Regeling vervallen per 11-12-2020

Beleidsregels Wet Bibob 2019

Geldend van 05-07-2019 t/m 10-12-2020

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob 2019

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen en de Burgemeester van de gemeente Nijmegen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

gelet op:

• het bepaalde in de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat

• de Wet Bibob per 1 juli 2013 gewijzigd is en de Nijmeegse Beleidsregels Wet Bibob geactualiseerd dienen te worden;

• de Wet Bibob verschaft beleidsruimte bij de besluitvorming en toepassing van de uit deze wet toekomende bevoegdheden;

BESLUITEN:

de Beleidsregels Wet Bibob 2019 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1Definities

  • 1. aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • 2. advies: het advies, bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

  • 3. APV: Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen;

  • 4. Beleidsregels: Beleidsregels Wet Bibob 2019, vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders respectievelijk de Burgemeester;

  • 5. beschikking: een beschikking terzake van een subsidie, alsmede een beschikking terzake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie of ontheffing;

  • 6. bestuursorgaan: het college van Burgemeester en Wethouders respectievelijk de Burgemeester;

  • 7. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde inzake een aanbestedingsprocedure, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan;

  • 8. Bibob-toets: het eigen onderzoek en de beoordeling van een aanvraag door het bestuursorgaan en/of door het Bureau op grond van de Wet Bibob en deze Beleidsregels;

  • 9. Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

  • 10. DHW: Drank- en Horecawet;

  • 11. gebouwde onroerende zaak: een zaak waarbij zich op of onder de grond een gebouw bevindt. Onder gebouw dient hierbij te worden verstaan een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 12. gemeente: gemeente Nijmegen;

  • 13. de/het ‘huidige’: de geldende versie of het geldende artikel ten tijde van het vaststellen van deze Beleidsregels;

  • 14. integriteitsrisico: feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten en/of dat een gevaar bestaat voor aantasting van de reputatie van de gemeente door het verlenen van een beschikking dan wel het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst;

  • 15. onderneming: iedere eenheid die een economische activiteit uitoefent (conform jurisprudentie van het Europese Hof);

  • 16. onroerende zaak: de grond alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken;

  • 17. overheidsopdracht: 1°. een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een rechtspersoon met een overheidstaak, en die betrekking heeft op:

  • a. de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de rechtspersoon met een overheidstaak vastgestelde eisen voldoet,

  • b. de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan, of

  • c. de uitvoering van diensten in de meest ruime zin;

  • 2°. het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een rechtspersoon met een overheidstaak en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen;

  • 18. PGB: Persoonsgebonden budget, waarmee zelf zorg geregeld en ingekocht kan worden;

  • 19. PGB-bureau: een onderneming die enkel en alleen adviseert, de administratie verzorgt en bemiddelt bij het vinden van zorgverleners, een zogenoemd bemiddelingsbureau, of een onderneming die zorg aanbiedt in de vorm van begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging of kortdurend verblijf;

  • 20. PIO: planexploitatie in ontwikkeling: haalbaarheidsonderzoek of quick scan naar ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente, waarbij zowel politiek-bestuurlijke, technische, ruimtelijke en planeconomische aspecten worden onderzocht;

  • 21. planexploitatie: het financiële en inhoudelijke kader, vastgesteld door de Gemeenteraad van Nijmegen, waarbinnen (haalbaar gebleken) projecten worden uitgevoerd;

  • 22. RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

  • 23. seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling conform de definitie in het huidige artikel 3.1.2;

  • 24. vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1°. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2°. huur of verhuur;

  • 3°. het verlenen van een gebruikrecht; of

  • 4°. de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

  • 25. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 26. Wet Bibob: Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • 27. Woningcorporatie: een op grond van het huidige artikel 19 van de Woningwet toegelaten vereniging of stichting, die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is en in het corporatieregister van de Inspectie Leefomgeving en Transport staat vermeld.

Artikel 2 Reikwijdte Wet Bibob

De Wet Bibob is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk) en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze beschikkingen te weigeren dan wel in te trekken en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties niet aan te gaan dan wel te ontbinden, opzeggen of vernietigen wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

Artikel 3 Doel Beleidsregels

De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert, waardoor de veiligheid, leefbaarheid, rechtsorde en/of bestuurlijke slagkracht wordt aangetast. Hiermee wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 4 Uitsluitingsmogelijkheid

  • 1. Uitgezonderd van de toepassing van de Wet Bibob zijn aanvragen gedaan door een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

  • 2. Het bestuursorgaan kan bepalen de Wet Bibob niet toe te passen, indien het bestuursorgaan een Bibob-toets heeft gedaan ten aanzien van een betrokkene in de periode van twee jaar voorafgaand aan een aanvraag of een voornemen tot het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst, waarbij diezelfde betrokkene weer betrokkene is.

Artikel 5 Bijzondere situaties

Naast de toepassing ten aanzien van beschikkingen en privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals hierna in dit hoofdstuk benoemd, zal het bestuursorgaan de Wet Bibob toepassen:

  • 1. indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven en/of informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie en/of één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC en/of het Bureau;

  • 2. indien de Officier van Justitie op basis van de Wet Bibob het bestuursorgaan wijst op de mogelijkheid het Bureau om een advies te vragen.

Artikel 6 Intrekken en ontbinden, opzeggen of vernietigen

Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob ook toepassen bij een onderzoek naar de mogelijkheid tot het intrekken van een reeds verleende beschikking dan wel het ontbinden, opzeggen of vernietigen van een reeds gesloten privaatrechtelijke overeenkomst overeenkomstig hetgeen gesteld in deze Beleidsregels. Bij privaatrechtelijke overeenkomsten dient daarbij rekening gehouden te worden met hetgeen is opgenomen in de overeenkomst zelf en de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Artikel 7 Horeca-ondernemingen en seksbedrijven

  • 1. Het bestuursorgaan pas de Wet Bibob toe op de volgende beschikkingen:

  • a. Drank- en Horecavergunningen, bedoeld in het huidige artikel 3 van de DHW;

  • b. Exploitatievergunningen, bedoeld in het huidige artikel 2.3.1.6 van de APV;

  • c. Exploitatievergunningen seksbedrijf, bedoeld in het huidige artikel 3.2.1 van de APV.

  • 2. Een Bibob-toets zal worden gedaan, indien:

  • a. sprake is van een nieuwe vestiging van een onderneming;

  • b. sprake is van een overname van een onderneming;

  • c. sprake is van een wijziging van een onderneming of

  • d. op grond van nieuwe en/of gewijzigde wetgeving een nieuwe beschikking aangevraagd moet worden door een bestaande onderneming.

  • 3. Uitgezonderd van de toepassing van de Wet Bibob zijn aanvragen voor een slijtersbedrijf en aanvragen tot het laten bijschrijven van een leidinggevende, bedoeld in het huidige artikel 30a van de DHW.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan het bestuursorgaan ten aanzien van paracommerciële rechtspersonen, bedoeld in het huidige artikel 4 van de DHW, een Bibob-toets achterwege laten, tenzij informatie aanleiding geeft tot het doen van een Bibob-toets, welke is verkregen van:

  • a. de (eigen) ambtelijke organisatie;

  • b. één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC;

  • c. het Bureau en/of

  • d. de Officier van Justitie.

Artikel 8 Omgevingsvergunningen bouw

  • 1. Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe op omgevingsvergunningen bouw, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef, onder a, van de Wabo.

  • 2. Een Bibob-toets zal worden gedaan, indien het betreft aanvragen:

  • a. waarbij sprake is van één van de benoemde risicocategorieën, opgenomen in Bijlage 1;

  • b. voor een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000.

  • 3. Uitgezonderd van de toepassing van de Wet Bibob zijn aanvragen ingediend door woningcorporaties.

Artikel 9 Omgevingsvergunningen milieu en beperkte milieutoets

  • 1. Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe op:

  • a. omgevingsvergunningen milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef, onder e, van de Wabo;

  • b. omgevingsvergunningen beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef, onder i, van de Wabo.

  • 2. Een Bibob-toets zal worden gedaan, indien het betreft aanvragen waarbij sprake is van één van de benoemde risicocategorieën, opgenomen in Bijlage 1.

Artikel 10 Aanbestedingen

  • 1. Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe op aanbestedingsprocedures voor overheidsopdrachten, bedoeld in het Inkoopbeleid gemeente Nijmegen (huidige versie juli 2016);

  • 2. Het bestuursorgaan kan in iedere fase van een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht een Bibob-toets doen. Dus zowel diegene(n) die het bestuursorgaan voornemens is te selecteren voor een volgende fase als diegene(n) aan wie het bestuursorgaan voornemens is de betreffende overheidsopdracht te gunnen.

  • 3. Een Bibob-toets kan worden gedaan, indien informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van:

  • a. de (eigen) ambtelijke organisatie;

  • b. één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC;

  • c. het Bureau en/of

  • d. de Officier van Justitie.

Artikel 11 Vastgoedtransacties

  • 1. Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe op vastgoedtransacties. Vanaf het aanbieden van de onroerende zaak, en indien mogelijk zoveel eerder, ter voorbereiding op een eventuele vastgoedtransactie zal het bestuursorgaan kenbaar maken dat een Bibob-toets onderdeel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. Een Bibob-toets zal worden gedaan, indien sprake is van de verkoop van een gebouwde onroerende zaak, die niet is gelegen binnen een planexploitatie of PIO.

  • 3. Buiten de in het tweede lid genoemde mogelijkheid kan bij vastgoedtransacties een Bibob-toets worden gedaan, indien:

  • a. informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau en/of de Officier van Justitie;

  • a. sprake is van één van de benoemde risicocategorieën, opgenomen in Bijlage 1.

  • 4. Indien besloten is tot het doen van een Bibob-toets neemt het bestuursorgaan geen definitief besluit over de verkoop van de onroerende zaak totdat de Bibob-toets is afgerond.

  • 5. Uitgezonderd van de toepassing van de Wet Bibob zijn vastgoedtransacties met woningcorporaties.

Hoofdstuk 3 Procedure

Artikel 12 Bibob-toets

Een toetsing aan de Wet Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene te controleren. Er zal eerst een eigen onderzoek plaatsvinden voordat eventueel aanvullend een advies bij het Bureau wordt aangevraagd.

Artikel 13 Bibob-Vragenformulier

  • 1. Indien op grond van deze Beleidsregels een Bibob-toets wordt gedaan, zal betrokkene één van de bij ministeriële regeling vastgestelde Bibob-Vragenformulieren moeten invullen en moeten inleveren bij het bestuursorgaan. Hierbij moeten ook de in het Bibob-Vragenformulier gevraagde bijlagen worden toegevoegd en de door het bestuursorgaan gevraagde bijlagen.

  • 2. Ingeval het Bibob-Vragenformulier niet dan wel niet volledig is ingevuld en/of niet alle gevraagde bijlagen zijn toegevoegd, kan het bestuursorgaan:

  • a. een aanvraag buiten behandeling stellen, mits betrokkene de gelegenheid heeft gehad het Bibob-Vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen;

  • b. de onderhandelingen voor een (voorgenomen) privaatrechtelijke overeenkomst afbreken, mits de (beoogde) betrokkene de gelegenheid heeft gehad het Bibob-Vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen.

  • 3. Indien uit het Bibob-Vragenformulier of uit de toegevoegde bijlagen blijkt dat aan het bestuursorgaan opzettelijk onjuiste informatie is verschaft en/of weggelaten en/of informatie valselijk is opgemaakt, kan de aanvraag worden geweigerd dan wel de privaatrechtelijke overeenkomst niet worden aangegaan en zal overwogen worden aangifte te doen.

Artikel 14 Conclusie Bibob-toets en gevolgen

  • 1. Indien uit het eigen onderzoek en/of een advies van het Bureau blijkt dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

  • a. zal het bestuursorgaan de beschikking in beginsel weigeren of de verleende beschikking intrekken;

  • b. kan het bestuursorgaan de onderhandelingen afbreken, de privaatrechtelijke overeenkomst niet aangaan of een reeds gesloten privaatrechtelijke overeenkomst ontbinden, opzeggen of vernietigen.

  • 2. Indien uit het eigen onderzoek en/of een advies van het Bureau blijkt dat sprake is van een mindere mate gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

  • a. zal het bestuursorgaan de beschikking verlenen met Bibob-voorschriften of aan de verleende beschikking Bibob-voorschriften toevoegen middels een nieuwe beschikking;

  • b. kan het bestuursorgaan de privaatrechtelijke overeenkomst aangaan onder bepaalde Bibob-voorschriften.

  • 3. Indien uit het eigen onderzoek en/of een advies van het Bureau blijkt dat sprake is van geen gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

  • a. zal het bestuursorgaan de beschikking verlenen of de verleende beschikking in stand laten;

  • b. kan het bestuursorgaan de privaatrechtelijke overeenkomst aangaan of een reeds gesloten privaatrechtelijke overeenkomst in stand laten.

  • 4. In afwijking van het tweede en derde lid kan bij een privaatrechtelijke overeenkomst het bestuursorgaan van mening zijn dat sprake is van een integriteitsrisico op grond waarvan de onderhandelingen worden afgebroken, de privaatrechtelijke overeenkomst niet wordt aangegaan of een reeds gesloten privaatrechtelijke overeenkomst wordt ontbonden, opgezegd of vernietigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Vaststelling en inwerkingtreding

De nieuwe Beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Wet BIBOB 2011 zoals bekend gemaakt op 12 februari 2011 (GB 2011 nr. 29461). De Beleidsregels worden bekend gemaakt op www.overheid.nl.

Artikel 16 Overgangsbepaling

Op reeds lopende aanvragen en onderhandelingen respectievelijk uitgeschreven overheidsopdrachten zijn deze Beleidsregels niet van toepassing.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 juli 2019.

de gemeentesecretaris,

mr. drs. A.H. van Hout

de Burgemeester,

drs. H.M.F. Bruls

respectievelijk

de Burgemeester,

drs. H.M.F. Bruls

Bijlage 1 Risicocategorieën

  • 1.

    Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • 2.

    Autodemontagebedrijven;

  • 3.

    Bedrijven die tweedehands personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen importeren en exporteren;

  • 4.

    Inrichtingen voor de op- en overslag, het verwerken, bewerken en/of vernietigen van schroot met inbegrip van autowrakken;

  • 5.

    PGB-bureaus;

  • 6.

    Seksbedrijven.

Toelichting

Wet Bibob

Op 1 juni 2003 is de Wet Bibob in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen in de sectoren bouw, ICT en milieu.

Op 1 juli 2013 is de Wet Bibob gewijzigd door de inwerkingtreding van de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob. Het openbaar bestuur is met deze wetswijziging in staat gesteld de Wet Bibob toe te passen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij onder meer het aangaan van vastgoedtransacties.

Waarom Beleidsregels?

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van beleidsregels, waarin de gemeente als rechtspersoon met een overheidstaak aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-toets kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om al dan niet tot een Bibob-toets over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen.

Voorts acht de gemeente het van belang om middels deze Beleidsregels van tevoren kenbaar te maken dat zij het uitermate van belang vindt dat haar eventuele zakenrelaties en contractspartijen integer handelen en dat daarover geen twijfels mogen bestaan of ontstaan. Zij wil uitsluitend zaken doen met partijen die geen integriteitsrisico met zich meebrengen.

Uitgangspunten

  • Integriteitsrisico

Of sprake is van een integriteitsrisico, op grond waarvan de gemeente niet tot vergunningverlening over gaat, een privaatrechtelijke overeenkomst niet kan aangaan en/of de onderhandelingen daarover in de precontractuele fase kan afbreken, onderzoekt de gemeente in beginsel zelf door middel van een Bibob-toets. De gemeente maakt daarbij gebruik van openbare bronnen en informatie van haar ketenpartners. Uit de Bibob-toets mag niet blijken dat betrokkene strafbare feiten heeft gepleegd en/of een vermoeden daarvan bestaat.

Evenmin mag sprake zijn van een sterke verwevenheid en/of samenwerking tussen de potentiele betrokkene en derden die in relatie staan tot strafbare feiten en/of daarvan verdacht worden.

Is sprake van een integriteitsrisico dan kan de gemeente op grond daarvan afzien van vergunningverlening, afzien van het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst en/of het beëindigen van de onderhandelingen daarover zonder gehouden te zijn tot vergoeding van eventuele schade en zonder daarbij een termijn in acht te nemen.

Als de resultaten van het eigen onderzoek van de gemeente daartoe aanleiding geven, kan de gemeente een uitgebreidere screening uitvoeren en/of het Bureau om een advies vragen.

  • Subsidiariteit en proportionaliteit

In de Wet Bibob wordt door middel van een aantal procedurele en inhoudelijke waarborgen getracht de juiste balans te vinden tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene en de bescherming van het openbaar belang. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.

Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of geen vastgoedtransactie aan te gaan. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt (subsidiariteitsbeginsel). Van deze aanvullende mogelijkheden wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als bijvoorbeeld een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken.

Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de resultaten van de Bibob-toets evenredig moeten zijn aan de mate van gevaar. Bij de conclusie ernstig gevaar zal in beginsel altijd een voornemen tot het weigeren van de aangevraagde beschikking worden verzonden. Op grond van de ingediende zienswijze zal een nieuwe proportionaliteitstoets plaatsvinden, welke kan leiden tot het oordeel dat een weigering proportioneel is of tot het oordeel dat een weigering niet proportioneel is en dat de conclusie moet worden aangepast naar mindere mate van gevaar.

  • Wijziging van ondergeschikte aard

Feiten en omstandigheden die een geringe betekenis hebben op het totaalplaatje van de nieuwe aanvraag. Hierbij kan gedacht worden aan een wisseling van posities van bestuurders of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van eetcafé naar café, een naamwisseling, een kleine uitbreiding/verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe locatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn.

  • Zal- of kan-bepaling

In deze Beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende beleidsdomeinen van de Wet Bibob en in welke gevallen een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Een onderscheid is van belang, omdat niet op alle gevallen binnen de beleidsdomeinen een Bibob-toets wordt toegepast. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door het gebruik van ‘zal worden toegepast’, waarbij een verplichte Bibob-toets wordt gedaan, en ‘kan worden toegepast’, waarbij een Bibob-toets wordt gedaan wanneer daartoe aanleiding bestaat.

  • Verkregen informatie

In deze Beleidsregels wordt bij een aantal artikelen het doen van een Bibob-toets mogelijk gemaakt als de verkregen informatie daartoe aanleiding geeft. Bij de verkregen informatie gaat het niet alleen om concrete feiten, maar ook om signalen en vermoedens.

  • Risicocategorieën

Uitgangspunt is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag of voorgenomen privaatrechtelijke overeenkomst wordt gedaan en dat de toepassing beperkt blijft tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel de gevallen waarbij de beschikking of privaatrechtelijke overeenkomst op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste is ingegeven door branche- en omgevingskenmerken. Gelet hierop is een aantal risicocategorieën benoemd. Deze lijst is niet uitputtend en kan, indien nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, door het bestuursorgaan worden aangepast.

  • Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom onderscheid?

De publiekrechtelijke onderdelen van de Wet Bibob zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in (het verlenen of intrekken van) vergunningen en subsidies. De privaatrechtelijke overeenkomsten van de Wet Bibob zijn overheidsopdrachten (aanbestedingen) en vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente handelt bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.

De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob, echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de Wet Bibob. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of ontbinden, opzeggen of vernietigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Awb.

De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.

  • Contractsvrijheid

Bij privaatrechtelijke overeenkomsten staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Niet alleen moet zuiver taalkundig gelet worden op de bepalingen van een overeenkomst, maar ook moet gekeken worden naar wat betrokkene(n) in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij ten aanzien van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten. De gemeente is hierbij gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de Wet Bibob zou worden toegepast.

Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar, zoals bedoeld in de Wet Bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.