Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier

De gemeenschappelijke regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier.

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Leek, Marum en Noordenveld,

in aanmerking nemende en overwegende dat:

  • -

    de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier met ingang van 1 januari 2005 is aangegaan door de eerdergenoemde colleges,

  • -

    met ingang van 1 januari 2015 de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen in werking is getreden,

  • -

    de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier v óó r 1 januari 2016 in overeenstemming dient te worden gebracht met de gewijzigde tekst van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

besluiten de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier te wijzigen, zodat deze met ingang van 1 januari 2016 als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a)

      De dienst: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 2;

    • b)

      Gemeenten: de bij de regeling aangesloten gemeenten Leek, Marum en Noordenveld;

    • c)

      Raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

    • d)

      Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

    • e)

      Gedeputeerde staten: de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Drenthe en Groningen.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van enige wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam genaamd Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier. Het openbaar lichaam is van rechtswege een rechtspersoon en is gevestigd te Roden.

  • 2. Het rechtsgebied van de dienst omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3: Bestuursorganen

De dienst kent, de volgende bestuursorganen:

  • -

    het algemeen bestuur,

  • -

    het dagelijks bestuur,

  • -

    de voorzitter.

Hoofdstuk 2: Belang, taak en bevoegdheden

Artikel 4: Belang

De dienst behartigt de gemeenschappelijke en afzonderlijke belangen van de gemeenten op het gebied van uitkeringsverstrekking, gesubsidieerde arbeid, arbeidsintegratie en –participatie, sociale activering, schuldhulpverlening, sociale kredietverlening, educatie, inburgering en kinderopvang in het kader van sociaal medische indicatie. De dienst draagt zorg voor een zo doelmatig mogelijke uitvoering van taken en uitoefening van bevoegdheden op de voornoemde terreinen.

Artikel 5: Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Ter vervulling van het in het vorige artikel genoemde doel verricht de dienst in ieder geval alle beleidsvoorbereidende en uitvoerende taken op de in artikel 4 genoemde terreinen. In het ‘Directiestatuut ISD Noordenkwartier’ en de ‘Mandatenlijst ISD Noordenkwartier’ worden deze taken en bevoegdheden nader gespecificeerd.

  • 2.

    Voorts is de dienst belast met:

    * de behandeling en afhandeling van bezwaar- en beroepschriften;

    * de behandeling en afhandeling van klachten die op basis van de interne Klachtenregeling bij de dienst binnenkomen.

  • 3.

    De dienst is bij de uitvoering van deze taken gebonden aan het vastgestelde beleid.

  • 4.

    De colleges dragen al hun bevoegdheden van regeling en bestuur op de in artikel 4 genoemde terreinen, nader benoemd in de bij deze regeling gevoegde mandatenlijst, over aan de dienst.

  • 5.

    De dienst verleent prestaties op verzoek van gemeenten, buiten het in artikel 2 lid 2 en artikel 5 lid 1 genoemd rechtsgebied, indien het algemeen bestuur hiermee instemt. De prestaties worden verleend tegen een overeengekomen prijs. Eventueel verschuldigde B.T.W. zal apart in rekening worden gebracht.

  • 6.

    De taken genoemd onder lid 1 zullen zoveel mogelijk worden uitgevoerd in samenwerking met arbeidsvoorzieningsorganisaties, zorginstellingen en instanties die met de uitvoering van sociale zekerheidswetten zijn belast.

Artikel 6: ‘Verplichte medewerking’

  • 1. De gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die de dienst neemt in verband met de uitoefening van de aan de dienst toegekende bevoegdheden.

  • 2. Indien de gemeente, naar het oordeel van de dienst, de in het vorige lid bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan de dienst namens of ten laste van de betrokken gemeente een besluit uitvoeren of doen uitvoeren.

  • 3. Alvorens over te gaan tot toepassing van het vorige lid, wordt het college van de betrokken gemeente in kennis gesteld van het daarop gerichte voornemen.

Hoofdstuk 3: Het algemeen bestuur

Artikel 7: Positie en bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam.

  • 2. Aan het algemeen bestuur komen met betrekking tot de in artikel 5 omschreven taken alle bevoegdheden toe die aan de colleges behoren, indien en voor zover deze in de regeling niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter.

  • 3. De verdeling van de taken en bevoegdheden tussen het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en het toezicht daarop is analoog aan die welke de Gemeentewet aangeeft voor de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester voor zover daarvan in de regeling niet wordt afgeweken.

  • 4. Het algemeen bestuur delegeert aan het dagelijks bestuur de bevoegdheid om in voorkomende gevallen bezwaar en beroep aan te tekenen tegen besluiten van bestuursorganen.

Artikel 8: Inrichting en samenstelling

  • 1. De colleges wijzen elk twee leden en een plaatsvervangend lid uit hun midden aan als vertegenwoordiger van de gemeente in het algemeen bestuur.

  • 2. De colleges beslissen uiterlijk in de 2de vergadering van elke zittingsperiode over de formele aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst in de eerste vergadering in nieuwe samenstelling uit haar midden een voorzitter aan.

  • 4. Het lid dat ophoudt lid van het college te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Het college dat het aangaat stelt de voorzitter zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van het ontslag.

Artikel 9: Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Besluiten worden genomen in de verhouding Leek:Marum:Noordenveld = 1:1:2. Indien de stemmen staken wordt een voorstel geacht verworpen te zijn.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, doch jaarlijks minimaal twee maal en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste een vijfde deel van de leden van het algemeen bestuur zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats (artikel 17 Gemeentewet en artikel 22 Wet gemeenschappelijke regelingen).

  • 3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in Gemeentewet artikel 25, tweede lid, (stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd), bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd (artikel 19 Gemeentewet en artikel 22 Wet gemeenschappelijke regelingen).

  • 5. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 6. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 7. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 8. Van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, de bepalingen in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet deelname stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (totstandkoming besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het bestuur).

Artikel 10: Besloten vergadering

Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur betreffende geheimhouding omtrent de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23 lid 1 tot en met 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur wordt geen besluit genomen over:

  • -

    De programmabegroting, de wijzigingen daarvan en de jaarstukken,

  • -

    Het liquidatieplan.

Hoofdstuk 4: Het dagelijks bestuur

Artikel 11: Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee leden van het algemeen bestuur.

  • 2. Zij treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 3. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen, vindt plaats binnen acht weken na dat open vallen.

  • 4. Degene, die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 12: Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2. Besluiten worden genomen in de stemverhouding Leek:Marum:Noordenveld = 1:1:2.

  • 3. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten ter zake mee aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

Artikel 13: Taak

De taak van het dagelijks bestuur is:

  • 1.

    Voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd.

  • 2.

    Het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het uitoefenen van de bevoegdheden van dagelijks bestuur op de in artikel 4 genoemde terreinen, waaronder in ieder geval wordt begrepen het besluiten tot het verlenen van bijstand of uitkering.

  • 4.

    Het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen waarmee contact voor de dienst van belang is.

  • 5.

    Het houden van toezicht op het functioneren van de dienst.

  • 6.

    Het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van de dienst.

Hoofdstuk 5: de voorzitter

Artikel 14: Taak

  • 1. De door het algemeen bestuur benoemde voorzitter is ook voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het dagelijks bestuur aan te wijzen.

  • 4. De voorzitter tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6: de directeur

Artikel 15: Directeur

  • 1. De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door een directeur, aan wie in het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt.

  • 2. De directeur vervult in het algemeen bestuur en in het dagelijks bestuur de functie van secretaris. Van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, de bepalingen in artikel 101 tot en met artikel 106.

  • 3. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 4. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 5. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 7. De directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 7: inlichtingen verantwoording en ontslag

Artikel 16: Intern

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven samen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 17: Extern (door algemeen en dagelijks bestuur)

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de colleges ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de colleges alle inlichtingen die door een of meer leden van die colleges worden verlangd.

  • 3. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd. Bij het afleggen van verantwoording en het verstrekken van inlichtingen aan een raad of een lid van een raad is het reglement van orde van die raad van toepassing.

Artikel 18: Extern (door individuele leden van het algemeen bestuur)

Een lid van het algemeen bestuur is het college waarbinnen dit lid functioneert, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van het college aangegeven wijze.

Hoofdstuk 8: Het personeel

Artikel 19: Personeel

  • 1. Het openbaar lichaam kan personeel aanstellen, schorsen en ontslaan.

  • 2. Op het personeel van de dienst zijn de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van de gemeente Noordenveld (met inbegrip van lokale regelingen) van toepassing.

  • 3. De aanstelling, schorsing en ontslag van het personeel van de dienst geschiedt door de directeur.

Hoofdstuk 9: Financiële bepalingen

Artikel 20: Geldelijk beheer en de boekhouding

Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast ter zake van het financieel- en administratieve beheer van de dienst. Het bepaalde in artikelen 186 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken.

Artikel 21: Financiële en beleidsmatige kaders

Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 22: Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 mei een ontwerpbegroting van de dienst voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de gemeenten. In de ontwerpbegroting is het voorgenomen beleid, en de financiële vertaling hiervan, opgenomen.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen 8 weken na toezending van de ontwerpbegroting tot uiterlijk 1 juli het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijzen van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 15 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 5. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na de vaststelling aan gedeputeerde staten uiterlijk vóór 1 augustus.

  • 7. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 8. De directeur legt eens per drie maanden, over het voorgaande kwartaal, in de vorm van een managementrapportage aan het dagelijks bestuur verantwoording af over het uitgevoerde beleid. De managementrapportage wordt door het dagelijks bestuur, na vaststelling, ter kennisname doorgezonden naar de colleges.

  • 9. De inkomsten van de dienst bestaan uit de door de deelnemende gemeenten te betalen vergoeding voor de uitvoering van basistaken van de dienst en uit de vergoeding voor de uitvoering van aanvullende dienstverlening.

  • 10. De deelnemende gemeenten staan garant voor de kosten en verplichtingen van de dienst. De hoogte van de bijdrage per gemeente wordt nader bepaald in een besluit van het algemeen bestuur.

  • 11. Het bepaalde in artikelen 186 en 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen niet is afgeweken.

Artikel 23: Jaarstukken

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de jaarstukken over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden, jaarlijks voor 1 april ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de raden van de gemeenten. De jaarstukken dienen te zijn vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de jaarstukken, ingesteld door de overeenkomstig art. 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundigen en van hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoordingstaak verder dienstig acht.

  • 2. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarstukken en stelt deze vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarstukken binnen twee weken na vaststelling in het algemeen bestuur vergezeld van alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten en uiterlijk vóór 15 juli.

  • 4. Vaststelling van de jaarstukken strekt het dagelijks bestuur tot décharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschriften of andere onregelmatigheden.

  • 5. In de jaarstukken wordt voor elk der gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt onder verrekening van vergoedingen voor diensten die de gemeente aan de dienst heeft geleverd.

Artikel 24: Batig en nadelig saldo

  • 1. Bij besluit van het algemeen bestuur zal nader worden bepaald hoe er wordt omgegaan met een batig saldo in de beheers- en apparaatskosten over enig jaar.

  • 2. Bij besluit van het algemeen bestuur zal nader worden bepaald hoe er wordt omgegaan met een batig saldo in de programmakosten (verstrekkingen, regelingen) over enig jaar.

  • 3. Bij besluit van het algemeen bestuur zal nader worden bepaald hoe er wordt omgegaan met een nadelig saldo in de beheers- en apparaatskosten over enig jaar. Dit met inachtneming van lid 10 van artikel 22.

  • 4. Bij besluit van het algemeen bestuur zal nader worden bepaald hoe er wordt omgegaan met een nadelig saldo in de programmakosten over enig jaar. Dit met inachtneming van lid 10 van artikel 22.

Artikel 25: Financiering

  • 1. Voorschotten voor de dienstverlening van het basispakket worden maandelijks door de dienst aan de gemeenten gefactureerd. De basis hiervoor vormt de programmabegroting van het betreffende jaar.

  • 2. Facturering van aanvullende dienstverlening geschiedt achteraf per kwartaal. De basis hiervoor vormt de urenboekhouding die door de dienst ten aanzien van de aanvullende dienstverlening wordt bijgehouden.

  • 3. De gemeenten zullen er steeds voor zorgdragen dat de dienst over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 4. Indien het algemeen bestuur blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de programmabegroting te zetten, doet het onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de gemeentewet.

Hoofdstuk 10: Het archief

Artikel 26: Archief

Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en beheer van de archiefbescheiden van de dienst. Ten aanzien van de archiefbescheiden zijn de voorschriften, zoals die voor de gemeente Noordenveld zijn of nader zullen worden vastgesteld van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 11: toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en liquidatie

Artikel 27: Toetreding, uittreding

  • 1. De gemeente die wenst toe te treden richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden door aan de colleges onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding vindt plaats indien de raden van de meerderheid der deelnemende gemeenten daarvoor een verklaring van geen bezwaar geven.

  • 4. Het college van een van de deelnemende gemeenten kan tot uittreding besluiten.

  • 5. Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden voor het einde van het kalenderjaar kennis gegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6. De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit genoemd in lid 4 en 5 in kennis is gesteld en het besluit tot uittreding is gepubliceerd.

  • 7. De financiële schade die door de uittreding aan de dienst is toegebracht wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 8. Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in lid 7 wordt door de dienst en de uittredende gemeente een commissie benoemd. Voor de samenstelling van de commissie wijzen de dienst en de uittredende gemeente ieder een lid aan. Beide leden wijzen gezamenlijk een derde aan als voorzitter van de commissie. Het advies van de commissie is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de commissie zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

Artikel 28: Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd bij een zodanig besluit van de colleges van twee derde van de gemeenten. De colleges gaan hier niet toe over dan na verkregen toestemming van de raden.

  • 2. De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan gedeputeerde staten, wordt verzorgd door het dagelijks bestuur.

Artikel 29: Geschillen

Met betrekking tot geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling tussen een of meer van de deelnemende colleges en het bestuur van het openbaar lichaam is artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

Artikel 30: Liquidatie

  • 1. 1 Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de noodzakelijke regels op. Een zodanig besluit wordt met een twee derde meerderheid genomen.

  • 2. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges gehoord, vastgesteld.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 4. Het liquidatieplan wordt vergezeld van een personeelsplan waarin de gevolgen worden geregeld die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. De bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 12: Slotbepalingen

Artikel 31: Inwerkingtreding

  • 1. Het college van de gemeente Noordenveld draagt zorg voor de bekendmaking van deze gewijzigde regeling.

  • 2. De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 32: Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 33: Titel

De regeling kan worden aangehaald als de gemeenschappelijke regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier.