Regeling vervallen per 01-05-2019

Verordening maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2018

Geldend van 07-03-2018 t/m 30-04-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2018

De raad van de gemeente Maasdriel,

gelet, op artikel gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gelezen, het voorstel van het college van 16 januari 2018;

gezien, het advies van de Participatieraad van 20 januari 2018

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende: Verordening maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2018

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    afschrijvingstermijn: de periode waarover een voorziening economisch wordt afgeschreven;

  • b.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • c.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • d.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • e.

    CAK: Centraal Administratie Kantoor;

  • f.

    dienst: een voorziening die niet tastbaar is, niet beet te pakken of aan te raken zoals huishoudelijk hulp, begeleiding, respijtzorg, vervoer en dagbesteding;

  • g.

    collectieve voorzieningen: voorzieningen die individueel worden verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk worden gebruikt;

  • h.

    gebiedsteam: team van professionals die het gesprek voeren met de cliënt en indien nodig tijdelijke ondersteuning bieden aan de cliënt zolang dit nodig is;

  • i.

    hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de Basisregistratie Personen ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de Basisregistratie Personen ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;

  • j.

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • k.

    onderzoek: onderzoek dat het college uitvoert om te bepalen op welke wijze de cliënt passende ondersteuning geboden kan worden;

  • l.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • m.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • n.

    verleningsbeschikking: een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven door de gemeente aan een cliënt;

  • o.

    verslag: de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die met de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding met daarin de bevindingen van zowel de medewerker als de cliënt en het eventuele ondersteuningsplan.

  • p.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • q.

    schoon en leefbaar huis: iedereen moet gebruik kunnen maken van een schone huiskamer, een schoon slaapvertrek, een schone keuken en een schone douche/toilet. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Artikel 1.2 Jaarlijkse indexering

Jaarlijks per 1 januari vindt indexering plaats van de volgende door de gemeente verstrekte voorzieningen:

  • a.

    pgb voor vervoer (lokaal verplaatsen met een vervoermiddel); pgb voor woonvoorzieningen (wonen in een geschikt huis); Pgb voor het verplaatsen in en rond de woning worden verhoogd met de Consumenten Prijsindex (CPI). Dit CPI-percentage baseren we op de "nominale ontwikkelingen t.b.v. actualisering" die het Rijk verstrekt in augustus van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin gewijzigde bedragen gaan gelden;

  • b.

    pgb voor dienstverlening: aangesloten wordt bij de prijs die de gemeente betaalt voor de voorziening in natura. Is in het contract geen indexering voorzien, dan wordt ook het pgb niet verhoogd;

  • c.

    regionaal vervoer systeem Versis: voor Regionaal vervoer systeem Versis geldt dat de hoogte van de eigen betaling per kilometer voor Wmo-reizigers jaarlijks wordt bepaald in regionaal verband (Regio Rivierenland);

  • d.

    tariefafspraken met aanbieders voor de te leveren producten en diensten volgens de afgesproken indexering in de contracten;

  • e.

    de eigen bijdrage in de kosten: de gemeente vraagt voor alle maatwerkvoorzieningen, uitgezonderd rolstoelen, waarvoor dit binnen het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, een eigen bijdrage in de kosten tot het maximum van de kostprijs.

HOOFDSTUK 2 PROCEDUREREGELS

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding direct een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3. Er wordt geen vergoeding gegeven voor zelfgekozen cliëntondersteuning, tenzij daarvoor door het college vooraf toestemming is gegeven.

Artikel 2.3 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie die van belang zijn voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak met de cliënt voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. Als de cliënt voldoende bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek zoals dat is bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 2.4 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.5 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Na het gesprek wordt het verslag naar de cliënt opgestuurd.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 2.6 Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Artikel 2.7 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke voorziening een budget wordt toegekend en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      het budget waarmee de voorziening of hulp kan worden ingekocht;

    • c.

      de periode waarvoor deze toekenning geldt of de termijn waarbinnen de voorziening aangeschaft dient te zijn.

  • 4. Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 2.8 Heronderzoek

  • 1. Op grond van artikel 2.3.9. van de wet onderzoekt het college periodiek of er aanleiding is om een beslissing te heroverwegen. Bij de toekenning van de voorziening zal door het college per cliënt en per voorziening worden beoordeeld op welke termijn een heronderzoek zal plaatsvinden met een maximum van 5 jaar na toekenning van de voorziening.

  • 2. Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat de cliënt niet langer recht heeft op een voorziening, kan het college de voorziening intrekken of beëindigen.

HOOFDSTUK 3 TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 3.1 Resultaten

De voorzieningen in het kader van de Wmo ondersteunen inwoners op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Zij stellen inwoners in staat:

  • a.

    een huishouden te voeren, daaronder wordt verstaan:

    • i.

      beschikken over een schoon en leefbaar huis;

    • ii.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • iii.

      beschikken over schone en draagbare kleding

    • iv.

      thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

  • b.

    zijn/haar woning normaal te kunnen gebruiken., daaronder wordt verstaan:

    • i.

      bereiken van de woning;

    • ii.

      zich kunnen verplaatsen in en om de woning.

  • c.

    mensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • d.

    zelfredzaamheid op het gebied van persoonlijke verzorging.

  • e.

    zich lokaal te verplaatsen in een vervoermiddel.

  • f.

    binnen zijn/haar mogelijkheden regie te voeren over het dagelijkse leven, waaronder wordt verstaan:

    • i.

      het vermogen heeft tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met vrienden en familie;

    • ii.

      het vermogen heeft om zelf in het structureren van zijn dag te voorzien;

    • iii.

      zelf besluiten kan nemen en regie voeren.

  • g.

    een dag structuur te hebben, waaronder wordt verstaan:

    • i.

      het hebben van een zinvolle dagbesteding, gericht op behoud of ontwikkeling van vaardigheden;

    • ii.

      het hebben van een evenwichtig dag- en nachtritme.

HOOFDSTUK 4 MAATWERKVOORZIENINGEN

Artikel 4.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4. Voor alle maatwerkvoorzieningen geldt bovendien dat:

    • a.

      deze als de goedkoopst adequate voorziening moet kunnen worden aangemerkt;

    • b.

      deze in overwegende mate op het individu moet zijn gericht.

Artikel 4.2 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

  • 1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerste lid en rekening houdend met artikel 4.1 vierde lid, of de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijk geschikt te maken woning en die verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling vindt plaats, indien de aanpassing van de woning een bedrag € 2.500,- te boven gaat. Er wordt beoordeeld of:

    • a.

      de cliënt het redelijke heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen;

    • b.

      de kosten van het aanpassen van de huidige woning lager zijn dan het verstrekken van een pgb voor verhuiskosten inclusief een pgb voor het geschikt maken van de nieuwe woonruimte;

    • c.

      de aanpassing langdurig noodzakelijk is;

    • d.

      er sociale omstandigheden zijn, zoals de nabijheid van het sociale netwerk, om niet te verhuizen naar een geschikte woning;

    • e.

      het inkomen niet toereikend is om te verhuizen naar een geschikte woning.

Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor beschermd wonen

  • 1. Een cliënt komt alleen in aanmerking komen voor beschermd wonen, indien:

    • a.

      de cliënt een geldende psychiatrische diagnose van een arts kan overleggen; en

    • b.

      de cliënt als direct gevolg van de geldende gediagnostiseerde psychiatrische aandoening een reële noodzaak heeft tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving.

  • 2. Een cliënt komt niet in aanmerking voor beschermd wonen, indien:

    • a.

      de cliënt zelfstandig kan wonen, zonder noodzaak voor specifieke ondersteuning die 24/7 (op afroep) beschikbare bescherming en/of begeleiding vereist; of

    • b.

      de cliënt geen medisch toetsbare psychiatrische diagnose kan overleggen op grond waarvan de noodzaak tot beschermd wonen blijkt; of

    • c.

      de cliënt wel een aantoonbaar gediagnostiseerde behoefte tot een beschermd verblijf heeft, maar waarbij de medische behandeling (nog) op de voorgrond staat en waarbij de cliënt primair onder behandeling staat voor deze aandoening.

  • 3. Een cliënt komt, in aanvulling op het gestelde in lid 1, in aanmerking voor een maatwerkvoorziening persoonsgebonden budget, indien:

    • a.

      de zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze verordening.

    • b.

      dit budget ingezet wordt bij een professionele zorgaanbieder.

Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor opvang

  • 1. Een cliënt komt alleen in aanmerking voor opvang, indien de opvang van de cliënt het meest kansrijk is in de regio van centrumgemeente Den Bosch .Een cliënt komt niet in aanmerking voor opvang, indien:

    • a.

      de cliënt ondersteuning nodig heeft bij het uitvoeren van alledaagse levensverrichtingen, waaronder persoonlijke verzorging en het verrichten van basale huishoudelijke taken;

    • b.

      de cliënt een fysieke of zintuigelijke beperking heeft waardoor de opvang niet of onvoldoende toegankelijk is;

    • c.

      er duidelijke indicaties bestaan voor dominante verslaving of psychiatrische problematiek die niet door de instelling begeleidt kan worden en / of belastend is voor het samenwonen binnen de voorziening;

    • d.

      de cliënt ernstig verstandelijk beperkt is en daardoor binnen de instelling niet adequaat begeleid kan worden;

    • e.

      de cliënt niet akkoord wenst te gaan met de huisregels en de verblijfsvoorwaarden van de opvanginstelling waaronder het meewerken aan een zekerheidsstelling voor de betaling van de bijdrage;

    • f.

      de cliënt zich (na toegang tot de voorziening) ernstig misdraagt jegens andere cliënten in de opvangvoorziening of jegens de medewerkers van de instelling.

  • 2. De cliënt komt in aanmerking voor vrouwenopvang, indien:

    • a.

      de cliënt een vrouw is in de leeftijd van 18 jaar en ouder al dan niet met kinderen; en

    • b.

      de cliënt geen veilig onderdak meer heeft ten gevolge van geweld in huiselijke kring, geweld in afhankelijke relaties, eer-gerelateerd geweld of mensenhandel.

  • 3. De cliënt komt in aanmerking voor crisisopvang, indien:

    • a.

      de cliënt 18 jaar en ouder is al dan niet met kinderen; en

    • b.

      de cliënt in een crisissituatie is beland door huisuitzetting en/of te maken heeft met meervoudige problemen.

  • 4. De cliënt komt in aanmerking voor begeleid wonen, indien:

    • a.

      de cliënt 18 jaar en ouder is al dan niet met kinderen;

    • b.

      de cliënt dak- of thuisloos is in de zin van het (nog) niet kunnen hebben van een zelfstandig huurcontract op eigen naam, en

    • c.

      de verblijfsduur van een jaar, met een eventuele gemotiveerde verlenging van een half jaar, niet is verstreken.

Artikel 4.5 Kortdurend verblijf

  • 1. Kortdurend verblijf betreft de mogelijkheid voor de cliënt om ergens te logeren waar permanent (24-uurs) toezicht wordt geboden en waarbij zorg en ondersteuning geboden wordt. Het dient ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en vervangt niet het wonen in een instelling.

  • 2. De duur is afhankelijk van de individuele situatie en bedraagt gemiddeld maximaal drie etmalen per week gedurende één kalenderjaar, waarvan maximaal drie maal een aaneengesloten week per kalenderjaar, welke ook alle drie aansluitend ingezet mogen worden.

  • 3. Er geldt een maximum van 156 dagen kortdurend verblijf per jaar.

  • 4. Een cliënt komt alleen in aanmerking voor kortdurend verblijf wanneer er sprake is van:

    • a.

      chronische complexe problemen door een somatische, zintuiglijke, verstandelijke of lichamelijk beperking, een psychische- of cognitieve aandoening;

    • b.

      een zorgbehoefte die noodzaakt tot een met zorg gepaard gaand en permanent toezicht;

    • c.

      dagelijkse ondersteuning door een (mantel) zorger die tijdelijk ontlast moet worden;

    • d.

      een cliënt die geen beroep kan doen op de Wlz of aanvullende zorgverzekering.

Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor sociaal medische indicatie

  • 1. Indien een inwoner met psychische, zintuigelijke, verstandelijke of lichamelijke beperkingen op basis van deze beperkingen niet in staat is om iedere dag thuis voor zijn of haar kind te zorgen.

  • 2. Indien een jeugdige met psychische, zintuigelijke, verstandelijke of lichamelijke beperkingen door zijn of haar beperkingen niet in staat is om iedere dag thuis te zijn.

  • 3. Wanneer er vastgesteld is dat het voor deze beperkingen nodig is kinderopvang te realiseren en er zijn geen andere voorliggende voorzieningen dient de inwoner een aanvraag in bij het college.

  • 4. Het college stelt nadere regels waar de aanvraag op grond van een sociaal medische indicatie aan moet voldoen.

Artikel 4.7 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen

  • 1. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerste lid, of de cliënt gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare algemene voorziening of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de cliënt kan leiden tot het te bereiken resultaat.

  • 2. De vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van sociale participatie, hierbij wordt uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag. Tenzij zich een uitzonderingssituatie voordat waarbij het gaat om het bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de cliënt zelf bezocht kan worden. Hierbij is het bezoek noodzakelijk om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 4.8 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden

  • 1. Een maatwerkvoorziening voor een schoon en leefbaar huis wordt verstrekt op indicatie. Voor het vaststellen van de noodzakelijke compensatie wordt gebruik gemaakt van een door het college vast te stellen beleidskader.

  • 2. De compensatie die noodzakelijk is wordt aan clienten aangeboden in resultaten die huishoudelijke hulp voor een cliënt moet opleveren (op basis van een schoon en leefbaar huis) en de bijpassende frequentie van de huishoudelijke hulp.

  • 3. De huishoudelijke hulp kan in natura of met een pgb worden ingezet:

  • 4. Bij zorg in natura bepaalt de zorgaanbieder op basis van het gevraagde resultaat een tijdsinvestering.

  • 5. Bij een persoonsgebonden budget bepaalt de budgethouder op basis van het gevraagde resultaat een tijdsinvestering. Hiervoor levert de budgethouder een budgetplan in bij de gemeente.

Artikel 4.9 spoedvoorziening

In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening gedurende maximaal twee maanden in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 4.10 Weigeringsgronden

  • 1. Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat wanneer de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was.

  • 2. Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat wanneer van de cliënt redelijkerwijs verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 3. Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat wanneer de cliënt aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

  • 4. Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat wanneer de noodzaak tot ondersteuning is ontstaan als gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de cliënt liggen.

  • 5. Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening, dan wel persoonsgebonden budget, niet zijnde beschermd wonen of opvang, bestaat indien de cliënt geen hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Maasdriel.

  • 6. De aanvraag voor een woningaanpassing, kan in ieder geval geweigerd worden indien de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud, dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.

Artikel 4.11 Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

HOOFDSTUK 5 REGELS VOOR EEN PGB

Artikel 5.1 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de beschikking heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was, tenzij namens ons college voorafgaande aan de aanschaf expliciet schriftelijke toestemming is verleend.

  • 3. Indien de aanvrager gemotiveerd om een pgb vraagt, dient de aanvrager uiterlijk ten tijde van de aanvraag een pgb-plan in naar het door het college vastgestelde format.

  • 4. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 5. Een persoonsgebonden budget voor het sociaal netwerk moet in ieder geval beperkt blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Het college is bevoegd een lager pgb-tarief te hanteren voor het betrekken van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van personen die behoren tot het netwerk.

Artikel 5.2 Hoogte van het pgb

  • 1. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

    • a.

      een zaak: op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

    • b.

      huishoudelijke hulp:

      • i.

        huishoudelijke hulp uitgevoerd door een persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • ii.

        huishoudelijke hulp uitgevoerd door een ZZP’er: op basis van het tarief dat is opgenomen in bijlage 1: Tarieven per zorgvorm, Huishoudelijke hulp pgb ZZP professional;

      • iii.

        huishoudelijke hulp uitgevoerd door familie: op basis van 50% van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      individuele begeleiding:

      • i.

        individuele begeleiding uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • ii.

        individuele begeleiding uitgevoerd door een daartoe opgeleide ZZP’er in het bezit van bijzondere deskundigheid: op basis van 90% van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • iii.

        individuele begeleiding uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 50 % van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder tot een maximum van € 20 per uur;

    • d.

      dagbesteding:

      • i.

        dagbesteding uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • ii.

        dagbesteding uitgevoerd door een daartoe opgeleide ZZP’er in het bezit van bijzondere deskundigheid: op basis van 90% van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • iii.

        dagbesteding uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 50 % van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder tot een maximum van € 20 per uur;

    • e.

      kortdurend verblijf:

      • i.

        kortdurend verblijf uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • ii.

        kortdurend verblijf uitgevoerd door een daartoe opgeleide ZZP’er in het bezit van bijzondere deskundigheid: op basis van 90% van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • iii.

        kortdurend verblijf uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk:

        € 30 per etmaal;

    • f.

      vervoer van en naar de dagbesteding: op basis van het laagste toepasselijke tarief per dag dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      De tarieven pgb’s voor de hier genoemde diensten voor 2018 zijn opgenomen in bijlage 1 bij de verordening Wmo.

Artikel 5.3 Persoonsgebonden budget voor verhuis-en inrichtingskosten en bezoekbaar maken van een woning

  • 1. Een pgb voor verhuis-en inrichtingskosten: de hoofdbewoner van een woonruimte kan een gemaximeerd pgb voor verhuis-en inrichtingskosten ontvangen van € 5.000,--;

  • 2. Bezoekbaar maken: het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woning bedraagt € 2.500,-. Met het bezoekbaar maken van de woning wordt het voor de bezoeker mogelijk de woning te betreden en naar het toilet te gaan.

Artikel 5.4 Persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard

  • 1. Indien de bedoelde voorziening een woningsanering betreft, die noodzakelijk is in verband met COPD of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, wordt het maximale vergoedingsbedrag gesteld op € 2.000,--.

  • 2. Bij het bepalen van het Pgb wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:

    • a.

      leeftijd tot 2 jaar: vergoeding van 100 % van het normbedrag;

    • b.

      leeftijd tot 4 jaar: vergoeding van 75 % van het normbedrag;

    • c.

      leeftijd tot 6 jaar: vergoeding van 50 % van het normbedrag;

    • d.

      leeftijd tot 8 jaar: vergoeding van 25 % van het normbedrag;

    • e.

      ouder dan 8 jaar: geen vergoeding meer omdat de artikelen economisch zijn afgeschreven. Het normbedrag staat voor de goedkoopst adequate oplossing in natura.

Artikel 5.5 Terugbetalen bij verkoop

  • 1. Aan de eigenaar-bewoner die op grond van deze verordening een voorziening aan de woning heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, wordt de voorwaarde opgelegd om bij verkoop van deze woning binnen een periode van 15 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde als gevolg van de woning die direct is toe te schrijven aan de voorziening dient naar rato van het aantal jaren dat in de woning is geleefd te worden terugbetaald overeenkomstig hetgeen bepaald is in de leden 2, 3, 4, 5 en 6 van dit artikel.

  • 2. De verplichting uit het lid 1 is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op-of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.

  • 3. De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

  • 4. Het te restitueren bedrag is een percentage van:

    • a.

      tot 2 jaar na de woningaanpassing: vergoeding van 100 % van het getaxeerde bedrag;

    • b.

      tot 4 jaar na de woningaanpassing: vergoeding van 80 % van het getaxeerde bedrag;

    • c.

      tot 6 jaar na de woningaanpassing: vergoeding van 60 % van het getaxeerde bedrag;

    • d.

      tot 8 jaar na de woningaanpassing: vergoeding van 40 % van het getaxeerde bedrag;

    • e.

      tot 10 jaar na de woningaanpassing: vergoeding van 20 % van het getaxeerde bedrag.

  • 5. Dit bedrag is nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

  • 6. Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.

  • 7. Een eventueel betaalde eigen bijdrage wordt op het te restitueren bedragen in mindering gebracht.

  • 8. Het college kan in bijzondere gevallen afzien van het terugvorderen van de restitutie.

Artikel 5.6 Persoonsgebonden budget voor vervoerskosten

  • 1. Kan een persoon vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik maken van het CVV als genoemd in artikel 6.9 (regionaal vervoer systeem Versis), dan kan hij in aanmerking komen voor een gemaximeerd pgb om zelf in het vervoer te voorzien. Het onderstaande bedrag is per kalenderjaar: voor gebruik van een (eigen) auto of taxi: € 1000,-- op declaratiebasis,

  • 2. De tarieven (lid 1 sub a en b) zijn gebaseerd op de voorziening in natura (regionaal vervoer systeem Versis) waarbij maximaal 2640 kilometers gereisd mag worden.

  • 3. Indien een cliënt geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, regionaal vervoer systeem Versis niet mogelijk en eigen vervoer niet beschikbaar is, en op geen enkele andere manier een goedkopere passende vervoersvoorziening gegeven kan worden, wordt aan de cliënt een pgb verstrekt om met een reguliere (rolstoel)taxi te reizen. Dit bedrag wordt vastgesteld op grond van het feitelijke vervoerspatroon van de cliënt, maar met een maximum van 2640 kilometer tegen een bedrag dat met het taxibedrijf wordt afgesproken, maar maximaal het goedkoopste tarief van de reguliere (rolstoel)taxi.

Artikel 5.7 Parkeerkaart / kosten parkeerplaats

Als een cliënt niet of onvoldoende gecompenseerd wordt met de Collectief VervoerVoorziening en het gebruik van een auto wel voldoende compensatie biedt, kan hij, als een gehandicaptenparkeerplaats voor hem noodzakelijk is, in aanmerking komen voor een pgb in verband met de aanleg en legeskosten van die parkeerplaats. De hoogte van het pgb is gelijk aan de kosten die de gemeente in rekening brengt voor het aanleggen van de parkeerplaats.

Artikel 5.8 Autoaanpassing

Een cliënt komt voor een autoaanpassing in aanmerking als blijkt dat er geen gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer, collectief vervoer en de verstrekking van de autoaanpassing de goedkoopste of enige oplossing is om het vervoersprobleem op te lossen. De maximale hoogte van het Pgb wordt bepaald aan de hand van de laagst uitgebrachte offerte om de noodzakelijke aanpassingen te realiseren.

Artikel 5.9 Pgb voor rolstoelvoorzieningen met maatwerk en/of modulaire aanpassingen

  • 1. Het pgb voor rolstoelen, die binnen het assortiment van de gemeente Maasdriel vallen, wordt per voorzieningencategorie vastgesteld aan de hand van de tegenwaarde van de basisbedragen voor de goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2. Deze basisbedragen zijn inclusief een bedrag voor maatwerk en/of modulaire aanpassingen. Een extra verhoging hiervoor is dus niet mogelijk.

  • 3. Deze basisbedragen zijn inclusief een bedrag voor verzekering en onderhoud. Een extra verhoging hiervoor is dus niet mogelijk.

  • 4. De noodzaak voor de aanpassingen en/of opties wordt vastgesteld op basis van het (medisch) advies en/of het selectierapport van de voorziening.

  • 5. Het pgb voor aanpassingen / opties wordt bepaald op basis van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het de college geaccepteerde offerte. Eén offerte is voldoende.

  • 6. De pgb-bedragen bedoeld in dit artikel onder lid 1 en onder lid 3 vormen tezamen het totale pgb voor de voorziening.

Artikel 5.10 Pgb voor een sportvoorziening

Voor een sportvoorziening wordt uitsluitend een gemaximeerd pgb verstrekt. De hoogte is, ongeacht het inkomen, gelijk aan de werkelijke kosten van de sportvoorziening tot een maximum van € 3000,--.

Artikel 5.11 Pgb voor inzet van persoon uit het sociaal netwerk

Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

  • a.

    als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

  • b.

    deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat 50% bedraagt van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder

  • c.

    deze persoon niet heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald

Artikel 5.12 Uitsluitingscriteria voor een pgb

  • 1. Het college verstrekt geen pgb als:

    • a.

      het een voorziening voor maatschappelijke opvang of aanvullend openbaar vervoer betreft;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • c.

      voor zover deze is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het pgb;

    • d.

      sprake is van een spoedeisende situatie zoals bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • e.

      de cliënt geen ingevuld budgetplan heeft aangeleverd;

    • f.

      de cliënt als dat wordt gevraagd weigert het budgetplan te bespreken of zonder geldige reden niet deelneemt aan het gesprek;

    • g.

      de cliënt jonger is dan 18 jaar en één van de ouders of voogden, surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

    • h.

      de cliënt jonger is dan 18 jaar en ten aanzien van één van de ouders of voogden, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of een verzoek daarvoor bij de rechtbank is ingediend;

    • i.

      onvoldoende aannemelijk is dat met het pgb toereikende ondersteuning van goede kwaliteit wordt behaald;

    • j.

      een gefundeerd vermoeden bestaat dat de cliënt problemen zal hebben met het omgaan met een pgb.

  • 2. Het college kan geen pgb verstrekken als de cliënt zich niet heeft gehouden aan verplichtingen bij een eerder verstrekt pgb.

Artikel 5.13 Overige uitsluitingscriteria voor een pgb

Naast de wettelijke uitsluitingsgronden is ook het volgende uitgesloten van een pgb:

  • a.

    coördinatie-werkzaamheden

  • b.

    vrij besteedbaar bedrag/vrijwilligersvergoeding

  • c.

    reiskosten van een zorgverlener

  • d.

    feestdagenuitkeringen aan de zorgverlener

  • e.

    progressiviteit van het ziektebeeld

  • f.

    voorzieningen waarvoor een collectieve voorziening aanwezig is

Artikel 5.14 Afleggen verantwoording pgb

  • 1. Degene aan wie een pgb is toegekend voor hulpmiddelen en/of een niet bouwkundige woontechnische voorziening, verstrekt binnen 3 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

  • 2. Degene aan wie een pgb voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van maximaal 12 maanden nadat het pgb werd verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, inhoudende dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 3. De vaststelling van de hoogte van het pgb (voor bouwkundig en niet bouwkundige (woon)voorzieningen) vindt plaats nadat het gereedmeldingsformulier met bijbehorende facturen door het college zijn ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanpassing heeft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen.

  • 4. Het vastgestelde persoonsgebonden budget betreft een maximum vergoeding. Indien de ingediende nota lager is dan het toegekende budget, zal het pgb gelijk gesteld worden met het bedrag vermeld in de nota.

  • 5. Ten behoeve van een periodieke onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.9 Wmo, kan ons college vragen om verantwoording van het pgb. Aanvrager dient daartoe een administratie bij te houden. Het onderzoek is gericht op de vraag of het toegekende pgb een bijdrage levert aan het behalen van de doelen waarvoor de maatwerkvoorziening verstrekt is.

Artikel 5.15 Eigen bijdrage voor pgb

Verantwoording en uitbetaling van het pgb vindt plaats via de Sociale Verzekeringsbank. Het betreft een bruto pgb. Dit betekent dat de cliënt zelf nog de verschuldigde eigen bijdrage moet afdragen aan het CAK.

HOOFDSTUK 6 EIGEN BIJDRAGE DOOR CLIËNT

Artikel 6.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, anders dan cliëntondersteuning; en

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2. De bijdrage dan wel het totaal van de bijdragen, is maximaal gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3. De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is niet hoger dan de kostprijs voor een maatwerkvoorziening in natura.

  • 4. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 5. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 6.2 Omvang van de eigen bijdrage

De omvang van de eigen bijdrage voor maatschappelijke ondersteuning, met uitzondering van maatschappelijke opvang en beschermd wonen, wordt als volgt bepaald met inachtneming van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015:

  • 1.

    de eigen bijdrage in de kosten die de ongehuwde persoon die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt moet betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat als zijn inkomen meer bedraagt dan € 29.735 per jaar het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd. Dit gebeurt met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen zijn inkomen en € 29.735 en met de kostprijs als maximum;

  • 2.

    de eigen bijdrage in de kosten die de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt moet betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.716 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd. Dit gebeurt met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.716 en met de kostprijs als maximum;

  • 3.

    de eigen bijdrage in de kosten die gehuwde personen indien een van beiden of beiden nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt moeten betalen bedraagt € 0,00 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 45.728 het bedrag van € 0,00 wordt verhoogd. Dit gebeurt met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €45.728 en met de kostprijs als maximum;

  • 4.

    de eigen bijdrage in de kosten die gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt moeten betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 31.366 het bedrag van €17,60 wordt verhoogd. Dit gebeurt met een dertiende deel van 12,5% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en €31.366 en met de kostprijs als maximum.

  • 5.

    de omvang van de eigen bijdrage voor beschermd wonen wordt overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bepaald.

Artikel 6.3 Bedrag per periode

  • 1. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van in bruikleen stellen van een voorziening namens de gemeente dan wordt gedurende een periode van 91 maal vier weken een eigen bijdrage in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 91 perioden.

  • 2. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een pgb voor de éénmalige aanschaf van een voorziening/hulpmiddel dan wordt gedurende een periode van 91 maal vier weken een eigen bijdrage in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 91.

  • 3. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een pgb voor dienstverlening (niet zijnde beschermd wonen of maatschappelijke opvang), dan wordt per periode van vier weken een eigen bijdrage in de kosten in rekening gebracht, zolang de verstrekking voortduurt. Het bedrag per periode is gelijk aan het bedrag per 4 weken zoals aangegeven in de beschikking.

  • 4. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een roerende zaak door een leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten, dan wordt per periode van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, zolang de verstrekking in bruikleen voortduurt. Het bedrag per periode is gelijk aan het bedrag dat de gemeente per periode van 4 weken aan de leverancier betaalt voor de voorziening.

  • 5. Voor begeleiding individueel geldt een eigen bijdrage per periode zolang de voorziening duurt tot maximaal de kostprijs; voor wat betreft GGZ-zorg geldt een maximale eigen bijdrage van € 100,00 per gezin per periode.

  • 6. Voor dagbesteding/kortdurend verblijf - bij verstrekking in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget – geldt een eigen bijdrage per periode zolang de voorziening duurt tot maximaal de kostprijs; voor wat betreft GGZ-zorg geldt een maximale eigen bijdrage van € 100,00 per gezin per periode.

  • 7. Bij het toekennen van een maatwerkvoorziening na een acuut trauma met hersenletsel tot gevolg, wordt de eerste zes maanden na toekenning geen eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 6.4 Beperkingen

  • 1. De eigen bijdrage in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening of dienstverlening in natura, respectievelijk het bedrag van het pgb of de maandhuur die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt. Er wordt geen eigen bijdrage in de kosten meer gevraagd als degene aan wie de voorziening is verstrekt:

    • a.

      is overleden;

    • b.

      is verhuisd en daardoor geen gebruik meer kan maken van de verstrekte woonvoorziening;

    • c.

      te kennen heeft gegeven geen gebruik meer te willen maken van een andere dan de onder b genoemde voorziening en er ook feitelijk geen gebruik van maakt.

  • 2. Een eigen bijdrage in de kosten van een voorziening of dienstverlening wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit een algemene voorziening (bijvoorbeeld maaltijdvoorziening, buurtteam of boodschappendienst). Let wel: Degene die gebruik maakt van een algemene voorziening kan wel op grond van het voor die voorziening geldende gemeentelijke beleid een betaling verschuldigd zijn voor het gebruik van die voorziening. De eigen betaling voor de algemene voorziening huishoudelijke hulp grote schoonmaakregeling is opgenomen in artikel 6.6.

  • 3. Een eigen bijdrage in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit regionaal vervoer systeem Versis (collectief vraagafhankelijk vervoer). De Wmo-gerechtigde die met het Regionaal vervoer systeem Versis reist, is echter wel een betaling verschuldigd voor de kilometers die worden afgenomen.

  • 4. Een eigen bijdrage in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening (hulpmiddel of aanpassing) bestaat uit een gemeenschappelijke voorziening. Onder een gemeenschappelijke voorziening wordt verstaan een (woon)voorziening in/aan een gemeenschappelijke ruimte, die niet alleen wordt gebruikt door de persoon tot wie de toekenningsbeschikking zich richt. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing op begeleiding groep, beschermd wonen of maatschappelijke opvang.

  • 5. De eigen bijdrage in de kosten wordt niet opgelegd, als de voorziening bestaat uit accessoires en aanpassingen van hulpmiddelen, die niet meteen bij de eerste verstrekking van het betreffende hulpmiddel zijn aangebracht (dit geldt niet voor autoaanpassingen).

  • 6. De eigen bijdrage in de kosten wordt niet opgelegd:

    • a.

      voor reparatie-, onderhouds-, verzekerings-en keuringskosten die niet bij de eerste verstrekking in de kosten van de voorziening zijn inbegrepen;

    • b.

      over de jaarlijkse prijsverhoging (indexering) van de (huur)prijs die de gemeente betaalt voor hulpmiddelen;

    • c.

      voor maatwerkvoorzieningen verstrekt aan minderjarigen;

    • d.

      voor maatschappelijke opvang gedurende de periode van onderzoek naar de zorgvraag voor intensieve zorg en ondersteuning van de cliënt.

Artikel 6.5 Eigen betaling algemene voorzieningen

Bovenop de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp kunnen cliënten met zorg in natura tot 1 januari 2019 gebruik maken van de grote schoonmaakregeling. Bij deze regeling kunnen twee keer per jaar niet-reguliere werkzaamheden worden gedaan. Een voorbeeld is het soppen van de keukenkastjes. Hiervoor geldt een eigen bijdrage.

Het basistarief voor huishoudelijke hulp in natura is € 24,60 per uur. Van de cliënt wordt een eigen bijdrage van € 4,80 per uur verwacht. De grote schoonmaakregeling kan minimaal 2 uur en maximaal 4 uur aaneengesloten worden ingezet. Een cliënt die deze maatregel inzet betaalt maximaal een eigen bijdrage van € 38,40 (= € 4,80 per uur * maximaal 8 uur).

Artikel 6.6 Collectief vraagafhankelijk vervoer (regionaal vervoer systeem Versis)

  • 1. Het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) in deze regio wordt uitgevoerd door regionaal vervoer systeem Versis. Versis geeft clienten de mogelijkheid binnen een straal van 25 km te reizen. Daarnaast zijn puntbestemmingen die buiten deze straal vallen aangewezen. Een inwoner van de gemeente kan zich bij het college melden. Het college beoordeelt of de inwoner gebruik mag maken van het vraagafhankelijk vervoer.

  • 2. Het aantal kilometers per jaar lokaal en regionaal vervoer is standaard op 2640 km gesteld;

  • 3. Het aantal kilometers per jaar voor enkel regionaal vervoer is op 1320 km gesteld. Dit is van toepassing wanneer een cliënt al gebruik maakt van een lokale vervoersvoorziening. (scootmobiel, fiets e.d.);

  • 4. Het reizigerstarief is opgedeeld in een opstaptarief en een kilometertarief. De hoogte van deze tarieven worden genoemd in bijlage 1 van deze verordening onder ‘Reizigerstarief regionaal vervoer systeem Versis’’

  • 5. De paskosten per reiziger voor het regiovervoer zijn € 7,50 per pas.

  • 6. De volgende bestemmingen zijn puntbestemmingen: Jeroen Boschziekenhuis te ’s-Hertogenbosch en Ziekenhuis Rivierenland te Tiel, NS-station ’s-Hertogenbosch Centraal, NS-station Tiel en winkelcentrum ’s-Hertogenbosch.

HOOFDSTUK 7 KWALITEIT, INSPRAAK EN EVALUATIE

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit bij de levering van voorziening door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast: een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding houdt het college bij het vaststellen van tarieven van diensten die door derden worden geleverd rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een reële mate van non-productiviteit van personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van personeel,

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen; en

    • g.

      de toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

  • 4. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening; en

      • iv.

        deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. gebiedsteam).

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, zorgt ervoor dat onderzoek wordt gedaan naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 7.4 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst inwoners erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 7.5 Klachtregeling

  • 1. Het college behandelt klachten van cliënten die betrekking hebben op een ambtenaar in dienst van de gemeente overeenkomstig de gemeentelijke klachtregeling.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 7.6 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van de volgende voorzieningen:

    • a.

      hulp bij het huishouden;

    • b.

      begeleiding;

    • c.

      kortdurend verblijf.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek

Artikel 7.7 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 7.8 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

HOOFDSTUK 8 BEEINDIGING, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 8.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb als niet meer toereikend wordt beoordeeld;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb voor een ander doel gebruikt.

    • f.

      dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het pgb kan dan worden ingetrokken

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening door het college worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening door het college worden teruggevorderd.

  • 7. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 8.2 Opschorting betaling uit pgb

  • 1. Het college kan de sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een client een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a,d of e, van de wet.

  • 2. Het college kan de sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8, derde lid, onder d.

  • 3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 8.3 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

HOOFDSTUK 9 WAARDERING MANTELZORGERS

Artikel 9.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een financiële bijdrage ter hoogte van € 100,-- per jaar, per cliënt.

  • 2. De aanvrager kan voor één mantelzorger een waardering aanvragen. De aanvrager moet:

    • a.

      woonachtig zijn in de gemeente Maasdriel;

    • b.

      een aanvraagformulier invullen om de mantelzorger voor te dragen voor de waardering.

    • c.

      verklaren dat de mantelzorger voldoet aan de definitie zoals gesteld in lid 3.

    • d.

      bekend is met een indicatie onder de Wmo en Jeugdwet; of een beschikking vanuit de zorgverzekeringswet of wet langdurige zorg meestuurt met de aanvraag; of motiveert dat de mantelzorger aan de definitie in lid 3 voldoet.

  • 3. De waardering wordt toegekend indien de mantelzorger:

    • a.

      minimaal 3 maanden mantelzorg verleend heeft aan aanvrager in het voorgaande kalenderjaar;

    • b.

      minimaal 8 uur in de week mantelzorg heeft verleend;

    • c.

      de mantelzorg onbetaald heeft verleend.

  • 4. De aanvraag voor de jaarlijkse waardering van mantelzorgers wordt beperkt voor een periode van 6 weken.

HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10.1 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2015 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2015 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2015 wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 10.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasdriel 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 februari 2018.

De gemeenteraad voornoemd,

de raadsgriffier

mw. drs. H.P. van Ommeren

de voorzitter

H.van Kooten

Bijlage 1: Tarieven pgb per zorgvorm

Begeleiding

Omschrijving

Eenheid

Product 2018

Tarief 2018

Pgb

Zorgaanbieder

Tarief 2018

Pgb ZZP professional

Tarief 2018 Pgb sociaal netwerk

Biedt persoonlijke- en/of gezins- ondersteuning om zo goed mogelijk zelfstandig te kunnen leven.

uur

Begeleiding

€ 43,20

€ 38,88

€ 20,00

Biedt specialistisch persoonlijke en/of gezinsondersteuning om zo goed mogelijk zelfstandig te kunnen leven.

uur

Begeleiding complex

€ 76,80

€ 69,12

€ 20,00

Nachtverzorging (=BG-individueel)

dagdeel

Nachtverzorging

€ 38,54

€ 34,69

€ 19,27

Dagbesteding groep

Omschrijving

Eenheid

Product 2018

Tarief 2018

Pgb Zorgaanbieder

Tarief 2018

Pgb ZZP

professional

Tarief 2018

Pgb Sociaal netwerk

Biedt groepsondersteuning.

dagdeel

Dagbesteding

€ 36,18

€ 32,56

€ 18,09

Biedt intensieve groepsondersteuning (intensievere personeels-bezetting of multidisci-plinaire begeleiding benodigd).

dagdeel

Dagbesteding complex

€ 47,98

€ 43,18

€ 20,00

Kortdurend Verblijf

Omschrijving

Eenheid

Product 2018

Tarief 2018

Pgb Zorgaan-bieder

Tarief 2018

Pgb ZZP

professional

Tarief 2018

Pgb Sociaal netwerk

Logeren met faciliteiten direct daaraan gerelateerd: bed, voeding en zelfverzorgings-mogelijkheden (max. 3 etmalen).

Etmaal

Kortdurend Verblijf (excl. ondersteuning)

€ 57,67

€ 51,90

€ 28,84

Crisissituatie waarbij sprake is van logeren met faciliteiten direct daaraan gerelateerd: bed, voeding en zelfverzorgings-mogelijkheden. Met noodzakelijke begeleiding en persoonlijke verzorging in het kader van de Wmo

Etmaal

Kortdurend Verblijf (incl. Ondersteuning)

€ 101,60

€ 91,44

€ 30,00

Vervoer naar zorg

Omschrijving

Eenheid

Product 2018

Tarief 2018

Pgb Zorgaan-bieder

Tarief 2018

Pgb ZZP professional

Tarief 2018 pgb informele zorgverlener

Van en naar de zorg die nodig is

Dag

Vervoer zonder rolstoel voor alle doelgroepen

€ 6,01

€ 5,42

€ 3,01

Van en naar de zorg die nodig is

Dag

Vervoer met bijvoorbeeld rolstoel, voor alle doelgroepen

€ 16,00

€ 14,40

€ 8,00

Beschermd wonen

Pgb

Verhouding

Beschermd wonen all inclusive

€ 40.000

100%

Beschermd wonen Thuis

€ 30.000

75%

Beschermd wonen begeleid

€ 16.000

40%

Huishoudelijke hulp

Omschrijving

Eenheid

Product 2017

Tarief 2018

Pgb Zorgaan-bieder

Tarief 2018

Pgb ZZP professional

Tarief 2018 pgb informele zorgverlener

Huishoudelijke hulp

uur

01A04

€ 24,60

€ 13,75

€ 12,30

Reizigerstarief regionaal vervoer systeem Versis

Opstaptarief

€ 0,89

Kilometertarief

€ 0,13

Bijlage 2: Kwaliteitseisen pgb zorgaanbieder voor beschermd wonen

  • 1.

    De pgb-aanbieder:

  • 2.

    geeft uitvoering aan Beschermd Wonen, zoals vastgesteld in de landelijke definitie en doelstellingen van de zorg aan cliënten;

  • 3.

    levert verantwoorde zorg op basis van goed zorgverlenerschap volgens de gedragsregels van de verschillende beroepsgroepen;

  • 4.

    zorgt dat er sprake is van bekwaamheid bij de cliënt, zijn mantelzorg en/of betrokken zorgprofessional indien er sprake is van verpleegtechnisch handelen;

  • 5.

    zorgt dat bij er in geval van een calamiteit de zorgprofessional(s) aanwezig is/zijn en bij extramurale zorg tijdig (binnen 15 minuten) beschikbaar is/zijn. De pgb cliënt is verantwoordelijk voor het toetsen van de aanwezige bekwaamheid bij de pgb-aanbieder(s). In alle andere gevallen dient de regie hiervoor te kunnen liggen bij de cliënt, zijn wettelijke vertegenwoordiger of bij de betrokken medisch professional;

  • 6.

    levert ondersteuning aan cliënten die bijdraagt aan het bevorderen of stabiliseren van de zelfredzaamheid of de mogelijkheid om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer zoals verwoord in het integraal plan van aanpak. In dit plan worden de resultaten geformuleerd die met de begeleiding bereikt worden;

  • 7.

    levert begeleiding op basis van een integraal plan van aanpak, opgesteld en geaccordeerd door de cliënt en/of diens vertegenwoordiger (niet zijnde een aan de uitvoerende organisatie verbonden vertegenwoordiger). Het integraal plan van aanpak is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en andere vormen van begeleiding die de cliënt ontvangt; vanuit samenhang en de uitgangspunten van de Wmo en het sociaal domein;

  • 8.

    levert begeleiding met inachtneming van de rechten van de cliënt, waarbij de cliënt de regie heeft op (de uitvoering van) het plan van aanpak met betrekking tot de te ontvangen Beschermd wonen begeleiding en op het totaal beschikbare pgb budget en andere ontvangen inkomsten;

  • 9.

    zorgt ervoor dat bewindvoering wordt ingezet als de cliënt schulden heeft of opbouwt en de cliënt of diens vertegenwoordiger (onafhankelijk van de aanbieder) het pgb budget en andere financiële middelen niet kan beheren;

  • 10.

    legt samenwerkingsafspraken op cliëntniveau met ketenpartners schriftelijk vast, evalueert samen met de cliënt /en diens cliëntvertegenwoordiger en stelt bij indien nodig. De samenwerkingsafspraken zijn gericht op de doelstellingen in het plan van aanpak van de cliënt en de uitvoering ervan voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen;

  • 11.

    voert een deugdelijke administratie waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven en verplichtingen te herleiden zijn naar bron en bestemming;

  • 12.

    is verplicht bij de uitvoering van de overeenkomst te werken met voldoende gekwalificeerd personeel om de continuïteit van zorg te garanderen. Er wordt gewerkt volgens de landelijk geldende professionele standaarden en gericht op de benodigde deskundigheid in relatie tot de doelgroep;

  • 13.

    dient geregistreerd te zijn bij de Kamer van Koophandel als erkend zorgaanbieder (de activiteiten bestaan uit het bieden van zorg), en bij inzet van zelfstandigen dienen deze een Verklaring arbeidsrelatie (VAR verklaring) te hebben. De aanbieder is verantwoordelijk voor toetsing op deze eisen, voorafgaand aan de levering van zorg en/of de tewerkstelling van zelfstandige zorgprofessionals (ZZP’ers);

  • 14.

    voorziet in de plicht van het in het bezit zijn van een geldige Verklaring Omtrent Gedrag van zichzelf en alle medewerkers die indirect of direct begeleiding bieden aan de cliënt. Een kopie van deze verklaringen is te allen tijde inzichtelijk voor de cliënt/diens cliëntvertegenwoordiger;

  • 15.

    draagt zorg voor medewerkers (of zelfstandigen) die zijn ingeschreven in het landelijk BIG register;

  • 16.

    zorgt ervoor dat de cliënt gehuisvest wordt in een accommodatie, welke voldoet aan zowel de lokale gemeentelijke ruimtelijke en veiligheidseisen, aan de landelijk gestelde huisvestingseisen van zorgvoorzieningen rekening houdend met de zorgzwaarte categorie van de cliënten.

  • 17.

    geeft uitvoering aan ‘meldingen incidenten patiënten (MIP)’, de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld;

  • 18.

    is ingeschreven in het AGB register, waarbij pgb-aanbieder verantwoordelijk is voor het updaten van de AGB gegevens;

  • 19.

    verplicht zich te houden aan privacy wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor de samenwerking met het gebiedsteam en de Toegang Beschermd Wonen;

  • 20.

    stelt het Gebiedsteam en/of de Toegang Beschermd Wonen in de gelegenheid om in gesprek met de cliënt en cliëntvertegenwoordiger de problematiekverheldering en begeleidingsbehoefte te toetsen en, bij aanvraag van een verzilvering met pgb, te toetsen of de cliënt of diens vertegenwoordiger het pgb kan beheren en verantwoorde en veilige zorg kan inkopen.