Verordening jeugdhulp Maasdriel 2019

Geldend van 03-05-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp Maasdriel 2019

De raad van de gemeente Maasdriel;

gelet, op de artikelen 1.1, 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

gezien, het advies van de Participatieraad en cliëntenraad van maart 2019

besluit:

vast te stellen de volgende: Verordening jeugdhulp Maasdriel 2019

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b.

    algemene (basis) voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp;

  • c.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • d.

    collectieve voorziening: voorzieningen die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk worden gebruikt;

  • e.

    gebiedsteam: team van professionals die het gesprek voeren met de jeugdige en ouders en indien nodig tijdelijke ondersteuning bieden aan de jeugdige en/of de ouders zolang dit nodig is;

  • f.

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

  • g.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 3.4;

  • h.

    goedkoopst adequate voorziening: de voorziening die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is om het beoogde resultaat van de belanghebbende te bereiken;

  • i.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • j.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid, zijnde specialistische hulp; die via een verleningsbeschikking of via een verwijsbericht toegankelijk is voor de jeugdige of zijn ouders;

  • k.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3.2;

  • l.

    onderzoek: onderzoek dat het college uitvoert om te bepalen op welke wijze de jeugdige of zijn ouders passende ondersteuning kan worden geboden;

  • m.

    overige voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat vrij toegankelijk is, voorziening als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, waarvoor geen verleningsbeschikking nodig is;

  • n.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • o.

    Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • p.

    Gecertificeerde instelling: instelling die van overheidswege gecertificeerd is om maatregelen in het kader van de jeugdreclassering en jeugdbescherming te mogen uitvoeren.

  • q.

    verleningsbeschikking: een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven door de gemeente aan een jeugdige of zijn ouders;

  • r.

    verwijsbericht: een bericht van een verwijzer, zijnde de huisarts, medisch specialist, jeugdarts,

  • s.

    wet: Jeugdwet.

HOOFDSTUK 2 JEUGDHULP

Artikel 2.1 Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van jeugdhulp zijn als overige voorzieningen beschikbaar:

    • a.

      ondersteuning vanuit het gebiedsteam, zijnde informatie en (opvoed)advies; opvoed- en gezinsondersteuning en casusregie, voorlichting, cursussen en trainingen, online hulpverlening en ambulante zorg;

    • b.

      jeugdhulp zonder verblijf en basis generalistische GGZ kunnen als overige voorziening en als individuele voorziening beschikbaar zijn.

  • 2. De volgende vormen van jeugdhulp zijn als individuele voorziening beschikbaar:

    • a.

      na verwijzing (door gebiedsteam, huisarts, medisch specialist of jeugdarts):

      • i.

        psycholoog in de basis GGZ

      • ii.

        ambulante zorg (inclusief basis jeugd-GGZ);

      • iii.

        dyslexiezorg.

    • b.

      na verleningsbeschikking door gemeente of beschikking door rechter:

      • i.

        intensief en specialistische ambulante/extramurale zorg (inclusief basis en specialistische jeugd-GGZ);

      • ii.

        jeugdhulp met (voltijd/deeltijd) verblijf, inclusief Pleegzorg en Jeugdzorgplus;

      • iii.

        dagbehandeling residentieel;

      • iv.

        jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

  • 3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

HOOFDSTUK 3 PROCEDUREREGELS

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, indiening hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening. Ook de huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen hen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening.

  • 2. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen direct verwijzen naar een door het college bij besluit te verlenen individuele voorziening. Van deze verwijzing stelt de huisarts, medisch specialist en jeugdarts het college in kennis.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel gedurende maximaal twee maanden of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 3.3 Registratie en vooronderzoek

  • 1. Het college registreert en bevestigt schriftelijk de ontvangst van een verzoek om een individuele voorziening of een verwijzing daarnaar zoals bedoeld in artikel 4 tweede lid.

  • 2. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 3. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid

Artikel 3.4 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      of er sprake is of vermoeden van opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen en stoornissen;

    • c.

      welke hulp naar aard en omvang nodig is om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

    • d.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden, inclusief de afweging of er sprake is van gebruikelijke zorg;

    • e.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 3.5 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 3.4.

  • 2. Het verslag bevat de naam, functie en discipline van deskundigheid van de medewerker en de geraadpleegde adviseurs/medici.

  • 3. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.7 Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Artikel 3.8 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en in geval van toegang tot de voorziening via de gemeente: wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

HOOFDSTUK 4 REGELS VOOR EEN PGB

Artikel 4.1 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Indien een aanvrager gemotiveerd om een pgb vraagt, dient de aanvrager uiterlijk ten tijde van de aanvraag een pgb-plan in naar het door het college vastgestelde format.

  • 3. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 4. Een persoonsgebonden budget voor het sociaal netwerk moet in ieder geval beperkt blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke zorg overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Het college is bevoegd een lager pgb-tarief te hanteren voor het betrekken van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van personen die behoren tot het sociale netwerk.

Artikel 4.2 Hoogte van het pgb

  • 1. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

    • a)

      Hulpverlening uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • b)

      Hulpverlening uitgevoerd door een daartoe opgeleide ZZP’er in het bezit van bijzondere deskundigheid: op basis van 90% van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c)

      Hulpverlening uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 50 % van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder tot een maximum van € 20 per uur. Dit tarief is minstens het wettelijk minimumuurloon, inclusief vakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek, zoals dit is geregeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.”

    • d)

      De maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming;

    • e)

      Vervoer van en naar de dagbesteding: op basis van het laagste toepasselijke tarief per dag dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

Artikel 4.3 Pgb voor inzet van persoon uit het sociaal netwerk

Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

  • 1.

    als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

  • 2.

    deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat 50% bedraagt van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder

  • 3.

    deze persoon niet heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald

Artikel 4.4 Uitsluitingscriteria voor een pgb

Het college verstrekt geen pgb als:

  • a.

    voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

  • b.

    voor zover deze is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het pgb;

  • c.

    als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid onder b van de wet; crisishulp/crisisopvang/spoedhulp/spoedopvang;

  • d.

    de cliënt geen ingevuld budgetplan heeft aangeleverd;

  • e.

    de cliënt als dat wordt gevraagd weigert het budgetplan te bespreken of zonder geldige reden niet deelneemt aan het gesprek;

  • f.

    de cliënt jonger is dan 18 jaar en één van de ouders of voogden, surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

  • g.

    de cliënt jonger is dan 18 jaar en ten aanzien van één van de ouders of voogden, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of een verzoek daarvoor bij de rechtbank is ingediend;

  • h.

    onvoldoende aannemelijk is dat met het pgb toereikende ondersteuning van goede kwaliteit wordt behaald.

Artikel 4.5 Overige uitsluitingscriteria voor een pgb

Naast de wettelijke uitsluitingsgronden is ook het volgende uitgesloten van een pgb:

  • a.

    coördinatie;

  • b.

    pleegzorg;

  • c.

    vrij besteedbaar bedrag/vrijwilligersvergoeding;

  • d.

    reiskosten van een zorgverlener;

  • e.

    feestdagenuitkeringen aan de zorgverlener;

  • f.

    progressiviteit van het ziektebeeld / kinderen in de groei kan reden zijn om geen pgb te verstrekken

  • g.

    voorzieningen waarvoor een collectieve voorziening aanwezig is.

HOOFDSTUK 5 KWALITEIT, INSPRAAK EN EVALUATIE

Artikel 5.1 Kwaliteitseisen Jeugdhulp

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 5.2 Verhouding prijs en kwaliteit bij de levering van voorziening door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.11 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast: een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 4.1.1 in de wet;

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.1.3. van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding houdt het college bij het vaststellen van tarieven van diensten die door derden worden geleverd rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een reële mate van non-productiviteit van personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van personeel;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen;

    • g.

      de toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

Artikel 5.3 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 5.4 Klachtregeling

  • 1. Het college behandelt klachten van cliënten die betrekking hebben op een ambtenaar in dienst van de gemeente overeenkomstig de gemeentelijke klachtregeling.

  • 2. De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling treffen een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder of pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering conform artikelen 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 van de wet.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 5.5 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 5.6 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Artikel 5.7 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

HOOFDSTUK 6 BEËINDIGING, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

Artikel 6.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;

    • f.

      dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het pgb kan dan worden ingetrokken.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening door het college worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening door het college worden teruggevorderd.

  • 7. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 6.2 Opschorting betaling uit pgb

  • 1. Het college kan de sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4. van de wet.

  • 2. Het college kan de sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 6.1, derde lid.

  • 3. Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 6.3 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzienin-gen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De Verordening Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2018 wordt ingetrokken.

  • 1. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2018 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 3. Op bezwaarschriften tegen het besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente 2018 wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Maasdriel 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 april 2019.

De gemeenteraad voornoemd,

de raadsgriffier,

mw. drs. H.P. van Ommeren

de voorzitter,

H. van Kooten