Regeling vervallen per 01-07-2021

Besluit van het college van de gemeente Lelystad houdende regels in het kader van jeugdhulp [Beleids- en nadere regels Jeugdhulp Lelystad 2018]

Geldend van 27-09-2018 t/m 12-06-2020

Intitulé

Besluit van het college van de gemeente Lelystad houdende regels in het kader van jeugdhulp [Beleids- en nadere regels Jeugdhulp Lelystad 2018]

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad,

gelet op de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Lelystad 2018;

Overwegende dat het college bevoegd is beleids- en nadere regels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze wet;

B E S L U I T:

Vast te stellen de hierna volgende beleids- en nadere regels jeugdhulp 2018.

In het beleidsplan jeugdhulp 2015 – 2019 ‘Kansrijk opgroeien in Lelystad’ is het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgesteld. Op grond van de Jeugdwet is de verordening Jeugdhulp Lelystad 2018 vastgesteld door de raad. In de verordening word verwezen naar nadere regels. In het nu voorliggende document staan deze regels alsmede de beleidsregels nader uitgewerkt.

Het beleidsplan jeugdhulp, de verordening en deze beleids- en nadere regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Hoofdstuk 1 Algemene uitgangspunten

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1.1. van de Jeugdwet en in artikel 1 van de Verordening Jeugdhulp Lelystad 2018 wordt een aantal begrippen omschreven. Deze begrippen zijn voor zover zij voorkomen in dit besluit ook van toepassing op deze beleids- en nadere regels.

Artikel 2 Beschikbare voorzieningen

  • 1. Het overzicht van de beschikbare algemene (preventieve) en individuele voorzieningen is te vinden op website van de gemeente Lelystad.

  • 2. Het overzicht van de beschikbare voorzieningen wordt jaarlijks aan de hand van de inkoop tijdig bijgesteld.

  • 3. Het college kan in een productenboek specifieke criteria vastleggen waaraan bepaalde individuele voorzieningen naar aard en zwaarte moeten voldoen.

Hoofdstuk 2 Ondersteuning

Artikel 3 Ondersteuningsbehoefte

  • 1. Wanneer jeugdigen of hun ouders de ondersteuningsbehoefte zelf in kaart willen brengen door middel van een familie/jeugdgroepsplan, kunnen zij dit binnen 7 dagen na verzending van de ontvangstbevestiging te melden aan de contactpersoon van het Jeugd en gezinsteam Lelystad. In overleg met jeugdigen of hun ouders wordt vervolgens bepaald binnen welk termijn zij de familie/jeugdgroepsplan inleveren.

  • 2. In het vinden van passende oplossingen bij een hulpvraag is de ondersteuningsbehoefte leidend. Voor het bepalen van de ondersteuningsbehoefte wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende punten:

    • a.

      De leeftijd van de jeugdige;

    • b.

      De belemmeringen die jeugdigen en/of hun ouders ondervinden in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

    • c.

      Het probleemoplossend vermogen van jeugdigen en/of hun ouders eventueel met hulp van personen uit het sociaal netwerk (eigen kracht);

    • d.

      De ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdige;

    • e.

      Het resultaat dat met de ondersteuning beoogd wordt;

    • f.

      De beschikbare uren van de jeugdige gedurende de week om jeugdhulp te ontvangen;

    • g.

      Het aantal uren jeugdhulp dat past bij de belastbaarheid van de jeugdige.

  • 3. Indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben, dan kan er één gezinsplan voor het gehele huishouden worden gemaakt en wordt beoordeeld welke ondersteuningsvormen passend zijn, tenzij jeugdigen of ouders hebben meegedeeld dit niet te wensen. In dat geval worden meerdere (gezins)plannen opgesteld.

Artikel 4 Treffen van voorziening

  • 1. Indien jeugdigen of ouders in aanmerking komen voor een individuele voorziening, biedt het college hen een passende voorziening aan.

  • 2. Indien de melding voor een hulpvraag wordt gedaan gedurende een door jeugdige en/of ouders georganiseerde hulpverleningstraject dat nog niet is afgerond, treft het college een voorziening, mits het college kan beoordelen dat de ondersteuning noodzakelijk en passend is. De voorziening moet in ieder geval worden ingezet vanaf het moment dat het college nog kan beoordelen dat er een noodzaak is voor de jeugdhulp.

  • 3. Indien de melding voor een hulpvraag is gedaan nadat een door jeugdige en/of zijn ouders georganiseerde hulpverleningstraject is afgerond, treft het college geen voorziening met terugwerkende kracht.

Artikel 5 Voorwaarden passende jeugdhulp

  • 1. Er is sprake van passende jeugdhulp wanneer de geboden ondersteuning doelmatig en effectief is.

  • 2. Jeugdhulp wordt in de volgende situaties als doelmatig en effectief geacht:

    • a.

      Er worden reële doelen gesteld die specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden zijn;

    • b.

      De doelen worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld;

    • c.

      Er wordt vooruitgang geboekt en/of stabilisatie bereikt in relatie tot de beperkingen en de mogelijkheden van de jeugdige of ouder en de gestelde doelen;

    • d.

      Er wordt gewerkt aan zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de jeugdige (afbouw van hulp en geen afhankelijkheid van hulp).

Artikel 6 Gebruikelijke zorg

  • 1. Ook in het geval dat er sprake is van jeugdigen met een ziekte, aandoening of beperking behoren ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht te houden op hen.

  • 2.

    De volgende zorgtaken behoren als onderdeel van verantwoordelijk ouderschap in ieder geval tot taken van ouders, ook als het gaat om een jeugdige met een beperking:

    • a.

      Ouders behoren te allen tijde bereikbaar te zijn voor hun minderjarige kinderen;

    • b.

      Ouders behoren bij de start en afsluiting van de dag aandacht te geven aan hun; minderjarige kinderen en de dag met hen door te nemen;

    • c.

      Inspectie van locaties waar de jeugdige mogelijk op bezoek of vakantie gaat om te beoordelen of de locatie passend is voor de jeugdige en om de jeugdige te kunnen voorbereiden op het bezoek;

    • d.

      Zorghandelingen die vervangend zijn voor de normale gebruikelijke zorghandelingen en/of die meelopen in het normale patroon van het gezien en de dagelijkse zorg voor een jeugdige;

    • e.

      De jeugdige leren omgaan met het sociale netwerk (familie/vrienden);

    • f.

      Begeleiding van een jeugdige naar de huisarts, therapeut, zorgaanbieder, medisch specialist of jeugdarts;

    • g.

      Begeleiding van een jeugdige naar sport, vrijetijdsclubs en/of lessen;

    • h.

      Begeleiding van een jeugdige naar en het onderhouden van het contact met school of kinderopvang;

    • i.

      Begeleiding van de jeugdige in het normale maatschappelijk verkeer (zoals familiebezoek of gezamenlijke uitstapjes).

  • 3. Bij het bepalen van de gebruikelijke zorgtaken van de ouders ten aanzien van de jeugdige kan het college het ‘Referentiekader ten aanzien van gebruikelijke zorg’ als leidraad hanteren. Dit referentiekader is als bijlage bij deze beleids- en andere regels opgenomen.

Hoofdstuk 3 Sociale netwerk

Artikel 7 Zorgplan

  • 1. Het zorgplan van de zorgverlener behorend tot het sociale netwerk dient aan te sluiten bij de resultaten die geformuleerd zijn in het gezinsplan.

  • 2. Op basis van het zorgplan stelt het college  vast of de kwaliteit van de hulp die de zorgverlener uit het sociale netwerk biedt, passend en toereikend is gelet op de problematiek en ontwikkelingsdoelen van de jeugdige. 

Artikel 8 Jeugdhulp door sociale netwerk

Onverminderd het bepaalde in artikel 5, tweede lid, kan jeugdhulp geboden door een persoon behorende tot het sociale netwerk in de volgende situaties doelmatig en effectief worden geacht:

    • a.

      De ondersteuning voor de jeugdige kan het beste door een persoon worden geboden die hem goed kent;

    • b.

      De zorg moet op verschillende en flexibele momenten worden geboden;

    • c.

      De aard van de relatie zit de effectiviteit van de geboden hulp niet in de weg;

    • d.

      De persoon behorend tot het sociale netwerk is vaardig in het bieden van effectieve en doelmatige hulp aan de jeugdige;

    • e.

      De persoon behorend tot het sociale netwerk heeft voldoende draagkracht om de zorg te leveren en/of raakt door de aanvullende ondersteuning niet overbelast.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 9 Voorwaarden pgb

  • 1. De aanvrager van een pgb voldoet aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 8.1.1 tweede lid onder a van de wet wanneer:

    • a.

      hij of diens (wettelijke) vertegenwoordiger in staat is de (eigen) situatie of de situatie van de jeugdige te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen;

    • b.

      hij of diens (wettelijke) vertegenwoordiger goed op de hoogte is van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb;

    • c.

      hij of diens (wettelijke) vertegenwoordiger in staat is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen.

    • d.

      de persoon die als beheerder is ingeschakeld voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een gewaarborgde hulp conform artikel 5.11, lid 2, van Regeling langdurige zorg (Rlz);

  • 2. Onder opdrachtgeverstaak als bedoeld in het eerste lid sub c wordt in ieder geval verstaan het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het (laten) opstellen zorgcontracten, het accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg.

  • 3. In geval van verstrekking van een pgb bespreekt het college periodiek zoals vastgelegd in het toekenningsbesluit de resultaten van de ingekochte zorg.

  • 4. De persoon aan wie het college een pgb verstrekt dient elke wijziging van een zorgovereenkomst door te geven aan het college.

Artikel 10 Aanwenden pgb

  • 1. Het pgb wordt uitsluitend aangewend voor de kosten van de toegekende jeugdhulp. De volgende kosten vallen niet onder jeugdhulp:

    • a.

      bemiddelingskosten;

    • b.

      kosten die gerelateerd zijn aan tussenpersonen of belangenbehartiging;

    • c.

      reiskosten van de zorgverlener;

    • d.

      feestdagenuitkering;

    • e.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb.

Artikel 11 Budgetplan

  • 1. Aan de hand van het door de aanvrager van een pgb opgesteld budgetplan beoordeelt het college of de keuze voor de leveringsvorm pgb voldoende onderbouwd is en of de in te kopen zorg van voldoende kwaliteit is.

  • 2. Een budgetplan bevat tenminste de volgende onderdelen:

    • a.

      motivatie waarom een individuele voorziening in de vorm van zorg in natura niet passend is;

    • b.

      probleemanalyse;

    • c.

      eigen kracht c.q. eigen inzet van de jeugdige en/of ouders en het sociale netwerk;

    • d.

      de beoogde resultaten van de hulpverlening en ondersteuning;

    • e.

      de manier waarop de ondersteuning middels een pgb bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid (doel), binnen de context van de hele ondersteuningsvraag (dus ook in relatie tot andere vormen van ondersteuning die de jeugdige gebruikt);

    • f.

      waar en hoe de budgethouder zijn ondersteuning zal inkopen (selecteren zorgaanbieder, aangaan contract, aansturen zorgaanbieder, bijhouden administratie);

    • g.

      hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • h.

      de verwachte omvang en duur van de ondersteuning;

    • i.

      een begroting.

Artikel 12 Trekkingsrecht en rol SVB

  • 1. Er worden geen middelen rechtstreeks beschikbaar gesteld aan de pgb-houder.

  • 2. De middelen van het vastgestelde pgb worden door de gemeente overgedragen aan de SVB.

  • 3. De SVB zal op basis van declaratie de hulpverlenende instantie of persoon rechtstreeks bekostigen.

Hoofdstuk 5 Medezeggenschap

Artikel 13 Medezeggenschap cliëntenvertegenwoordigers en ingezetenen

  • 1. Een cliëntenraad die zich richt op de medezeggenschap met betrekking tot de uitvoering van de jeugdwet adviseert het college gevraagd en ongevraagd over de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het jeugdbeleid, conform hetgeen is vastgesteld bij verordening.

  • 2. Het college evalueert periodiek haar Jeugdbeleid, gedeeltelijk online en gedeeltelijk in een bijeenkomst waar ingezetenen gevraagd en ongevraagd het college kan adviseren.

  • 3. Wanneer het college in zijn besluitvorming afwijkt van het advies van een cliëntenraad die zich richt op de medezeggenschap met betrekking tot de uitvoering van de jeugdwet of het advies van de ingezetenen informeert het college desbetreffende hierover schriftelijk. Daarbij wordt aangegeven op welke gronden van het advies wordt afgeweken.

Hoofdstuk 6 Slotbepaling

Artikel 14 - Intrekking bestaande beleids- en nadere regels

Met de inwerkingtreding van deze beleids- en nadere regels worden de Beleids- en nadere regels jeugdhulp 2015 ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze beleids- en nadere regels worden aangehaald als ‘Beleids- en nadere regels jeugdhulp Lelystad 2018’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad van 10 juli 2018;

secretaris,                                                               burgemeester,

Toelichting

Toelichting Beleids- en nadere regels Jeugdhulp 2018

Inleiding

Sinds 1 januari 2015 is de gemeente vanuit de Jeugdwet verantwoordelijk voor het toekennen van jeugdhulp. Om te komen tot een zorgtoewijzing vindt er een keukentafelgesprek plaats met ouders en/of kind door een jeugdprofessional. Doel van het keukentafelgesprek is om de hulpvraag van het gezin te verhelderen en te komen tot een weloverwogen advies over de in te zetten jeugdhulp (nieuw) of een verlenging van de jeugdhulphulp (herindicatie). Bij het inzetten van jeugdhulp is het belangrijk met ouders/jeugdige te bepalen tot welke doelen deze jeugdhulp gaat leiden zodat deze in een later stadium te evalueren is.

Bij een herindicatie is het van belang om tijdens het keukentafelgesprek helder te krijgen wat de resultaten zijn geweest van de jeugdhulp en of op grond daarvan de jeugdhulp wordt verlengd of er een andere vorm van ondersteuning nodig is. In de gesprekken maakt het dan niet uit of het Zorg in Natura is of een pgb. Immers, in beide gevallen wordt er gekeken welke zorg het best passend is bij de hulpvraag van de jeugdige/ouder.

De gemeente treft daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie, een voorziening op het gebied van jeugdhulp. Uitgangspunt hierbij blijft echter de eigen kracht van de jeugdige en zijn ouders. In dat kader komt ook ‘gebruikelijke hulp’ aan de orde.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 2 Beschikbare voorzieningen

Het college is er verantwoordelijk voor dat er een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod is om de noodzakelijke jeugdhulp in te kunnen zetten (artikel 2.6 lid 1 sub a Jeugdwet).

De gemeenten in Flevoland werken samen bij inkoop van jeugdhulp waarvoor gemeenten op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk zijn. Een groot deel van de jeugdhulp wordt regionaal (of landelijk) ingekocht. Een deel is echter lokaal ingekocht. Op de website van de gemeente Lelystad is een overzicht met alle voorzieningen te vinden die gemeente Lelystad aanbiedt.

Artikel 3 Ondersteuningsbehoefte

Jeugdigen of ouders kunnen de ondersteuningsbehoefte zelf in kaart brengen, maar zijn daartoe niet verplicht. Het college zal de ondersteuningsbehoefte in samenspraak met de jeugdige en ouders in kaart brengen. In artikel 2.3 van de Jeugdwet worden hiertoe een handreiking gegeven. Dit wetsartikel is in dit artikel verder uitgewerkt, waarbij wordt aangegeven waar rekening mee gehouden dient te worden bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte.

Artikel 4 Treffen van voorziening

In artikel 10 van de Verordening Jeugdhulp Lelystad 2018 is een toetsingskader voor het verlenen van een individuele voorziening opgenomen. In dit artikel zijn daarnaast specifieke criteria opgenomen met betrekking tot het verlenen van Jeugdhulp.

Artikel 5 Voorwaarden passende jeugdhulp

De jeugdhulp die de jeugdige en zijn ouders krijgen, moeten de jeugdige in staat stellen gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer, rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van de jeugdige. Deze doelen zijn opgenomen in de onderdelen a, b en c van het eerste lid van dit artikel 2.3 Jeugdwet. Slechts dan kan worden gesproken van passende jeugdhulp. In dit artikel is nader uitgewerkt wat onder passende jeugdhulp wordt verstaan.

Artikel 6 Gebruikelijke zorg

Ouders hebben een wettelijke zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over.

Bij het vaststellen van de zorgbehoefte wordt rekening gehouden met wat van de ouders kan worden verwacht in het kader van deze gebruikelijke zorg. Voor dit deel is er –in principe- geen aanspraak op Jeugdhulp en kan daarvoor in principe ook geen pgb worden verstrekt.

Indien beide ouders niet in staat blijken te zijn deze gebruikelijke zorg te bieden, dan zal bekeken moeten worden wat er in dat individuele geval moet gebeuren. Mogelijk is er dan bij wijze van uitzondering wel zorg nodig vanuit de Jeugdwet.

Een aantal taken behoeven meer toelichting. Hieronder een aantal voorbeelden van taken die algemeen gebruikelijk zijn.

Aard van de zorghandeling: gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke zorghandelingen vervangen, zijn: het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een kind met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie. Dit zijn dus voorbeelden van gebruikelijke zorg.

Frequentie: zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind, zoals drie keer per dag eten, kunnen als gebruikelijke zorg worden aangemerkt. Bijvoorbeeld: bij een kind dat bij het ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in de het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind en wordt dit als gebruikelijke zorg aangemerkt. Bijvoorbeeld: zorghandelingen die niet meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg van ouders aan een kind, is het meerdere malen per nacht bieden van zorg van ouders aan een ouder kind. Dit is dus geen gebruikelijke zorg.

Het in de bijlage opgenomen schema (uit: Beleidsregels indicatiestelling AWBZ, bijlage 3; Gebruikelijke zorg, 2014) biedt een richtlijn voor gebruikelijke zorg en gaat uit van jeugdigen met een gezonde ontwikkeling. Hierbij geldt dat ook jeugdigen in dezelfde leeftijd kunnen verschillen; het ene kind kan meer of minder zorg of begeleiding vragen dan een leeftijdsgenoot. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of zelfstandiger dan het andere kind. En ook enige strubbeling is normaal of passend bij een leeftijdsfase.

Wel kan er sprake zijn van (dreigende) overbelasting van ouders waarvoor mogelijk begeleiding (als respijt-zorg) ingezet kan worden. Houdt bij onderstaand schema de kalenderleeftijd van de jeugdige in gedachten; de verwachtingen bij een 7 jarige zijn anders dan wat men kan verwachten van een 11 jarige (zij staan wel in dezelfde leeftijdscategorie). Dit schema dient als richtlijn. De beoordeling van de zorgbehoefte blijft altijd maatwerk.

Artikel 7 Zorgplan

De kwaliteit van de in te kopen zorg/jeugdhulp dient veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te zijn en afgestemd te zijn op de reële behoefte van betrokkene. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of de diensten in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De desbetreffende zorgverlener zal moeten aantonen dat de door hem te leveren jeugdhulp passend is. Het zorgplan moet daarom aansluiten bij de resultaten die zijn geformuleerd in het gezinsplan. Op basis van het zorgplan beoordeelt het college of de zorgverlener in staat is voor die betreffende jeugdige passende jeugdhulp te bieden.

Artikel 8 Jeugdhulp door sociale netwerk

De jeugdhulp kan worden ingezet door niet-professionele zorgverleners, waaronder de ouders of mensen uit het sociale netwerk. Ook dan moet de jeugdhulp passend en dus doelmatig en effectief zijn. De gemeenteraad heeft in de Verordening jeugdhulp Lelystad 2018 een aantal voorwaarden opgenomen waaraan de hulpverlener uit het sociaal netwerk moet voldoen. In dit artikel is nadere invulling gegeven aan passende jeugdhulp door personen uit het sociale netwerk.

Artikel 9 Voorwaarden pgb

In artikel 8.1.1, tweede lid van de wet is een aantal voorwaarden opgenomen waaraan de jeugdige of zijn ouders moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een pgb. Een van de voorwaarden luidt als volgt: de jeugdige of zijn ouders zijn naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat tot een redelijke waardering van de belangen ter zake. Of ze zijn met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

In het gesprek met betrokkene zal moeten blijken of betrokkene op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn eigen belangen ter zake. De motivering waarom zorg in natura niet passend is, geeft waarschijnlijk ook al een beeld of betrokkene bekwaam is de taken als budgethouder uit te voeren.

Een Pgb bestaat weliswaar uit een geldbedrag, waarmee betrokkene in staat wordt gesteld zelf de benodigde hulp in te kopen bij derden, echter de gemeente maakt dit geldbedrag niet over aan de budgethouder. Het geldbedrag gaat naar de Sociale verzekeringsbank ( SVB), die rechtstreeks de hulpverlener(s) betaalt op basis van de zorgovereenkomst (tussen hulpverlener en budgethouder) en de ondertekende urenbriefjes.

Indien blijkt dat betrokkene zelf niet bekwaam is om de taken van budgethouder uit te voeren zal

betrokkene moeten aangeven dat er met hulp vanuit zijn sociale netwerk dan wel zijn curator,

bewindvoerder mentor, ge(vol)machtigde, (echtgenoot / partner, ouder, broer, zus) , gecertificeerde

instelling of aanbieder gesloten jeugdhulp deze taken kunnen worden uitgevoerd. Zo nodig zal nog een vervolg gesprek moeten worden ingepland met betrokkene en degene die hem ondersteunt bij de taken van de budgethouder.

In het kader van de beoordeling kunnen in het gesprek met betrokkene ook de volgende punten aan

de orde komen.

  • kan betrokkene zelf desgevraagd onder woorden brengen / duidelijk maken welke problemen hij heeft;

  • hoe deze problemen zijn ontstaan en bij welke ondersteuning hij gebaat zou zijn;

  • kan betrokkene de aan het pgb verbonden taken zelf uitvoeren zoals het kiezen van de geschikte zorgverlener, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie;

  • voldoet de beheerder die is ingeschakeld aan de eisen die worden gesteld aan een gewaarborgde hulp conform artikel 5.11, lid 2, van Regeling langdurige zorg (Rlz).

In artikel 5.11, lid 2 van de Rlz is bepaald dat de verlening van een pgb kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door de verzekerde ingeschakelde hulp:

  • 1.

    bij een eerdere verstrekking van persoonsgebonden budgetten waarbij deze derde als hulppersoon of vertegenwoordiger optrad niet heeft ingestaan voor nakoming van de daaraan verbonden verplichtingen,

  • 2.

    blijkens de basisregistratie personen niet beschikt over een woonadres,

  • 3.

    zijn vrijheid is ontnomen,

  • 4.

    onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt, dan wel een verzoek tot van toepassing verklaring van die regeling bij de rechtbank is ingediend of deze derde failliet is verklaard, of

  • 5.

    anderszins onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor de verzekerde aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen.

Een budgethouder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning of jeugdhulp inkoopt bij

dezelfde zorgverlener is ook nog werkgever met de daarbij behorende werkgeversplichten. Indien die

situatie zich voordoet moet de budgethouder ook deze taken zelfstandig kunnen uitvoeren. Denk

hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.

Artikel 10 Aanwenden pgb

De term jeugdhulp in de Jeugdwet is breed en omvat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij alle denkbare opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen. Randvoorwaarden en/of faciliteiten die noodzakelijk zijn om jeugdhulp mogelijk te maken worden niet aangemerkt als jeugdhulp. In dit artikel worden kosten genoemd, die niet onder jeugdhulp vallen en dus niet uit een pgb mogen worden betaald.

Artikel 11 Budgetplan

De gemeente moet beoordelen of de kwaliteit van de hulp goed is (artikel 8.1.1 lid 2 sub c Jeugdwet). Dat is van belang voor de veiligheid van de jeugdige alsmede voor de effectiviteit van de in te zetten jeugdhulp. Daarom heeft de gemeenteraad in de Verordening jeugdhulp Lelystad (artikel 13 lid 4) opgenomen dat de aanvrager van een pgb verplicht is een budgetplan op te stellen.

Met het budgetplan laten jeugdigen en ouders zien dat zij al hebben nagedacht over de manier waarop zij het budget willen gaan besteden. De gemeente kan op basis van het budgetplan beoordelen of de keuze voor de leveringsvorm pgb voldoende onderbouwd is door de jeugdige of zijn ouders en of de in te kopen zorg van voldoende kwaliteit is. In deze bepaling is aangegeven welke informatie in het budgetplan moet worden opgenomen.

Artikelen 12 tot en met 16 behoeven geen toelichting

Bijlage bij Beleids- en nadere regels jeugdhulp Lelystad 2018

Referentiekader ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18de jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/dagbesteding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of (de voorbereiding) bij het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jong volwassenen van 18 tot 23 jaar

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding/arbeid.

Ondertekening