Regeling vervallen per 01-01-2021

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE LOPPERSUM 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE LOPPERSUM 2019

De raad van de gemeente Loppersum;

gelezen het voorstel van het college van 2 oktober 2018;

b e s l u i t :

vast te stellen de

"ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE LOPPERSUM 2019"

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum;

Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening

op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de-minimisverordening

Incidentele subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd, met een maximum van twee jaar, subsidie wil verstrekken

Instelling: een organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de inwoners van de gemeente Loppersum

Jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal jaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt

Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent

Raad: de gemeenteraad van de gemeente Loppersum

Subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb te weten, aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten

Artikel 2 Reikwijdte verordening

1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van alle subsidies op de door college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor een afzonderlijke uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is);

In de programma's:

  • 1.

    Dienstverlening en Veiligheid

  • 2.

    Werk, Sociale Voorzieningen en vrije Tijd

  • 3.

    Wonen en Leefomgeving.

op het gebied van: Wonen en leefbaarheid, Werk en Inkomen, Jeugdbeleid, Kunst en Cultuur, Sport en gezondheid, Recreatie en Toerisme, Duurzaam en Milieu, Onderwijs, Verkeer en Vervoer.

2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijk voorschrift nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Europees steunkader

1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

4.Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

HOOFDSTUK 2 - SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud:

1. De raad stelt jaarlijks door vaststelling van de begroting een bedrag vast dat beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op de beleidsvelden benoemd in artikel 2, lid 1 van deze verordening.

2. Het college bepaalt vervolgens hoe het beschikbaar gestelde bedrag wordt verdeeld.

3. De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

a. het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moet worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3 - AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6 Aanvraag om een subsidie

1. Een aanvraag om een subsidie wordt schriftelijk met het hiervoor beschikbaar gestelde (bij voorkeur digitale) aanvraagformulier, ingediend bij het college.

2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

a. een beschrijving van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

b. doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten;

d. een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteit en de stand van zaken hierin;

e. onverminderd het hiervoor bepaalde geldt voor ondernemingen tevens het volgende:

- het leveren van een opgave van subsidies, vergoeding en/of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

- een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (voor zover van toepassing)

f. Als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een instelling en/of onderneming wordt verstrekt:

de stand van de algemene- of bestemmingsreserve op het moment van de aanvraag.

3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van een oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag;

- een uittreksel van de Kamer van Koophandel dat niet ouder is dan één maand

- een kopie bankafschrift of kopie bankpas op naam van de rechtspersoon die de aanvraag indient.

4. Uit de aanvraag moet aantoonbaar blijken welke inspanningen zijn verricht om de eigen middelen aan te vullen met sponsors en zelfwerkzaamheid. Hierbij moet gedacht worden aan contributie, eigen bijdrage, entree gelden en sponsoring;

5. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

1. Een aanvraag om een structurele subsidie hoger dan € 10.000,- die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk voor 1 juni voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Voor subsidies onder € 10.000,- is dit 1 september.

2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend, tenminste 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere aanvraagtermijnen worden gesteld.

Artikel 8 Beslissingstermijn op een subsidieaanvraag

1.Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk voor 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend;

2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld;

4. Bij aanvragen om een subsidie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 8 a Looptijd

1. Een structurele subsidie kan voor meerdere jaren worden verleend worden met een maximum van vier jaar.

2. Een incidentele subsidie wordt niet langer dan twee jaar achtereen verstrekt voor dezelfde activiteit.

HOOFDSTUK 4 - WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

1. Het college weigert de subsidieverlening onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb indien:

a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de gemeente of de inwoners van de gemeente;

b. de subsidieverstrekking niet binnen het beleid van de gemeente past en/of derhalve niet overeenkomt met het vastgestelde beleid per beleidsveld;

c. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt aangevraagd en/of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

d. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

e. als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun, voor zover dit bevel betrekking heeft op dezelfde of een vergelijkbare activiteit, onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijk markt is verklaard;

2. De subsidie kan voorts worden geweigerd, indien:

a. het activiteiten betreft waarvan de uitvoering naar het oordeel van het college tot de taak van de gemeente zelf behoort;

b. de aanvrager naar het oordeel van het college redelijkerwijs uit eigen middelen of middelen van derden zelf in de kosten daarvan kan voorzien. Daarvan is in ieder geval sprake als de gevraagde subsidie lager is dan het bedrag boven de aanvaardbaar algemene reserve;

c. de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de penbare orde;

d. de activiteiten naar het oordeel van het college het karakter hebben van een feest, receptie of jubileum of een bijeenkomst, evenement etc. die een besloten karakter hebben;

e. de aanvraag betrekking heeft op de aanschaf van instrumenten / uniformen, de uitgave van informatiedragers (films, boeken, dvd's, tijdschriften etc.), de aanschaf van inventaris;

f. de activiteiten uitsluitend in het belang zijn van een min of meer besloten instelling en/of de activiteiten daardoor onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of andere inwoners van de gemeente;

g. de subsidieverlening als ongeoorloofde staatssteun kan worden aangemerkt dan wel het risico met zich meebrengt dat de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt;

h. als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet voor zover aannemelijk is dat de beoogde subsidieverstrekking (ook) besteed wordt aan deze bezoldiging;

i. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

j. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

HOOFDSTUK 5 - VERPLICHTINGEN VAN EEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 10 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht en/of aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, dan meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

2. Een subsidieontvanger informeert het college in elk geval onverwijld schriftelijk over:

a. beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. relevante ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

1. Bij subsidies hoger dan € 10.000,- verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan vier keer per jaar verlangd.

2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

5. Het college kan bepalen dat de subsidie slechts wordt verleend, wanneer de activiteit is aangemeld op de website voor recreatie en toerisme.

Artikel 12a. Egalisatiereserve

1. In het geval er sprake is van een egalisatiereserve die zijn gevormd en/of gevoed met gemeentelijke middelen ten behoeve van gesubsidieerde activiteiten, kan het college besluiten deze middelen in mindering te brengen op de te verlenen subsidie voor een volgend tijdvak.

2. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van de bevoegdheid genoemd in lid 1.

HOOFDSTUK 6 - VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13 Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidie tot en met € 25.000,- per jaar

1. Bij subsidies tot en met € 25.000,- dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

2. In afwijking van het eerste lid kunnen subsidies tot en met € 10.000,- direct door het college worden vastgesteld.

3. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichting is voldaan.

4. Bij subsidieverlening kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies meer dan € 25.000,- per jaar

1. Bij subsidies van meer dan € 25.000,- dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk voor 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

b. in andere gevallen, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken kalenderjaar waarin subsidie is verstrekt

2. De aanvraag bevat in elk geval:

- een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichting is voldaan;

- een overzicht van gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening)

- een balans van het afgelopen subsidie tijdvak met een toelichting daarop;

- een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijke accountant.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 15 Subsidievaststelling

1. Het college stelt een subsidie vast binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

2. Deze termijn kan eenmaal maximaal 8 weken worden verdaagd.

3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 7 - OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen of wanneer sprake is van onbillijkheid of onredelijkheid, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 17 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

2. De "Algemene subsidieverordening gemeente Loppersum 2015 e.v." wordt ingetrokken.

3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de "Algemene subsidieverordening gemeente Loppersum 2015 e.v." van toepassing.

4. Deze verordening wordt aangehaald als: "Algemene subsidieverordening gemeente Loppersum 2019".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Loppersum,

gehouden op 26 november 2018, nr. 17

De raad voornoemd,

Mr. J.W.M. Engels, voorzitter,

R.S. Bosma, griffier

Toelichting Algemene Subsidieverordening Gemeente Loppersum 2019

Algemeen

De Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat een subsidieverstrekking dient te berusten op ‘een wettelijk voorschrift', zoals een gemeentelijke verordening. Bijgaande verordening voorziet hierin. De Algemene Subsidieverordening Gemeente Loppersum is, het eerste woord in de naam duidt daar al op, algemeen van aard. Dat betekent dat de verordening in principe van toepassing is op alle subsidieaanvragen die bij de gemeente Loppersum worden ingediend. In specifieke gevallen kunnen nadere regels gesteld worden. Deze nadere regels zijn in voorkomende gevallen per beleidsveld door het college vastgesteld binnen de door de raad gestelde kaders.

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

Incidentele subsidie: Uit artikel 4:51 van de Algemene wet Bestuursrecht volgt dat wanneer aan eenzelfde aanvrager in een periode van twee jaar een incidentele subsidie is verstrekt die dezelfde activiteiten beogen, bij het verlenen van eenzelfde subsidie aan de zelfde aanvrager in het derde jaar automatisch een structurele subsidie is. Daarom is opgenomen dat een incidentele subsidie een maximale looptijd heeft van twee jaar.

Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108, 109 van het Verdrag heeft vastgesteld. Onder het begrip ‘Europees steunkader’ valt in ieder geval de Algemene groepsvrijstellingsverordening(AGVV) en de in dit hieronder toegelichte De-minimisverordening.

Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV): Hiermee wordt de verordening bedoeld zoals die is vastgesteld door de Europese Commissie ofwel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving. Is de verordening (EU nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

De-minimisverordening: Hierin verklaart de Europese Commissie dat steunmaatregelen, zoals subsidieverlening, tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen. Daarom wordt dit niet als staatssteun beschouwd in de zin van het VWEU (Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie). Het gaat om Verordening (EU) nr 1407/2103 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag de-minimissteun (PbEU L 352), Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

Meer informatie over het Europees steunkader is te vinden op de website europadecentraal.nl

Artikel 2 Reikwijdte

Eerste lid: Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (ASV) van toepassing is. In beleidsnota's kunnen de onderwerpen verder ingekaderd worden. Op basis van de geldende nota's en de eventueel op basis daarvan vastgestelde regeling, bepaalt het college welke subsidieaanvragen inhoudelijk toegekend kunnen worden.

Tweede lid: Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is, is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Hoewel dit al uit de wet, de wetsgeschiedenis en jurisprudentie volgt, wordt erop gewezen dat de uitzonderingsgrond in art. 4:23 lid 3 sub d Awb, te weten 'in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt' niet hetzelfde is als het begrip 'incidentele subsidie' in deze verordening. In de praktijk mag niet te snel worden aangenomen dat er sprake is van deze uitzonderingsgrond.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels (subsidieregeling), de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit dan eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

In andere artikelen van de ASV worden ook andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 4 Europees steunkader

Onder bepaalde omstandigheden kan bij de aanvraag en/of toekenning van een subsidie Europees recht van toepassing zijn. Subsidie wordt dan aangemerkt als 'steun'. In dat geval is de Europese wetgeving leidend en zal mogelijk afgeweken moeten worden van wat bepaald is in deze verordening. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

In artikel 87 van het Verdrag van de Europese Unie is het verboden om bepaalde ondernemingen te bevoordelen ten opzichte van andere ondernemingen en zo de vrije marktwerking nadelig te beïnvloeden. Wanneer dit toch gebeurt, is het risico dat de gemeente via een gerechtelijke procedure gedwongen kan worden om de verleende subsidie terug te vorderen van de subsidieontvanger. Bij het verlenen van subsidie moet daarom altijd in gedachten worden gehouden dat de subsidie er niet toe mag leiden dat de concurrentiepositie van de subsidieontvanger hierdoor beter wordt dan zonder subsidie het geval zou zijn geweest.

Er is sprake van verboden staatssteun als aan alle hierna genoemde voorwaarden is voldaan:

a. bekostiging met overheidsgeld (dit is bij subsidie altijd het geval, zie de definitie in artikel 4:23 van de AWB);

b. een selectieve groep van ondernemingen wordt bevoordeeld (hiervan kan sprake zijn als niet alle ondernemingen in een bepaalde branche een gelijkwaardige bijdrage (kunnen) ontvangen);

c. de ontvanger moet er voordeel bij hebben (hiervan is bij het verstrekken van subsidie altijd sprake);

d.de vrije marktwerking en onderlinge concurrentie en het handelsverkeer tussen landen wordt nadelig beïnvloed (hiervan kan sprake zijn als subsidie wordt verstrekt aan een geringe groep ondernemingen terwijl de kring van vergelijkbare ondernemingen groter is).

Er is in ieder geval geen sprake van staatssteun als subsidie aan natuurlijke personen wordt verstrekt. Ook is er geen sprake van staatssteun als de te subsidiëren activiteiten geen ondernemingsactiviteiten zijn. Als subsidie wordt verstrekt aan één bepaalde onderneming, terwijl de subsidie niet beschikbaar is voor alle ondernemingen die dezelfde activiteit uitoefenen, en de vrije marktwerking tussen landen wordt hierdoor nadelig beïnvloed, is mogelijk sprake van verboden staatssteun, tenzij de gesubsidieerde activiteit is opgenomen in de vrijstellingsverordening die bij artikel 87 van het Verdrag van de Europese Unie hoort. Activiteiten die in de vrijstellingsverordening zijn opgenomen, kunnen zonder problemen worden gesubsidieerd. Ook als wel sprake is van staatssteun, zijn er onder bepaalde voorwaarden mogelijkheden om subsidie te verlenen. In de praktijk leiden de meeste subsidies niet tot verboden staatssteun, maar het is altijd goed om hier vooraf even bij stil te staan. Bij twijfel kan de situatie worden voorgelegd aan Europa Decentraal, het kenniscentrum op het gebied van staatssteun en alles wat hiermee samenhangt.

HOOFDSTUK 2 - SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad stelt de subsidieplafonds vast (lid 1) en vermeldt bij de bekendmaking de wijze van verdelen (eerste lid i.c.m. artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door verwijzing naar de – door het college vastgestelde – subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (tweede lid i.c.m. artikel 4:26, tweede lid, van de Awb).

Als dat geen bestaande subsidieregeling is zal – in samenspraak tussen de raad en het college – geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend.

Om te waarborgen dat het college alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het derde en vierde lid opgenomen. Het komt er op neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

HOOFDSTUK 3 - AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6 Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier gedaan moet worden. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De aanvraag kan ook digitaal (via e-herkenning) worden gedaan, mits de digitale weg is opengesteld.

De gemeente Loppersum heeft verschillende aanvraagformulieren en kent daarbij drie varianten:

a. aanvragen lager dan € 10.000,- per jaar

b. aanvragen tussen € 10.000,- en € 25.000,- per jaar

c. aanvragen hoger dan € 25.000 per jaar

In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden. Voor ondernemers gelden naast art 6 lid e ook de bepalingen onder lid a tot en met d. Voor een verklaring zoals bedoeld in art. 6 lid 2 sub e is een formulier te vinden via de website van europadecentraal.nl. Subsidieaanvragers kunnen hier ook meer informatie vinden over het Europees steunkader.

Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken, door bijvoorbeeld voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

Artikel 8 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. De beslistermijn bij een aanvraag voor een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld moet worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 8a

Een structurele subsidie kan voor meerdere jaren worden verleend worden met een maximum van vier jaar. Daarna kan opnieuw bekeken worden of de organisatie wederom (voor een lange periode) gesubsidieerd zal worden.

HOOFDSTUK 4 - WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden van artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

Eerste lid

Onder d - ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken o.b.v. een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond).

Onder e - bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening.

Tweede lid

Hierin zijn enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Deze gelden in aanvulling op artikel 6 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Onder b - geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onder f - een weigeringsgrond waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder d). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Onder h - om toe te kunnen zien op de doelmatige besteding van subsidiegeld kan het college de subsidie weigeren in het geval de te subsidiëren instelling bezoldigingen overeenkomt of is overeengekomen die hoger zijn dan het bedrag bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: Wnt). Het algemene bezoldigingsmaximum voor de publieke en semipublieke sector is per 1 januari 2016 vastgesteld op € 179.000 en wordt jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerd (zie artikel 2.3, 2e, 3e, 4e lid, van de Wnt). De gedachte achter deze weigeringsgrond is dat bij subsidieaanvragers die hogere bezoldigingen dan dat bedrag overeenkomen gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een deel van de subsidie aan dergelijke bezoldigingen wordt besteed. Vanuit het oogpunt van doelmatige besteding van subsidiegeld wordt dit onwenselijk geacht. Als de doelmatige besteding van subsidiegeld niet in het geding is kan het college afzien van weigering. De weigeringsgrond heeft betrekking op alle subsidieaanvrager.

Onder j - geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, b.v. weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Dat het college de subsidie dan moet terugvorderen staat in de Wet terugvordering staatssteun.

HOOFDSTUK 5 - VERPLICHTINGEN VAN EEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 10 Verantwoording

-

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Artikel 12 aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 e.v. van de Awb).

Er is voor gekozen om aan meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan 50.000 euro, de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het college bepaalt vooraf welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording. Een tussentijdse rapportage kan meerdere keren per jaar wordt gevraagd indien nodig.

Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Bijvoorbeeld eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

Het derde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Bijvoorbeeld het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

In het vijfde lid is opgenomen dat het college de subsidieontvanger kan verplichten om de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend aan te melden op de website Eemsdelta. Op het moment van vaststelling van deze ASV is dit: https://eemsdelta.groningen.nl/. De achterliggende gedachte is dat Loppersum Beter op de Kaart wordt gezet door activiteiten onder de aandacht van een breder publiek te brengen. Het gaat daarbij vooral om grotere activiteiten zoals evenementen, festivals, grootschalige voorstellingen.

Artikel 12a. Egalisatiereserve

Een egalisatiereserve wordt ook wel algemene reserve en/of bestemmingsreserve genoemd. Dit artikel staat in relatie met artikel 12 lid 4 en is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb en betreft een reserve van de subsidieontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen.

Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 alleen van toepassing op per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een reserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalender- of boekjaar wordt verstrekt en die meer dan € 10.000,- bedraagt bepalen dat de subsidieontvanger een reserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de reserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

Naast een door het college opgelegde verplichting kan o.g.v. het tweede lid elke subsidieontvanger het college verzoeken een reserve te mogen vormen. Omdat de reserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar, heeft de toepassing van dit artikel alleen zin bij subsidies die in een reeks van jaren achter elkaar worden verstrekt.

HOOFDSTUK 6 - VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13 Eindverantwoording subsidie tot en met € 25.000,- per jaar

Subsidies tot en met € 10.000,- : Kenmerkend voor subsidies tot en met € 10.000 is dat deze op basis van vertrouwen kunnen worden verleend. Als de subsidieontvanger al (positief) bekend is, kan de subsidie bij een bedrag tot en met € 10.000,- direct vastgesteld en uitbetaald worden (tweede lid). Er wordt in dat geval niet om een verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 11). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard, terwijl toch het risico voor de gemeente beperkt blijft omdat zo nodig ten onrechte verstrekte subsidie kan worden teruggevorderd. Dit is mogelijk wanneer bijvoorbeeld blijkt dat een subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden.

Subsidies meer dan € 10.000,- tot € 25.000, - : In andere gevallen is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tot € 25.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling te worden ingediend. Ingevolge artikel 10 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

In de verleningsbeschikking wordt vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidieontvanger dient een aanvraag in voor subsidievaststelling /verantwoording binnen 13 weken (eerste lid) nadat de activiteit heeft plaatsgevonden en bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan (derde lid). Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (b.v. een publicatie). Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het vierde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 14 Eindverantwoording subsidie meer dan € 25.000

Bij subsidies vanaf € 25.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder meer of minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 15. Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat, overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb, de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden; wel bestaat de mogelijkheid tot verdagen (tweede lid). Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld.

Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn, voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn, biedt dan uitkomst.

HOOFDSTUK 7 - OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 16. Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan bijvoorbeeld een termijn in de ASV of de toepasselijke subsidieregeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Het college kan in zo'n situatie op basis van de specifieke omstandigheden van het geval afwijken van deze verordening, voor zover dit blijft stroken met de aard van deze door de gemeenteraad vastgestelde verordening.

Artikel 17

-