Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007

Geldend van 01-06-2007 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007

Provinciale Staten van Noord-Brabant

besluiten:

vast te stellen de volgende “Subsidieverordening inrichting landelijk Gebied 2007”

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet inrichting landelijk gebied;

  • b.

    meerjarenprogramma: provinciaal meerjarenprogramma voor het gebiedsgerichte beleid als bedoeld in artikel 2.2 van de wet;

  • c.

    plattelandsontwikkelingsprogramma: het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005 (Pb L 277);

  • d.

    aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134/114);

  • e.

    steunmodule: een regeling voor de verstrekking van een subsidie die als steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet wordt beschouwd.

Artikel 2 Subsidieverstrekking

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten als bedoeld in hoofdstuk 3 van het meerjarenprogramma en door Gedeputeerde Staten aan te wijzen maatregelen van het plattelandsontwikkelingsprogramma.

  • 2 Voor zover de in het eerste lid genoemde subsidie kwalificeert als een steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet en niet bij of krachtens het EG-Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een van in de bijlagen bij deze verordening genoemde steunmodules.

  • 3 Subsidie wordt slechts verstrekt:

    • a.

      voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit;

    • b.

      als de begroting sluitend is;

    • c.

      indien er geen strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid;

    • d.

      indien de uitvoering van de prestaties kostenefficiënt geschiedt.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van deze regeling nadere regels stellen.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen steunmodules vaststellen.

  • 6 Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks subsidieplafonds vast per operationeel doel.

Artikel 3 Niet subsidiabele kosten

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;

  • c.

    verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • d.

    kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;

  • e.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;

  • f.

    kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • g.

    kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • h.

    kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;

  • i.

    exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

     

Aanvraag en subsidieverlening

Artikel 4 Aanvraag

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen termijnen voor het indienen van een aanvraag vaststellen, al dan niet voor afzonderlijke operationele doelen danwel categorieën van subsidie.

  • 2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten op een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 5 Gegevens bij de aanvraag

  • 1 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een aanduiding van te leveren prestaties;

    • b.

      documenten waaruit blijkt dat de bekostiging door medefinanciers voldoende verzekerd is en dat subsidiëring van de prestaties noodzakelijk is;

    • c.

      de financiële planning in perioden van vier maanden, uitgezonderd in de gevallen dat dit niet past bij de aard of schaal van de te leveren prestaties;

    • d.

      een overzicht van alle andere subsidies die een onderneming in de drie jaren die aan de aanvraag voorafgaan heeft verkregen of aangevraagd.

  • 2 Als subsidie ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt aangevraagd, verstrekt de aanvrager de informatie of de verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder d, voor iedere deelnemer in het samenwerkingsverband en tevens een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 6 Beslistermijn verlening

  • 1 Bij toepassing van artikel 4, eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten op de aanvraag binnen 13 weken na afloop van de termijn. In de overige gevallen beslissen Gedeputeerde Staten binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste 13 weken verdagen.

Voorschotten

Artikel 7 Voorschotten

  • 1 Na subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag een voorschot verstrekken.

  • 2 Het voorschot wordt berekend naar rato van gemaakte en betaalde kosten, voorzover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 3 In totaal is het bedrag aan voorschot niet groter dan 80% van het maximaal te verlenen subsidiebedrag.

  • 4 Een verzoek om een voorschot gaat vergezeld van een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 11, eerste lid, behoudens toepassing van artikel 11, tweede lid.

  • 5 Een verzoek om een voorschot wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten op een daartoe vastgesteld formulier.

  • 6 Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het tweede lid, voordat kosten zijn gemaakt en betaald, een voorschot verstrekken aan een natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersoon als deze naar genoegen van Gedeputeerde Staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 8 Uitvoering activiteiten

  • 1 De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2 De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 9 Opdrachten aan derden

  • 1 Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting:

    • a.

      als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden;

    • b.

      als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden te toe te passen. Hiervan kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat haar eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.

  • 2 Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd, dient de subsidieontvanger het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door Gedeputeerde Staten ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.

Artikel 10 Boekhouding

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

    • a.

      alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

    • b.

      bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

  • 2 De subsidieontvanger dient de administratie zeven jaar te bewaren vanaf beëindiging van de subsidiabele activiteiten, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht aan Gedeputeerde Staten ten allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle inlichtingen te verstrekken.

Artikel 11 Voortgang uitvoering

  • 1 De subsidieontvanger brengt drie maal per jaar, of zo vaak als in de beschikking is bepaald, schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten en legt daarbij over een overzicht van boekingsbescheiden en een overzicht van betaalde facturen van die periode.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking als bedoeld in het eerste lid bepalen dat rapportage over de voortgang geheel achterwege kan blijven, als minder dan € 5000,-- subsidie is verstrekt.

Artikel 12 Publiciteit

De subsidieontvanger vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de provincie en, indien van toepassing, van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

Artikel 13 Informatieverstrekking

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Vaststelling

Artikel 14 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van subsidie in binnen drie maanden na afloop van de activiteiten, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 2.

    De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag om vaststelling van:

  • a.

    een subsidiebedrag van meer dan € 50.000,-- een overzicht van de werkelijke inkomsten en uitgaven, voorzien van een verklaring van getrouwheid van een accountant waaruit blijkt dat de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt en dat de subsidieontvanger de activiteit rechtmatig heeft uitgevoerd en de subsidievoorschriften heeft nageleefd;

  • b.

    een subsidiebedrag van minder dan of gelijk aan € 50.000,-- een overzicht van werkelijke inkomsten en uitgaven, die door de subsidieontvanger is gewaarmerkt.

  • 3.

    De subsidieontvanger verstrekt bij de aanvraag een inhoudelijke eindrapportage.

  • 4.

    De aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten op een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 15 Beslistermijn vaststelling

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Zij kunnen de beslissing eenmaal met ten hoogste 8 weken verdagen.

Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling

Artikel 16 Instandhouding

  • 1 De subsidieontvanger houdt minstens tien jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen van het bij of krachtens het eerste lid bepaalde.

Artikel 17 Terugbetaling vergoeding

  • 1 In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld.

  • 2 De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als de activiteiten door een ander worden overgenomen, als de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt en als de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 18 Intrekking en terugvordering

  • 1 De subsidieverlening of subsidievaststelling kan worden gewijzigd of worden ingetrokken voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn respectievelijk is met ingevolge een verdrag voor de provincie geldende verplichtingen.

  • 2 Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

  • 3 De wijziging of intrekking werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verstrekt, tenzij bij de wijziging of intrekking anders is bepaald.

Artikel 19 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, onderdelen a, c en g.

Artikel 20 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.

Artikel 21 Verhouding met de Algemene Subsidieverordening

  • 1 De Algemene Subsidieverordening provincie Noord-Brabant is niet van toepassing op activiteiten, subsidiabel op grond van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007.

  • 2 De bepalingen van de Algemene Subsidieverordening blijven van kracht voor subsidies die zijn aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een tijdstip dat nader door Gedeputeerde Staten wordt bepaald.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007.

 

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 29 september 2006
Provinciale Staten voornoemd,
de voorzitter de griffier
J.R.H. Maij-Weggen mw. drs. E.M.W.J. Wöltgens
Nummer: 1230158
Uitgegeven, 4 oktober 2006
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
drs. W.G.H.M. Rutten