Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maasgouw houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2017

Geldend van 28-12-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maasgouw houdende regels omtrent het verstrekken van subsidies Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2017

De raad van de gemeente Maasgouw;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders inzake de Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2017

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2017:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op het subsidiëren van activiteiten op de beleidsterreinen die vallen onder de door de raad in de programmabegroting vastgestelde programma’s.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen, waaronder subsidiedeelverordeningen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college in afwijking van het gestelde in het eerste lid gemotiveerd subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtsbevoegdheid of natuurlijke personen.

Artikel 4 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidie¬verlening te verbinden.

Artikel 5. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 6 Subsidiesoorten

De gemeente onderscheidt de volgende subsidiesoorten:

Jaarlijkse subsidies:

  • a.

    budgetsubsidie: een subsidie die, op grondslag van gedefinieerde producten en prestaties, wordt verstrekt aan instellingen met meerdere beroepskrachten

  • b.

    exploitatiesubsidie: een subsidie voor de instandhouding van (een) activiteit(en), waarbij de subsidieverstrekker voor de aanvang van het subsidietijdvak de subsidiabele kosten bepaalt en de hoogte van de exploitatiesubsidie in de verleningsbeschikking aan een maximum verbindt. De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat vastgesteld;

  • c.

    stimuleringssubsidie: een stimuleringsbijdrage in een activiteit of activiteiten, zonder dat de hoogte afhankelijk wordt gesteld van de kosten van de activiteiten. De hoogte van de stimuleringssubsidie wordt bepaald met behulp van een normbedrag en objectieve kwantitatieve gegevens.

Eenmalige activiteitensubsidie: een subsidie voor een bijzondere eenmalige activiteit of voor een project met een eenmalig en/of experimenteel karakter.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college, eventueel met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      de stand van de reserves en voorzieningen;

    • e.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • 1°.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college kan besluiten deze termijnen éénmalig te verdagen met 13 weken.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • f.

      als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

    • g.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12 Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie en de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 13 Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 14 Meldingsplicht

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 15 Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, lid 2 Awb, is de subsidieontvanger aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag, waarmee subsidiering door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 4. Indien de activiteiten van de subsidieontvanger met toestemming van het college door een andere rechtspersoon wordt voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger ter zake in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd.

Artikel 16 Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 17 Verantwoording jaarlijkse stimuleringssubsidies tot 15.000 euro en eenmalige subsidies tot 5.000 euro

  • 1. a. Jaarlijkse stimuleringssubsidies tot 15.000 euro worden door het college direct vastgesteld.

  • b. Eenmalige subsidies tot 5.000 euro worden ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 18 Verantwoording jaarlijkse stimuleringssubsidies vanaf 15.000 tot 50.000 euro, jaarlijkse exploitatie- en budget subsidies tot 50.000 euro en eenmalige subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1. Indien het betreft een jaarlijkse stimuleringssubsidie tussen 15.000 euro en 50.000 euro, een jaarlijkse exploitatie- of budgetsubsidie tot 50.000 of indien de eenmalige subsidie meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een jaarlijks subsidie: vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar;

    • b.

      bij een éénmalig subsidie: uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een financieel verslag en een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 19 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring afgegeven door een Administratieconsulent (AA) of een Registeraccountant (RA).

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 20 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening alsmede de op deze verordening gebaseerde deelverordeningen buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 2, 4 ,5 en 11 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 22 Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2012 van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw

d.d. 14-12-2017.

De raad voornoemd;

De griffier,

H.M.L. van Soest

De voorzitter,

S.H.M. Strous

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2017

A. Algemene toelichting

De Algemene subsidieverordening is gebaseerd op een modelverordening, die de VNG heeft opgesteld vanuit haar adviserende functie om het subsidiebeleid van gemeenten te stroomlijnen en te actualiseren. De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor subsidieverstrekking door bestuursorganen. Deze regeling in de Awb biedt gemeenten veel vrijheid bij de invulling van hun lokale subsidiebeleid.

Hoofdstuk 1. Grondslag verordening

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift. Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd.

Voor gemeenten betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf

Gebruik en benaming nadere regels

In de praktijk blijkt er veel onduidelijkheid te bestaan over het gebruik van nadere regels in het kader van subsidieverstrekking. Hiervoor gebruiken gemeenten zowel de vorm van deelverordeningen, maar ook vaak beleidsregels of beleidsnota’s. Op grond van artikel 1:3, derde lid Awb wordt onder een beleidsregel verstaan: ”een bij besluit vastgestelde, algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”. Met andere woorden een beleidsregel heeft alleen interne werking.

 

Subsidieverstrekking op basis van alleen beleidsregels is daarom niet mogelijk vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag. Er is altijd een verordening nodig. In die verordening dienen tenminste de activiteiten globaal te worden omschreven, die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Nu in de Algemene subsidieverordening de activiteiten waarvoor subsidie verkregen kan worden niet staan omschreven is er een deelverordening nodig voor deze grondslag.

De opzet van de Algemene subsidieverordening is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de Algemene subsidieverordening zijn opgenomen (procedureverordening). Regels die betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein worden in door het college vast te stellen deelverordeningen uitgewerkt. Dit betekent voor Maasgouw, dat de door het college, op grond van aan hen gedelegeerde bevoegdheid, vastgestelde subsidiebeleidsregels dienen te worden omgezet naar, eveneens door het college vast te stellen, deelverordeningen.

Hoofdstuk 2. Het subsidiebegrip

Om de subsidietitel uit de Awb op een juiste wijze toe te passen, is het van belang dat helder is wat er onder subsidie wordt verstaan. Het begrip subsidie wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie, hoe ook genaamd.

 

Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a.

    het betreft een aanspraak op financiële middelen;

  • b.

    die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • d.

    anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. 

In de praktijk kan het voorkomen, dat er afwijkende termen worden gebruikt, zoals bijdrage, uitkering of vergoeding, terwijl het in feite een subsidie betreft. De gekozen benaming is voor de toepasselijkheid van de subsidietitel niet van belang, ze is gewoon van toepassing als aan de voorwaarden is voldaan.

Soorten subsidies

Gekozen is voor handhaving van de huidige twee soorten subsidies: eenmalige subsidies en jaarlijkse subsidies. De jaarlijkse subsidies zijn nader onderverdeeld in: budgetsubsidie, exploitatiesubsidie en stimuleringssubsidie. Deze indeling is in de Maasgouwse praktijk nog steeds gangbaar en biedt de mogelijkheid om de subsidieverlening beter toe te spitsen op de omstandigheden.

Hoofdstuk 3. Vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten

In de afgelopen jaren heeft deregulering en het daardoor verminderen van de administratieve en bestuurlijke lastendruk hoog in het vaandel gestaan, zowel op rijks- als op decentraal niveau. Bij de ontwikkeling van de onderhavige, nieuwe Modelverordening is nadrukkelijk ook gekeken naar deze dereguleringsaspecten. Met name is gekeken naar het verminderen van de indieningsvereisten, maar ook naar de mogelijkheden van een andere verantwoordingswijze en beter financieel beheer van subsidies. Hierop wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan.

3.1 Het verminderen van de indieningsvereisten

Om in aanmerking te komen voor subsidie moet er in de eerste plaats een aanvraag worden ingediend. En veel belangrijker: bij deze aanvraag moet in veel gevallen een grote hoeveelheid begeleidende stukken worden gevoegd. Wanneer dan wordt bedacht, dat in de praktijk veel (vrijwilligers)organisaties gebruik maken van gemeentelijke subsidies, die niet altijd beschikken over deskundige kennis, en dat er daarnaast regelmatig stukken worden opgevraagd, die niet altijd relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan in een aantal gevallen de conclusie worden getrokken dat de administratieve lasten niet altijd in verhouding staan tot het aangevraagde subsidiebedrag.

Het college bepaalt welke gegevens dienen te worden verstrekt en neemt daarbij de proportionaliteit in acht, dat wil zeggen subsidieaanvragen met bijvoorbeeld meer financiële impact zullen meer gegevens moeten overleggen dan eenvoudigere subsidieaanvragen.

3.2 Verantwoording en financieel beheer van subsidies

Naast het terugdringen van indieningvereisten is het ook mogelijk de administratieve en bestuurlijke lasten te verminderen door een aanpassing van de verantwoordingswijze van de subsidies en een aangepast financieel beheer van het subsidieproces.

Het Rijksbrede subsidiekader

Door het Rijk is het “Rijksbrede subsidiekader” ontwikkeld met als doel te komen tot een efficiëntere en kleinere overheid. Het ontwikkelde subsidiekader uniformeert en vereenvoudigt de regels voor de verantwoording en het financiële beheer van subsidies. Toepassing van het systeem beoogt een besparing van ongeveer 30% in de administratieve lasten en 20% in de bestuurlijke lasten, terwijl het tegelijkertijd voldoende mogelijkheden biedt om op rijksniveau verantwoording af te leggen over de rechtmatigheid. De toepassing van het kader wordt rijksbreed verplicht en verankerd in de aanwijzingen voor de Rijksdienst.

Elementen uit het Rijksbrede subsidiekader worden in aangepaste vorm toegepast op het gemeentelijke subsidieproces en de gemeentelijke organisatie. Het uiteindelijke doel is dat de gemeentelijke procedures, daar waar mogelijk, aansluiten bij die op rijksniveau, zodat het zowel voor de burger als voor de verschillende overheden duidelijker en eenvoudiger wordt.

Uitgangspunten en maatregelen

Het Rijksbrede subsidiekader is ontwikkeld vanuit de volgende uitgangspunten:

  • -

    Het subsidiebedrag en de lasten, die met de subsidieverstrekking gepaard gaan, moeten proportioneel zijn.

  • -

    Er moet een betere sturing plaatsvinden op prestaties en hoofdlijnen: zo wordt er meer gewerkt met prestatiesubsidiëring in plaats van de input op basis van werkelijke kosten. Prestatiesubsidiëring houdt in, dat er een vast bedrag wordt gesubsidieerd ten behoeve van een vooraf overeengekomen activiteit of prestatie. Door het afrekenen op basis van prestaties en het vervallen van de financiële verantwoording bij kleine subsidies worden de lasten verminderd.

  • -

    Regels en verplichtingen moeten meer worden geüniformeerd en vereenvoudigd. Doordat de Awb zoveel ruimte laat, ontstaat er in de praktijk een veelvoud van subsidieverlening en verantwoordingsverplichtingen. Dit leidt tot een versnippering van regels. Het nieuwe subsidiekader bevat uniforme en vereenvoudigde regels voor de aanvraag, uitvoering en verantwoording.

  • -

    Tenslotte wordt er gewerkt vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen. Er komt meer nadruk te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger; er zal niet in alle gevallen meer een uitgebreide verantwoordingsplicht gelden.

Proportionaliteit tussen subsidiebedrag en lasten

Het subsidiekader gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten. Hoe lager het subsidiebedrag, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht.

Voor subsidiebedragen, kleiner dan 15.000 euro, wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen; er wordt niet meer standaard om een verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Achteraf kan een risico­georiënteerde controle plaatsvinden bij de ontvanger. Een meer risicogeoriënteerde aanpak betekent ook een zekere risicoacceptatie. Belangrijk hierbij is dat incidenten niet gelijk tot een systeem­aanpassing zouden moeten leiden. De verantwoordingsfocus bij kleine subsidies ligt op het leveren van de prestatie of dienst in plaats van op de kosten

Het belang van het Rijksbrede subsidiekader voor gemeenten

Veel van de elementen van het Rijksbrede subsidiekader kunnen ook door gemeenten worden overgenomen zonder dat de beleidsvrijheid van gemeenten wordt aangetast. De voorstellen voor uniformering en vereenvoudiging richten zich op de uitvoering en verantwoording en niet op de beleidsmatige afwegingen inzake de verstrekking van subsidies.

In deze verordening is ervoor gekozen om de subsidieverstrekking onder te verdelen in drie vergelijkbare arrangementen, vanzelfsprekend met aangepaste bedragen, om zo te bezien welke verantwoordingsplicht het beste aansluit bij de hoogte van het subsidiebedrag. In de onderhavige (model)verordening is in de artikelen 18,19 en 20 aansluiting gezocht bij dit systeem door de omvang van de verantwoordingsverplichting te koppelen aan de hoogte van het subsidiebedrag.

Bij de verstrekking van relatief kleine subsidies aan het lokale verenigingsleven lopen gemeenten slechts een beperkt financieel risico. Het subsidiebedrag is vaak niet zo hoog, terwijl de administratieve en bestuurlijke lasten naar verhouding vaak wel hoog zijn. In dat verband wordt ervoor gekozen om over te gaan tot directe vaststelling van en/of het verlenen van verantwoordingsvrije subsidies. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de periode, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, te verlengen.

In afwijking van het VNG-model is voor wat betreft Maasgouw het voorstel om jaarlijkse stimuleringssubsidies tot een bedrag tot 15.000 euro direct vast te stellen. De Modelverordening gaat hierbij uit van een bedrag van 5.000 euro. Door het stellen van een bedrag van 15.000,- kunnen alle subsidies aan lokale verenigingen in Maasgouw worden afgedaan op basis van het vereenvoudigd regime. Het “vertrouwensaspect” wordt hierbij dus van toepassing verklaard op alle Maasgouwse verenigingen. Bij twijfelgevallen kan er altijd voor worden gekozen om:

  • de subsidie pas achteraf vast te stellen ná verantwoording of

  • een steekproefsgewijze controle te houden.

Eenmalige subsidies tot 5.000 euro worden verleend en later ambtshalve vastgesteld (binnen 13 weken na afloop van de activiteit). Hier moet wel het “bewijs” worden geleverd dat de activiteit is uitgevoerd en dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

Kenmerkend voor stimuleringssubsidies van minder dan 15.000 euro is, dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Een andere wijze om de administratieve lasten te verminderen, is om subsidie voor langere tijd te verlenen; zo hoeft de aanvrager niet jaarlijks een aanvraag in te dienen. Daarnaast levert het de gemeente tijd en geld op, doordat zij niet iedere keer opnieuw de aanvragen moet beoordelen. In de beschikking tot verlening kan worden aangegeven aan welke tussentijdse verantwoordingseisen moet worden voldaan. In deze verordening is gekozen voor het principe, dat slechts bij meerjarig verstrekte exploitatie- en budgetsubsidies jaarlijks een verantwoording moet worden ingediend. Het college kan bepalen welke gegevens zij in een tussentijdse rapportage verlangt. Het ligt voor de hand om hier aan te sluiten bij de principes, zoals die zijn opgesteld voor de eindverantwoording in het algemeen. Indien noodzakelijk en het subsidiebedrag meer bedraagt dan 50.000 euro zal naast een inhoudelijk verslag ook een accountantsverklaring worden verlangd. Ook kan veel voordeel worden behaald door het instellen van een automatisch bevoorschottingsregime in plaats van de subsidieontvanger slechts een voorschot op aanvraag te verlenen.

Directe vaststelling en verantwoordingsvrije subsidies

Diverse gemeenten werken naar tevredenheid met een systeem van directe vaststelling en verantwoordingsvrije subsidies.

Voordelen:

Minder administratieve lasten - in tijd en kosten - voor aanvragers, zoals vrijwilligersorganisaties. Op deze manier hebben zij meer tijd te besteden aan hun echte werk.

Minder bestuurlijke lasten, want de gemeente hoeft niet meer te wachten op de jaarrekening van veel kleine organisaties. Daarnaast hoeft de gemeente niet meer te controleren en vaststellingsbrieven op te stellen.

Beslistermijnen en Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Per 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Hierdoor lopen bestuursorganen, die zich niet aan de termijnen houden, het risico met een dwangsom te worden geconfronteerd. Het doel van de wet is waarborgen dat de overheid een betrouwbare partner is van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. In de wet staat dat de overheid dit onder andere moet doen door tijdig te beslissen op een aanvraag. De aanvrager heeft daar recht op. Tijdig betekent: binnen de geldende termijn. Dat kan een wettelijke of een redelijke termijn zijn. Een beslissing moet zonodig kunnen worden afgedwongen. Onder bepaalde voorwaarden/situaties kan de gemeente de beslistermijn verlengen.

Niet in behandeling nemen aanvraag

In dit model Algemene subsidieverordening zijn geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De Awb geeft hiervoor voldoende handvaten. Bijvoorbeeld, indien aanvragen niet tijdig of onvolledig worden ingediend, dient de subsidieontvanger een termijn gegund te worden waarbinnen de aanvraag kan worden aangevuld, dit volgt uit artikel 4:5 Awb. Voldoet de aanvrager daar niet aan binnen de termijn, dan kan de gemeente besluiten de aanvraag buiten behandeling te laten. Dat betekent dat de gemeente niet op de inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Of, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan de gemeente op grond van de artikelen 4:46 – 4:50 Awb de subsidieverlening intrekken of wijzigen. Aangezien met deze bevoegdheden een inbreuk gemaakt wordt op het vertrouwensbeginsel, dient hiermee terughoudend en in alle redelijkheid te worden omgegaan. Daarbij zijn de ernst van de tekortkoming en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger van belang zijnde factoren.

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden enkele begrippen verduidelijkt, die in de verordening worden gehanteerd. Het oude begrippenkader is vervallen omdat voldoende duidelijk wordt geacht om welke gemeentelijke organen het gaat. De definities van de soorten subsidies worden al voldoende omschreven in artikel 5. Verstandiger acht de VNG het om het nu voorgestelde begrippenkader te hanteren.

Er is in de definities een onderscheid gemaakt tussen twee vormen van subsidie.

De jaarlijkse subsidie, die bij voorkeur voor meerdere jaren wordt verleend en veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking heeft. In de onderhavige verordening is bepaald dat deze voor een periode van ten hoogste vier jaren worden verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Als subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie, zoals beschreven in artikel 4:51 van de Awb en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een redelijke termijn in acht te worden genomen.

Eenmalige subsidies zijn subsidies voor een bijzonder en/of eenmalige activiteit of voor een project met een eenmalig en/of experimenteel karakter. De activiteiten kunnen een looptijd hebben van langer dan één jaar.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

In het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt. Het ligt voor de hand dat de opsomming van beleidsterreinen aansluit bij de indeling van de programmabegroting.

Het tweede lid biedt het college, evenals nu het geval, de mogelijkheid om deelverordeningen (thans nog “beleidsregels”) vast te stellen voor de diverse subsidiedomeinen. Dat onder nadere regels ook subsidiedeelverordeningen worden begrepen is nu duidelijker omschreven.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid

Regel is, dat subsidie wordt verstrekt aan instellingen die een volledige rechtspersoonlijkheid bezitten. Dit artikel biedt de mogelijkheid om daarvan in bijzondere gevallen af te wijken, dat wil zeggen voor activiteiten die passen binnen het subsidiebeleid en waarbij de omstandigheid dat deze niet worden gerealiseerd door een (volledige) rechtspersoonlijkheid bezittende instelling geen beletsel is.

De eis dat alleen aan rechtspersonen subsidie wordt verleend is mede ter bescherming van de aanvrager. Is de aanvrager een natuurlijk persoon, dan is deze hoofdelijk aansprakelijk c.q. verantwoordelijk voor de besteding van de subsidie. Verder voorkomt het mogelijke fraude en biedt een rechtspersoon meer waarborgen voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten.

Dit artikel is overgenomen uit de Algemene subsidieverordening Maasgouw 2009.

Artikel 4 Bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud.

In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Ook de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te verbinden, berust bij het college.

Artikel 5 Europees steunkader

In 2014 is het nieuwe Europees-rechterlijke staatssteunpakket in werking getreden. Dit heeft aanpassing van een aantal verwijzingen naar Europese regelingen wenselijk gemaakt (artikel 1). Daarnaast zijn op advies van Europa Decentraal enkele meer inhoudelijke voorwaarden ten aanzien van staatssteun opgenomen in de Model ASV. In het bijzonder in artikel 11, tweede lid; uit diverse Europese steunkaders volgt dat een dergelijke imperatieve weigeringsgrond opgenomen dient te worden. Uit de redactie volgt dat de weigeringsgrond enkel werking heeft t.a.v. die Europese steunkaders waar die verplichting in voorkomt (“als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader”).

Artikel 6 Subsidiesoorten

Budgetsubsidie

Budgetsubsidies worden gekenmerkt door een duidelijke inhoudelijke sturing door de gemeente op de prestaties en resultaten die met activiteiten worden bereikt. Zij kunnen worden verleend en later vastgesteld op basis van de behaalde prestaties.

De gemeente verleent uitsluitend budgetsubsidies aan grotere professionele instellingen die meerdere beroepskrachten in dienst hebben. Het gaat om instellingen waarmee de gemeente een langdurige subsidierelatie heeft. Het gaat veelal om relatief grote bedragen. De subsidie heeft betrekking op een aantal basisactiviteiten waarvan de wenselijkheid is vastgelegd in meerjarige door de raad vastgestelde beleidsnota’s en/of programmabegroting. De subsidieverstrekking vindt plaats op basis van output- of prestatieafspraken. De verleningsbeschikking kan worden uitgewerkt in een uitvoeringsovereenkomst.

Exploitatiesubsidie

De gemeente verleent exploitatiesubsidie aan (semi-)professionele instellingen waarmee de gemeente veelal een langdurige subsidierelatie heeft, maar waarbij het nog niet mogelijk of wenselijk is over te gaan tot budgetfinanciering.

De subsidieverstrekking vindt in de regel plaats op basis van de input (subsidiabele kosten) en is gericht op de instandhouding van de betreffende organisatie en de bijbehorende activiteiten. Jaarlijkse heroverweging door de subsidiegever is mogelijk in de vorm van het beschikbaar stellen van meer of minder subsidie met een bijbehorende aanpassing van het activiteitenniveau.

Stimuleringssubsidie

Bij stimuleringssubsidie is er geen direct verband tussen de kostprijs van de gesubsidieerde activiteit en de hoogte van het subsidiebedrag. Het is als het ware een “stimulering” van de activiteiten (een extra steuntje in de rug) die de subsidieontvanger ontplooit. Er is sprake van een stimuleringssubsidie indien de gemeente op basis van een vaste tel-eenheid of een andere verdeelmaatstaf subsidies verdeeld voor bepaalde werksoorten, zoals sportverenigingen of muziekverenigingen. De criteria om voor dergelijke subsidies in aanmerking te komen zijn neergelegd de deelverordeningen. Het betreft hier in het algemeen de subsidies voor het gemeentelijke verenigingsleven.

Eenmalige subsidie

Hierbij gaat het om subsidieverstrekking van activiteiten met een eenmalig, experimenteel of projectmatig karakter. Het kan zowel om grote als kleine bedragen gaan. De subsidie kan zowel aan professionele instellingen als aan vrijwilligersorganisaties worden verleend. In het algemeen geldt dat er sprake dient te zijn van een aanvullende bijzondere activiteit die niet valt en/of niet gefinancierd kan worden uit de reguliere subsidie.

Deze indeling is overgenomen uit de Algemene subsidieverordening Maasgouw 2009.

 

Artikel 7 Subsidieplafond

In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 7 kan het college subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. Uiteraard zijn hierbij de door de gemeenteraad vastgestelde begrotingsbedragen uitgangspunt en leidend.

Inzake het subsidieplafond is een verbeterde tekst toegepast die in lijn is gebracht met artikel 4:28 Awb.

Artikel 8 Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk wordt gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan.

Inzage in de financiële reserves van een instelling, lid 2 sub d, is met name aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte.

In artikel 7, lid 3, worden meer formele eisen gesteld aan instellingen, die voor de eerste maal subsidie aanvragen.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend bij het college. In dit artikel wordt slechts een uiterste indiendatum genoemd voor (meer)jaarlijkse subsidies (was 1 april wordt 1 juni). Overigens worden aan grote instellingen bij voorkeur meerjarige subsidies verleend. Via de tussentijdse rapportage wordt de gemeente op de hoogte gesteld van de resultaten.

Artikel 10 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht.

Uitgangspunt moet zijn, dat afhandelen binnen 13 weken de maximale termijn is, in principe wordt de aanvraag zo servicegericht dus zo snel mogelijk afgehandeld.

Artikel 11 Weigerings-, intrekking- en terugvorderingsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 Awb, worden hier met nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden gronden aangevuld. Met name onderdeel “a” is hier toegevoegd ten opzichte van de “Algemene subsidieverordening gemeente Maasgouw 2009”. Onderdeel “a” benadrukt dat er een duidelijk gemeentelijk belang moet zijn om voor subsidie in aanmerking te komen.

Wat betreft de hoogte van het bezoldigingsmaximum is aangesloten bij de Wnt-normering (Wet normering topinkomens).Het Wnt-bezoldigingsmaximum is door de regering aangemerkt als een evenwichtige, verantwoorde en maatschappelijk aanvaardbare bezoldiging binnen de publieke en semipublieke sector. Hoewel gemeenten op zich vrij zijn om een andere grens te kiezen, wordt dat om twee redenen niet geadviseerd. Ten eerste suggereert het hanteren van andere (hogere of lagere) grenzen dat het doel is – indirect en naast de Wnt – de bezoldigingen die gesubsidieerde instellingen aan functionarissen betalen te normeren. Dat is in het licht van de in paragraaf 5 van de ledenbrief aangehaalde uitspraken juridisch kwetsbaar. Ten tweede is het denkbaar dat subsidieontvangers in het geval van meerdere subsidiërende bestuursorganen met verschillende normen worden geconfronteerd. Dat is niet wenselijk.

Voor de volledigheid moet ook in aanmerking worden genomen dat het overgangsrecht in de Wnt zodanig is vormgegeven dat in principe uiterlijk per 1 januari 2022 alle bezoldigingen van topfunctionarissen zullen (moeten) zijn teruggebracht tot de salarisnorm van de Wnt. Een regeling als nu opgenomen in de Model ASV en Model Subsidieregeling is dus per definitie maar tot 1 januari 2022/2023 nodig.

Artikel 12 Verlening subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

In gevallen, dat het college van oordeel is dat redelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal dit veelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden verplichtingen zijn. Een uitputtende opsomming in de verordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingen komt de overzichtelijk­heid, noch de doelmatigheid van de verordening ten goede. Een bij de beschikking verstrekte bijlage, waarin de verplichtingen zijn opgenomen, is overzichtelijk en klantvriendelijk. Bij de in het tweede lid van artikel 12 te stellen verplichtingen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb.

Het is van belang voor de verantwoording, dat op een heldere manier wordt aangegeven wat met de verlening van de subsidie wordt verlangd. Oftewel: welke indicatoren leiden tot beantwoording van de vraag of de prestatie is geleverd. Toegevoegd is dat de op te leggen subsidieverplichtingen ook kunnen strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 13 Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de subsidieregeling of de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft dus geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidie­verstrekkende gemeente.

Artikel 14 Meldingsplicht

De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere het niet standaard verantwoording afleggen bij jaarlijkse stimuleringssubsidies tot 15.000 euro.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

De meldingsplicht is nu gedetailleerder beschreven door de VNG.

Artikel 15 Vergoeding vermogensvorming

De subsidieontvanger is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een vergoeding aan de gemeente, wanneer de ontvangen subsidie tot vermogensvormingbij de subsidieontvanger heeft geleid. Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor het verwezenlijken van het doel, waarvoor subsidie is verleend: denk aan situaties waarbij de subsidieontvanger goederen vervreemdt, de activiteiten heeft beëindigd, de subsidieverlening of –vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon wordt ontbonden.

Aangezien het niet redelijk is iedere vermogenstoename af te romen is de vergoedingsplicht gehouden aan enkele beperkingen, zoals genoemd in art. 4:41, lid 2, Awb.

Voorbeeld: De gemeente subsidieert de bouw van een clubhuis. De vereniging heft zichzelf open verkoopt het clubhuis. De opbrengst van de verkoop na aftrek van de kosten wordt verdeeld onder de leden.

Voorbeeld: De gemeente subsidieert de exploitatie van een Stichting. De Stichting bouwt een reserve op. De Stichting stopt met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en zet de reserve in voor andere activiteiten die niet passen binnen het gemeentelijke beleid.

Dit artikel is overgenomen uit de “Algemene subsidieverordening Maasgouw 2009”.

Artikel 16 Egalisatiereserve

In dit artikel staan de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het vormen van reserves en voorzieningen. Zonodig kan het college in nadere regels uitwerken wat de totale maximale omvang van reserves en voorzieningen mag bedragen.

Dit artikel is bedoeld om een doelmatige besteding en beheer van subsidiegelden te waarborgen. Daarnaast dient het als stimulans voor de subsidieontvanger om efficiënt met het subsidiegeld om te gaan.

Een dergelijk artikel is ook opgenomen in de Algemene subsidieverordening Maasgouw 2009.

Dit artikel kan nu worden toegepast per beschikking en er hoeft geen nadere regeling aan ten grondslag te liggen.

De figuur van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidie-ontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Artikel 4:72 is opgenomen in afdeling 4.2.8 van de Awb, per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.

Artikel 17 Verantwoording jaarlijkse stimuleringssubsidies tot 15.000 euro en eenmalige subsidies tot 5.000 euro

Kenmerkend voor jaarlijkse stimuleringssubsidies tot 15.000 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling (lid 1 onder b) is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 18 Verantwoording jaarlijkse stimuleringssubsidies vanaf 15.000 tot 50.000 euro, jaarlijkse exploitatie- en budget subsidies tot 50.000 euro en eenmalige subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidiënt de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 12, eerste lid, wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.

Voor kleinere subsidies (denk aan een speeltoestel) is de mogelijkheid geopend in het derde lid voor het college om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Zo zou in het geval van een speeltoestel kunnen worden volstaan met het mailen van een foto daarvan of iets dergelijks.

Artikel 19 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

Bij subsidies van 50.000 euro of meer wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt - tenzij de voorschriften voor subsidies tot 50.000 euro worden toegepast - plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld controlerapport vragen. Het is echter niet verplicht daar in alle gevallen om te vragen. Zekerheid kan ook worden verkregen door steekproefsgewijze controles van de uitvoerings­instanties of door verantwoording in de jaarrekening van een instelling.

Indien er wordt gekozen voor het opvragen van een accountantsverklaring, is het van belang dat de gemeente en de subsidieontvanger vooraf goede afspraken maken over de wijze van verantwoorden en over de aspecten, die in de controle worden betrokken.

Artikel 20 Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.

Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Artikel 21 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidie­verordening of deelverordening te worden neergelegd. Toegevoegd is dat de hardheidsclausule ook kan gelden voor de op deze verordening gebaseerde deelverordeningen. Dan is separate vermelding in de afzonderlijke verordeningen niet nodig.

Artikel 22 Slotbepalingen

Alle slotbepalingen inzake intrekking, overgangsbepalingen, inwerkingtreding en citeertitel zijn nu verwerkt in één artikel 22.