Regeling vervallen per 01-06-2019

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Marum 2015

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-05-2019

Intitulé

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Marum 2015

Nr. 13-3

De raad van de gemeente Marum;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 juni 2015, nr. 15.05.13.;

gezien het advies van de gezamenlijke Wmo-adviesraden van de Westerkwartiergemeenten d.d. 29 april 2015;

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

besluit vast te stellen de

VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG PARTICIPATIEWET GEMEENTE MARUM 2015

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Uitvoering

Uitvoering van deze verordening berust bij het bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier (ISD).

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het bestuur vastgesteld formulier.

Artikel 3. Oordeel verdienen wettelijk minimumloon

  • 1.

    Het bestuur bepaalt of een persoon met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

  • 2.

    Het bestuur kan advies inwinnen over de verdiencapaciteit van de aanvrager.

Artikel. 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen.

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag

De hoogte van de individuele studietoeslag wordt vastgesteld op het bedrag dat aansluit bij het genoemde bedrag op grond van art. 31 lid 2 sub z van de Participatiewet.

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

Een individuele studietoeslag wordt in één keer voor een gehele periode uitbetaald.

Artikel 7. Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening individuele studietoeslag gemeente Marum 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van 1 juli 2015,
, voorzitter.
,griffier.

ALGEMENE TOELICHTING

De Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het bestuur de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrek-ken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een

verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatie-wet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid

van het bestuur. Dit betekent dat het bestuur aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het bestuur kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het bestuur kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

  • 18 jaar of ouder is;

  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatie-wet heeft, en

  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch we mogelijkheden tot arbeids-participatie heeft.

    Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studie-toeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoet-koming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

    De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet bij voorkeur schriftelijk worden ingediend bij het bestuur. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Uitvoering van de verordening

De uitvoering van deze verordening is door de gemeenteraad opgedragen aan het bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier (ISD).

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet. Dit betreft personen die het bestuur ondersteunt bij arbeidsinschakeling:

  • personen die algemene bijstand ontvangen;

  • personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,;

  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en niet-uitkeringsgerechtigden.

    Het bestuur kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

    Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het bestuur vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3. Oordeel verdienen wettelijk minimumloon.

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het bestuur

op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

  • 18 jaar of ouder is;

  • recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatie-wet heeft, en

  • een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeids-participatie heeft.

    Met betrekking tot het laatst genoemde criterium, de zgn. verdiencapaciteit, kan het bestuur advies inwinnen bij een externe deskundige, bijvoorbeeld het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het gaat om advies over het oordeel of een persoon met voltijdse arbeid wel of niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Artikel 4. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen.

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele toeslag.

Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag.

Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 5. Hoogte individuele studietoeslag.

In artikel 5 van deze verordening is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag is gelijk aan het bedrag als genoemd in art. 31 lid 2 sub z van de Participatiewet. Dit is het maximum vrijlatingsbedrag van inkomsten uit arbeid dat van toepassing is voor personen met een medische urenbeperking. Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag. Er is gekozen voor dit bedrag omdat de doelgroep in de Participatiewet waar dit vrijlatingsbedrag op van toepassing is in grote lijnen overeenkomt met doelgroep als bedoeld in deze verordening. Beide doelgroepen zijn niet in staat het minimumloon te verdienen.

Artikel 6. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld. Gekozen is voor een uitbetaling in één keer voor een gehele periode.

Een persoon moet op de datum van de aanvraag voldoen aan de voorwaarden in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Als een persoon op enig moment na de aanvraag hier niet meer aan voldoet heeft dat geen gevolgen voor het recht op een individuele studietoeslag. Dit betekent dat het dus kan voorkomen dat een persoon geen recht op studiefinanciering meer heeft, maar wel nog recht heeft op uitbetaling van een eerder toegekende individuele studietoeslag aangezien uitsluitend de situatie op de datum van de aanvraag bepalend is. Na zes maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt uit artikel 4 van deze verordening.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Dit artikel is bedoeld als een vangnetartikel. Waar de verordening onvoldoende aansluit bij een bijzondere situatie uit de praktijk, kan het bestuur een besluit nemen om daarin te voorzien. Dit kan in een individueel geval zijn waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeente-raad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

Artikel 9. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.