Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening gemeente Meerssen 2006)

Geldend van 01-11-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening gemeente Meerssen 2006)

De raad van de gemeente Meerssen;

gelezen het voorstel van het college d.d. 23 mei 2006 tot aanpassing van de Parkeerverordening gemeente Meerssen aan het bepaalde in de “Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden” alsmede tot doorvoering van redactionele wijzigingen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit;

vast te stellen de “Parkeerverordening gemeente Meerssen 2006”.

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990:

  • het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig:

  • hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren:

  • het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder:

  • degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur:

  • parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats:

  • een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats:

  • een parkeerplaats die 1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of 2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning:

  • een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder:

  • de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1.

    het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een vergunning kan in ieder geval worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbenden plaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig, die een beroep of bedrijf uitoefent en gevestigd is buiten het gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor de uitvoering van werkzaamheden binnen dit gebied;

    • d.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig, die een beroep of bedrijf uitoefent en gevestigd is buiten het gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor het incidenteel uitvoeren van werkzaamheden binnen dit gebied;

    • e.

      een eigenaar of houder van een voertuig, die in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, in de uitoefening van zijn of haar beroep regelmatig werkzaamheden verricht op het gebied van eerstelijns medische dienstverlening, met dien verstande dat de vergunning slechts geldt gedurende de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3.

    het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1.

    het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    het college kan de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn met ten hoogste 8 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste 1 aaneengesloten jaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig [voertuig] te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

  • 1.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig [voertuig] te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is

    • gesteld

      of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig [voertuig] geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft

    • dat

      de parkeertermijn is verstreken.

  • 3.

    Het in het tweede lid van dit artikel vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4.

    Het in het tweede lid van dit artikel vervatte verbod is niet van toepassing op parkeerapparatuurplaatsen waar op grond van de parkeerbelastingverordening gemeente Meerssen naheffingsaanslagen worden opgelegd wegens het niet betalen van het verschuldigde parkeergeld.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 9

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig [voertuig] te parkeren

  • of

    geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig [voertuig] duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis

van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn,

behalve de in artikel 141 van het welboek van strafvordering genoemde

opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen personen / ambtenaren belast.

Artikel 12

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van deze verordening is 1 november 2006.

  • 3.

    Met ingang van de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum vervalt de "Parkeerverordening gemeente Meerssen", vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 3 juni 2004. Deze Parkeerverordening blijft van toepassing op de feiten die zich hebben voorgedaan voor de inwerkingtreding van de Parkeerverordening gemeente Meerssen 2006.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening gemeente Meerssen 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Meerssen d.d. 27 juni 2006.
DE RAAD VOORNOEMD,
De voorzitter, De Griffier,