad".

  • 2. Deze regels treden in werking op de dag nadat zij bekend zijn gemaakt.

Lelystad, 17 februari 2015.

Het college van de gemeente Lelystad,

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting

Algemeen

Artikel 5:25 van de Algemeen plaatselijke verordening Lelystad 2015 (APV) regelt dat vaartuigen overal in de stad mogen worden gemeerd, tenzij een plaats is aangewezen als verboden ligplaats.

Met name in het Gelders Diep en de Larservaart tussen Gelderse Diep en Lage Vaart, maar ook op andere plaatsen wordt van de mogelijkheid om pleziervaartuigen te meren vrij veel gebruik gemaakt.

Op zich is daartegen geen bezwaar, maar ook Lelystad ontkomt niet aan de gevolgen van demografische ontwikkelingen in de watersport. Het varend deel van de bevolking vergrijst in een hoger tempo dan de mate van vergrijzing van de gehele bevolking, en wordt daarnaast getroffen door

ontgroening: steeds meer jongeren hebben geen belang bij het bezit van een boot en huren liever een vaartuig als zij incidenteel behoefte hebben om te gaan varen. In combinatie met de economische crisis van de laatste jaren is de markt voor tweedehands schepen volledig ingestort. Dit heeft tot

gevolg dat overal in Nederland steeds vaker verlaten pleziervaartuigen worden aangetroffen, momenteel al meer dan 100.000 op de Nederlandse binnenwateren (roeiboten niet meegerekend).

Eigenaren van boten ontlopen op deze wijze de kosten van het afvoeren van hun inmiddels onverkoopbare schip.

Ook in Lelystad is deze tendens merkbaar. Met enige regelmaat worden half of geheel gezonken vaartuigen of bootjes in uiterst deplorabele staat aangetroffen en wordt geklaagd over overlast vanaf onbeheerde scheepjes en de daarmee gepaard gaande veiligheids- en milieurisico's. De APV geeft

het college van Lelystad de bevoegdheid nadere regels te stellen met betrekking tot het afmeren van vaartuigen. Die kunnen betrekking hebben op de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. Ook bestaat de mogelijkheid om beperkingen te

stellen naar soort en aantal vaartuigen op een locatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Soorten vaartuigen

Lid 1 regelt dat deze nadere regels alleen werking hebben op die gedeelten van de stadswateren die in open verbinding staan met de vaarten rond de stad. Daarmee wordt bereikt dat geen onnodige administratieve lasten worden opgelegd aan de rechthebbenden op pleziervaartuigen. De andere

wateren zijn over het algemeen niet bevaarbaar, omdat er geen open verbinding bestaat met het omliggende vaarwater.

Lid 2 regelt wat onder een pleziervaartuig moet worden verstaan. Aangesloten is bij maximale lengtemaat die wordt gehanteerd voor pleziervaartuigen die zonder Vaarbewijs I gevaren mogen worden.

Lid 3 geeft een definitie van het begrip wrak. Het begrip "wrak" is nergens echt gedefinieerd, maar kan worden afgeleid uit artikel 1 van de Wrakkenwet. Op deze wijze kan een discussie rond het begrip

worden voorkomen.

Artikel 2. Verboden periode of plaats

Lid 1 zorgt voor een evenwichtige verdeling van de beperkte ligplaatscapaciteit aan met name de steigers in de stadswateren. Hierover wordt met enige regelmaat door pleziervaarders geklaagd, en

dan met name omdat er "langliggers" zijn die de mogelijkheden voor anderen wegnemen.

Lid 2 regelt dat de wachtvoorzieningen bij met name de Noordersluis beschikbaar blijven om te meren als men via die sluis naar "buiten wil", het Markerneer of het Oostvaardersdiep op. In omgekeerde richting is voldoende aanlegmogelijkheid beschikbaar en geldt tevens dat de gemeente daar geen bevoegdheden heeft om nadere regels uit te vaardigen: het water is in beheer bij de staat.

Artikel 3. Veiligheid

In dit artikel wordt een aantal situaties benoemd die tot onveilige toestanden leiden.

Artikel 4. Overlast

Lid 1 verbiedt het gebruik van open vuur in de nabijheid van woningen, voor zover dat gebruik samenhangt met de aanwezigheid van het pleziervaartuig. Hiermee wordt beoogd om brand- en/of ontploffingsgevaar te voorkomen of in te perken en rook- en stankoverlast tegen te gaan. De APV bevat daarover in artikel 5:34 reeds een bepaling, die hier wordt voorzien van een eenvoudig meetbaar criterium om de toepasselijkheid van deze bepaling helder te maken.

Lid 2 ziet op het voorkomen van geluidsoverlast op een wijze die niet valt onder de bepaling van artikel 4:6 van de APV. Daarbij is specifiek aandacht gegeven aan het voorkomen van geluidsoverlast door klapperend want. De bestaande beleidsregels inzake klapperend want ("Beleidsnotitie over geluid afkomstig van klapperend staand en liggend want en fluitgeluiden door

het spelen van de wind door de scheepsmasten", besluitnummer B08-07589) zijn hier niet van toepassing, aangezien deze zijn gericht op bedrijfsmatige situaties. Onder artikel 4:6 valt ook het gebruik van generatoren om stroom op te wekken, die immers behoren tot de categorie "toestellen" waarvan genoemd APV-artikel de geluidsoverlast verbiedt.

Artikel 5. Uiterlijk aanzien van de gemeente

Lid 1 regelt dat een schip niet meer dan de normale slagzij mag maken (enkele graden ten gevolge van een ongelijke gewichtsverdeling is soms niette voorkomen), en niette diep mag liggen. Beide gegevens zijn een indicatie dat het schip dreigt te gaan zinken. Afgezien van de milieurisico's die het zinken tot gevolg kan hebben is een gedeeltelijk of geheel gezonken schip geen goede aanblik: het heeft een negatieve uitstraling en geeft tevens vaak aanleiding tot ongewenst gedrag, dat op zich ook weer overlast op kan leveren.

Lid 2 spreekt voor zich.

Lid 3 is er op gericht om ook allerlei zaken die langs de waterkant staat of zich bevinden in goede staat te houden. Hierbij wordt ook gewezen op het bepaalde in artikel 5:24 leden 2 en 3 APV, waar geregeld is dat de persoon die een afmeervoorziening - ook al is dat slechts een paal - wil realiseren

daarvan melding moet doen bij het college. Daarmee wordt bereikt dat er enig toezicht is op de realisatie van particuliere afmeervoorzieningen langs de gemeentelijke wateren zonder dat de administratieve lasten te groot worden voor de burger. Het belang van de gemeente s daarbij met

name gelegen in het beheer van de waterkering en de piasberm langs de watergang.

Artikel 6. Nalatigheid

Dit artikel heeft betrekking op de APV en de Wrakkenwet en stelt de gemeente in staat om vaartuigen die (half) gezonken zijn of anderzijds in verwaarloosde staat verkeren te ruimen, te verhalen, of te (laten) repareren, alles op kosten van de overtreder.

Artikel 7. Uitzondering

Om helder te maken dat vaartuigen die gebruikt worden voor onderhoud aan de stadswateren en de daarbij behorende kunstwerken, verkeerstekens, waterkeringen en overige voorzieningen ongestoord

hun werk moeten kunnen doen, is een uitzondering gemaakt op de artikelen 1 en 2 van deze nadere regels. De bepaling is meer bedoeld om onduidelijkheden (en daarmee discussies) te voorkomen, gelet op het feit dat in artikel 1 geregeld is dat alleen pleziervaartuigen onder de verboden vallen.