Algemene voorschriften leidingen gemeente Nieuwegein voor het leggen, hebben, onderhouden of verwijderen van leidingen in de openbare grond binnen de gemeente Nieuwegein

Geldend van 11-02-2014 t/m 31-12-2023

Intitulé

Algemene voorschriften leidingen gemeente Nieuwegein voor het leggen, hebben, onderhouden of verwijderen van leidingen in de openbare grond binnen de gemeente Nieuwegein

College besluit

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

gelet op artikel 2:11 van de Algemene plaatselijke verordening;

overwegende dat het wenselijk is algemene regels vast te stellen inzake het voor het leggen, hebben, onderhouden of verwijderen van leidingen in de openbare ruimte ten behoeve van elektriciteit, water en gas;

besluit:

vast te stellen

Algemene voorschriften leidingen gemeente Nieuwegein

voor het leggen, hebben, onderhouden of verwijderen van leidingen in de openbare grond binnen de gemeente Nieuwegein

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze algemene voorschriften wordt verstaan onder:

a.

APV:

Algemene plaatselijke verordening;

b.

vergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 van de APV;

c.

dwarsprofiel:

de in een schema weergegeven onderlinge afstand tussen kabels en leidingen in de ondergrond;

d.

leiding:

een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of kabel, gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen en kabelgoten;

e.

kunstwerk:

voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur waaronder in ieder geval wordt verstaan een leidingentunnel en leidingenviaduct, en in infrastructuur aanwezige voorziening ten behoeve van de geleiding van een leiding;

f.

leidingsleuf:

het gedeelte dat is ontgraven van de fundering en de ondergrond onder de verhardingen;

g.

provisorisch herstel:

het terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een niet noodzakelijke vaktechnische wijze, maar wel zodanig, dat geen gevaar bestaat voor de weggebruiker;

h.

definitief herstel:

het terugbrengen van de verhardingsmaterialen op vakkundige wijze in zijn oorspronkelijke staat;

i.

degeneratiekosten:

de vergoeding van de schade door achteruitgang van de verharding veroorzaakt door de uitvoering van graafwerkzaamheden onder verhardingsconstructies;

j.

coördinator:

de functionaris coördinator kabels en leidingen in dienst van de gemeente Nieuwegein, die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de uitvoering van het beleid kabels en leidingen van de gemeente Nieuwegein;

k.

registratiesysteem:

geautomatiseerd systeem waarin meldingen van (graaf)werkzaamheden aan leidingen worden verwerkt door of namens de gemeente.

Artikel 2 toepassingsbereik

  • 1. Deze algemene voorschriften zijn van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhoud en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimte en in of op kunstwerken.

  • 2. Deze algemene voorschriften zijn niet van toepassing op kabels, bedoeld in de Telecommunicatiewet.

Artikel 3 leggen van leidingen

  • 1. De leidingen dienen zoveel mogelijk overeenkomstig de dwarsprofielen van de gemeente Nieuwegein te worden gelegd. Een dwarsprofiel kan bestaan uit een ondergrondse zone:

    • a.

      zonder gasleiding of stadsverwarmingleiding;

    • b.

      met een of meer rioolleidingen zonder stadsverwarmingleidingen;

    • c.

      met een of meer rioolleidingen met een of meer stadsverwarmingleidingen met of zonder boom;

    • d.

      die bestaat uit een standaardprofiel, een doorsnede sleuf van de stadsverwarming en een profiel van de stadsverwarming van een gebied in de wijk Galecop.

  • 2. In de door de gemeente aangewezen plantvakken is het niet toegestaan om leidingen te leggen.

  • 3. Bij het leggen van leidingen wordt niet afgeweken van het goedgekeurde tracé in de vergunning. Indien sprake is van onvoorziene omstandigheden bij de uitvoering van de werkzaamheden vindt nader overleg met de gemeente plaats.

  • 4. De vergunninghouder bepaalt voor de aanvang van de werkzaamheden de juiste ligging van de reeds aanwezige leidingen door het (doen) graven van proefsleuven van voldoende omvang en diepte.

  • 5. De ligging van leidingen dient zoveel mogelijk te voldoen aan het gestelde in de normen NEN 1738 en NEN 1739 (ligging van leidingen buiten en binnen de bebouwde kom) en NEN 1237 (stalen leidingen boven 1 bar), tenzij partijen in onderling overleg anders overeenkomen.

  • 6. Indien de plaatsbepaling door middel van proefsleuven niet of onvoldoende mogelijk is wordt binnen vierentwintig uur nadat de vergunninghouder proefsleuf heeft geboord dit aan de coördinator gemeld. De vergunninghouder is verplicht om de werkzaamheden te staken.

  • 7. Indien de plaatsbepaling van de leidingen wordt gewijzigd, kan de vergunning op grond van artikel 1:6, onder b, van de APV gewijzigd worden.

  • 8. Indien de leidingen niet op de voorgeschreven of overeengekomen diepte en of locatie liggen en in ieder geval niet voldoen aan het vijfde lid, dan dient de vergunninghouder op eerste aanvraag van de gemeente deze leidingen op de juiste locatie en of diepte te leggen. De gemeente kan de leidingen, indien de vergunninghouder in gebreke blijft, op kosten van de vergunninghouder (doen) leggen.

  • 9. Bij het toezicht op het leggen van leidingen kan artikel 5:17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht overeenkomstig worden toegepast.

Artikel 4 melding bij het kadaster

De vergunninghouder is verplicht voorafgaand aan de uitvoering de werkzaamheden te melden bij het Kadaster.

Artikel 5 melding aanvang/einde werkzaamheden, schriftelijke informatie omwonenden

  • 1. De uitvoerder meldt de aanvang en het gereed zijn van de werkzaamheden tenminste twee dagen tevoren van de aanvang van de werkzaamheden bij de coördinator via het registratiesysteem.

  • 2. De vergunninghouder draagt zorg voor schriftelijke informatie aan omwonenden en eventuele andere belanghebbenden, tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. Deze informatie bevat in ieder geval over:

    • -

      de start;

    • -

      de duur;

    • -

      de eventuele fasering;

    • -

      de aard van de werkzaamheden;

    • -

      de tijdelijk te treffen verkeersmaatregelen.

Artikel 6 veiligheid en doorstroming verkeer

  • 1. Bij de uitvoering van de werkzaamheden treft de vergunninghouder de nodige maatregelen om de veiligheid en doorstroming van het verkeer te verzekeren.

  • 2. De werkzaamheden worden met inachtneming van het handboek wegafzettingen op niet-autosnelwegen binnen de bebouwde kom C.R.O.W. publicatie 96b te worden uitgevoerd, met dien verstande dat:

    • a.

      behoudens spoedgevallen en of storingen de werkzaamheden in, op, aan of naast de stadsautowegen A.C. Verhoefweg, Gravenhoutseweg, Laaggravenseweg, Pletterburgerbaan, Taludweg en Zuidstedeweg en de wijkontsluitingswegen op werkdagen tussen 09.00 uur en 15.30 uur plaatsvinden, met uitzondering van zon- en feestdagen;

    • b.

      de vergunninghouder verplicht is zodanige maatregelen te treffen dat de wegen, voetpaden daaronder begrepen, gedurende de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk schoon blijven;

    • c.

      de vergunninghouder draagt zo nodig in overleg met de gemeente zorg voor (de aanduiding van) een omleidroute;

    • d.

      tot volledige afsluiting van de wegen en verkeersomleidingen wordt pas overgegaan nadat deze maatregelen door de gemeente zijn gepubliceerd, met uitzondering een volledige afsluiting en verkeersomleiding wegens spoedgeval of storing.

Artikel 7 planningskalender

De gemeente houdt de werkzaamheden waarvoor een vergunning is verleend bij in het registratiesysteem.

Artikel 8 bereikbaarheid hulpdiensten

  • 1. De gemeente stelt de hulpdiensten op de hoogte van de (voorgenomen) werkzaamheden.

  • 2. Indien op een later tijdstip door een plotselinge calamiteit of storing de vergunninghouder genoodzaakt is direct werkzaamheden te verrichten, dan informeert de vergunninghouder zelf de hulpdiensten, dat wil zeggen de politie, brandweer en ambulance. De werkzaamheden worden binnen vierentwintig uur alsnog aan de coördinator gemeld. Buiten kantooruren neemt de vergunninghouder contact met de piketdienst van de gemeente.

Artikel 9 melding schade aan gemeente-eigendommen

De vergunninghouder meldt aan de coördinator schade aan gemeente-eigendommen bij het uitvoeren van werkzaamheden binnen vierentwintig uur nadat de vergunninghouder de schade heeft geconstateerd.

Artikel 10 uitvoering werkzaamheden

  • 1. Bij de uitvoering van de werkzaamheden is het niet toegestaan bestaande asfaltverharding(en) open te breken dan wel kruisingen van leidingen met gemeentelijke wateren zonder vergunning van of namens het college.

  • 2. Het leggen van een leiding onder bestaande asfaltverharding vindt plaats door een gestuurde boring.

  • 3. Bij het leggen van leidingen onder asfaltwegen of toekomstige asfaltwegen of in gemeentelijke watergangen maakt de vergunninghouder gebruik van mantelbuizen, tenzij de toepassing hiervan in redelijkheid niet gevergd kan worden. In dat geval vindt nader overleg met de gemeente plaats.

  • 4. De kruising van een leiding met een gemeentelijke watergang vindt plaats door middel van een boogzinker of door middel van een gestuurde boring.

Artikel 11 bodemverontreiniging

  • 1. Voor de uitvoering van de werkzaamheden neemt de vergunninghouder contact op met milieuadviseur Bodem van de gemeente voor het verkrijgen van informatie over mogelijke bodemverontreiniging.

  • 2. Indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden bodemverontreiniging wordt geconstateerd, meldt de vergunninghouder dit direct bij milieuadviseur Bodem van de gemeente en neemt in overleg met de gemeente maatregelen ter voorkoming van uitbreiding van de verontreiniging en ter voorkoming van schade aan personen, goederen en milieu.

Artikel 12 verwijdering buiten gebruik gestelde leidingen

  • 1. Indien leidingen buiten gebruik worden gesteld en geen functie meer hebben, moeten deze worden verwijderd. Het verwijderen moet op eerste aanzegging van de gemeente gebeuren en geschiedt op kosten van de vergunninghouder.

  • 2. Het verwijderen van leidingen vindt zo veel mogelijk parallel aan andere werkzaamheden aan de weg zoals de aanleg van of het vervangen van riolering.

Artikel 13 herstelwerkzaamheden

  • 1. Bij het aanvullen van de leidingsleuf in de klinkerbestrating moet de aanvulling bestaan uit tenminste 50 cm verdicht zand en in tegelverharding uit tenminste 30 cm verdicht zand.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht op aangeven van de gemeente over te gaan tot definitief herstel van straatwerk als gevolg van aanleg of onderhoud van leidingen.

  • 3. Indien bij de uitvoering van herstelwerkzaamheden blijkt dat als gevolg van eventuele verzakking van de kabel of leiding, moeilijkheden ontstaan bij het herleggen van een riolering, dient de kabel of leiding hergelegd te worden, waarbij de degeneratiekosten hiervan voor rekening komen van de vergunninghouder.

  • 4. Indien bij de uitvoering van herstelwerkzaamheden aan de gemeentegrond, door of in opdracht van de vergunninghouder, blijkt dat wegbestrating, bermen, gronddekking, groenvoorzieningen, waterlopen, kunstwerken en dergelijke niet zijn uitgevoerd overeenkomstig voorschriften op grond van de vergunning dan wel aanwijzingen door of namens de gemeente, kan de gemeente eisen dat zij alsnog overeenkomstig deze aanwijzingen wordt uitgevoerd.

  • 5. Indien na vijf werkdagen, gerekend vanaf de datum waarop de gemeente de vergunninghouder in kennis heeft gesteld van de gebreken en de eis, bedoeld in het vierde lid, kan de gemeente de benodigde herstelwerkzaamheden uitvoeren of uit laten voeren op kosten van de vergunninghouder.

  • 6. Het provisorisch herstellen van werkzaamheden kan worden toegestaan indien de voorwaarden daarvoor bepaald zijn in de vergunning.

  • 7. Voor herstelwerkzaamheden zijn de tarieven van herstelwerkzaamheden nutsbedrijven gemeente Nieuwegein van toepassing.

Artikel 14 beschikbaar stellen revisietekeningen

  • 1. De vergunninghouder stelt binnen een maand na afloop van de werkzaamheden aan de gemeente revisietekeningen digitaal beschikbaar. De gegevens worden aangeleverd conform het Informatie Model Kabels en Leidingen aan de afdeling Grondbedrijf en vastgoedzaken van de gemeente Nieuwegein. Indien de geleverde gegevens meer dan 5% afwijken van normen in het Informatie Model Kabels en Leidingen worden deze gegevens opnieuw juist aangeleverd.

  • 2. Op de tekeningen wordt duidelijk aangegeven waar de nieuwe leidingen, die landmeetkundig zijn ingemeten, zijn gelegd en waar de oude leidingen zijn verwijderd.

  • 3. De gemeente gebruikt deze tekeningen uitsluitend voor eigen doeleinden. De revisietekeningen worden niet aan derden ter beschikking gesteld.

Artikel 15 contactpersoon

De coördinator is contactpersoon voor vragen over deze algemene voorschriften.

Artikel 16 modelaanvraagformulier en modelvergunning

  • 1. De aanvraag voor een vergunning wordt ingediend conform het modelformulier, bedoeld in bijlage A, dat aan dit besluit is toegevoegd.

  • 2. De vergunning wordt verleend conform de modelvergunning, bedoeld in bijlage B, die aan dit besluit is toegevoegd.

Artikel 17 slotbepalingen

  • 1. De Algemene voorschriften voor het leggen van nieuwe leidingen, het vernieuwen, omleggen en herstellen van bestaande leidingen en het plaatsen van palen of masten en dergelijke in, op of boven openbare gemeentegrond of openbaar gemeentewater, vastgesteld op 1 maart 1975, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 februari 1995, worden ingetrokken.

  • 2. Indien een aanvraag is ingediend voor een vergunning op grond van de algemene voorschriften, bedoeld in het eerste lid, en op die aanvraag is niet is beslist op of na de inwerkingtreding van de Algemene regels leidingen Nieuwegein, zijn Algemene regels leidingen Nieuwegein van toepassing bij de beoordeling van die aanvraag.

  • 3. Deze algemene voorschriften treden in werking op 1 juli 2009.

Artikel 18 citeertitel

Deze algemene voorschriften worden aangehaald als: Algemene voorschriften leidingen gemeente Nieuwegein.

Aldus vastgesteld op 12 mei 2009.

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting Algemene voorschriften leidingen gemeente Nieuwegein

Algemeen

De gemeente heeft in het recente verleden met diverse nutsbedrijven overeenkomsten afgesloten onder welke voorwaarden respectievelijk gas, elektra, stadsverwarming en water geleverd wordt en meer specifiek aan welke voorwaarden de gemeente en het nutsbedrijf moeten voldoen bij het plaatsen of verleggen van nieuwe of bestaande leidingen. In elke overeenkomst staan bepalingen onder welke voorwaarden:

  • -

    de gemeente van onderscheidenlijk gas, water, elektriciteit wordt voorzien,

  • -

    partijen leidingen kunnen leggen, verleggen of verwijderen,

  • -

    welke partij moet betalen voor het leggen of verleggen van kabels en leidingen.

Deze overeenkomsten zijn nog steeds geldig, door de liberalisering van de energiemarkt zijn de partijen van juridische structuur en van naam veranderd.

De onderhavige algemene voorschriften strekken tot doel om in het kader van bruikbaarheid en de (verkeers)veiligheid van de openbare weg graafwerkzaamheden in en aan de openbare weg in verband met het leggen, verleggen of verwijderen van leidingen door nutsbedrijven te reguleren. De algemene regels zijn te typeren als algemene vergunningvoorschriften op grond van artikel 2:11 van de APV. Indien sprake is graafwerkzaamheden ten behoeve van leidingen van nutsbedrijven kunnen in de vergunning op grond van artikel 2:11 APV meer technische voorschriften worden opgenomen en worden onderhavige algemene voorschriften van toepassing verklaard.

In artikel 2:11, derde lid, van de APV wordt bepaald dat overheden uitgezonderd zijn van de vergunningplicht. De gemeente is vanuit haar rol als beheerder van de openbare ruimte (gemeentelijk riool) zelf op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur ook gebonden aan de onderhavige voorschriften.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Om een eenduidige uitleg van begrippen te bevorderen wordt in dit artikel een aantal begrippen gedefinieerd.

Artikel 2

In dit artikel wordt uitdrukkelijk bepaald dat de onderhavige algemene voorschriften van toepassing zijn op leidingen van nutsbedrijven. Kabels van telecommunicatiebedrijven vallen onder het wettelijk regime van de Telecommunicatiewet.

Artikel 3

De gemeente hanteert standaarddwarsprofielen bij voor de ligging van leidingen. Conform die gehanteerde dwarsprofielen wordt de riolering bewust in het midden van de straat aangelegd om de bereikbaarheid van het hoofdriool bij calamiteiten en rioolreiniging te waarborgen.

In de tweede tot en met het zevende lid worden diverse aspecten geregeld die de vergunninghouder in acht moet nemen bij het leggen van leidingen. Er wordt uitdrukkelijk verwezen naar NEN-normen aangezien die normen standaard gehanteerd worden (vijfde lid).

In het zevende lid wordt bepaald dat indien de plaatsbepaling van de leidingen wordt gewijzigd, de vergunning op grond van artikel 1:6, onder b, van de APV gewijzigd kan worden. Het gaat hier om wijziging van de vergunning op grond van een verandering van een omstandigheid (namelijk locatie van de leiding is gewijzigd). Een afwijking van een locatie die te verwaarlozen is (minieme afwijking) kan in het interne beheersysteem worden verwerkt. Naar omstandigheden van het geval zal beoordeeld moeten worden of sprake is van een minieme wijziging. Indien sprake is van grotere wijzigingen zal de vergunning hierop aangepast moeten worden.

Artikel 6

De tijdstippen die in de onderhavige algemene voorschriften worden vermeld hebben betrekking op de veiligheid en doorstroming van het verkeer. In artikel 4:6 van de APV is een bepaling over overige geluidshinder opgenomen (in dit geval geluidhinder met betrekking tot werkzaamheden in verband met het o.a. leggen van leidingen). Deze bepaling geldt reeds voor een ieder en hoeft niet apart in deze algemene regels te worden opgenomen. Wel kan in een bestek of in een vergunning de betrokkene gewezen worden op de strekking van de bepaling met betrekking tot overige geluidshinder op grond van deze APV-bepaling.

Artikel 10

Het kan voor komen dat bij de graafwerkzaamheden in of aan de openbare weg een leiding met een gemeentelijke watergang wordt gekruist. Afhankelijk van de situatie kan door middel van boogzinker of door middel van een gestuurde boring worden gelegd of verlegd. Een boogzinker is een soort leidinggoot in de vorm van boog die op een bepaalde diept door een watergang wordt gevoerd en aan weerszijden van de kant van de watergangen omhoog steekt.

In de vergunning kan specifiek bepaald worden waar de boogzinker of een gestuurde boring aan moet voldoen.

Artikel 14

Ten behoeve van de GEO informatiebeheersystemen van de gemeente wordt iedere vergunninghouder (exploitant leidingen) verplicht om een revisietekening aan de afdeling Gevic over te leggen nadat de graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Hierbij wordt voor het afleveren van de gegevens een termijn van een maand gehanteerd.

De tekeningen dienen geleverd te worden volgens het Informatie Model Kabels en Leidingen (IMKL). IMKL is een standaard indeling waarin de leidingen die worden ingetekend een bepaalde eigenschap meekrijgen. In de tekening kan een leiding met een bepaalde kleur in stippellijn worden aangeduid. De tekeningen dienen in een bepaald programma (zogenaamde cadbestand dgn) te worden opgenomen.

Artikel 17

Het tweede lid bevat een overgangsbepaling. De strekking daarvan is dat de onderhavige voorschriften van toepassing zijn indien op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van deze algemene voorschriften zijn ingediend, nog niet is beslist. Hieronder is mede begrepen de situatie dat een bezwaarschrift is ingediend tegen de verleende of geweigerde vergunning waar nog niet op is beslist.

Deze algemene voorschriften treden in werking op 1 juli 2009. De reden hiervoor is dat het voor de uitvoeringspraktijk wenselijk is om het nieuwe regime in werking te laten treden op het moment dat nutsbedrijven bekend zijn met de systematiek van het registreren van meldingen via het registratiesysteem. Daarom wordt een implementatiefase van een maand in acht genomen.