Regeling vervallen per 31-03-2011

VERORDENING op het innemen van ligplaats en het gebruik van de Bataviahaven 2001

Geldend van 28-07-2005 t/m 30-03-2011

De raad van de gemeente Lelystad;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 januari 2002

Gelet op artikel 108, artikel 147, eerste lid en artikel 154, eerste lid van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende

VERORDENINGop het innemen van ligplaats

en het gebruik van de Bataviahaven 2001.

Artikel 1 begripsomschrijvingen

a.Schip

Elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water; onder vaartuig wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard, alsmede glijboten en ponten;

b.Passagiersvaartuig

Een schip dat hoofdzakelijk gebruikt wordt of geschikt is voor het bedrijfsmatig vervoer van personen over het water, veerboten daaronder begrepen;

c.Charterschip

Een categorie passagiersvaartuigen, hoofdzakelijk gebruikt voor de chartervaart. Voor het overgrote deel betreft het zeilschepen met een traditioneel karakter. Een klein deel bestaat uit omgebouwde voormalige vrachtschepen, welke worden voortbewogen door een motor;

d.Pleziervaartuig

Een schip dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor niet-bedrijfsmatige sportieve of recreatieve doeleinden;

e.Passanten

Belastingplichtigen voor ligplaatsen waarvoor geen abonnement is afgegeven ten behoeve van het schip waarmee ligplaats wordt ingenomen;

f.gekoppeld samenstel

een samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het motorschip dat dient voor het voortbewegen en het sturen van het samenstel;

g.havenmeester

de door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen functionaris, zijn vervanger, alsmede bij afwezigheid van hem de opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering;

h.schipper

ieder die aan boord van een schip voortdurend of tijdelijk het gezag voert en bij het ontbreken daarvan de rechthebbende op het schip;

i.haven

het water, gelegen tussen de Oostvaardersdijk ter hoogte van De Helling en de kunstwerken, welke vanaf de Oostvaardersdijk in zuid-westelijke richting zijn aangebracht, welke tezamen een dam vormen, met inbegrip van die dam, een strook water in het Oostvaardersdiep ter breedte van 20 meter ten noordwesten van die dam en de op of aan die dam aangebrachte werken en voorzieningen, alsmede de monding van die haven met inbegrip van de in die monding aangebrachte lichtopstanden, boeien en andere kunstwerken en voorzieningen.

j.openbaar water

alle wateren die al dan niet met enige beperking voor het publiek bevaarbaar of toegankelijk zijn.

k.B.P.R.

Binnenvaart Politie Reglement (Stb. 1983, 682, laatstelijk gewijzigd in 1996, Stb. 1996, 170.)

l.A.P.R.R.

Algemeen Reglement van Politie voor Rivieren en Rijkskanalen (Stb. 1919, 765, laatstelijk gewijzigd in 1993, Stb. 627)

m.V.B.G.

het Reglement betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Binnenwateren, gebaseerd op de Wet gevaarlijke stoffen

Artikel 2 delegatie of mandaat

Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van de bepalingen van deze verordening opdragen aan de havenmeester.

Artikel 3

Indien sprake is van delegatie van bevoegdheden staat van de uitvoering door de in het vorige artikel bedoelde havenmeester bezwaar open op het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 4 ligplaatsen

  • 1. Als ligplaats voor schepen zijn bestemd de door de havenmeester als zodanig aangewezen plaatsen.

  • 2. Het is verboden in de havenkom ten anker te gaan.

  • 3. Voor zover hierin niet door het B.P.R. wordt voorzien, is het verboden, meerboeien en tonnen in het openbaar water, alsmede tekens, lantaarnpalen, bomen, railingen of soortgelijke objecten op of langs de openbare weg of in of nabij de haven voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor deze zijn bestemd.

  • 4. Het is verboden ligplaats in te nemen en ingenomen te houden indien het daarvoor verschuldigde liggeld niet is voldaan.

Artikel 5 het innemen van een ligplaats

  • 1. het is verboden met een schip op zodanige wijze te varen of ligplaats in te nemen dat de vrijheid van het scheepvaartverkeer, de veiligheid van de opvarenden of de veiligheid op het water zonder noodzaak in gevaar wordt gebracht of schade kan worden veroorzaakt.

  • 2. Het is verboden zich op of in de haven zodanig te gedragen dat daardoor hinder of last kan worden veroorzaakt.

  • 3. Het is verboden ligplaats in te nemen buiten de in artikel 4 lid 1 aangegeven ligplaatsen en op ligplaatsen waarvoor een tijdelijk verbod geldt dan wel gereserveerde ligplaatsen. Ligplaatsen met een tijdelijk verbod of een reservering worden aangeduid met een door de havenmeester te bepalen teken.

  • 4. Het is passanten met pleziervaartuigen verboden om langer dan drie maal vierentwintig uren achtereen ligplaats in de haven in te nemen, met dien verstande dat na het verlaten van de ligplaats tenminste vierentwintig uren moeten zijn verstreken alvorens de passant wederom wordt toegelaten om ligplaats in te nemen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen van het in de leden 3 en 4 bepaalde ontheffing verlenen.

Artikel 6

  • 1.

    Het is verboden ligplaats in te nemen met een schip

    • a.

      dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd voor het uitoefenen van een bedrijf of het al dan

niet bedrijfsmatig aanbieden van goederen en/of diensten, een en ander met uitzondering van

de gebruikelijke diensten van charter- en passagiersschepen;

  • b.

    met het voornemen daaraan werkzaamheden te verrichten of te doen verrichten welke ten doel hebben het schip daarna te gebruiken of te doen gebruiken als, dan wel te bestemmen tot een schip als bedoeld onder a.

    • 2.

      Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 bepaalde ontheffing verlenen. Aan deze ontheffing kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden.

Artikel 7

Het is in andere gevallen dan in of krachtens het B.P.R. of het A.P.R.R. is voorzien verboden met een schip te varen in de nabijheid van wedstrijden, waterfeesten, demonstraties of soortgelijke gebeurtenissen.

Artikel 8

De schipper is verplicht zodanige maatregelen te treffen dat dit vaartuig niet onbestuurd in openbaar vaarwater kan terechtkomen.

Artikel 9

  • 1. De schipper is verplicht de aanwijzingen van de havenmeester, te geven in het belang van de vrijheid van het scheepvaartverkeer, de veiligheid van de opvarenden, de veiligheid te water en alle overige aanwijzingen in verband met een goede orde stipt en onverwijld op te volgen.

  • 2. De schipper is verplicht op eerste aanvraag van de havenmeester aan hem de meetbrief en/of de ladingdocumenten te overhandigen. Bij ontstentenis van deze documenten dient de schipper op eerste aanvraag alle relevante informatie betreffende de afmetingen van het schip en/of de lading ervan aan de havenmeester te verschaffen.

Artikel 10 varen in en nabij de haven

  • 1. Het is verboden de haven in te varen met een schip dat een grotere diepgang heeft dan 2 meter en een grotere lengte dan 35 meter, of met een schip als bedoeld in de Woonschepenverordening Lelystad 1997. Schepen met een lengte groter dan 35 meter dienen af te meren aan de buitenzijde van de buitenste havendam.

  • 2. Het is verboden, met een binnenschip dat ingevolge het V.B.G. een of meer blauwe kegels of blauwe lichten moet voeren, in de haven te varen of daarin ligplaats in te nemen. Het met een dergelijk schip innemen van ligplaats aan de buitenste havendam is eveneens verboden.

Artikel 11

  • 1. Het is verboden met een schip dat langer is dan 15 meter de haven in of uit te varen, anders dan met gestreken zeilen.

  • 2. Het is verboden in de haven te varen met een grotere snelheid dan 5 km. per uur.

Artikel 12

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester in de haven te varen met een gekoppeld samenstel.

Artikel 13

De schipper van een schip, waarvan de lading naar het oordeel van de havenmeester nadelig is voor de openbare gezondheid, gevaar oplevert voor de openbare veiligheid of overlast van ernstige aard veroorzaakt, is verplicht op eerste aanzegging van de havenmeester de haven met zijn schip terstond te verlaten.

Artikel 14 laden, lossen en overslaan

  • 1. Onverminderd het overigens in deze verordening bepaalde is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders voorwerpen of goederen van welke aard ook, te laden te lossen over te slaan of op te slaan. Deze bepaling laat onverlet het innemen van voorraden zoals dat gebruikelijk is voor charterschepen, passagiersschepen en passanten.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt aangevraagd bij de havenmeester op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

Artikel 15

  • 1. De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen dat, nadat zijn schip is geladen, gelost of indien daaruit goederen zijn overgeslagen, de kade te reinigen, zulks ten genoegen van de havenmeester.

  • 2. Het is verboden goederen op zodanige wijze te lossen, te laden of over te slaan dat daardoor goederen in het water komen.

  • 3. De schipper is verplicht, in het water gekomen goederen te verwijderen, zulks ten genoegen van de havenmeester.

Artikel 16

Onverminderd het bepaalde in de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is het verboden afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in welke vorm of hoedanigheid dan ook in het water te brengen.

Artikel 17

  • 1. Het is verboden, zonder voorafgaande toestemming van de havenmeester in het water te dreggen, daarin naar voorwerpen te zoeken of daaruit voorwerpen te halen.

  • 2. Het is verboden te zwemmen in de wateren die behoren tot de haven of zich daarin als zwemmer of bader op te houden

Artikel 18

Het is verboden in de haven een schip of een wrak te slopen.

Artikel 19

Het is verboden in de haven een schip op te leggen.

Artikel 20

De havenmeester is bevoegd, niet of niet voldoende bemand zijnde schepen, onbeheerd drijvende balken, palen of andere voorwerpen te weren, te verhalen of in bewaring te nemen voor rekening en risico van de schipper of de rechthebbende op deze voorwerpen.

Artikel 21

  • 1. Een aan een aanlegplaats gemeerd schip moet gedogen, dat een ander schip langszijde komt of langszijde daarvan vastmaakt en daarover gemeenschap met de wal heeft anders dan om goederen te laden of te lossen.

  • 2. Indien meer schepen op één aanlegplaats zijn afgemeerd, dienen zij te gedogen dat een tussenliggend schip eerder vertrekt dan de andere schepen. Voor zover en zoveel als dat noodzakelijk is dienen zij aan dit vroegere vertrek hun medewerking te verlenen.

Artikel 22

  • 1. Het is verboden zonder toestemming van de schipper een schip te betreden, daarop voorwerpen te plaatsen, het schip te verhalen, los te maken of anderszins daarop of daaraan handelingen te verrichten of te doen verrichten.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien deze handelingen worden verricht door of op aanwijzing van de havenmeester of indien opvarenden van een ander schip worden in- of uitgescheept.

Artikel 23

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester de voortstuwer van een afgemeerd schip te laten draaien anders dan ter voorbereiding van het vertrek en op een zodanige wijze dat daardoor geen schade aan de haven ontstaat.

Artikel 24 het aanbrengen van voorzieningen

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester:

  • a.

    Palen, balken, getimmerten of andere voorwerpen in het water te plaatsen of geplaatst te hebben;

  • b.

    In, onder of over openbaar water kabels, kettingen, touwen of draden, voor zover niet dienende tot het meren of slepen van voertuigen, te leggen of te hebben;

  • c.

    Openbaar water op enigerlei wijze te overdekken dan wel daarop of daarboven een werkplaats of een bergplaats te hebben.

Artikel 25 strafbepalingen

  • 1. Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschrift, niet-nakoming van een ingevolge deze verordening opgelegde verplichting of niet-naleving van één of meer voorschriften aan een ontheffing of vergunning verbonden, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van enige bepaling van deze verordening of een krachtens deze verordening gegeven voorschrift kan voorts worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 26

Met de zorg voor de naleving en de handhaving van deze verordening zijn mede belast de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zoveel het taken betreft die aan hun toezicht zijn toevertrouwd.

Artikel 27 slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Havenverordening Bataviahaven Lelystad 2001.

Lelystad, 24 maart 2005

De raad van de gemeente Lelystad,

De voorzitter, de secretaris, Toelichting

Algemeen

Met de tot stand koming van Bataviahaven is de mogelijkheid gecreëerd om voor een beperkt aantal schepen een ligplaats aan te bieden nabij de kustzone van Lelystad. Om een ordentelijk verloop voor het gebruik van deze haven mogelijk te maken, is een havenverordening noodzakelijk, waarin de meest elementaire regels op het gebied van openbare orde en veiligheid is opgenomen. Deze verordening regelt ook niet meer dan dat, de tarieven voor het innemen van een ligplaats zijn in een aparte verordening (de Tarievenverordening Bataviahaven Lelystad 2001) geregeld.

Artikelsgewijs

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In artikel 1 wordt een aantal begripsomschrijvingen gegeven, welke zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij bestaande wet- en regelgeving. Voor zover noodzakelijk zijn op bestaande definities aanvullingen gegeven welke in het kader van de exploitatie van de Bataviahaven noodzakelijk zijn. Op die wijze wordt een ruimere werking verkregen dan het geval zou zijn indien uitsluitend begripsomschrijvingen uit bijvoorbeeld het Binnenvaart Politie Reglement (B.P.R.) zouden zijn gehanteerd.

De begrippen onder de letters a t/m e zijn ontleend aan de begripsomschrijvingen die gehanteerd worden in de Tarievenverordening Bataviahaven Lelystad 2001.

Het begrip onder f., “gekoppeld samenstel” is ontleend aan het B.P.R., en is opgenomen om een verbod mogelijk te maken om met een dergelijk vaartuig in de haven te varen. De ratio van deze bepaling is voorkomen van schade.

Ten aanzien van het begrip onder j., “openbaar water” wordt opgemerkt dat “openbaar” hier geen bijzondere juridische betekenis heeft, zoals dat wel voor openbare wegen geldt. Openbaar water wordt hier in feitelijke zin gebruikt en omvat al het water dat voor het publiek toegankelijk is of voor enig gebruik open staat voor vervoer over water. Water dat aan een andere eigenaar dan de gemeente behoort of is verhuurd, maar dat feitelijk wel door de scheepvaart wordt gebruikt, blijft openbaar. De openbaarheid kan worden opgeheven of beperkt indien de eigenaar de toegankelijkheid door feitelijke maatregelen verhindert of beperkt. Dit alles is in de jurisprudentie aldus ontwikkeld.

Artikel 2 delegatie of mandaat

Bij de ontwikkeling van Bataviahaven is van begin af aan de bedoeling geweest, te zijner tijd de exploitatie uit te besteden aan een particuliere ondernemer, zonder dat duidelijk was, of die ondernemer de vorm van een rechtspersoon zou hebben. Wanneer deze uitbesteding gaat plaatsvinden, is echter niet bij de start van de exploitatie aan te geven. Gedurende de tijd dat geen ondernemer is ingeschakeld, zal de Gemeente Lelystad zelf de exploitatie ter hand nemen. Ongeacht de vraag, wie er nu feitelijk exploiteert dient er een persoon te zijn, die de gang van zaken in de haven aanstuurt. Deze persoon is de havenmeester. Artikel 2 geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid, deze functionaris aan te stellen of daaraan taken over te dragen.

Artikel 3

Het is nooit het voornemen geweest, dat de Gemeente Lelystad in de haven geen zeggenschap meer zou hebben. Daartoe dient een voorziening getroffen te worden, ook als die uitbesteding niet op het geplande moment tot stand kan komen. Ingevolge de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht is het niet mogelijk, dat een bestuursorgaan bevoegdheden delegeert aan een ondergeschikte. Indien bevoegdheden overgedragen moeten worden aan een ondergeschikte, dan dient dat te geschieden in de vorm van mandaat. In dat geval is ieder besluit van de gemandateerde een besluit van het bestuursorgaan. Indien bevoegdheden worden overgedragen aan een niet-ondergeschikte, kan naast mandaat ook de figuur van delegatie gebruikt worden. In dat geval is ieder besluit van de gedelegeerde een besluit van hemzelf, hij wordt als het ware het bestuursorgaan. Om nu te voorkomen dat in een dergelijke situatie het college van burgemeester en wethouders geheel geen invloed meer heeft op de gang van zaken in de haven, is gekozen voor deze figuur. Deze mogelijkheid lijkt te worden uitgesloten in artikel 10:17 Awb, maar dit artikel staat er niet aan in de weg dat het delegerende bestuursorgaan een bepaald gedeelte van de bevoegdheid aan zichzelf houdt. Van die mogelijkheid is hier gebruik gemaakt.

Artikel 4 ligplaatsen

In dit artikel zijn enkele bepalingen opgenomen inzake ligplaatsen en het ankeren. In beginsel zijn langs de kademuren van de buitendam (zowel de binnen- als de buitenzijde) en van de binnenpier ligplaatsen beschikbaar. De havenmeester wijst de ligplaatsen aan. Buiten deze plaatsen is het niet toegestaan, af te meren of te ankeren, aangezien daardoor hinder kan ontstaan voor de overige scheepvaart in of nabij de haven. Ook het gebruik van allerlei voorzieningen in en nabij de haven voor een ander doel dan waarvoor zij zijn aangebracht is niet toegestaan. Op grond van art. 1.13 van het B.P.R. mag men geen verkeerstekens gebruiken om daaraan bij voorbeeld te meren. De hier geformuleerde bepaling richt zich niet alleen tot de schipper, maar ook tot de zwemmer of surfer en heeft een ruimere werking dan die van artikel 1.13 B.P.R..

Voorts is het niet toegestaan, ligplaats in te nemen, zonder daarvoor het liggeld te betalen, zoals dat in de Tarievenverordening Bataviahaven 2001 is bepaald.

Artikel 5 het innemen van een ligplaats

De regels inzake het innemen van een ligplaats zijn in hoofdzaak operationele regels, die door de havenmeester gehandhaafd dienen te worden. Zij zijn gericht op een ordentelijk verloop van de activiteiten in de haven, op openbare orde en veiligheid.

Voorts is hier een verbod opgenomen, buiten de aangewezen ligplaatsen af te meren, welk verbod zich ook uitstrekt tot ligplaatsen, waarvoor een tijdelijk afmeerverbod geldt (bijvoorbeeld omdat ter plaatse reparatiewerkzaamheden aan de kademuur zijn voorzien) of plaatsen die zijn gereserveerd (bijvoorbeeld in het kader van een evenement). De havenmeester dient dergelijke plaatsen door middel van een bord of iets dergelijks aan te geven, zodat dit voor de schipper kenbaar is. Ten aanzien van de calamiteitenhelling in de haven geldt reeds, dat het water in de directe omgeving daarvan geen ligplaats is als bedoeld in deze verordening. Het is derhalve niet nodig, die plaats specifiek te benoemen, aangezien een afmeerverbod geldt voor niet als zodanig aangewezen ligplaatsen.

De bepaling met betrekking tot de maximale ligtijd voor passanten is opgenomen om juridische gestalte te geven aan de afspraken, die door het college van burgemeester en wethouders zijn gemaakt met de bestaande commerciële aanbieders van ligplaatsen teneinde valse concurrentie te voorkomen. Het tijdsverloop is ontleend aan artikel 9.03 lid 3 onder a B.P.R. De tussenperiode van 24 uur is opgenomen teneinde te voorkomen dat een passant voor een zeer korte tijdspanne de ingenomen ligplaats verlaat om daarop terug te keren en zodoende de bepaling te ontduiken. Deze periode is tweemaal zo lang als die, welke in het B.P.R. (artikel 9.03 lid 3 onder b) is opgenomen, om daarmee iedere vorm van valse concurrentie en zelfs de schijn daarvan uit te bannen.

Aan het college van burgemeester en wethouders is de bevoegdheid om ontheffing te verlenen toegedeeld. Op grond van het bepaalde in artikel 2 kan deze uitvoeringsmaatregel ook worden opgedragen aan de havenmeester. De ontheffingsmogelijkheid dient er bijvoorbeeld toe dat het mogelijk is dat een passant met een plezierjacht langer dan 3 maal 24 uren in de haven ligt in geval van zodanig slecht weer dat uitvaren voor de veiligheid van schip en/of bemannning onverantwoord zou zijn.

Artikel 6

Bedrijfsvaartuigen zijn in de haven niet toegestaan, ongeacht de aard van de aangeboden goederen en/of diensten. Deze bepaling zou er toe leiden dat ook charterschepen en passagiersvaartuigen, die immers een dienst aanbieden, geen ligplaats mogen kiezen. Uiteraard is dat niet de bedoeling, daarom is voor deze twee categorieën schepen een uitzondering geformuleerd. De bepaling ziet ook op schepen, die bedoeld zijn om in de toekomst voor bedrijfsmatige activiteiten in te zetten. Het tweede lid van dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om van het verbod af te wijken als daartoe moverende redenen bestaan. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan schepen, die worden ingezet bij de uitvoering van onderhouds- of herstelwerkzaamheden.

Artikel 7

In dit artikel is naast de wettelijke vaarverboden een verbod opgenomen voor het varen in de haven tijdens bijvoorbeeld het Waterfestival.

Artikel 10 varen in of nabij de haven

De artikelen 10 t/m 13 regelen de vaart in of nabij de haven en zijn gericht op openbare veiligheid, gezondheid en orde. Schepen met een grotere diepgang dan 2 meter lopen gerede kans, vooral tijdens het winterhalfjaar bij een aflandige wind, vast te lopen in de haven. Als gevolg daarvan zou de haven geblokkeerd kunnen raken, of zou schade kunnen optreden aan de haven(werken). Ook de lengte is in dit verband aan een beperking onderhevig, teneinde eventueel draaien en keren in de haven mogelijk te laten blijven.

Schepen die blauwe kegels of verlichting moeten voeren behoren tot de vrachtschepen, welke gevaarlijke lading vervoeren. In het B.P.R. zijn bepalingen opgenomen welke de minimale afstand tot dergelijke schepen regelen. Het B.P.R. voorziet niet in de mogelijkheid dat “kegelschepen” geweerd worden, daartoe is een aparte bepaling in deze verordening noodzakelijk.

Artikel 11

Varen met een door zeilen aangedreven schip kan leiden tot gevaarlijke situaties, aangezien de schipper nooit geheel vrij is in de te varen koers. Hij is immers afhankelijk van de windrichting

en –snelheid. Voor kleinere schepen behoeft dat geen bezwaar te zijn, maar wanneer de lengte meer bedraagt dan 15 meter, wordt de reactiesnelheid van het schip op koerswijzigingen van een dusdanige aard, dat daardoor risico ontstaat. In dat geval is het beter, om de motor van het schip te gebruiken.

De bepaling van een maximumsnelheid in de haven heeft eveneens ten doel, aanvarings- en schaderisico’s te vermijden of te verkleinen.

Artikel 12

Ook deze bepaling is erop gericht, aanvarings- en schaderisico’s te beperken of weg te nemen. Een gekoppeld samenstel is over het algemeen moeilijker te manoeuvreren dan een sleep of een duwstel, zeker wanneer de schroef van het aandrijvende schip zich aan de buitenkant van het stel bevindt en de verkeerde draairichting heeft (de draairichting van de schroef heeft aanzienlijke invloed op de doorsnede van de draaicirkel van het vaartuig).

Artikel 13

Dit artikel is het complement van artikel 10 lid 2, dat blauwe kegelschepen de toegang tot de haven ontzegt. Het kan voorkomen dat schepen een lading hebben die in een haven voor met name de beoogde doelgroep niet wenselijk is, maar die niet voldoen aan de eisen die worden gesteld aan “kegelschepen” en die daarom ook niet verplicht zijn, hun lading op die wijze kenbaar te maken. Dergelijke schepen moeten verwijderd kunnen worden.

Artikel 14 laden. Lossen en overslaan

De artikelen 14 t/m 16 geven enkele bepalingen inzake goederenbewegingen in de haven.

In dit artikel wordt een vergunningsplicht ingevoerd voor het laden, lossen en overslaan van goederen. Op die wijze kan worden voorkomen dat de Bataviahaven ligplaatscapaciteit kwijtraakt aan andere schepen dan die van de beoogde doelgroep. Niettemin zullen laad- en losactiviteiten noodzakelijk zijn in het kader van de bevoorrading van charter- en passagiersschepen en passanten. Voor hen is dan ook een uitzondering gecreëerd, mits dat blijft binnen hetgeen gebruikelijk is.

Artikel 15

Indien laad- en losactiviteiten plaatsvinden, dient dit op zodanige wijze te geschieden dat verontreiniging wordt voorkomen. Daartoe zijn de bepalingen in dit artikel opgenomen.

Artikel 17

In het tweede lid is een zwemverbod opgenomen. Het verbod is ingesteld vanwege de gevaren die voortvloeien uit enerzijds de bouwkundige aspecten van de haven (met name de zogenaamde middenpier, waar men onder kan zwemmen) en anderzijds de aanwezigheid van charterschepen.

Artikel 21

Dit artikel regelt het zogenaamde dubbele afmeren en de gevolgen daarvan. De Bataviahaven is ontworpen met als uitgangspunt dat schepen drie- of vierdik voor de kade komen te liggen. Voorkomen dient te worden dat in een dergelijk geval laad- en loswerkzaamheden over de andere schepen heen plaatsvinden. Uiteraard moeten de opvarenden van de naar buiten gelegen schepen wel aan de wal kunnen komen of op het schip kunnen gaan.

Indien een tussenliggend schip eerder moet vertrekken, is het noodzakelijk dat de andere schepen hun medewerking verlenen, wil dat vroegere vertrek ook daadwerkelijk kunnen plaatsvinden. Landvasten zullen gelost moeten worden en weer belegd op de bolders, soms dient een ander schip de positie zodanig te wijzigen dat het vroeger vertrekkende schip ook daadwerkelijk kan wegvaren. Aangezien dit soms problemen kan opleveren, is deze bepaling opgenomen.

Artikel 22

Het verbod, dat in dit artikel is vervat, beoogt te voorkomen dat onbevoegden schepen betreden of daarop andere activiteiten ontplooien. Uiteraard geldt als uitzondering het in- of uitschepen van passagiers ingeval van meervoudig afgemeerde schepen, zoals dat is bedoeld in het voorafgaande artikel.

Artikel 23

Dit artikel verbiedt het zogenaamde “stroomdraaien” en het voor andere activiteiten laten draaien van de motoren van een schip terwijl dat ligt afgemeerd. Op die wijze wordt de rust in de haven bevorderd. Het is denkbaar dat een dergelijk draaien toch noodzakelijk is, vandaar dat de havenmeester gerechtigd is, daarvoor toestemming te verlenen. Over het algemeen zal men voor de energievoorziening echter zijn aangewezen op de “tappunten”, welke in de haven worden aangebracht.

Artikel 24 het aanbrengen van voorzieningen

De in dit artikel genoemde voorzieningen kunnen de vrije doorvaart in de haven ernstig belemmeren en zijn daarom dan ook niet toegestaan. Met betrekking tot de bepaling onder de letter c., die overdekking van openbaar water verbiedt, wordt opgemerkt dat het hebben van een loopplank om het schip toegankelijk te maken, uiteraard niet onder deze bepaling wordt begrepen. Ook het slepen en afmeren is – uiteraard – van dit verbod uitgezonderd.

Artikel 25 strafbepalingen

Ingevolge artikel 154 Gemeentewet kan de raad bepalen dat aan overtreding van de bepalingen van een verordening een strafrechtelijke handhaving wordt verbonden. Zulks is hier het geval. De Gemeentewet verbindt aan die bevoegdheden evenwel een maximum. Voor deze verordening is ervoor gekozen om dat maximum voor de hoogte van de geldboete wèl en voor de lengte van de hechtenis niet te hanteren. Overigens zij opgemerkt dat ingevolge het Wetboek van Strafrecht, artikel 23 lid 7, de geldboete voor een rechtspersoon verhoogd kan worden tot de naast hogere categorie.

Artikel 26

Dit artikel regelt dat naast de havenmeester ook andere ambtenaren, welke door het college van burgemeester en wethouders dienen te worden aangewezen, belast kunnen worden met het toezicht, als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Als gevolg van een dergelijke aanwijzing worden aan hen ook de daarbij behorende bevoegdheden, zoals die zijn geregeld in afdeling 5.2 van die wet, verleend.