Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Maasdriel

Geldend van 06-02-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Maasdriel

Het college van de gemeente Maasdriel,

gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht,

overwegende dat de bestuurlijke boete Wet BRP ten doel heeft de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de Wet BRP.

besluit vast te stellen de volgende:

“beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen

gemeente Maasdriel”

1: Artikel Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • -

    de wet: de Wet basisregistratie personen;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de wet door het college benoemde ambtenaar;

  • -

    boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet;

  • -

    overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in de  artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b. van de wet.

Artikel 2: Algemene bepalingen

  • 1.

    In geval de verplichtingen als bedoeld in de wet moeten worden vervuld door een ander dan de ingeschrevene zelf, wordt de boete opgelegd aan degene op wie de verplichting ingevolge de wet rust.

  • 2.

    Als op grond van de wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd ten aanzien van dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

Artikel 3: Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Het college kan van het opleggen van een boete afzien of kan een boete matigen indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat het opleggen van de boete een onevenredig zware sanctie is op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert.

Artikel 4: Hoogte van de standaardboete

  • 1.

    De hoogte van de op te leggen boete bedraagt € 200,00.

  • 2.

    De boete wordt alleen opgelegd als de overtreder bij voorbaat schriftelijk is geïnformeerd over de oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de wet.

Artikel 5: Opleggen hogere boete

  • 1.

    De hoogte van de op te leggen boete bedraagt € 325,00 indien:

    • a.

      het aannemelijk is dat de verplichtingen als opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de wet bewust niet zijn nagekomen;

    • b.

      het aannemelijk is, dat de verplichting opgenomen in artikel 2.46 van de wet bewust niet wordt nagekomen;

    • c.

      er sprake is van “gelegenheid geven” als bedoeld in artikel 4.17 onder b. van de wet;

    • d.

      er sprake is van recidive; zoals bij een eerder opgelegde boete voor een vergelijkbare andere overtreding.

    • e.

      er sprake is van valse aangifte en er vindt geen strafrechtelijke afdoening plaats.

Artikel 6: Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet, zich uitgeeft voor iemand anders dan wel valse of vervalste documenten overlegt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken is er sprake van valsheid in geschrifte.

  • 2.

    Van valsheid in geschrifte wordt door de toezichthouder BRP namens het college aangifte bij de politie gedaan.

Artikel 7: Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Maasdriel”. De beleidsregel kan ook worden aangehaald als “Beleidsregel bestuurlijke boete BRP gemeente Maasdriel”.

Artikel 8: Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college op 12 september 2017

de secretaris

mr. ing. A.P.J.M. de Jong

de burgemeester

H. van Kooten

Toelichting

Artikel 1

In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.

Artikel 2

Meestal ligt de verplichting in de Wet BRP bij de ingeschrevene. In dat geval is de boete alleen opeisbaar bij de ingeschrevene. In een aantal gevallen kan de verplichting bij andere en meerdere personen liggen. In dat geval kan de boete ook opgelegd worden aan andere en meerdere mensen. Er moet dan een keuze gemaakt worden aan wie de boete wordt opgelegd.

Verplichting Wet BRP

Betreffende personen

Verantwoordelijke personen

Verplichting geldt niet als

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47 Verplichting aangifte migratie, overleggen van brondocumenten, verschaffen inlichtingen

Minderjarigen tot 16 jaar.

Ouders, voogden of

verzorgers.

n.v.t.

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Minderjarigen van 16 tot 18 jaar.

Ouders, voogden of

verzorgers.

De minderjarige zelf aangifte doet.

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Onder curatele gestelde personen.

Curatoren.

n.v.t.

2.51 Verplichting overlegging overlijdensakte van iemand overleden in het buitenland.

In het buitenland overleden ingeschrevenen.

Echtgenoot, geregistreerde partner, andere nabestaanden tot en met de tweede graad.

n.v.t.

Indien meerdere personen de verplichting hebben om aangifte te doen op grond van dit artikel, zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat aan elke persoon afzonderlijk een boete opgelegd kan worden. (ook indien anderen medeaansprakelijk zijn). Als één van de personen aan wie de boete is opgelegd betaalt, zijn de anderen gevrijwaard tot het betalen van de boete. Voor de aangifte moet het college van B en W wel bepalen op wie de verplichting voornamelijk rust. In het geval van minderjarigen zal de verplichting eerder rusten op de ouder, voogden, of verzorgers, bij wie het kind gaat wonen, dan bij de ouder of ouders op wiens adres het kind niet meer woont. In het geval dat het college van B en W meerdere personen aansprakelijk stelt voor de bestuurlijke boete, zullen deze personen afzonderlijk aangeschreven moeten worden.

Artikel 3

Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve- en subjectieve verwijtbaarheid. Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van de burger: heeft hij feitelijk een wettelijke regel overtreden? Bepalend daarbij is of er op hem een verplichting rustte op grond van de Wet BRP. Als uit een geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat op hem geen verplichting rustte, is er geen reden tot opleggen van de boete. Of er sprake is van objectief verwijtbaar gedrag blijkt uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk een boete wordt opgelegd. Als kan worden vastgesteld dat de burger niet voldaan heeft aan zijn verplichting, wordt de verwijtbaarheid van de gedraging in beginsel aangenomen.

Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist, of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen? Afhankelijk van de feiten en de omstandigheden waarin de burger zich ten tijde van de verplichting bevond, bepaalt het college en eventueel de rechter of er sprake is van een overmachtssituatie, waardoor het de burger op subjectieve gronden niet verweten kan worden dat hij niet aan zijn verplichting voldoet. Een voorbeeld daarvan is een spoedopname in een ziekenhuis, waardoor iemand niet tijdig aan zijn verplichting kan voldoen. Hierbij is het wel van belang dat de overtreder zo snel mogelijk nadat hij is ontslagen uit het ziekenhuis, alsnog aan zijn verplichting voldoet. Blijft hij nalatig in het voldoen aan deze verplichting, dan is hij immers nog steeds in overtreding, terwijl de subjectieve omstandigheden waardoor het nalaten niet verwijtbaar was, niet meer van toepassing waren.

Artikel 4

In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge bestuurlijke boetes. Voor lage bestuurlijke boetes gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boetes. De grens ligt op € 340,-. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen heeft de wetgever voor het opleggen van boetes ingevolge de Wet BRP gekozen voor een maximum van € 325,-. Conform het advies van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) is ervoor gekozen om per overtreding minimaal een standaardboete op te leggen van € 200,- en voor de hogere boete het maximale bedrag van € 325,-.

Artikel 5

Bij valsheid in geschrifte moet het in principe gaan om een schriftelijk document. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift geldt als valsheid in geschrifte.

Bij een valse aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5.44 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.